ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ1659

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:GHARL:2015:2577

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHAMS:2014:2785 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid:

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Het hoger beroep De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

ECLI:NL:GHDHA:2015:1193

ECLI:NL:GHDHA:2014:2351

ECLI:NL:GHDHA:2014:3838

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:GHARL:2014:3064

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 1 december 2015 TEGENSPRAAK. Promis

ECLI:NL:RBGEL:2016:1041

ECLI:NL:GHAMS:2014:264

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARN:2006:AX3957

ECLI:NL:GHARN:2008:BG4042

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

ECLI:NL:GHARN:2007:208

ECLI:NL:GHAMS:2016:709

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 2 februari 2016 TEGENSPRAAK Promis

ECLI:NL:GHDHA:2016:3990

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BM4290 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5666 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBGEL:2013:4039

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002

ECLI:NL:GHSHE:2001:AD8580

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:RBAMS:2015:10245

ECLI:NL:RBALK:2011:BQ2782

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:GHAMS:2017:1213

ECLI:NL:GHSGR:2000:AD9850

ECLI:NL:RBZUT:2012:BV2125

ECLI:NL:RBNHO:2015:7578

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692


ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ3733

ECLI:NL:RBZUT:2003:AH9598

ECLI:NL:RBZLY:2010:BO9656

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391

ECLI:NL:RBONE:2013:BY9769

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

ECLI:NL:GHSHE:2017:978

ECLI:NL:RBOVE:2016:1622

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:GHSHE:2015:738

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994

ECLI:NL:GHSHE:2007:BA1899

ECLI:NL:GHARL:2015:8983

ECLI:NL:RBMAA:2006:AY6572

Uitspraak ECLI:NL:GHAMS:2012:BV9608

ECLI:NL:GHSGR:2008:BO1540

ECLI:NL:RBROT:2016:10161

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBALK:2010:BN9788

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 10 februari 2015.

ECLI:NL:RBMNE:2016:4569

ECLI:NL:GHSGR:2011:BR4575

ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ1116

Verkort vonnis van de rechtbank 's-hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

Uitspraak ECLI:NL:GHAMS:2016:1261. Datum uitspraak: Datum publicatie: Zaaknummer:

ECLI:NL:GHAMS:2017:2691 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBALM:2010:BM0983

Transcriptie:

ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ1659 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 15-04-2011 Datum publicatie 18-04-2011 Zaaknummer 23-000014-10 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie Mensenhandelzaak "Judo". Bewijslevering van schuldwitwassen, dat heeft bestaan in het ontvangen van betalingen uit hoofde van als snorder voor prostituees en zekere als pooiers gekwalificeerde mannen verleende taxi-diensten. Geen sprake van schending van het beginsel van ne bis in idem. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak parketnummer: 23-000014-10 datum uitspraak: 15 april 2011 TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman) VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 december 2009 in de strafzaak onder parketnummer 13-529122-08 tegen [verdachte], geboren te [plaats] op [1966], adres: [adres], [plaats]. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 30 november 2009, 2 december 2009 en 9 december 2009 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 23 september 2010, 1 oktober 2010, 18 november 2010, 14 december 2010, 11 maart 2011, 28 maart 2011, 29 maart 2011, 31 maart 2011 en 1 april 2011. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht. Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging dient te worden verklaard, nu er bij de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam al een zaak (parketnummer 13-488173-09) tegen de verdachte aanhangig is gemaakt met betrekking tot zogeheten "snorderactiviteiten". In de laatstbedoelde zaak wordt de verdachte vervolgd wegens overtreding van de Wet Personenvervoer 2000 ten aanzien van onder meer het verrichten van taxivervoer zonder de daarvoor vereiste vergunning.

Het onderzoek ter terechtzitting in die zaak is, blijkens de mededeling van de raadsman, op 10 februari 2010 door de politierechter voor onbepaalde tijd geschorst, in afwachting van de beslissingen in de onderhavige, aan het hof ter beoordeling voorliggende strafzaak. Het hof begrijpt het verweer van de raadsman ten aanzien van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie als een beroep op het ne-bis-in-idem-beginsel, als bedoeld in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Kennelijk is de raadsman van opvatting dat er sprake is van een dubbele vervolging. Het hof verwerpt het verweer van de raadsman, reeds omdat er geen verband bestaat tussen het schuldverwijt dat de verdachte in de onderhavige strafzaak wordt gemaakt en het schuldverwijt dat ten grondslag ligt aan de zaak die thans bij de economische politierechter aan de orde is. Het openbaar ministerie is ontvankelijk in de vervolging. Tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat feit 1 primair: hij in of omstreeks de periode van 01 september 2006 tot en met 20 november 2008 te Amsterdam te Alkmaar te Utrecht te Den Haag te Zaandam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander anderen, in elk geval alleen een ander, genaamd [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] en of één of meer andere vrouwen, door dwang geweld één of meer andere feitelijkheden door dreiging met geweld door dreiging met één of meer andere feitelijkheden door misleiding door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen, (lid 1 sub 1) die [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van (seksuele) handelingen danwel met één van de voornoemde middelen omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen zich daardoor beschikbaar stelde(n) tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden (lid 1 sub 4) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van voornoemde [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen (lid 1 sub 6) die [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen bewogen hem, verdachte één of meer van zijn mededader(s), te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen met of voor een derde, (lid 1 sub 9) bestaande die dwang dat geweld die één of meer andere feitelijkheden die dreiging met geweld die dreiging met één of meer andere feitelijkheden die misleiding dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht dat misbruik van een kwetsbare positie dat voordeel trekken hierin dat hij, verdachte zijn mededader(s),

- die [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen prostitutiewerkzaamheden heeft laten verrichten, - (telkens) een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen heeft afgenomen afgepakt door die [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen heeft laten afstaan weinig van hun/haar verdiensten heeft laten houden, - (op verzoek van zijn mededader(s)) telkens telefonisch contact ten behoeve van één of meer van die mededader(s) heeft onderhouden met die [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen, - (terwijl die [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen prostitutiewerkzaamheden verrichtten) (telkens) in de buurt van die [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen is gebleven die [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen (nauwlettend) in de gaten heeft gehouden, - (telkens) op afroep beschikbaar is geweest als 'snorder', althans als (taxi-)chauffeur, voor één of meer van zijn mededader(s) en of die [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen, - (telkens) die [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen, met gebruikmaking van een auto tegen betaling van een geldbedrag in ruil voor goederen seksuele diensten, heeft vervoerd verplaatst, onder andere van naar de locaties waar door die [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen prostitutiewerkzaamheden werden verricht, - (tijdens het vervoeren van die [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen zijn mededader(s)) een of meermalen de telefoon(s) van één of meer van zijn mededader(s) heeft/hebben opgenomen één of meer van zijn mededader(s) telkens heeft/hebben vervoerd. (artikel 273f lid 1, sub 1, sub 4, sub 6, sub 9 jo lid 2, lid 3, sub 1 van het Wetboek van Strafrecht) feit 1 subsidiair: [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] [medeverdachte 3] [medeverdachte 4] [medeverdachte 5] in of omstreeks de periode van 01 september 2006 tot en met 20 november 2008 te Amsterdam te Alkmaar te Utrecht te Den Haag te Zaandam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander anderen, in elk geval alleen een ander, genaamd [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen, door dwang geweld één of meer andere feitelijkheden door dreiging met geweld door dreiging met één of meer andere feitelijkheden door misleiding door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht door misbruik van een kwetsbare positie heeft/hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen, (lid 1 sub 1) die [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft/hebben gedwongen bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van (seksuele) handelingen danwel met één van de voornoemde middelen/omstandigheden enige handeling heeft/hebben ondernomen waarvan zij wisten, althans redelijkerwijs moesten vermoeden dat die [slachtoffer 1]

[slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen zich daardoor beschikbaar stelde(n) tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden (lid 1 sub 4) opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van voornoemde [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen (lid 1 sub 6) die [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft/hebben gedwongen bewogen hen, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen met of voor een derde, (lid 1 sub 9) bestaande die dwang dat geweld die één of meer andere feitelijkheden die dreiging met geweld die dreiging met één of meer andere feitelijkheden die misleiding dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht dat misbruik van een kwetsbare positie dat voordeel trekken hierin dat die [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] [medeverdachte 3] [medeverdachte 4] [medeverdachte 5], - met die [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen een relatie is/zijn aangegaan, - die [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen prostitutiewerkzaamheden heeft/hebben laten verrichten, - (telkens) een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen heeft/hebben afgenomen afgepakt door die [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen heeft/hebben laten afstaan weinig van hun/haar verdiensten heeft/hebben laten houden, Tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 september 2006 tot en met 20 november 2008 te Amsterdam te Alkmaar te Utrecht te Den Haag, te Zaandam, in elk geval in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen inlichtingen heeft verschaft door - (op verzoek van die [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] [medeverdachte 3] [medeverdachte 4] [medeverdachte 5]) telkens telefonisch contact ten behoeve van één of meer van die [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] [medeverdachte 3] [medeverdachte 4] [medeverdachte 5] te onderhouden met die [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen, - (terwijl die [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen prostitutiewerkzaamheden verrichtten) (telkens) in de buurt van die [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen te verblijven die [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen (nauwlettend) in de gaten te houden, - (telkens) op afroep beschikbaar te zijn als 'snorder', althans als (taxi-)chauffeur, voor één of meer van zijn mededader(s) en of die [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen, - (telkens) die [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen, met gebruikmaking van een auto tegen betaling van een geldbedrag in ruil voor goederen seksuele diensten, te vervoeren te verplaatsen, onder andere van en naar de locaties waar door die [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen prostitutiewerkzaamheden werden verricht,

- (tijdens het vervoeren van die [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] één of meer andere vrouwen zijn mededader(s)) een of meermalen de telefoon(s) van één of meer van zijn mededader(s) op te nemen één of meer van zijn mededader(s) telkens te vervoeren. (artikel 273f lid 1, sub 1, sub 4, sub 6, sub 9 jo lid 2, lid 3, sub 1 jo artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht) feit 2: hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 20 november 2008, te Amsterdam te Alkmaar te Utrecht te Den Haag te Zaandam te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander anderen, in elk geval alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, immers heeft hij, verdachte, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, - één of meer geldbedrag(en) (aangetroffen op 20 november 2008 in de onderbroek op het lichaam van verdachte) van (ongeveer) EUR 6.057,- 880 US dollars 95 Engelse ponden, - (op 20 november 2008 op het adres Poelenburg 355 te Zaandam) een bedrag van (ongeveer) EUR 2.890,- - één of meer contante betalingen uit chauffeursdiensten verleend aan [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] [medeverdachte 3] één of meer andere personen verleend an één of meer vrouwen, die werkzaam zijn zijn geweest in de prostitutie, - één of meer andere goederen geldbedragen verworven voorhanden gehad, terwijl hij (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die/dat voorwerp(en) geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit misdrijf/misdrijven; (artikel 420bis/420ter jo 47 van het Wetboek van Strafrecht) feit 3: hij op of omstreeks 20 november 2008 te Zaandam, in elk geval in Nederland voorhanden heeft gehad (op het adres [adres] te Zaandam) 100, althans één of meer (knal)patronen) (kaliber 9 mm met bodemschrift COS SPT 9 MM), in elk geval een munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van Categorie III; (Artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie) Voor zover in de tenlastelegging taal- schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad. Vonnis waarvan beroep Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Vrijspraak De rechtbank heeft de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde feit vrijgesproken. Blijkens de mededeling van de advocaat-generaal ter terechtzitting heeft het openbaar ministerie zich alsnog neergelegd bij deze vrijspraak. Het hof vat dit aldus op dat de advocaat-generaal voor het onder feit 1 primair ten laste gelegde vrijspraak heeft gevorderd. Deze vordering zal door het hof worden gevolgd. Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde is door de advocaat-generaal een veroordeling gevorderd. Het hof stelt voorop, dat voor bewezenverklaring van medeplichtigheid aan uitbuiting sprake moet zijn van opzet, in elk geval in voorwaardelijke vorm, op deze

uitbuiting. In de omstandigheden van dit geval brengt dit mee dat de verdachte in ieder geval wetenschap moet hebben gehad dat van uitbuiting sprake was. Uit het dossier blijkt dat verdachte vrouwen vervoerd heeft en dat dit soms in afstemming met de medeverdachte(n) gebeurde. Voorts heeft hij voor dit vervoer betalingen ontvangen. Hiermee is echter niet gegeven dat hij willens en wetens het risico op de koop toe heeft genomen dat hij door zijn handelen anderen behulpzaam is geweest bij een door hen gepleegd misdrijf. Ook overigens kan uit het dossier dit voorwaardelijk opzet niet volgen. Nu niet is bewezen dat er sprake is van opzet op het gronddelict zal het hof de verdachte ook van het subsidiair ten laste gelegde vrijspreken. Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder feit 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2 Op grond van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen is de volgende gang van zaken komen vast te staan. De vrouwen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben als prostituee gewerkt en daarmee geld verdiend, terwijl zij beiden als slachtoffer van mensenhandel (in de betekenis van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht) dienen te worden aangemerkt. Een en ander blijkt uit het onherroepelijke vonnis in de strafzaak van [medeverdachte 3] van de rechtbank te Amsterdam van 23 december 2009, waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn opgenomen voor de bewezenverklaring van mensenhandel ten aanzien van beide genoemde vrouwen. Dit vonnis is door de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep overgelegd en is aan de stukken van het dossier toegevoegd. Ook bevat het dossier bewijsmiddelen, waaruit blijkt dat verschillende vrouwen op strafbare wijze door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de prostitutie zijn gebracht en gehouden. Het dossier bevat voorts bewijsmiddelen waaruit blijkt dat de verdachte in ieder geval enkele van de hiervoor bedoelde vrouwen tegen betaling heeft vervoerd, onder meer van en naar hun werkplek in de prostitutie. Het hof wijst op de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], afgelegd bij de politie en ten overstaan van de rechter-commissaris, op de verklaring van [getuige 1] ten overstaan van de rechter-commissaris op de verklaring van [slachtoffer 3] en op de weergave van opgenomen telefoongesprekken. De verdachte heeft zich gedurende geruime tijd bewogen in de kring van -zoals hij heeft verklaard- pooiers en prostituees. Hij heeft, blijkens zijn verklaring afgelegd bij de politie op 20 november 2008, als "snorder" meermalen meisjes vervoerd voor "pooiers". Hij heeft verklaard dat hij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] kende en dat hij ook contact heeft gehad met [medeverdachte 3]. In zijn verklaring, afgelegd ten overstaan van de politie op 20 november 2008, heeft de verdachte gezegd dat hij het niet goed vindt wat [medeverdachte 1] doet, dat hij "niet zo wil worden als hun", dat het hem niet interesseert wat zij doen, dat de politie een meisje moet gaan halen en haar dwingen tot een verklaring tegen de jongens, dat op de site van [medeverdachte 2] genoeg meiden te zien zijn en dat de politie toch weet dat de jongen een pooier is. De stukken in het dossier leveren weliswaar niet het bewijs op van de wetenschap bij de verdachte van de criminele herkomst van de door hem ontvangen geldbedragen, maar gelet in het bijzonder op de inhoud van zijn hiervoor weergegeven verklaring is het hof van oordeel dat de verdachte - die zich kennelijk bewust was van het dubieuze karakter van de gedragingen van de

door hem bedoelde "pooiers" - redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de bedragen die hij ontving voor het vervoer van de hiervoor bedoelde vrouwen voor die "pooiers" van misdrijf afkomstig waren. Bewezen verklaarde Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: feit 2: hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2006 tot en met 20 november 2008, te Amsterdam te Den Haag elders in Nederland, - één of meer contante betalingen uit chauffeursdiensten, verleend aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en verleend aan vrouwen, die werkzaam waren in de prostitutie, heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij telkens redelijkerwijs moest vermoeden dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit misdrijf/misdrijven. feit 3: hij op 20 november 2008 te Zaandam, voorhanden heeft gehad (op het adres [adres] te Zaandam) 100 (knal)patronen (kaliber 9 mm met bodemschrift COS SPT 9 MM), munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van Categorie III. Hetgeen onder feit 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert op: Ten aanzien van feit 2: Schuldwitwassen, meermalen gepleegd. Ten aanzien van feit 3: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. Strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is. Oplegging van straffen De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met aftrek en een werkstraf van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis. Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren met aftrek, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft ervoor gekozen om zich in een circuit van pooiers en prostituees op te houden en daarin zijn diensten als "snorder" aan te bieden. Hij heeft aan die door hem ontplooide illegale taxi-activiteiten geld verdiend, terwijl hij redelijkerwijs heeft moeten vermoeden dat de aan hem betaalde gelden een misdadige herkomst konden hebben, welk risico zich ook heeft gerealiseerd. Aangenomen moet worden dat hij zijn winstbejag heeft laten prevaleren en zodoende de ogen heeft gesloten voor de aan die gelden onderliggende misdrijven. Met zijn handelen heeft hij bovendien het ertoe geleid dat langs illegale weg verkregen geld verder in het economisch verkeer is gebracht. Voorts heeft de verdachte een zeer aanzienlijke hoeveelheid knalpatronen voorhanden gehad, naar zijn zeggen met het oog op de overdracht daarvan aan een ander in Turkije. Het is van algemene bekendheid dat in het bezit van patronen een gevaarzettend element besloten ligt. Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 22 maart 2011 is op naam van de verdachte weliswaar een aantal strafzaken geregistreerd, doch die zaken hebben niet geresulteerd in een veroordeling door de strafrechter. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen is het hof van oordeel dat de oplegging van een werkstraf is aangewezen, met daarnaast - met het oog op zowel het belang van normmarkering als op het belang dat de verdachte van het recidiveren wordt weerhouden - een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur. Ten aanzien van het beslag De aangetroffen geldbedragen behoren toe aan verdachte. Nu onvoldoende vast is komen te staan dat verkrijging hiervan te herleiden is naar (een van de) bewezenverklaarde feiten worden deze geldbedragen teruggegeven aan de verdachte. Toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde. Beslissing Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht. Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij. Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezen verklaarde omschreven. Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder feit 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij. Verklaart dat het bewezen verklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.

Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Stelt de proeftijd vast op 2 (twee) jaren. Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, te weten het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 100 (honderd) uren. Beveelt dat bij niet naar behoren verrichten van de taakstraf, deze wordt vervangen door hechtenis voor de duur van 50 (vijftig) dagen. Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag. Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedragen, te weten: (1) Geld Euro: 27x100 + 46x50 = 5000 euro (2a) Geld buitenlands: 95 pond (2b) Geld Nederlands: 1000 euro (2) Geld buitenlands: 880 dollar (3) Geld euro: 6x10 + 3x5 = 75 euro (4) Geld euro: 16x50 + 7x20 + 5x10 = 990 euro (5) Geld euro: 33x50 + 11x20 + 3x10 = 1900 euro. Dit arrest is gewezen door de vijfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Veldhuisen, mr. R.P.P. Hoekstra en mr. R.M. Steinhaus, in tegenwoordigheid van mr. J.G.W. van Rede, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 april 2011.