Brussels Parlement Datum: juli 2007 Verslag aan het Brussels Parlement voorgelegd door de Staatssecretaris belast met het gelijkekansenbeleid Beleid gevoerd door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering inzake een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in adviesorganen conform de ordonnantie van 5 juli 2001 tot wijziging van de ordonnantie van 27 april 1995 houdende invoering van een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in adviesorganen
I. Inleiding II. Fiches van de adviesorganen III. Overzichtstabel IV. Conclusie V. Bijlagen: Individuele fiches en ontwerp informatiefolder 2
I. Inleiding Het blijft belangrijk om te rapporteren over de (al dan niet) evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in de adviesorganen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De gewestelijke adviesraden zijn opgericht met het doel het beleid te toetsen aan de maatschappelijke realiteit. Het is dus niet meer dan logisch, en ook noodzakelijk, dat zij een weerspiegeling vormen van die maatschappelijke realiteit. De ordonnantie legt in dit verband op dat hoogstens twee derden van de leden van het adviesorgaan van hetzelfde geslacht mag zijn. Op deze manier hoopt men te voorkomen dat met name de vrouwen (52% van de Brusselse bevolking) ondervertegenwoordigd zijn in adviesorganen en niet gehoord worden bij dit adviesbeleid. De evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in alle instanties is een belangrijk onderdeel van het gelijkekansenbeleid en dient in de toekomst een bijzonder aandachtspunt te blijven. Uit de gewestelijke beleidsverklaring van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van juni 2004 blijkt immers dat deze Regering gelijke kansen voor mannen en vrouwen tot één van haar prioriteiten heeft gemaakt en wil dat de gelijkheid tussen mannen en vrouwen zich in de feiten weerspiegelt (bijv. door een evenwicht tussen vrouwen en mannen in alle overheidsinstanties). Voor de derde keer wordt er een verslag opgesteld in verband met de evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in de adviesorganen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. In dit rapport wordt er nagegaan welke adviesorganen voldoen aan de voorwaarden bepaald door de ordonnantie van 5 juli 2001 tot wijziging van de ordonnantie van 27 april 1995 houdende invoering van een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in adviesorganen. Conform artikel 1 van de ordonnantie van 27 april 1995 dient onder adviesorganen te worden verstaan: «alle raden, commissies, comités, werkgroepen of andere organen, ongeacht de benaming ervan, die bij ordonnantie of bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering of van hun departementen of diensten worden opgericht, met uitzondering van die welke op basis van statutaire bepalingen worden opgericht.» In de ordonnantie worden de volgende verplichtingen voorzien voor de adviesorganen: Art. 2. 1. Telkens in een adviesorgaan één of meerdere mandaten ten gevolge van een voordrachtprocedure te begeven zijn, dient per mandaat, door elke voordragende instantie, de kandidatuur van minstens één man en één vrouw voorgedragen te worden. Art. 3. 1. Ten hoogste twee derden van de leden van een adviesorgaan is van hetzelfde geslacht. In dit verslag wordt er gefocust op het resultaat en dus de mate waarin de adviesorganen voldoen aan de eis geformuleerd in artikel 3: dat hoogstens twee derden van de leden van een adviesorgaan tot hetzelfde geslacht mogen behoren. 3
Dit verslag omvat een individuele fiche voor elk adviesorgaan en een globale overzichtstabel van de vertegenwoordiging van mannen/ vrouwen. De gegevens betreffen de situatie op 30 april 2007. II. Individuele fiches In bijlage vindt u de 16 specifieke fiches met betrekking tot de diverse adviesorganen. Onderstaande lijst geeft weer van welke adviesorganen in bijlage de fiche werden opgenomen: 1. Raad voor het Leefmilieu; 2. Brusselse Hoge Raad voor Natuurbehoud; 3. Milieucollege; 4. Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; 5. Adviescommissie voor Buitenlandse Handel; 6. Gewestelijke Ontwikkelingscommissie; 7. Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen; 8. Stedenbouwkundig College; 9. Adviesraad voor Huisvesting; 10. Gewestelijke Adviescomité voor de taxidiensten en diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur; 11. Gewestelijke Mobiliteitscommissie; 12. Artistieke Commissie van de Vervoersinfrastructuren van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; 13. Adviescomité bij de MIVB; 14. Commissie voor de coördinatie van de werken; 15. Raad voor het Wetenschapsbeleid; 16. Gewestelijke Commissie voor de Toegang tot de Bestuursdocumenten 4
1. Overzichtstabel Benaming Toezichthoudende Minister 1. Raad voor het Leefmilieu ; Mevr. Huytebroeck 2. Brusselse Hoge Raad voor Natuurbehoud ; Mevr. Huytebroeck 3. Milieucollege ; Mevr. Huytebroeck 4. Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ; Dhr. Cerexhe 5. Adviescommissie voor Buitenlandse Handel ; Dhr. Picqué 6. Gewestelijke Ontwikkelingscommissie ; Dhr. Picqué 7. Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen ; Dhr. Kir 8. Stedenbouwkundig College Mevr. Dupuis 9. Adviesraad voor Huisvesting ; Mevr. Dupuis 10. Gewestelijk Adviescomité voor de taxidiensten en diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur ; Dhr. Smet 11. Gewestelijke Mobiliteitscommissie ; Dhr. Smet 12. Artistieke Commissie van de Vervoersinfrastructuren van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ; Dhr. Smet 13. Adviescomité bij de MIVB ; Dhr. Smet 14. Commissie voor de Coördinatie van de Werken ; Dhr. Smet 15. Raad voor het Wetenschapsbeleid ; Dhr. Cerexhe 16. Gewestelijke Commissie voor de Toegang tot de Bestuursdocumenten Mevr. Grouwels Totaal aantal leden Totaal aantal mannen Totaal aantal vrouwen Percentage vrouwen 54 31 23 42,6% 41 28 13 31,7% 5 4 1 20% 60 40 20 33,3% 49 33 16 32,6% 45 31 14 31,1% 16 10 6 37,5% 4 3 1 25% 48 27 21 43,7% 25 20 5 20% 66 38 28 42% 14 9 5 35,7% 37 23 14 37,8% 39 38 1 2,6% 20 13 7 35% 9 5 4 44,4% 5
6
2. Conclusie Alhoewel een echte evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in adviesorganen zou betekenen dat er 50% vrouwen en 50% mannen in zetelen, evalueren we in dit rapport de mate waarin de adviesorganen voldoen aan de eis geformuleerd in artikel 3 van de ordonnantie van 5 juli 2001: dat hoogstens twee derde van de leden van een adviesorgaan tot hetzelfde geslacht mogen behoren. Negen van de 16 adviesorganen voldoen aan dit criterium. Dat zijn er evenveel als vorig jaar. De adviesorganen die in totaal minder dan 33,3 % vrouwen onder hun leden hebben, zijn: de Brusselse Hoge Raad voor Natuurbehoud (31,7%) het Milieucollege (20%) de Adviescommissie voor Buitenlandse Handel (32,6%) de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie (31,1%) het Stedenbouwkundig College (25%) het Gewestelijke Adviescomité voor de taxidiensten en diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur (20%) gemachtigde afwijking de Commissie voor de coördinatie van de werken (2,6%) De adviesorganen die vorig jaar en twee jaar geleden de meest onevenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen hadden (de Commissie voor de coördinatie van de Werken en het Gewestelijk Adviescomité voor taxidiensten en diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur), scoren ook dit jaar nog slecht. De Commissie voor de Coördinatie van de Werken doet het met 2,6% slechter dan in 2006 (5,1% vrouwelijke leden) en valt terug van 2 naar 1 vrouwelijk lid. Met deze ene vrouw (tegenover 38 mannen) scoort dit adviesorgaan wel beter dan in 2005 toen er geen enkel vrouwelijk raadslid was. In 2007 is de Commissie voor de Coördinatie van de Werken het adviesorgaan dat het minst aantal vrouwen telt. In het Gewestelijk Adviescomité voor taxidiensten en diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur neemt het aantal vrouwen met 6,7% toe (20% in 2007 t.o.v. 13,3% in 2006). Dit adviesorgaan telt in 2007 5 vrouwen t.o.v. 20 mannen. In 2006 waren er dat maar 4. Wel dient vermeld te worden dat het totaal aantal leden gezakt is van 30 naar 25 en dat dit adviesorgaan gemachtigd is om af te wijken van het principe van de evenwichtige vertegenwoordiging. In het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 11 april 2003 wordt immers duidelijk gesteld dat het Gewestelijk Adviescomité voor de taxidiensten en diensten voor het verhuur van voertuigen met chauffeur geen vrouwelijke kandidaturen kan voorleggen en a fortiori niet in staat is om voor elk mandaat ten minste een man en een vrouw voor te dragen, daar in de taxisector hoofdzakelijk mannen actief zijn. De Adviescommissie voor Buitenlandse Handel, de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie en de Gewestelijke Mobiliteitscommissie zijn de andere drie organen die het beter doen dan vorig jaar. Het percentage vrouwen in de Adviescommissie voor Buitenlandse Handel steeg met 3,2% en evolueerde van 29,4% naar 32,6%. In de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie steeg het percentage vrouwen van 29,2% naar 31,1%. Deze twee organen komen op deze manier dicht in de buurt van de gevraagde 33% (zie onder). Het aantal vrouwen in de Gewestelijke Mobiliteitscommissie steeg van 13 naar 28 waardoor het orgaan 42% vrouwen telt (in 2006 was dat slechts 38,2%). Deze gewijzigde samenstelling is een feit zodra het Ontwerp van besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende de benoeming van de leden van de Gewestelijke Mobiliteitscommissie, ingediend op 12 juli 2007, door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering wordt goedgekeurd. 7
De samenstelling van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is niet gewijzigd. Met 33,3% vrouwelijke leden voldoet dit adviesorgaan net aan de minimumvereiste van de ordonnantie. Overige adviesorganen waarvan het percentage vrouwelijke leden in 2007 niet wijzigde, zijn: de Raad voor het Leefmilieu de Brusselse Hoge Raad voor Natuurbehoud het Milieucollege de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen het Stedenbouwkundig College de Adviesraad voor Huisvesting de Artistieke Commissie van de Vervoersinfrastructuren van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de Gewestelijke Commissie voor de Toegang tot de Bestuursdocumenten In drie van de zestien adviesorganen zetelen bijna voldoende vrouwen om aan de voorwaarden van de ordonnantie van 5 juli 2001 te voldoen. Dat zijn er twee meer dan vorig jaar. De organen waarin net geen 33% vrouwen zetelen, zijn: de Brusselse Hoge Raad voor Natuurbehoud ( 31, 7%) de Adviescommissie voor Buitenlandse Handel ( 32, 6%) de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie ( 31, 1%) Drie van de 16 adviesorganen doen het slechter dan in 2006. De kleinste dalers zijn het Adviescomité bij de MIVB (-2%) en de Commissie voor de Coördinatie van de Werken (-2,5%). Daar in dit laatste orgaan vorig jaar slechts 5,1% vrouwen zetelden, is een terugval naar 2,6% aanzienlijk. Het totaalpercentage vrouwen in de Raad voor het Wetenschapsbeleid valt met 5% terug en evolueert van 40% naar 35%. Als we een volledig andere oefening maken en kijken naar het aantal vrouwen binnen het totaal aantal leden van alle adviesorganen (we maken de som van alle leden van alle organen en dan de som van alle vrouwelijke leden binnen alle organen), komen we uit op een totaalaantal leden van 532 voor de 16 organen. Op deze 532 leden zijn er 353 van het mannelijke geslacht en 179 van het vrouwelijke geslacht. Dit betekent dat 33,6% van alle leden vrouwen zijn. De kaap van één derde vrouwelijke leden wordt hier net gehaald. De beschreven evoluties, het feit dat 9 adviesorganen minstens 33% vrouwelijke leden tellen en het gegeven dat drie op de zestien adviesorganen zeer dicht in de buurt komen van de nodige 33% vrouwelijke leden, laten mij toe te stellen dat de tendens die zich aftekent hoopgevend is. Naar de toekomst toe blijft het mijn stelligste wens dat bij elke vernieuwing rekening gehouden wordt met de verplichting van de ordonnantie van 5 juli 2001 opdat de samenstelling van elke adviesraad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest steeds evenwichtiger wordt. Brigitte Grouwels Staatssecretaris 8