Vraag 3. In hoeverre worden resultaten uit andere Europese landen door de minister relevant geacht voor de effecten van een richtlijn in Nederland?

Vergelijkbare documenten
Terugwerkende kracht Betreft Ondertekening Bekendmaking Kamerstukken Ondertekening Bekendmaking

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Project kermissen 2017 Het aanbod van e-sigaretten en navulverpakkingen op kermissen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

rokenendewet Informatie over de Tabakswet Wat staat er precies in de Tabakswet? Wat houdt het reclameverbod in? Waar moet je op letten als winkelier?

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van, 2015,,

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

18 Tabakswet Vragen en praktijkvoorbeelden Wat u moet weten 18.2 Vragen en praktijkvoorbeelden 18.3 Extra informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 6 juni 2019 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Datum 10 december 2014 Betreft Commissiebrief Tweede Kamer inzake Oprichting Stichting Jongeren Op Gezond Gewicht

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Minister van Financiën, Besluit: De Tijdelijke regeling invoering Wft wordt als volgt gewijzigd:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument SEC(2008) 1995.

Directie Financiële Markten. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. 5 juli 2007 FM M

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. inzake. de stichting FUNDASHON E HENDE. tegen. de Minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 1 december 2011 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

code IB02-SPEC31 versie 07 Inwerkingtreding: 1 juli 2017 pag. 1 van 5

DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN. In overeenstemming met de Minister van Financiën;

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit FOUT: BRON VAN VERWIJZING NIET GEVONDEN

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van [datum], [kenmerk];

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2015D Lijst van vragen

2015D08919 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van , kenmerk ;

Fiche 2: Aanpassing verordening statuut en financiering Europese politieke partijen

No.W /II 's-gravenhage, 16 juli 2012

Antwoorden op vragenlijst Europese Commissie m.b.t. richtlijn 2001/37/EG

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Datum 10 juli 2019 Betreft Beantwoording schriftelijke vragen gelijk speelveld voor alternatieve kredietverleners en banken bij mkb-financiering

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

onder verwijzing naar zijn resolutie van 18 december 1997 over bestrijding van het tabaksgebruik 1,

BESLUIT. Openbare versie. 1 Verloop van de procedure. Openbaar

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

onderzoeksopzet handhaving

Toelichting op de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Heemstede 2014

Inhoudsopgave. 1 Inleiding 1. 2 Doelstelling Relevante wetgeving 2

B en W. nr d.d

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

No.W /IV 's-gravenhage, 7 december 2007

1. Wenselijkheid van het afzien van een akoestisch onderzoek

Raadsbijlage Advies over het bezwaar van de heer drs. J.A. Zijlstra. jaar 2001 een subsidie toe te kennen

giçtzijn om als zodanig gerookt te kunnen worden. Uw opvatting deel Ik Ministerie van Financiën

Rapport. Datum: 21 mei Rapportnummer: 2012/086

Rapport. Datum: 3 december 2003 Rapportnummer: 2003/448

LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld juni De voorzitter van de commissie, Duisenberg. De adjunct-griffier van de commissie, Bartman

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 7 juni 2017 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het boetebeleid voor onverzekerde auto s die buiten gebruik zijn

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG. Datum 23 juni 2016 Betreft Mededinging en Duurzaamheid

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 10 september 2014 Betreft Beantwoording Kamervragen van de leden Bruins Slot en Omtzigt (beiden CDA) (2014Z13486)

vra2000vws.017 LIJST VAN VRAGEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid BESLUIT:

Bepalingen over de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening (Wet veiligheidsregio s)

Protocol. de Inspectie voor de Gezondheidszorg. de Nederlandse Zorgautoriteit

Ons kenmerk z Contactpersoon

Wijziging van de Experimentenwet Kiezen op Afstand in verband met de verlenging van de werkingsduur van die wet.

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 30 juni 2016 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Bergkamp (D66) over de aanpak van pgb-fraude (persoonsgebonden budget) (2013Z07932).

Convenant inzake de samenwerking op grond van art. 64 Wet SUWI

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 18 april 2016 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

2016D22881 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Informatieprotocol Beleidsinformatie Jeugdzorg

1. In artikel 15a, eerste lid, wordt daartoe toestemming heeft gegeven vervangen door: daartoe uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Regels omtrent de instelling van de Autoriteit Consument en Markt (Instellingswet Autoriteit Consument en Markt)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

vws Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 17 juli 2001

Tweede Kamer der Staten-Generaal Aan de leden van de Vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport DATUM

GEMOTIVEERD ADVIES VAN EEN NATIONAAL PARLEMENT INZAKE DE SUBSIDIARITEIT

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Gezamenlijke vragen van de LPF-fractie en de VVD-fractie Vraag 1. Kan de minister de begindatum alsmede de afrondingsdatum van het onderzoek van Cap Gemini Ernst & Young (CGEY), waaraan gerefereerd wordt, aangeven? Antwoord 1. Het onderzoek naar de administratieve lasten als gevolg van de VWS-wetgeving heeft Cap Gemini Ernst & Young in 2003 uitgevoerd. Het rapport is verschenen op 10 februari 2004. Vraag 2. Waarom heeft de minister ervoor gekozen om een rapport over handhaving van een richtlijn over de periode 2002-2004 (VWA evaluatie handhavingservaring Tabakswet) te gebruiken voor evaluatie van een beleidsmaatregel uit 2003? Antwoord 2. De VWA is de overheidsinstantie die de Tabakswet handhaaft of die, anders gezegd, belast is met het toezicht op de naleving. Voor de evaluatie van het tabaksontmoedigingsbeleid in de periode 2002-2004 zijn de bevindingen van de VWA een voor de hand liggende en relevante informatiebron. Voor bedoelde evaluatie zijn echter ook andere informatiebronnen gebruikt, zoals de reacties van relevante stakeholders en onderzoeksgegevens van STIVORO en het RIVM. Overigens gaat de VWA-evaluatie over ervaringen met de handhaving en naleving van de Tabakswet in den brede, en dus niet alleen over een richtlijn. Vraag 3. In hoeverre worden resultaten uit andere Europese landen door de minister relevant geacht voor de effecten van een richtlijn in Nederland? Antwoord 3. Voorop staat allereerst dat Nederland, net als elke andere lidstaat van de EU, uitvoering moet geven aan Europese wet- en regelgeving. Daarnaast ben ik vanzelfsprekend geïnteresseerd in de resultaten van een richtlijn in andere landen. Vraag 4. Op welke wijze zijn de gevolgen van de richtlijn in de vorm van administratieve lasten over de verschillende sectoren van de tabaksindustrie verdeeld? Antwoord 4. In het kader van het onderzoek dat door Cap Gemini Ernst & Young (CGEY) is uitgevoerd, is de tabaksindustrie gevraagd gegevens aan te leveren over de administratieve lasten als gevolg van de Tabakswet. CGEY heeft de administratieve lasten in het rapport verdeeld over de verschillende, relevante bepalingen van de Tabakswet. Er is in het rapport geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende sectoren binnen de tabaksindustrie. Vraag 5. Deelt de minister de mening van de Europese Commissie dat er, in afwachting van de verschillende overleggen op Europees niveau en de onvolledigheid van de voor handen zijnde

informatie, nog geen nieuw beleid opgesteld kan worden (Commissiedocument COM(2005) 339 definitief, blz. 6)? Antwoord 5. Onder aan pagina 7 van haar verslag over de toepassing van richtlijn 2001/37/EG stelt de Commissie dat zij vanwege de onvolledigheid van de door de industrie verstrekte informatie en de geringe voortgang die is bereikt met artikel 6 (nog) geen voorstel voor een gemeenschappelijke lijst van ingrediënten heeft kunnen opstellen. Het opstellen van een dergelijk voorstel is bepaald in artikel 12 van de richtlijn. Ik ben van mening dat de Commissie er in de gegeven situatie goed aan doet vooralsnog niet te komen met een voorstel voor een gemeenschappelijke lijst van (toegestane) ingrediënten. Vraag 6. Vindt de minister het niet prematuur om te stellen dat de door de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) voorgestelde wetswijziging (boeteregime etiketteringsovertredingen) doorgevoerd zal worden, gezien het feit dat de huidige wetten met betrekking tot het tabaksontmoedigingsbeleid nog geëvalueerd moeten worden, alsmede met de Kamer bediscussieerd moeten worden? Antwoord 6. Nee, ik vind dat niet prematuur. In mijn brief van 23 september jl. heb ik aangegeven dat het hier gaat om een omissie die hersteld dient te worden. Uit artikel 1, onderdeel d, van de Tabakswet volgt namelijk dat overtreding van de daarin genoemde artikelen ook wordt verwerkt in de bijlage bij de Tabakswet. Voor de artikelen 2, 3 en 3a is dat nog niet gebeurd. Het herstel van deze omissie staat los van de evaluatie van het tabaksontmoedigingsbeleid, maar is in dat kader door de VWA gesignaleerd. Overigens deel ik niet uw mening dat het tabaksontmoedigingsbeleid nog moet worden geëvalueerd. Zie hiervoor het antwoord op vraag 11. Vraag 7. Welke subsidies anders dan aan de Stichting Volksgezondheid en Roken (STIVORO) worden verstrekt met als doel het voorlichten op het gebied van tabaksontmoediging? Antwoord 7. STIVORO is de enige organisatie die vanuit VWS subsidie ontvangt voor publieksvoorlichting op het gebied van tabaksontmoediging. Vraag 8. Kan de minister de effecten van voorlichting op het tabaksontmoedigingsbeleid kwantificeren, anders dan te stellen dat het aantal rokers is gedaald? Antwoord 8. Ik heb op dit punt niets toe te voegen aan de tekst die ik op 17 juni naar de Tweede Kamer heb gestuurd en aan hetgeen ik hierover tijdens de algemeen overleg op 22 juni heb opgemerkt. Vraag 9.

Is het nog steeds zo dat de minister hecht aan evaluatieperiodes na minimaal drie en maximaal vijf jaar, zoals in het verleden tijdens de evaluatie van Zorg Onderzoek Nederland en Medische Wetenschappen (ZonMw) is benadrukt? Antwoord 9. De evaluatie die ik op 17 juni aan de Kamer heb doen toekomen behelst een evaluatie van het tabaksontmoedigingsbeleid in den brede. Hiervan maken zowel de Tabakswet, accijnswetgeving, voorlichtingsprogramma s en andere preventieactiviteiten deel uit. Voor wat ik met voornoemde evaluatie heb beoogd verwijs ik naar het antwoord op vraag 11. De evaluaties van en door ZonMw staan hier los van. Vraag 10. Kan de minister wat betreft de intentieverklaring tussen VWS, de Hartstichting, het Koningin Wilhelminafonds (KWF) en het Astmafonds, de resultaten van het samenwerkingsverband aan de Kamer rapporteren zodat deze meegenomen kunnen worden in de evaluatie van het tabaksontmoedigingsbeleid? Antwoord 10. In mijn brief van 17 juni heb ik uiteengezet waarom ik heb besloten de evaluatie van het tabaksontmoedigingsbeleid en de verdere uitwerking daarvan (actieplan) te splitsen. De reden hiervoor was de Intentieverklaring tabaksontmoediging die KWF Kankerbestrijding, Astma Fonds en Hartstichting op 15 juni jl. samen met mij hebben ondertekend. De vier partijen streven ernaar om hun gezamenlijke plan aan het eind van 2005 te presenteren. Vanzelfsprekend zal ook de Kamer van het resultaat in kennis worden gesteld. Wat betreft de evaluatie van het tabaksontmoedigingsbeleid verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 11. Vraag 11. Op welke termijn zal de minister een procedure aan de Kamer voorstellen die gevolgd zal gaan worden met betrekking tot de evaluatie van het tabaksontmoedigingsbeleid? Antwoord 11. In mijn brieven aan de Kamer van 8 april (TK 29800 XVI, nr. 55) ben ik ingegaan op de aard en reikwijdte van de evaluatie van het tabaksontmoedigingsbeleid, alsmede de daarbij gevolgde procedure. Bij brief van 17 juni heb ik de Kamer de evaluatie doen toekomen. Daarin heb ik nog eens verwoord wat ik met de evaluatie heb beoogd: een overzicht geven van de beleidsontwikkelingen en de ontwikkeling van de rookprevalentie sinds 1990. Dit moet gezien worden als inleiding op een verdere uitwerking van het tabaksontmoedigingsbeleid (zie het antwoord op vraag 10). Tijdens het algemeen overleg op 22 juni heb ik toegezegd de Kamer op twee punten nadere informatie te sturen: de kosten (ten behoeve van handhaving enerzijds en voorlichting anderzijds) en de administratieve lasten voor de tabakssector. Bij brief van 23 september (TK 30300 XVI, nr. 67) heb ik de Kamer de toegezegde informatie doen toekomen. Op grond van het voorgaande zal het geen verbazing wekken dat ik niet voornemens ben de Kamer een procedure voor te stellen, die gevolgd zal worden met betrekking tot de evaluatie van het tabaksontmoedigingsbeleid. De evaluatie is reeds uitgevoerd. Vraag 12.

Waarom wil de minister de productregulering (teer en nicotinegehaltes) onder de bestuurlijke boetes brengen? Is de minister niet van mening, dat alleen al de hoge kosten van het uit de handel halen van producten met een foutieve vermelding het onwaarschijnlijk maken dat bedoelde verplichtingen met opzet worden overtreden? Hebben deze hoge kosten niet op zich al een voldoende afschrikwekkende werking? Waarom is daar bovenop dan nog het dreigen met een (hoge) bestuurlijke boete nodig? Hoe vaak zijn de bedoelde etiketteringsregels overigens sinds hun inwerkingtreding door de tabaksindustrie overtreden? En als nog geen overtredingen zijn geconstateerd, waarom dan toch het daarop van toepassing verklaren van het regime van bestuurlijke boetes? Waarom is de minister het dan niet eens met de stelling dat zijn voornemen daarmee tot de categorie overbodige regelgeving moet worden gerekend? Antwoord 12. Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 6. Vraag 13. Kan de minister aangeven in hoeverre bij de vaststelling van bestuurlijke boetes in het (onwaarschijnlijke) geval van een overtreding van eerdergenoemde etiketteringsverplichting de daarbij van belang zijnde factoren een reële rol spelen? Kan de minister dit per relevante factor aangeven, te weten: 1. het in potentie te behalen voordeel door het begaan van de overtreding; 2. preventieve werking; 3. het feit dat het gaat om grote internationale concerns? Antwoord 13. Waarom overtreding van de bepalingen ingevolge de artikelen 2, 3 en 3 a onder het regime van de bestuurlijke boeten moet worden gebracht heb ik in mijn antwoord op vraag 6 uiteengezet. Dit betekent dat een overtreding kan worden bestraft met een boete van maximaal 4500. Indien het bij overtreding te behalen financiële voordeel het bedrag van 4500 (aanzienlijk) zou overstijgen is er de mogelijkheid om de overtreding via het economisch strafrecht (de Wet op de economische delicten) aan te pakken. De kans dat een dergelijke situatie zich zal voordoen acht ik overigens niet zo groot. Vraag 14. Klopt het dat een deel van de administratieve lasten van de Tabakswet en onderliggende regelgeving voor de kerftabaksindustrie zijn oorsprong niet vindt in Europese regelgeving, dit in tegenstelling tot wat de minister aan de Kamer heeft meegedeeld? Om welk deel gaat het daarbij en welk bedrag is daarmee gemoeid? Antwoord 14. De informatie in de brief van 23 september jl. (TK 30300 XVI, nr. 67) is afkomstig uit het rapport Nulmeting administratieve lasten Ministerie Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Deelrapport Domein Gezondheidsbescherming van Cap Gemini Ernst & Young (2004). Hierin staat dat de administratieve lasten als gevolg van de Tabakswet voor 100% voortvloeien uit EU-regelgeving. Artikel 3 van het Besluit maximumgehaltes aan teer, nicotine en koolmonoxide in sigaretten en shag, waarin is bepaald dat de teeropbrengst van een shagje van 750 mg vanaf 1 mei 2004 niet meer dan 12 milligram mag bedragen, vindt niet zijn oorsprong in Europese regelgeving. Deze teernormering voor shag vormt echter geen administratieve last volgens de Actal-definitie.

De verplichting om op alle verpakkingseenheden van shag het nicotinegehalte en het teergehalte (per shagje van 750 mg) aan te duiden vastgelegd in artikel 4 van het Aanduidingenbesluit tabaksproducten is evenmin een uitvloeisel van Europese regelgeving. In dit geval gaat het wel om een administratieve last. De maximering van het teergehalte in shag en de verplichting voor shagfabrikanten om de teer- en nicotinegehalten op de verpakkingen te zetten mogen dan niet direct het gevolg zijn van Europese regelgeving, wel is het zo dat deze regelgeving aanhaakt bij de eisen die aan sigaretten worden gesteld (richtlijn 2001/37/EG). Anders dan in de meeste andere lidstaten van de EU wordt in Nederland veel shag gerookt. De administratieve lasten voor de tabaksbranche als gevolg van de Tabakswet vinden hun oorsprong dus voor het overgrote deel in Europese regelgeving. Bij de totstandbrenging van de betreffende Nederlandse regelgeving het Besluit van 21 januari 2002 tot wijziging van het Besluit maximumgehaltes aan teer, nicotine en koolmonoxide in sigaretten en van het Aanduidingenbesluit tabaksproducten (Stb. 2002, 84) is de Vereniging Nederlandse Kerftabaksindustrie (VNK) gevraagd de administratieve lasten te beramen, die het gevolg zijn van het voldoen aan deze regelgeving. De totale kosten zouden volgens de VNK 9,5 miljoen gulden (zie de toelichting bij voornoemd Besluit van 21 januari 2002) of 4,3 miljoen bedragen. Desgevraagd heeft de VNK eind 2004 een overzicht en raming van de administratieve lasten ingevolge de Tabakswet aan de Kamer doen toekomen. Met betrekking tot het Besluit van 21 januari 2002 heeft de VNK becijferd dat het voldoen hieraan tot en met 2004 heeft geleid tot circa 3,8 miljoen aan administratieve lasten. Van dit bedrag wordt 950.160 toegerekend aan de verplichting om de teer- en nicotinegehalten op de verpakkingen te vermelden. Het voldoen aan de teermaximering zou 2.825.000 aan administratieve lasten met zich meebrengen. Zoals hiervoor al aangegeven kan dit laatste bedrag niet onder de noemer administratieve lasten worden gebracht. Vraag 15. Aan welke voor de rijksoverheid geldende eisen en voorwaarden moeten beleidsevaluaties van de overheid voldoen? Voldoen de evaluatie van de Tabakswet en de door de VWA uitgebrachte evaluatie aan die eisen en voorwaarden? Zo neen, aan welke eisen en voorwaarden voldoen zij niet en wat is daarvan de reden? Antwoord 15. Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 11. Vraag 16. Welke methodiek is gehanteerd bij de aan de Kamer gepresenteerde evaluatie van de Tabakswet en is dat een methodiek die aan de voor beleidsevaluaties geldende richtlijnen van de overheid voldoet? Kan de minister aangeven waarom een evaluatie die slechts inzicht geeft in de uitgaven van de handhaving van de Tabakswet en van de voorlichtingsactiviteiten op het gebied van het tabaksontmoedigingsbeleid beschouwd kan worden als een adequate evaluatie? Waarom is in de evaluatie geen aandacht besteed aan de effectiviteit van de verschillende wettelijke regels die in de afgelopen jaren in het kader van het tabaksbeleid zijn getroffen? Waarom is geen aandacht besteed aan mogelijke positieve of negatieve neveneffecten van die regels en aan de problemen waartoe de interpretatie en uitvoering van die regels voor de betrokken branches en voor de burgers in de praktijk blijken te leiden?

Antwoord 16. Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 11. Vraag 17. In welke mate en op welke wijze zijn de betrokken branches door het ministerie bij de evaluaties betrokken? Klopt het dat geen gehoor is gegeven aan meerdere verzoeken van de onderscheiden branches om met de minister c.q. zijn ambtenaren te overleggen over de voorbereiding en de uitvoering van de evaluaties en over problemen waartoe de uitvoering van de Tabakswet in de praktijk aanleiding geeft? Antwoord 17. Zoals uit mijn brief van 8 april jl. blijkt, heb ik in december 2004 een groot aantal bij het tabaksontmoedigingsbeleid betrokken organisaties uitgenodigd mij schriftelijk te informeren over hun ervaringen met het bestaande tabaksontmoedigingsbeleid en hun ideeën over de verdere ontwikkeling van dit beleid. De respons was bevredigend, en de gegeven antwoorden waren duidelijk. Aan de kant van het ministerie bestond daarom geen behoefte aan nader overleg. Vraag 18. Kan de minister aangeven op welke wijze en in welke mate hij heeft voldaan aan de eerdere vragen vanuit de Kamer over de kwaliteit van de voorliggende evaluaties van de Tabakswet en van de EU-richtlijn? Is de minister bereid om de Kamer alsnog antwoord te geven op de openstaande vragen die eerder dit jaar vanuit de Kamer over de aan de orde zijnde evaluaties zijn gesteld? Antwoord 18. Wat betreft de (kwaliteit van de) evaluatie van het tabaksontmoedigingsbeleid, dat overigens meer omvat dan alleen de Tabakswet, kan ik hier volstaan met een verwijzing naar mijn vorige antwoorden. Met betrekking tot de evaluatie van EU-richtlijn 2001/37/EG inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaksproducten merk ik het volgende op. Ingevolge artikel 11 van de richtlijn heeft de Europese Commissie een verslag opgesteld over de toepassing van de richtlijn. Men zou dit een evaluatie kunnen noemen. Bij brief van 30 maart 2005 heb ik de Kamer de antwoorden doen toekomen, die de Nederlandse regering heeft gegeven op een vragenlijst van de Europese Commissie. Bij brief van 23 september heb ik u het verslag van de Europese Commissie toegestuurd. Het mag duidelijk zijn dat u mij niet kunt aanspreken op de kwaliteit van dit verslag. Mijns inziens zijn alle vragen hiermee beantwoord. Vraag 19. De minister verwijst naar de evaluatie van de VWA over de handhavingservaring Tabakswet 2002-2004. Op 23 september jl. heeft de tabaksindustrie de minister op een aantal punten om een nadere uiteenzetting en verduidelijking gevraagd. Het betreft met name het handhavingsbeleid, (reclame in) tabaksspeciaalzaken, overige verkooppunten, het begrip reguliere presentatie, roken op de werkplek en de leeftijdsgrens. Heeft de minister al gereageerd op deze brief en kan de Kamer daarvan een afschrift ontvangen? Antwoord 19. Mijn antwoord aan de Stichting Sigarettenindustrie (SSI) zal ik u separaat doen toekomen.