De Rekeningencommissie heeft op 5 augustus 2015 (RIS ) verzocht om een audit op het proces Terugvordering bijstand.

Vergelijkbare documenten
1. De beslagvrije voet bedraagt voor schuldenaren die kunnen worden aangemerkt als:

BELEIDSREGELS TERUGVORDERING PARTICIPATIEWET GEMEENTE HELLEVOETSLUIS

Beleidsregels terugvordering & verhaal WWB, IOAW, IOAZ

Beleidsregels terugvordering & verhaal WWB

Beleidsregels terug- en invordering in het kader van WWB, IOAW, IOAZ en WIJ Hoofdstuk I Algemeen Artikel 1 Begripsbepalingen

Vordering ex artikel 19, lid 1 Invorderingswet 1990 De beslagvrije voet

De beleidsregel treedt in werking, de dag na publicatie, 21 februari 2013.

Beleidsregels Terug- en Invordering Participatiewet (2015) Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijmegen,

Beleidsregels terugvordering & verhaal WIJ

Terugvordering bijstand

Beleidsregels terugvordering uitkeringen gemeente Noordoostpolder 2015

Beleidsregels verhaal en terugvordering Participatiewet gemeente Slochteren. Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Slochteren,

De beleidsregels treden in werking op het tijdstip waarop de verordening bestuursrechterlijke geldschulden in werking treedt: 4 december 2012.

Politieke schriftelijke vragen (art. 39 RvO)

Terugvorderingsbeleid Midden-Drenthe

Beleidsregels terugvordering WWB, IOAW, IOAZ en verhaal WWB

Vast te stellen de gewijzigde invulling van richtlijn nr. B123 Aflossingsregels terugvorderingsschulden

Beleidsregels terugvordering en verhaal gemeente Amstelveen

Beleidsregels Terugvordering en Verhaal Participatiewet Hellevoetsluis 2017

Beleidsregels terugvordering, invordering en verhaal WWB/IOAW/IOAZ gemeente Vught.

Beleidsregels terug- en invordering WWB, IOAW en IOAZ per 1 januari 2013

Beleidsregels opschorting, intrekking en terug- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ Rotterdam 2016

BELEIDSREGEL BIJSTANDSVERHAAL 2015

Debiteurenbeleid Sociaal Domein Waalre

Participatiewet (Tekst geldend op: )

De raad van de gemeente Schouwen-Duiveland;

De beleidsregel treedt in werking, de dag na publicatie, 21 februari 2013.

HOOFDSTUK 2 GEHEEL OF GEDEELTELIJK AFZIEN VAN VERDERE TERUGVORDERING

Beleidsregels Terugvordering WWB, IOAW & IOAZ

Beleidsregels terug- en invordering WWB, IOAW en IOAZ gemeente Geldermalsen 2013

Beleidsregels 2013 e.v. van de gemeente Montferland inzake terugvordering inzake WWB, IOAW en IOAZ

GEMEENTEBLAD. Nr Beleidsregel terugvordering gemeente Elburg

ALGEMEEN TERUGVORDERING

Beleidsregels terugvordering, invordering, leenbijstand en verhaal PARTICIPATIEWET, IOAW en IOAZGR Ferm Werk

Beleidsregels terugvordering, verhaal en invordering Kempengemeenten 2016

Beleidsregels opschorting, intrekking en terug- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ Rotterdam 2017

HOOFDSTUK I ALGEMEEN. Artikel I Begripsomschrijvingen. Regeling terugvordering en verhaal 2019 Waalre

Beleidsregel Terug- en invordering 2018

Beleidsregels Terug- en invordering Participatiewet, IOAW, IOAZ gemeente Leusden 2018

Zundertse Regelgeving Wetstechnische informatie

Toelichting op de Beleidsregels Terugvordering Afdeling Mens en Werk 2013

Beleidsregels inzake opschorting, herziening, intrekking en terugvordering van bijstand en inkomensvoorzieningen

gezien het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 10 februari 2015;

Het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Geertruidenberg

Rapport. Rapport over een klacht over het college van burgemeester en. wethouders van Wageningen. Publicatiedatum: 13 november 2014

Beleidsregel Terugvordering, aflossing en kwijtschelding Participatiewet Den Haag 2017

Overzicht (belangrijke) inhoudelijke wijzigingen beleid Terugvordering naar aanleiding van nieuwe beleidsregels Terug- en invordering 2017

BELEIDSREGELS TERUGVORDERING WET WERK EN BIJSTAND

BELEIDSREGELS TERUGVORDERING UITKERINGEN WET WERK EN BIJSTAND 2013

Beleidsregels Terug- en Invordering en Verhaal Participatiewet gemeente Haarlem

OVERZICHT WIJZIGINGEN WWB (FRAUDEWET) Tekst nieuwe artikel Inhoud wijziging Gevolgen voor: 1 van 8

Besluit College van BenW

Beleidsregels terugvordering inkomensvoorzieningen gemeente Dinkelland 2013

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Toelichting beleidsregels Terugvordering WWB WIJ IOAW IOAZ 2010

GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2010 Nr. 23

Beleidsregels Terug- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ Olst-Wijhe

Beleidsregels terug- en invordering sociale zekerheidswetten gemeente Bussum 2014

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GRAVE;

Beleidsregel terug- en invordering PW, IOAW en IOAZ 2018

ECLI:NL:RVS:2012:BY5907

Dit document omvat dan ook de Beleidsregels en Uitvoeringsvoorschriften Terugvordering en Verhaal van de gemeente Gouda.

Beleidsregels Terugvordering en Verhaal 2015

VERORDENING VERREKENING BESTUURLIJKE BOETE BIJ RECIDIVE GEMEENTE ASSEN 2015.

TOELICHTING OP DE BELEIDSREGELS

BELEIDSREGEL HERZIENING, INTREKKING EN TERUGVORDERING REGIONALE DIENST WERK EN INKOMEN KROMME RIJN HEUVELRUG (RDWI) 2013

Artikel 1 Verhaal van bijstand Burgemeester en wethouders maken gebruik van de bevoegdheid tot het verhalen van kosten van bijstand:

Het Dagelijks Bestuur van ISD BOL. Vast te stellen de Beleidsregels Boete ISD BOL In te trekken de Beleidsregels Boete ISD BOL 201 5

Hoofdstuk I Algemeen 2

TERUGVORDERING VAN BIJSTAND

Beleidsregel Terugvordering bijstand/uitkering Het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Almelo;

Hoofdstuk 1 - Algemeen

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Beleidsregels terugvordering en verhaal Participatiewet, Ioaw en Ioaz gemeente Maasgouw 2015

Inhoudsopgave. Hoofdstuk I Algemeen 2. Hoofdstuk II Geheel of gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering 3. Hoofdstuk III Invordering 4

Vakgroep Bijeenkomst Uitkeringsadministratie & Backoffice

Beleidsregels terugvordering- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 gemeente Waterland

Gewijzigde beleidsregels terug- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Zoeterwoude 2015

Beleidsregels herziening, terugvordering en verhaal 2015

B&W 16 maart 2010 Gemeenteblad BELEIDSREGELS HERZIENING, INTREKKING EN TERUGVORDERING WET INVESTEREN IN JONGEREN (WIJ)

BELEIDSREGEL inzake opschorting, herziening, intrekking en terugvordering van uitkeringen 2015 (beleidsregels terugvordering Utrecht 2015)

gelet op artikelen 1:3 en 4:81, lid v van de Algemene wet bestuursrecht en artikelen 54 en 58 tot en met 60 van de Wet werk en bijstand,

Beleidsregels terugvordering, invordering, verhaal en kwijtschelding Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015

gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders, nr d.d. 7 juli 2015;

besluit: vast te stellen de Maatregelenverordening Participatiewet, Ioaw en Ioaz 2015 gemeente Heerde.

GEMEENTEBLAD. Nr Beleidsregels Terug- en invordering 2015

Debiteurenbeleid gemeente Eindhoven

De audit betreft de volgende zaken:

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Participatiewet 2015 Neerijnen

B&W 20 april 2010 Gemeenteblad GEWIJZIGDE RICHTLIJN NR. B123 AFLOSSINGSREGELS TERUGVORDERINGSSCHULDEN

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2015

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 28 september 2004; gezien het advies van de commissie Inwonerszaken d.d.

Parlementaire geschiedenis. Beslagvrije voet met terugwerkende kracht aanpassen (art. 475d lid 7 Rv) Van 1 april 1991 tot heden

Beleidsregels bestuurlijke boete (Fraudewet) Ede 2017

gelet op de Wet werk en bijstand, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;

BELEIDSREGELS TERUGVORDERING EN VERHAAL Wwb, Ioaw en Ioaz GEMEENTE ROERDALEN Gemeente Roerdalen. 23 oktober 2013, Sint Odiliënberg.

Beleidsregels verhaal Participatiewet 2015

Beleidsregels terug- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 (versie maart 2015)

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 28 oktober 2014;

Beleidsregels Verhaal Participatiewet 2015

Transcriptie:

Gemeente Den Haag Accountantsdienst GAD/2016.18.2 Auditrapport Terugvordering bijstand Hoofdstuk 1 Samenvatting De Rekeningencommissie heeft op 5 augustus 2015 (RIS 283097) verzocht om een audit op het proces Terugvordering bijstand. De verantwoording van de dienst SZW is vooral een procesbeschrijving die inzicht biedt in het beleid omtrent het proces van terugvordering van bijstand door de gemeente Den Haag, maar ook van de andere G4-gemeenten. Deze verantwoording hebben we 1 februari 2016 ontvangen. Het proces van terugvorderingen is zeer breed. De scope in de verantwoording van SZW is het proces terugvorderen voor bijstand inclusief een vergelijking met de andere G4-gemeenten. Terugvorderingen op grond van o.a. bijzondere bijstand en krediethypotheken zijn aldus niet meegenomen. De dienst SZW benoemt in haar verantwoording in 2016 in een nieuwe separate rapportage aan de Rekeningencommissie in te gaan op de financiële aspecten. In ons auditrapport besteden we aandacht aan de programmarekening, waaronder de toelichting en de financiële cijfers over 2013 en 2014, als input voor de aangekondigde rapportage later dit jaar en de Programmarekening 2015. In ons auditrapport behandelen we 3 centrale vragen. Hieronder zijn per vraag onze bevindingen en advies kort verwoord. Voldoen de verordening en de beleidsregels aan de wet- en regelgeving (rechtmatigheid)? Wij constateren dat de verordening en de beleidsregels voor terugvorderingen van bijstand die door de gemeente Den Haag zijn vastgesteld met enkele kanttekeningen - voldoen aan de wet- en regelgeving, zijnde de Participatiewet en het Besluit begroting en verantwoording. De eerste kanttekening is dat één van de kan -bepalingen voor kwijtschelding (artikel 58 lid 7a Participatiewet) door de dienst SZW mogelijk te ruim is geïnterpreteerd. Wij adviseren om dit juridisch nader te onderzoeken. De tweede kanttekening is dat de weging van het effect van enkele artikelleden uit de Participatiewet voor het gemeentelijk beleid niet zichtbaar in de beleidsregels is opgenomen. Dit betreft de verwerking van de beperkte wijziging in de Participatiewet (artikel 59 lid 3 Participatiewet) en de weging of gebruik wordt gemaakt van één van de kan -bepalingen voor kwijtschelding (artikel 58 lid 7b Participatiewet). Wij adviseren om de beleidsregels op deze punten te actualiseren en expliciteren. Verklaren de verschillen in beleid inzake terugvordering tussen de G4-gemeenten het verschil in de omvang van terugvorderingen en de omvang van de voorziening voor oninbaarheid van vorderingen? Naar aanleiding van de Programmarekeningen 2013 en 2014 constateerde de GAD dat de gemeente Den Haag ten opzichte van de andere G4-gemeenten een laag percentage van verwachte oninbaarheid van vorderingen ten opzichte van de bijstandsgerelateerde lasten heeft (2014: 12,1% ten opzichte van gemiddeld 14,7% voor 3 van de G4-gemeenten) en een hoog percentage van oninbaarheid van vorderingen hanteert (2014: 87,3% t.o.v. gemiddeld 69% voor 3 van de G4-gemeenten). Bezoekadres: Spui 70, 2511 BT Den Haag Telefoon: 070-353 35 50

Accountantsdienst 2 De analyse van verschillen in beleid is waardevol om een eerste beeld te krijgen van mogelijke redenen voor deze verschillen, zoals beleid om te bepalen of terugvordering nodig is, terugvorderingenbeleid in het eerste jaar (actief beleid zorgt voor minder openstaande terugvorderingen ultimo het jaar), aflossingsbeleid (lage aflossingen bij actieve toepassing beslagvrije voet) en beleid kwijtscheldingen (actief beleid zorgt voor hogere oninbaarheid dan bij op verzoek kwijtschelden). Het was voor ons niet mogelijk om een causaal verband te leggen tussen enerzijds de - in de verantwoording benoemde - beleidsverschillen tussen de G4-gemeenten en anderzijds de verschillen in met name de mate van verwachte oninbaarheid van terugvorderingen, en aldus de hoogte van de voorziening oninbaarheid vorderingen, te verklaren. Daarvoor is nader onderzoek nodig, met medewerking van de andere G4-gemeenten. Relevante aspecten voor dit eventuele nadere onderzoek zijn in ieder geval: financiële omvang van vorderingen die binnen één jaar worden teruggevorderd t.o.v. ingestelde vorderingen in dat jaar analyse van betalingsregelingen op maat, zoals welk aflossingspercentage per maand wordt gehanteerd welk rekenkundig model iedere G4-gemeente hanteert voor de voorziening oninbaarheid vorderingen (bijv. aantal jaren uitstaande terugvorderingen in model, hoogte verdisconteringsvoet en mate van toepassing van voorzichtigheid) en wat de motivering is voor de gemaakte keuzes de bevindingen van de accountants van de G4-gemeenten over de jaarrekeningen of methodieken. We adviseren de dienst SZW om dit onderzoek uit te voeren en te bepalen of een aanpassing in methodiek voor de voorziening voor oninbaarheid van vorderingen nodig is. Hoe kan het inzicht in de Programmarekening 2015 voor terugvorderingen uitkeringen en de oninbaarheid van deze terugvorderingen worden verbeterd? Wij constateerden bij de controle van de programmarekening 2014 van de gemeente Den Haag dat deze Programmarekening (pagina s 176 en 326) niet voldoende inzicht biedt in de terugvorderingen van uitkeringen en de voorziening voor oninbaarheid van deze uitkeringen, omdat de financiële cijfers gefragmenteerd zijn opgenomen en de methodiek voor de bepaling van de omvang van de voorziening niet is toegelicht. Wij adviseren om in de programmarekening 2015 in één heldere paragraaf de omvang van de bijstandsvorderingen, de omvang van de voorziening voor oninbaarheid en een beschrijving van de methodiek van inning en afboeking van terugvorderingen en de bepaling van de hoogte van de voorziening op te nemen. De jaarrekening van de gemeente Rotterdam zien wij hiervoor als inspiratiebron.

Accountantsdienst 3 Hoofdstuk 2 Inleiding en opdracht Inleiding Dit is het auditrapport over het proces Terugvordering ten onrechte uitgekeerde bijstandsuitkeringen. De dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten (SZW) heeft zich verantwoord via de verantwoording verantwoording onderzoek proces Terugvordering t.b.v. de Rekeningencommissie, ontvangen op 1 februari 2016. De Rekeningencommissie heeft het College verzocht zich over het proces Terugvordering te verantwoorden, met bijgevoegd het rapport van de Gemeentelijke Accountantsdienst. Grondslag audit Op 19 december 2014 is de nieuwe Verordening op de Rekeningencommissie in werking getreden. In artikel 5 lid 3 van deze Verordening is verwoord dat de Rekeningencommissie van het college, gedurende het jaar, door de accountant onderzochte tussentijdse verantwoordingen over door de commissie aan te wijzen processen en projecten ontvangt. In artikel 8 lid 2 van de Controleverordening Gemeente Den Haag 2014 (inwerkingtreding 19 december 2014) is opgenomen dat het onderzoek naar de tussentijdse proces- en projectverantwoordingen als onderdeel van de controle van de jaarrekening aan de Gemeentelijke Accountantsdienst Den Haag is opgedragen. Conform artikel 10 lid 2 (via artikel 10 lid 5) wordt het auditrapport voor reactie aan het College voorgelegd. Opdracht audit Terugvordering Het proces Terugvordering bijstandsuitkeringen voert de gemeente al sinds jaar en dag uit. Sinds 1 januari 2015 is de Participatiewet ingegaan, als opvolger van de Wet werk en bijstand. In deze wet zijn de artikelen over terugvordering licht aangepast (zie hoofdstuk 2). Naar aanleiding van de hoogte van de voorziening voor oninbare vorderingen bijstandsuitkeringen in de jaarrekening(controle) 2014 heeft de Rekeningencommissie gevraagd om een nadere toelichting op de G4-vergelijking; uit een vergelijking met andere G4-steden blijkt de gemeente Den Haag een hoger percentage vorderingen als dubieus aan te merken. De Rekeningencommissie wil van het college weten wat hiervoor de reden is (bron: rapport van de Rekeningencommissie over het jaar 2014). De Rekeningencommissie heeft dit verzoek met brief van 5 augustus 2015 verbreed naar een verzoek om een procesaudit terugvorderingen. In onze audit staan de volgende, door ons bepaalde, vragen centraal: 1. Voldoen de verordening en beleidsregels aan de wet- en regelgeving (rechtmatigheid)? Zie hoofdstuk 3. 2. Verklaren de verschillen in beleid inzake terugvordering tussen de G4-gemeenten het verschil in de omvang van terugvorderingen en de voorziening voor oninbaarheid van vorderingen? Zie hoofdstuk 4. 3. Hoe kan het inzicht in de programmarekening 2015 voor terugvorderingen uitkeringen en de oninbaarheid van deze terugvorderingen worden verbeterd? Zie hoofdstuk 5. Afbakening In de voorbereiding heeft de dienst SZW met ons afgesproken om in de verantwoording alleen in te gaan op de bijstandsuitkeringen. In de verantwoording SZW en ons auditrapport wordt niet ingegaan op o.a. terugvorderingen in het kader van bijzondere bijstand en krediethypotheken, omdat dit teveel omvattend is en de terugvorderingen bijstandsuitkeringen financieel de grootste post betreft (circa 61% van het totaal van de post terugvorderingen van de dienst SZW).

Accountantsdienst 4 Verantwoordelijkheid van de accountant Wij hebben de opdracht uitgevoerd in overeenstemming met de Verordening gedragscode. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen die zijn te raadplegen op de website van de beroepsorganisatie www.nba.nl. Ons onderzoek is uitgevoerd aan de hand van documentatie die de betrokken dienst aan ons beschikbaar heeft gesteld. Wij hebben geen accountantscontrole toegepast en ook geen beoordelingsopdracht uitgevoerd. Dit betekent dat we alleen zekerheid geven over zaken die we hebben onderzocht en waarover we hier rapporteren. Inhoudsopgave Het rapport bestaat uit 5 hoofdstukken. De samenvatting van het rapport is als eerste opgenomen. Daarna volgt in hoofdstuk 2 de inleiding en opdrachtformulering. Daartoe behoort ook de afbakening van de opdracht. Hoofdstuk 3 gaat in op de onderzoeksvraag of de verordening en beleidsregels voldoen aan de wet- en regelgeving (rechtmatigheid). Het vierde hoofdstuk betreft de tweede onderzoeksvraag; de impact van verschillen in het beleid tussen de G4 voor de programmarekening. Het laatste hoofdstuk gaat in op het inzicht in de programmarekening. De meest relevante wet- en regelgeving is in de bijlage opgenomen.

Accountantsdienst 5 Hoofdstuk 3 Rechtmatigheid Inleiding In de verantwoording van de dienst SZW is in hoofdstuk 1, paragraaf scope en hoofdstuk 2 aangegeven dat de terugvorderingen op grond van artikel 58 lid 1 en 2, art. 59 en artikel 62 Participatiewet zijn beschreven. Dit zijn de relevante artikelen voor bijstandsuitkeringen. De Participatiewet is op 1 januari 2015 ingevoerd. Het is de opvolger van de Wet werk en bijstand. Daarnaast zijn de artikelen 39 en 52b van het Besluit begroting en verantwoording relevant voor de jaarverslaggeving over terugvorderingen en oninbaarheid. In dit hoofdstuk beschrijven we of de gemeente Den Haag de wet- en regelgeving adequaat heeft vertaald in de verordening maatregelen, fraude en verrekenen bestuurlijke boete inkomensvoorzieningen Den Haag 2015 (hierna: Verordening terugvordering) en de beleidsregels. Ook geven we aan of de verantwoording proces Terugvorderingen van de dienst SZW in lijn is met deze wet- en regelgeving, verordening en beleidsregels. In de bijlage bij dit auditrapport zijn de relevante wet- en regelgeving en wijzigingen ten opzichte van de Wet werk en bijstand opgenomen. Kern wet- en regelgeving en uitwerking in verordeningen en beleidsregels Wet- en regelgeving Per 1 januari 2015 is de Participatiewet als één van de 3 decentralisaties in het sociaal domein (naast Jeugdwet en Wmo 2015) ingevoerd. De Participatiewet vervangt de Wet werk en bijstand. Voor het proces terugvordering van verstrekte bijstandsuitkeringen is de wijziging beperkt. De gemeente kan terugvorderen indien een bijstandsgerechtigde niet voldaan heeft aan de Inlichtingenplicht maar wel terecht een bijstandsuitkering heeft ontvangen (artikel 59 lid 3 Participatiewet). Het Besluit begroting en verantwoording voor de verslaggevingsregels van gemeenten bevat twee artikelen die van toepassing zijn voor terugvorderingen. De post vorderingen moet tegen reële waarde worden opgenomen in de balans. Verder moeten de aard en omvang van waardeverminderingen van vorderingen in de toelichting op de balans worden weergegeven. Verordeningen en beleidsregels De gemeente Den Haag heeft de Verordening Terugvordering op 17-12-2015 vastgesteld. De verordening behelst voor het proces Terugvordering slechts de bepaling dat het college gebruik maakt van een aantal kan -bepalingen in de Participatiewet en dat het college die verder uitwerkt in beleidsregels. Het beleid inzake vorderingen van de gemeente op grond van ten onrechte verstrekte bijstand is, zoals de dienst SZW aangeeft, neergelegd in de Beleidsregels Terugvordering, aflossing en kwijtschelding WWB 2014 (RIS 272690) d.d. 22 mei 2014. In de Verordening financieel beheer en beleid 2014 en het Uitvoeringsbesluit financieel beheer en beleid 2014 is het Besluit begroting en verantwoording nader uitgewerkt. Voor het proces Terugvordering bevat deze verordening en dit besluit geen bijzondere artikelen. Onze bevindingen Zijn de Verordening en beleidsregels in lijn met de wet- en regelgeving? De Verordening terugvordering en de beleidsregels zijn in lijn met de wet- en regelgeving, met uitzondering van het volgende. Wij constateren dat de beleidsregels nog zijn gebaseerd op de Wet werk

Accountantsdienst 6 en bijstand en de Verordening Terugvordering van 2013. De wijziging door de invoering van de Participatiewet zijn nog niet in de beleidsregels doorgevoerd, waardoor het onduidelijk is hoe het college omgaat met deze wijziging. De wijziging betreft een kan -bepaling (zie paragraaf wet- en regelgeving); het college van een gemeente is niet verplicht om die bepalingen uit te voeren. Verder ontbreekt in de beleidsregels over het kwijtscheldingenbeleid of gebruik wordt gemaakt van artikel 58 lid 7b (zie bijlage bij ons auditrapport). Het advies is om de beleidsregels te herzien en te expliciteren op basis van de Participatiewet en Verordening Terugvordering. In artikel 58 lid 7a van de Participatiewet is omschreven wanneer bij fraudevorderingen mag worden kwijtgescholden. De beleidsregels van de gemeente Den Haag voor fraudevorderingen die zijn ontstaan na 1-1-2013 zijn mogelijk iets ruimer dan volgens de wet kan. We adviseren de dienst SZW om deze bepaling juridisch nader te laten toetsen. De weergave in hoofdstuk 4 van de verantwoording SZW van wet- en regelgeving en beleidsregels We hebben hoofdstuk 4 van de verantwoording van de dienst SZW alleen onderzocht op het op het oog opvallende zaken, omdat de tijd te beperkt was om een audit uit te voeren. Dit heeft niet geleid tot materiële bevindingen.

Accountantsdienst 7 Hoofdstuk 4 Vergelijking G4-gemeenten Inleiding In hoofdstuk 3 van de verantwoording beschrijft de dienst SZW de verschillen in beleid inzake terugvorderingen bijstand tussen de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag. Op verzoek van de andere G4-gemeenten is dit geanonimiseerd gedaan. In dit hoofdstuk gaan we in op de vraag of de verschillen in beleid inzake terugvordering tussen de G4-gemeenten het verschil in de omvang van de terugvorderingen en de voorziening voor oninbaarheid van vorderingen in euro s verklaren. De dienst SZW rapporteert, aldus diens verantwoording, in het voorjaar van 2016 over de cijfers. Wij hebben in dit hoofdstuk de cijfers uit de jaarrekeningen 2013 en 2014 opgenomen. Cijfers gemeente Den Haag en gemiddelde G4-gemeenten Bronnen: de cijfers over 2013 zijn afkomstig uit de programmarekening 2014 Den Haag (pagina 176) en de cijfers over 2014 komen uit de jaarrekeningen van de G4-gemeenten. Tabel: G4-vergelijking in cijfers (in ) Jaar Gemeente Buiglasten Vorderingen Waarvan dubieus Dubieus/ vorderingen Dubieus/ buiglasten 2013 Den Haag 331,1 mln. 47,4 mln. 38,8 mln. 81,4% 11,7% Gemiddelde G4 403,0 mln. 81,8 mln. 53,8 mln. 65,8% 13,4% 2014 Den Haag 364,0 mln. 50,3 mln. 44,0 mln. 87,3% 12,1% Gemiddelde G3 366,1 mln. 77,9 mln. 53,9 mln. 69,0% 14,7% In bovenstaande tabel is te lezen dat de gemeente Den Haag in de programmarekening 2014 87,3% van de vorderingen als mogelijk oninbaar (dubieus) heeft ingeschat. Voor het totaal van de G4-gemeenten is dit 69,0%. Verder is te lezen dat de 12,1% van de totale buiglasten in 2014 als mogelijk oninbaar is ingeschat voor de gemeente Den Haag. Voor het totaal van de G3-gemeenten (zie 2 e voetnoot) is dit 14,7%. Onze bevindingen Weergave in hoofdstuk 3 verantwoording SZW Hoofdstuk 3 geeft meestal een adequaat beeld van de wet- en regelgeving en beleidsregels. De dienst SZW heeft soms beleidsregels van de G4-gemeenten of effecten van beleid geïnterpreteerd dan wel toegelicht. Deze passages zijn door ons nu niet toetsbaar door te beperkte tijd om de daarvoor benodigde audit uit te voeren. Zo benoemt de dienst SZW in paragraaf 3.2 een effect van een beleidsregel (geen of negatieve afloscapaciteit door toepassen beslagvrije voet, pagina 9) en een reden van keuze voor een beleidsregel (vakantietoeslag maandelijks of eenmaal per jaar meenemen, pagina 9). Een ander voorbeeld is dat de dienst SZW in paragraaf 3.3 het beleid van gemeente 2 (extra voorwaarde van 50% aflossen) als een aanscherping beschouwd en worden de gehanteerde percentages door de andere gemeenten niet genoemd. Op pagina 11 van de verantwoording wordt geschreven over perverse prikkels tot uitstroom. Zonder nader onderzoek kunnen wij voorgaande uitspraken aldus niet toetsen. Verder benoemt de dienst SZW dat ambtshalve wordt kwijtgescholden, zodat sprake is van rechtsgelijkheid. Desgevraagd licht de dienst toe dat met rechtsgelijkheid wordt bedoeld dat de dienst zelf

Accountantsdienst 8 zorgdraagt voor kwijtschelding en de actie niet bij de debiteur ligt. In hoofdstuk 4 benoemt de dienst SZW dat de uitvoering van dit beleid door meerdere oorzaken wordt bemoeilijkt. In paragraaf 3.5 wordt benoemd dat de directie van de dienst SZW heeft besloten het verhaal ten behoeve van de partner weer te gaan invoeren. De directie is daartoe bevoegd op grond van de mandaatregeling hoofdstuk 1.6 SZW (RIS 280265). G4-vergelijking Een adequate vergelijking van de financiële cijfers tussen de G4-gemeenten is, zoals in 2014 ook benoemd door de GAD, niet op basis van de gegevens in de jaarrekeningen uit te voeren. De wereld achter de cijfers is essentieel; wat zijn de verschillen in beleidskeuzes, wat zijn de verschillen in financiële samenstelling van de terugvorderingen (bijvoorbeeld qua soort en ouderdom) en wat zijn de verschillen in methodiek van bepaling van mate van oninbaarheid. Met de verantwoording van de dienst SZW is een deel van die wereld zichtbaar geworden, namelijk een deel van de verschillen in beleidskeuzes. Het is gezien de verantwoording van de dienst SZW aannemelijk dat de volgende beleidskeuzes in ieder geval van invloed zijn op de hoogte van de post (terug)vorderingen en de voorziening voor oninbaarheid voor met name niet-fraude vorderingen 1 : 1. beleid of terugvordering nodig is: hoe stringenter en actiever het beleid is om te bepalen van wie terugvordering van de bijstand nodig is (fraude en niet-fraude), hoe hoger de omvang van terugvorderingen. Een vergelijking met de andere G4-gemeenten is niet voor handen. 2. hoogte vordering: wel of niet bruteren van de vordering (verhogen met loonbelasting en premies volksverzekeringen). Zie de paragraaf 3.4 van de verantwoording van SZW. 3. terugvorderingenbeleid, zoals wel of niet verrekenen met bijstandsuitkering, hoogte aflossingspercentage per maand en wel of niet verhalen via onderhoudsplichtige. Hoe strenger en actiever het terugvorderingenbeleid, hoe lager de omvang van nog uitstaande terugvorderingen na een jaar en hoe hoger de mate van oninbaarheid, omdat de overgebleven vorderingen resteren bij waarschijnlijk vooral minder financiële draagkrachtigen. Alle G4-gemeenten gaan uit van maatwerkafspraken met een cliënt. Hoe die afspraken eruitzien, is niet onderzocht door de dienst SZW. Als een maatwerkafspraak niet lukt, worden beleidsregels toegepast. We constateren dat niet één van de G4-gemeenten eruit springt qua mate van strengheid van beleid. Zo verrekent de gemeente Den Haag niet met de bijstandsuitkeringen zoals 2 ander G4-gemeenten, maar hanteert de gemeente Den Haag voor debiteuren met een bijstand wel een hoger percentage voor het maandelijks aflossingsbedrag (10% t.o.v. 5 a 6% van de bijstandsuitkering). Zie de paragrafen 3.2 en 3.5 van de verantwoording van SZW. 4. het kwijtscheldingenbeleid en beleid inzake beslagvrije voet: op verzoek of ambtshalve kwijtschelden en toepassen beslagvrije voet en wanneer kwijtschelding kan (na hoeveel jaren aflossen door de bijstandsdebiteur en welk aflossingspercentage bijv). Het is te verwachten dat ambtshalve kwijtschelden, actief toepassen beslagvrije voet en milder kwijtscheldingenbeleid tot lagere omvang van nog uitstaande terugvorderingen en wellicht een lagere mate van oninbaarheid leiden. Dit is van toepassing voor de gemeente Den Haag, maar het verschil is niet groot met de andere G4-gemeenten. Het verschil is door de dienst SZW niet onderbouwd met cijfers, waardoor het effect op de voorziening dubieuze debiteuren nu niet is te bepalen. Zie paragraaf 3.3 van de verantwoording van SZW. 1 wetgever geeft weinig gemeentelijk beleidsruimte voor fraude-vorderingen

Accountantsdienst 9 We constateren dat de - door de dienst SZW verantwoorde - verschillen in beleid tussen de G4 niet leiden tot voldoende onderbouwing van de verschillen in cijfers (terugvorderingen bijstand en voorziening oninbaarheid terugvorderingen bijstand). Zeker het verschil in de hoogte van de voorziening voor oninbaarheid (zo n 18% hogere voorziening in Den Haag ten opzichte van de andere gemeenten) lijkt niet alleen te verklaren door de in de verantwoording benoemde beleidskeuzes. Het is waarschijnlijk dat de methodiek van het bepalen van de hoogte van de voorziening voor oninbaarheid een meer bepalende factor is. Ons advies is om dit nader uit te zoeken en te wegen of een aanpassing van de methodiek nodig is. Ook enkele andere vragen zijn relevant om nader te beantwoorden, zoals het beleid ter bepaling of terugvordering nodig is en de financiële gegevens, zoals de hoogte van de terugvordering, de geïnde vorderingen, de oninbare vorderingen en het verloop van de voorziening oninbaarheid. Het laatste is de dienst SZW al voornemens om in 2016 over te rapporteren.

Accountantsdienst 10 Hoofdstuk 5 Inzicht in de programmarekening Inleiding Dit hoofdstuk behandelt de laatste kernvraag van dit auditrapport: Hoe kan het inzicht in de programmarekening 2015 voor terugvorderingen uitkeringen en de oninbaarheid van deze terugvorderingen worden verbeterd? Dit is een kernvraag die we ons hebben gesteld gezien de vragen van de Rekeningencommissie tijdens de behandeling van de programmarekeningen 2013 en 2014 en als input voor de programmarekening 2015. Om de kernvraag te beantwoorden hebben we bureauonderzoek gedaan aan de hand van het Besluit begroting en verantwoording, (de accountantsrapporten bij) de programmarekening 2014 van de gemeente Den Haag en de jaarrekeningen van 2014 van de andere G4-gemeenten. De relevante informatie uit de jaarrekeningen van de G4-gemeenten hebben we ter vergelijking hieronder opgenomen. Daar de jaarrekeningen van alle gemeenten openbaar zijn, hebben we hier de namen van de G4- gemeenten niet geanonimiseerd. Programmarekeningen 2014 Programmarekening 2014 Gemeente Den Haag In de programmarekening 2014 van de gemeente Den Haag is op 3 pagina s informatie opgenomen over de terugvorderingen en de oninbaarheid over het jaar 2014: op pagina 65 over maatregelen en fraude: toelichting op het actieve fraude/maatregelenbeleid op pagina 66 over een voordeel van 7,1 miljoen doordat meer vorderingen kunnen worden geïnd dan verwacht in de toelichting op de balans op pagina 326 wordt benoemd dat de bijstandsvorderingen 18 miljoen zijn. Dit betreft de saldering van de vorderingen en de voorziening voor oninbaarheid. Jaarrekening 2014 Gemeente Rotterdam (pagina 139) Bijstandsvorderingen van 56,6 mln De uitstaande bijstandsvorderingen bedragen totaal 148,2 mln. Van dit bedrag is 91,6 mln als oninbaar voorzien. Ter bepaling van de voorziening inzake vorderingen op bijstandsgerechtigden wordt de volgende methodiek gehanteerd. Vorderingen zijn per jaar gerubriceerd. Voor vorderingen die in enig jaar zijn ontstaan is op basis van de gerealiseerde ontvangsten een logaritmische berekening gemaakt naar de te verwachten ontvangst over een termijn van 10 jaar. Voor oudere vorderingen is een realistische inschatting gemaakt op basis van het historische verloop. Bij vorderingen uit een recenter jaar kan minder gesteund worden op historische gegevens. Na een inningsperiode van 10 jaar kunnen vorderingen nog inbaar zijn. De inschatting van het te verwachten bedrag dat geïnd kan worden is bepaald aan de hand van logaritmisch programmeren waarbij voor een periode van 10 jaar rekening is gehouden met de inning van het volledige bedrag en de periode erna voor 50% is ingeschat. De keuze voor 50% heeft te maken met het feit dat vanaf 10 jaar de vordering kan worden kwijtgescholden, de keuze voor 50% kan nog niet worden onderbouwd met historische gegevens. Jaarrekening 2014 Gemeente Utrecht (pagina 333) Overige Uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar Dit betreft het openstaande debiteurensaldo.

Accountantsdienst 11 Omschrijving Boekwaarde 31-12-2013 Boekwaarde 31-12-2014 Bijstandsdebiteuren 34.244 35.226 Voorziening dubieuze bijstandsdebiteuren -25.239-26.176 Overige debiteuren 81.224 96.906 Voorziening dubieuze overige debiteuren -10.796-11.848 Totaal 79.433 94.108 Bedragen zijn in duizenden euro's. Jaarrekening 2014 Gemeente Amsterdam De gemeente Amsterdam heeft geen afzonderlijke paragraaf over terugvorderingen bijstand en oninbaarheid van deze vorderingen in de jaarrekening 2014 opgenomen. Accountantsrapport bij programmarekening 2014 gemeente Den Haag In ons accountantsrapport bij de programmarekening 2014 van de gemeente Den Haag hebben we aangegeven dat in de jaarrekening geen toelichting is gegeven op de balanspost bijstandsvorderingen en de daarbij getroffen voorziening voor oninbaarheid. In ons accountantsrapport zijn daarom de cijfers en een korte toelichting opgenomen. Onze bevindingen We constateren, conform onze opmerking in het accountantsrapport 2014, dat de weergave van (toelichting op) de post vorderingen uitkeringen en de mate van de oninbaarheid van deze post in de programmarekening van de gemeente Den Haag (pagina 326) in 2014 onvoldoende is voor een materiële post. De omvang van de (terug)vorderingen bijstand ten opzichte van het geheel van de (terug)vorderingen, de systematiek voor het bepalen van de mate van oninbaarheid en de daaruit voortvloeiende voorziening voor oninbare vorderingen en de methodiek voor het berekenen van waardevermindering zijn niet weergegeven. We adviseren om in de programmarekening 2015 de bijstandsvorderingen inclusief oninbaarheid in één paragraaf in toelichting op de balans op te nemen. De jaarrekeningen 2014 van vooral de gemeente Rotterdam is daarvoor een inspiratiebron. Met vriendelijke groet, GAD Den Haag, 8 februari 2016 J. Nijenhuis RA, accountant

Accountantsdienst 12 BIJLAGE: Kernartikelen Terugvorderingen Inleiding We volstaan met (leden van) de artikelen in de Participatiewet en het Besluit begroting en verantwoording die voor de vraagstelling van het onderzoek voor de Rekeningencommissie direct relevant zijn: - artikel 58 Participatiewet over terugvordering - artikel 59 Participatiewet over terugvordering gezinsleden - artikel 62 Participatiewet over verhaal in verband met onderhoudsplicht - artikel 475d wetboek van Rechtsvordering over beslagvrije voet - artikel 39 Besluit begroting en verantwoording De wijzigingen ten opzichte van de Wet werk en bijstand (geldend tot en met 31-12-2014) zijn geel gearceerd aangegeven. Participatiewet Artikel 58. Terugvordering 1. Het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend vordert de kosten van bijstand terug voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen. 2. Het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend kan kosten van bijstand terugvorderen, voorzover de bijstand: a. anders dan in het eerste lid, ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend; b. in de vorm van geldlening is verleend en de uit de geldlening voortvloeiende verplichtingen niet of niet behoorlijk worden nagekomen; c. voortvloeit uit gestelde borgtocht; d. ingevolge artikel 52 bij wijze van voorschot is verleend en nadien is vastgesteld dat geen recht op bijstand bestaat; e. anderszins onverschuldigd is betaald voorzover de belanghebbende dit redelijkerwijs had kunnen begrijpen, f. of anderszins onverschuldigd is betaald, waaronder begrepen dat: 1. de belanghebbende naderhand met betrekking tot de periode waarover bijstand is verleend, over in aanmerking te nemen middelen als bedoeld in paragraaf 3.4 beschikt of kan beschikken; 2. bijstand is verleend met een bepaalde bestemming en naderhand door de belanghebbende vergoedingen of tegemoetkomingen worden ontvangen met het oog op die bestemming. 3. Indien een gemeente ingevolge artikel 42, derde lid, gehouden is kosten van bijstand over een bepaalde periode aan een andere gemeente te vergoeden, geschiedt de terugvordering over die periode, voorzover zij nog niet heeft plaatsgehad, door het college van eerstgenoemde gemeente.

Accountantsdienst 13 4. Het college is bevoegd tot verrekening van in de voorafgaande zes 2 maanden ontvangen middelen met de algemene bijstand. 5. Bij gebreke van tijdige betaling kan de vordering worden verhoogd met de op de terugvordering betrekking hebbende kosten. Loonbelasting en de premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de bijstand verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige is, kunnen worden teruggevorderd, voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de door het college af te dragen loonbelasting en premies volksverzekeringen. 6. Terugvordering als bedoeld in het tweede lid, onderdeel e, vindt niet plaats, indien de betreffende kosten zijn gemaakt meer dan twee jaar vóór de datum van verzending van het besluit tot terugvordering. 7. In afwijking van het eerste lid kan het college besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering als bedoeld in het eerste lid af te zien, indien de persoon van wie de kosten van bijstand worden teruggevorderd: a. gedurende tien jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan; b. gedurende tien jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald; c. gedurende tien jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom, in één keer aflost. 8. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het college besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien. Artikel 59. Terugvordering gezinsleden 1. Onverminderd artikel 58 kunnen kosten van bijstand, indien de bijstand aan een gezin wordt verleend, van alle gezinsleden worden teruggevorderd. 2. Indien de bijstand als gezinsbijstand aan gehuwden had moeten worden verleend maar zulks achterwege is gebleven, omdat de belanghebbende de verplichtingen, bedoeld in artikel 17, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, niet of niet behoorlijk is nagekomen, kunnen de kosten van bijstand mede worden teruggevorderd van de persoon met wiens middelen als bedoeld in paragraaf 3.4, bij de verlening van bijstand rekening had moeten worden gehouden. 3. Indien de bijstand terecht als gezinsbijstand aan gehuwden is verleend, maar de belanghebbende toch de verplichtingen, bedoeld in artikel 17, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, niet of niet behoorlijk is nagekomen, kunnen de kosten van de bijstand mede worden teruggevorderd van de persoon met wiens middelen als bedoeld in paragraaf 3.4, bij de verlening van de bijstand rekening had moeten worden gehouden.3 4. De in het eerste, tweede en derde lid bedoelde personen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van kosten van bijstand die worden teruggevorderd. Artikel 62. Onderhoudsplicht Kosten van bijstand kunnen tot de grens van de onderhoudsplicht, bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, worden verhaald: 2 Wet werk en bijstand: drie maanden. Dit lid behoort niet tot terugvordering, maar tot verrekenen van inkomen. 3 dit lid was niet opgenomen in de Wet werk en bijstand.

Accountantsdienst 14 a. op degene die bij het ontbreken van gezinsverband zijn onderhoudsplicht jegens zijn echtgenoot, of minderjarig kind niet of niet behoorlijk nakomt en op het minderjarige kind dat zijn onderhoudsplicht jegens zijn ouders niet of niet behoorlijk nakomt; b. op degene die zijn onderhoudsplicht na echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed niet of niet behoorlijk nakomt; c. op degene die zijn onderhoudsplicht op grond van artikel 395a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek niet of niet behoorlijk nakomt jegens zijn meerderjarig kind aan wie bijzondere bijstand is verleend. Verordening maatregelen, fraude en verrekenen bestuurlijke boete inkomensvoorzieningen Den Haag 2016 Artikel 5.2. Terugvordering, invordering, herziening, opschorting, brutering, kwijtschelding en verhaal 1. Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot terugvordering en invordering van de in artikel 58, tweede lid Participatiewet genoemde bijstand. 2. Het college maakt gebruik van de in de wet opgenomen bevoegdheid tot herziening en opschorting van het recht op uitkering en bijstand. 3. Het college maakt gebruik van de in artikel 58, vijfde lid Participatiewet genoemde bevoegdheid tot brutering van een terugvordering. 4. Het college maakt gebruik van de in artikel 58, zevende lid Participatiewet genoemde bevoegdheid tot het afzien van terugvordering of van verdere terugvordering. 5. Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot verhaal als bedoeld in artikel 61 Participatiewet. 6. Het college stelt daartoe beleidsregels op. Wetboek van Rechtsvordering Artikel 475d 1. De beslagvrije voet bedraagt voor schuldenaren die kunnen worden aangemerkt als: a. echtgenoten of geregistreerde partners als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet die beiden 21 jaar of ouder zijn: negentig procent van de norm genoemd in artikel 21, onderdeel b, respectievelijk artikel 22, onderdeel b en c, van die wet; b. een alleenstaande en een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4, onderdeel a en b, van de Participatiewet die 21 jaar of ouder zijn, maar nog niet de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, hebben bereikt: 90 procent van de norm genoemd in artikel 21, onderdeel a, van de Participatiewet; c. een alleenstaande en een alleenstaande ouder vanaf het moment dat zij de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, hebben bereikt: negentig procent van de norm genoemd in artikel 22, onderdeel a, van de Participatiewet. 2. De beslagvrije voet bedraagt voor schuldenaren die kunnen worden aangemerkt als: a. echtgenoten of geregistreerde partners zonder ten laste komende kinderen die beiden jonger zijn dan 21 jaar: 90 procent van de norm genoemd in artikel 20, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet; b. echtgenoten of geregistreerde partners zonder ten laste komende kinderen waarvan een van hen jonger is dan 21 jaar: 90 procent van de norm genoemd in artikel 20, eerste lid, onderdeel c van de Participatiewet;

Accountantsdienst 15 c. een alleenstaande of alleenstaande ouder jonger dan 21 jaar: 90 procent van de norm genoemd in artikel 20, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet; d. echtgenoten of geregistreerde partners die beiden jonger zijn dan 21 jaar met een of meer ten laste komende kinderen: 90 procent van de norm genoemd in artikel 20, tweede lid, onderdeel b, van de Participatiewet; e. echtgenoten of geregistreerde partners waarvan een van hen jonger is dan 21 jaar met een of meer ten laste komende kinderen: 90 procent van de norm genoemd in artikel 20, tweede lid, onderdeel c, van de Participatiewet. 3. Indien de schuldenaar ter verzorging of verpleging in een daartoe bestemde inrichting is opgenomen bedraagt de beslagvrije voet de prijs die is verschuldigd voor verzorging dan wel verpleging. De beslagvrije voet wordt verhoogd met twee derden van de bijstandsnorm genoemd in artikel 23 van de Participatiewet. 4. De beslagvrije voet wordt verhoogd met: a. de premie van een door de schuldenaar gesloten ziektekostenverzekering, verminderd met de normpremie, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de zorgtoeslag, voor zover reeds begrepen in de bijstandsnorm zoals die voor de schuldenaar geldt ingevolge het eerste, tweede en derde lid, en met de krachtens die wet ontvangen zorgtoeslag, telkens wanneer deze premie vervalt terwijl het beslag ligt; b. de voor rekening van de schuldenaar komende woonkosten verminderd met ontvangen huurtoeslag of woonkostentoeslag, voor zover de woonkosten, na deze vermindering, meer bedragen dan het bedrag, genoemd in artikel 17, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag, met dien verstande dat de verhoging van de beslagvrije voet niet meer bedraagt dan het huurtoeslagbedrag waarop de schuldenaar, uitgaande van de laagste inkomenscategorie, krachtens artikel 21 van de Wet op de huurtoeslag ten hoogste aanspraak heeft; c. het bedrag waarop de schuldenaar op basis van artikel 2, tweede tot en met zesde lid, van de Wet op het kindgebonden budget maximaal aanspraak zou kunnen maken, verminderd met het krachtens die wet ontvangen bedrag. 5. Voor zover het echtgenoten of geregistreerde partners betreft, wordt de beslagvrije voet voor ten hoogste de helft verminderd met het eigen, niet onder beslag liggende periodieke inkomen inclusief vakantie-aanspraak van degene aan wie de bijstand samen met de schuldenaar zou kunnen toekomen. 6. De beslagvrije voet wordt verminderd met de voor beslag vatbare periodieke inkomsten van de schuldenaar waarop geen beslag ligt, alsmede met het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud en de toeslag voor een partner of eenoudergezin, begrepen in aan de schuldenaar toegekende studiefinanciering of tegemoetkoming in de studiekosten die niet vatbaar is voor beslag. 7. Met wijziging van omstandigheden die de beslagvrije voet verhogen, moet de beslaglegger onverwijld rekening houden. Hij is verplicht aan degene die de periodieke betaling moet verrichten, met het tijdstip van ingang, kennis van de verhoging te geven onmiddellijk nadat de reden daarvoor is aangetoond aan hem, zijn advocaat, zijn gemachtigde of de deurwaarder. 8. Tenzij alle betalingen wekelijks geschieden, worden zij, evenals inkomsten van degene aan wie samen met de schuldenaar gezinsbijstand zou kunnen toekomen, voor de toepassing van dit artikel berekend per maand.

Accountantsdienst 16 Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten Artikel 39 In de balans worden onder de uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar afzonderlijk opgenomen: a. vorderingen op openbare lichamen; b. verstrekte kasgeldleningen aan openbare lichamen als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet financiering decentrale overheden; c. overige verstrekte kasgeldleningen; d. uitzettingen in s Rijks schatkist met een rentetypische looptijd korter dan één jaar; e. rekening-courantverhouding met het Rijk; f. rekening-courantverhoudingen met niet-financiële instellingen; g. uitzettingen in de vorm van Nederlands schuldpapier met een rentetypische looptijd korter dan één jaar; h. overige vorderingen; i. overige uitzettingen. Artikel 52b De aard en omvang van de aangebrachte dan wel geraamde waardeverminderingen van de leningen en vorderingen, bedoeld in artikel 63, achtste lid, van de vaste activa, bedoeld in artikel 65, eerste lid, en van de deelnemingen en voorraden, bedoeld in artikel 65, tweede lid, worden in de toelichting op de balans