Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding

Vergelijkbare documenten
Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Spaanse taal en cultuur. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

[60738] Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Islam in de moderne wereld. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Italiaanse taal en cultuur. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Onderwijs- en examenregeling masteropleiding Cultureel erfgoed

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Dramaturgie. Paragraaf 1 Algemene bepalingen. art. 1.1 toepasselijkheid van de regeling

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Islam in de moderne wereld. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding American Studies. Paragraaf 1 Algemene bepalingen. art. 1.1 toepasselijkheid van de regeling

Vastgesteld door de decaan van de faculteit Wiskunde&Informatica op 28 augustus 2003

Onderwijs- en examenregeling masteropleiding Keltische talen en cultuur

Onderwijs- en examenregeling cohort masteropleiding Cultureel erfgoed

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Culturele antropologie i.h.b. de studie van multiculturalisme in vergelijkend perspectief

Onderwijs- en examenregeling masteropleiding. Islam in de moderne wereld

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Journalistiek. Paragraaf 1 Algemene bepalingen. art. 1.1 toepasselijkheid van de regeling

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Conflict Studies and Human Rights. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Nederlandse taal en cultuur. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Cultureel Erfgoed. Paragraaf 1 Algemene bepalingen. art. 1.1 toepasselijkheid van de regeling

Onderwijs- en Examenregeling 2012/2013

Onderwijs- en Examenregeling 2010/2011

[60715] Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Kunstbeleid en -management. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

[60715] Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Kunstbeleid en -management. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Onderwijs- en examenregeling cohort masteropleiding Communicatiestudies

Onderwijs- en examenregeling (OER) Inhoud:

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Dramaturgie. Paragraaf 1 Algemene bepalingen. art. 1.1 toepasselijkheid van de regeling

Onderwijs- en examenregeling masteropleiding Communicatiestudies

Onderwijs- en examenregeling cohort masteropleiding Middeleeuwse studies

Onderwijs- en examenregeling masteropleiding Geschiedenis

Onderwijs- en examenregeling cohort masteropleiding Taalwetenschap

Onderwijs- en examenregeling cohort masteropleiding Kunstbeleid en -management

Onderwijs- en Examen Regeling Masters ACS

Onderwijs- en Examenregeling Master Onderwijskunde & Pedagogiek

2. Selectie van studenten geschiedt op basis van een oordeel over de volgende kerncompetenties van belangstellenden:

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Medische Psychologie. Faculteit Sociale Wetenschappen. Universiteit van Tilburg

Onderwijs- en examenregeling masteropleiding Franse taal en cultuur

Onderwijs- en examenregeling cohort masteropleiding Duitse taal en cultuur

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Talenonderwijs en communicatie

Onderwijs- en Examenregeling 2009/2010

GMW Onderwijs- en ExamenRegeling. Master-opleiding. voor het studiejaar

BESLUIT: de volgende onderwijs- en examenregeling voor de opleiding Toegepaste Wiskunde vast te stellen:

Men komt in aanmerking voor toelating tot het programma Kunstgeschiedenis indien men aantoont te beschikken over de volgende competenties:

Deze regeling wordt aangeduid als OER van de Masteropleiding Energie en Milieuwetenschappen.

Onderwijs- en Examenregeling van de Masteropleidingen. Life Science & Technology. NanoScience

Onderwijs- en Examen Regeling (OER) Programma Masteropleiding Sociologie Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Arabische Taal en Cultuur

Onderwijs- en examenregeling

Faculteit der. Model Onderwijs- en Examenregeling (OER) Masteropleiding

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Literatuurwetenschap

Bijlage Onderwijs- en Examenregeling (OER) Master Programma van Pedagogische Wetenschappen. Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

Artikel Tekst 2.1 Toelatingseisen opleiding Voor toelating tot de opleiding Mediastudies komt in aanmerking de bezitter van

Opleidingsspecifieke deel OER, Opleiding / programma: Communicatie- en Informatiewetenschappen/ Communicatie en Organisatie

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Talenonderwijs en communicatie.

Onderwijs- en examenregeling cohort masteropleiding Engelse taal en cultuur

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen

In aanvulling op bovenstaande voorwaarden gelden de volgende aanvullende toelatingsvoorwaarden per track:

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING BACHELOROPLEIDING TECHNISCHE INFORMATICA

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel)

Onderwijs- en Examenregeling LS&T/SMS&TI (Bacheloropleiding)

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Algemene Cultuurwetenschappen

Algemene voorwaarden Selectietraject van het Instroomprogramma voor hbo ers

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Algemene Cultuurwetenschappen

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Taal- en Spraaktechnologie (Language and Speech Technology)

Onderwijs- en Examenregeling (OER) Masterprogramma van Onderwijskunde. Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

gelet op: de artikelen 7.13, 9.15, 9.18 en 9.38 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Bedrijfscommunicatie. studierichtingen: Bedrijfscommunicatie, Cultuur & Organisaties (BCO)

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de Masteropleiding. Taal- en spraakpathologie

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Duitslandstudies. studierichtingen:

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING BACHELOROPLEIDING

Voor de te onderscheiden programma s van de opleiding gelden, in aanvulling op het in art. 2.1 bepaalde, geen aanvullende toelatingsvoorwaarden.

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de Masteropleiding. Arabische, Nieuwperzische en Turkse Talen en Culturen

Onderwijs- en Examenregeling 2012/2013. Masteropleiding Educatie en Communicatie in de Wiskunde en Natuurwetenschappen

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Kunstgeschiedenis

Reglement Examencommissie Bachelor Opleiding Biomedische Wetenschappen (Artikel 7.12b lid 3 WHW)

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Taal- en spraakpathologie

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Medische Psychologie. Faculteit Sociale Wetenschappen. Universiteit van Tilburg

Universiteit van Amsterdam FACULTEIT DER NATUURWETENSCHAPPEN, WISKUNDE EN INFORMATICA

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de onderzoeksmaster. Letterkunde en Literatuurwetenschap

4. De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding Liberal Arts & Sciences van de

Onderwijs- en Examenregeling (OER) Masterprogramma van Pedagogische Wetenschappen. Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

Algemene voorwaarden Selectietraject van het Instroomprogramma voor hbo ers

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Geschiedenis

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel): Bachelor Wijsbegeerte

Voor het programma van de opleiding gelden geen aanvullende toelatingsvoorwaarden.

Onderwijs- en Examenregeling van de opleiding Informatica aan de Universiteit Utrecht

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de Masteropleiding. Kunstgeschiedenis

Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen. Onderwijs- en examenregeling. Masteropleiding

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Nederlandse Taal en cultuur

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologe en Religiewetenschappen. Deel 2 (opleidingsspecifiek deel): Bachelor Theologie

Midden-Oostenstudies CROHO 60842

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Nederlandse Taal en cultuur

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Bachelor Religiewetenschappen

Studiejaar Model Onderwijs- en examenregeling (Bachelor)

OER Research Master Language and Communication: The Empirical Study of Human Communicative Capacities

Onderwijs- en examenregeling

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de Masteropleiding. Taal- en spraakpathologie

Onderwijs- en Examenregeling LS&T en MST (Bacheloropleiding)

Opleidingsspecifiek deel MA Geschiedenis. toelatingseisen opleiding

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Italiaanse taal en cultuur. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Onderwijs- en Examenregeling 2012/2013

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Geschiedenis

Onderwijs- en Examenregeling MST en LS&T (Bacheloropleiding)

Transcriptie:

Onderwijs- en examenregeling 2007-2008 Masteropleiding Algemene sociale wetenschappen sociale vraagstukken: interventies en beleid vraagstukken van beleid en organisatie 1

Inhoudsopgave PARAGRAAF 1 ALGEMENE BEPALINGEN 3 art. 1.1 toepasselijkheid van de regeling...3 art. 1.2 begripsbepalingen...3 PARAGRAAF 2 TOELATING 4 art. 2.1 toelatingseisen opleiding...4 art. 2.2 Nederlandse taal voor studenten met een buitenlandse vooropleiding...4 art. 2.3 toelating programma s...4 art. 2.4 pre-master...5 art. 2.5 toelatingsprocedure...5 art. 2.6 toelating voor een half jaar...5 PARAGRAAF 3 INHOUD EN INRICHTING VAN DE OPLEIDING 6 art. 3.1 doel van de opleiding...6 art. 3.2 vorm van de opleiding...8 art. 3.3 taal waarin de opleiding wordt verzorgd...8 art. 3.4 studielast...8 art. 3.5 programma s; startmomenten...8 art. 3.6 samenstelling programma s...8 PARAGRAAF 4 ONDERWIJS 10 art. 4.1 cursus...10 art. 4.2 ingangseisen cursussen...10 art. 4.3 aanwezigheids- en inspanningsverplichting...10 PARAGRAAF 5 TOETSING 11 art. 5.1 algemeen...11 art. 5.2 toetsing stage of onderzoekopdracht...11 art. 5.3 cijfers...11 art. 5.4 reparatie: aanvullende of vervangende toets...11 art. 5.5 toetsvorm...12 art. 5.6 handicap...12 art. 5.7 mondelinge toetsen...12 art. 5.8 toetsvoorziening bijzondere gevallen...12 art. 5.9 termijn beoordeling...12 art. 5.10 geldigheidsduur...12 art. 5.11 inzagerecht...13 art. 5.12 vrijstelling...13 art. 5.13 fraude en plagiaat...13 PARAGRAAF 6 EXAMEN... 14 art. 6.1 examen...14 art. 6.2 judicium cum laude...14 art. 6.3 graad...14 art. 6.4 getuigschrift...14 PARAGRAAF 7 STUDIEBEGELEIDING 15 art. 7.1 studievoortgangsadministratie...15 art. 7.2 studiebegeleiding...15 art. 7.3 handicap...15 PARAGRAAF 8 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN 16 art. 8.1 vangnetregeling...16 art. 8.2 wijziging...16 art. 8.3 bekendmaking...16 art. 8.5 inwerkingtreding...16 BIJLAGE 17 1. Pré-mastertraject (art. 2.4)...17 2. Opbouw van de opleiding (art. 3.6.1 en art. 3.6.2)...18 3. Toelating doctoraalstudenten tot master...19 4. Overgangsregelingen...20 2

In de Onderwijs- en Examenregeling zijn de opleidingsspecifieke rechten en plichten opgenomen van studenten enerzijds en de Universiteit Utrecht anderzijds. In het (algemene universitaire) Studentenstatuut staan de rechten en plichten die voor alle studenten gelden. PARAGRAAF 1 ALGEMENE BEPALINGEN art. 1.1 toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de masteropleiding Algemene Sociale Wetenschappen (hierna te noemen: de opleiding) en op alle studenten die voor de opleiding staan ingeschreven. De opleiding wordt verzorgd door het onderwijsinstituut Algemene Sociale Wetenschappen binnen de faculteit Sociale Wetenschappen, hierna te noemen: de faculteit. art. 1.2 begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; b. student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding; c. studiepunt: eenheid, soms beschreven als ECTS studiepunt, die gelijk staat aan 28 uur studeren; d. opleiding: de masteropleiding genoemd in art. 1.1 van deze regeling. Een opleiding kan bestaan uit meerdere masterprogramma's. e. programma: een samenhangend geheel van onderwijseenheden binnen een opleiding, zoals beschreven in art. 3.6 van deze regeling. f. onderdeel: een onderwijseenheid (cursus) van de opleiding, opgenomen in de Universitaire Onderwijscatalogus; g. cursus: het geheel van onderwijs en toetsing van een onderdeel; h. toets: tentamen als bedoeld in art. 7.10 van de wet; i. examen: het afsluitend masterexamen van de opleiding dat met goed gevolg is afgelegd als aan alle verplichtingen van de gehele masteropleiding is voldaan; j. contract onderwijsvoorzieningen: het door de onderwijsdirecteur (of andere functionaris namens de opleiding) en gehandicapte student afgesloten contract waarin is vastgelegd op welke noodzakelijke en redelijke voorzieningen de student recht heeft; k. Internationaal Diploma Supplement: de bijlage bij het mastergetuigschrift waarin een toelichting is opgenomen m.b.t. de aard en de inhoud van de opleiding (mede in internationale context). De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. 3

PARAGRAAF 2 TOELATING art. 2.1 toelatingseisen opleiding 1. Toelaatbaar tot de opleiding is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma van hoger onderwijs, die aantoont te beschikken over de volgende kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van een universitaire bachelor van één van de sociaal-wetenschappelijke opleidingen: a) kennis op het gebied van en b) inzicht in: - discipline overstijgende sociaal-wetenschappelijke theorieën, hetzij de mogelijkheden en moeilijkheden van het combineren van sociaal-wetenschappelijke disciplinaire benaderingen - verschillende wetenschapstheoretische benaderingen, - sociale beleids- en interventietheorieën en de problemen van sociaal-wetenschappelijk gebaseerde interventies en de implementatie van sociaal beleid, - een sociaal vraagstuk in de hedendaagse samenleving. 2. De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding Algemene Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht wordt geacht te beschikken over de kennis, het inzicht en de vaardigheden, genoemd in het eerste lid, en wordt uit dien hoofde toegelaten tot de opleiding. art. 2.2 Nederlandse taal voor studenten met een buitenlandse vooropleiding Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal dan wel de afsluitende toets van de cursus Nederlands als tweede taal van het James Boswell Instituut. art. 2.3 toelating programma s Aanvullend op artikel 2.1 zijn tot de bij de opleiding behorende programma s toelaatbaar: art. 2.3.1 - programma Sociale vraagstukken: interventies en beleid 1. De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding van het University College: Social Sciences van de Universiteit Utrecht, wordt geacht te beschikken over de kennis en het inzicht als genoemd in het eerste lid van artikel 2.1, indien in het bachelordiploma aantoonbaar voor tenminste 7,5 sp aandacht is besteed discipline overstijgende sociaalwetenschappelijke theorieën en tenminste 7,5 sp aan de analyse van sociaal beleid en interventieprocessen. Uit dien hoofde kan de bezitter dit diploma worden toegelaten tot het programma. art. 2.3.2 - programma Vraagstukken van beleid en organisatie 1. Toelaatbaar tot het programma is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma van hoger onderwijs, die aantoont te beschikken over de volgende kennis, inzicht en vaardigheden: kennis van en inzicht in de analyse van maatschappelijke problemen en beleid op het niveau van een bachelor in een van de sociaal-wetenschappelijke opleidingen. 2. De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding sociologie van de Universiteit Utrecht wordt geacht te beschikken over de kennis, het inzicht en de vaardigheden, genoemd in het eerste lid, en wordt uit dien hoofde toegelaten tot het programma. 3. De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding culturele antropologie of van het bachelordiploma van het University College: Social Sciences van de Universiteit Utrecht wordt geacht te beschikken over de kennis en het inzicht als genoemd in het eerste lid, indien in het bachelordiploma aantoonbaar voor tenminste 15 sp aandacht is besteed aan de 4

analyse van beleidsprocessen 1. Uit dien hoofde kan de bezitter van één van deze diploma s worden toegelaten tot het programma. art. 2.4 pre-master 1. Degenen die niet aan de toelatingseisen genoemd in art. 2.1 en 2.3 voldoen, kunnen hieraan voldoen door een op het masterprogramma toegesneden pre-mastertraject van de Universiteit Utrecht met goed gevolg af te ronden. Het pre-mastertraject heeft een maximale omvang van 60 studiepunten. 2. In bijlage 1 zijn de diploma s opgenomen die toegang geven tot het pre-mastertraject. art. 2.5 toelatingsprocedure 1. De toelating tot de opleiding en de onderscheidene programma s is opgedragen aan de toelatingscommissie van de opleiding. 2. Met het oog op de toelating tot de opleiding stelt de toelatingscommissie een onderzoek in naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de kandidaat. In aanvulling op schriftelijke bewijzen van de gevolgde opleiding(en) kan de commissie bepaalde kennis, inzicht en vaardigheden laten toetsen door deskundigen in of buiten de universiteit. 3. Met het oog op de toelating tot een programma van de opleiding onderzoekt de toelatingscommissie of de kandidaat voldoet dan wel tijdig zal voldoen aan de daarvoor in art. 2.3 gestelde voorwaarden. De commissie betrekt bij haar onderzoek de motivatie en ambitie van de kandidaat m.b.t. het desbetreffende programma, alsmede de kennis van de kandidaat van de taal waarin het onderwijs van het programma wordt verzorgd. 4. Het toelatingsonderzoek vindt tweemaal per jaar plaats voor het programma Sociale vraagstukken:interventies en beleid en één maal per jaar voor het programma Vraagstukken van beleid en organisatie. 5. Een verzoek te worden toegelaten tot de opleiding en een bepaald programma wordt voor 15 april (voor beide masterprogramma s) resp. 15 oktober (alleen voor het masterprogramma s sociale vraagstukken: interventies en beleid) ingediend bij de toelatingscommissie. In bijzondere gevallen kan de toelatingscommissie een na deze sluitingsdata ingediend verzoek in behandeling nemen. 6. De toelatingscommissie beslist voor 15 juni resp. 15 november op het verzoek. De toelating wordt verleend onder de voorwaarde dat de kandidaat uiterlijk op de betreffende begindatum van de opleiding zal voldoen aan de in art. 2.3 bedoelde eisen t.a.v. kennis en vaardigheden, zoals die blijken uit getuigschriften van door hem gevolgde opleidingen. 7. De kandidaat ontvangt een schriftelijk bewijsstuk van de toelatings- c.q. afwijzingsbeslissing tot de opleiding en een bepaald programma. Hierin wordt gewezen op de beroepsmogelijkheid bij het College van beroep voor de examens. art. 2.6 toelating voor een half jaar 2 1. Op verzoek van de kandidaat, die zich voorbereidt op het afsluitend examen van de in art. 2.1, tweede lid, genoemde bacheloropleiding, kan de toelatingscommissie hem voor een half jaar toelaten tot het programma Vraagstukken van beleid en organisatie van de opleiding, mits: - hij de onderdelen van de major ASW heeft behaald; en - hij overigens van de bacheloropleiding nog slechts onderdelen met een gezamenlijke studielast van ten hoogste 15 studiepunten moet behalen. 2. Na het behalen van het afsluitend examen van de in art. 2.1, tweede lid, genoemde bacheloropleiding wordt de toelating voor een half jaar omgezet in een definitieve toelating. 3. Indien de student niet binnen 6 maanden na aanvang van de masteropleiding het afsluitend examen van de in art. 2.1, tweede lid, genoemde bacheloropleiding heeft behaald, wordt hij uitgesloten van verdere deelname aan de masteropleiding totdat het bachelorexamen is behaald. 1 Bachelorcursussen die goed voorbereiden op de analyse van beleidsprocessen zijn: Sociale sturing van Nederland (200300837), Beleid en evaluatieonderzoek (200500411) en Beleid en sociaal wetenschappelijke vragen (200500035). 2 Artikel 2.6 (toelating voor een half jaar) is alleen van toepassing op het Masterprogramma Vraagstukken van beleid en organisatie 5

PARAGRAAF 3 INHOUD EN INRICHTING VAN DE OPLEIDING art. 3.1 doel van de opleiding art 3.1.1. programma Sociale vraagstukken: interventies en beleid De opleiding heeft als doel het opleiden van deskundigen die praktijk- en beleidsgericht onderzoek naar sociale vraagstukken kunnen verrichten en beoordelen. Zij beschikken daartoe over de wetenschappelijke en professionele vaardigheden om beleids- en interventieprocessen te onderzoeken, te implementeren, te sturen, te evalueren en daarover met deskundigen en een groot publiek te communiceren. De opleiding beoogt dat studenten: - Beschikken over inhoudelijke en domeinspecifieke kennis op de domeinen arbeid, welzijn, zorg, gezin en hulpverlening alsmede inzichten en vaardigheid ten behoeve van beleids- en interventieonderzoek en de implementatie van interventie en beleid. - Zelfstandig en op wetenschappelijk verantwoorde wijze hedendaagse sociale vraagstukken en sociale beleids- en interventiepraktijken leren analyseren en evalueren en daarover leren rapporteren. Dit vanuit aan verschillende disciplines ontleende theorieën en elkaar aanvullende onderzoeksstrategieën. - Voorbereid zijn op de beroepsuitoefening als deskundige die praktijk- en beleidsgericht onderzoek naar sociale vraagstukken kan verrichten en beoordelen en die over de wetenschappelijke en professionele vaardigheden beschikt om beleids- en interventieprocessen te onderzoeken, implementeren, te sturen en te evalueren. Vertaling van de doelstelling in eindtermen Kennis en inzicht De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in: - De actuele ontwikkelingen die zich voordoen in de institutionele context van de verzorgingsstaat, met name op het terrein van arbeid, zorg en welzijn; - De theorievorming waarop sociale interventies worden gebaseerd; - De theorievorming over de organisatorische context van beleid en interventies. - De interdisciplinaire theorieën en modellen die toegepast worden bij het bestuderen van verschillende sociale vraagstukken. Dit sluit aan bij de opgedane kennis in de bachelorfase en overtreft en verdiept het eindniveau van de bachelor; - De onderzoeksmethoden en strategieën welke toegepast worden in de bestudering van sociale vraagstukken en in evaluatieonderzoek op het terrein van interventies en beleid. Toepassen van kennis en inzicht De afgestudeerde is in staat om: - Complexe sociale vraagstukken vanuit interdisciplinaire theoretische perspectieven te analyseren en deze te relateren aan concepten die een rol spelen bij de studie van beleid en interventie in de domeinen arbeid, zorg, welzijn en gezinsleven; - Zelfstandig onderzoek te doen en conclusies, zowel schriftelijk als mondeling, helder en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten. En daarbij ook aan te geven welke kennis, motieven en overwegingen hieraan ten grondslag liggen. - Zelfstandig en op wetenschappelijk verantwoorde wijze begrippen en theorieën over de relatie tussen individu en samenleving, over sociale vraagstukken en over beleid en interventiepraktijken te analyseren, te integreren en te evalueren; - In de analyse, evaluatie en implementatie van beleidsmatige en interventie- praktijken de relatie tussen beleid, management en uitvoeringsniveau te betrekken. Oordeelsvorming De afgestudeerde kan: - Kritisch reflecteren op bestaande beleids- en interventiepraktijken, vanuit theoretische, analytische, methodologische, beleidsmatige en interventiestrategische overwegingen; - In complexe en/of relatief onbekende situaties van het werkveld komen tot een wetenschappelijk verantwoord oordeel; 6

Communicatie De afgestudeerde is in staat om: - Op adequate wijze te functioneren als sociale wetenschapper; - Zowel schriftelijk als mondeling, helder en ondubbelzinnig te communiceren met een publiek van specialisten en niet-specialisten De afgestudeerde het masterprogramma toont: - Een eerlijke en kritische houding met betrekking tot onderzoeksplannen en resultaten; - Een respectvolle en verantwoordelijke houding t.o.v. studenten, collega s, respondenten, cliënten, enz.; - Een zakelijke en klantgerichte houding t.o.v. studenten, collega s, respondenten, cliënten, opdrachtgevers, enz.; Leervaardigheden De afgestudeerde is in staat om: - Zich werkveldspecifieke vaardigheden eigen te maken die betrekking kunnen hebben op het onderzoeken, implementeren en evalueren van beleids- en interventiepraktijken, en deze op een wetenschappelijk verantwoorde wijze toe te passen. - Resultaten van een wetenschappelijke analyse op verantwoorde wijze te beschrijven of in andere vorm te presenteren. - Interdisciplinaire theorieën en concepten te operationaliseren ten behoeve van een uitvoerbaar onderzoeksvoorstel. - In teamverband wetenschappelijk onderzoek te verrichten. - Het wetenschappelijk werk van collega s te beoordelen en op wetenschappelijk verantwoorde wijze van constructief commentaar te voorzien. - In een complexe organisatorische context beleids- en interventievoorstellen te ontwikkelen en te implementeren en daarbij rekening te houden met de specifieke karakteristieken van de betrokken actoren. art. 3.1.2 Programma Vraagstukken van beleid en organisatie Met de opleiding wordt beoogd: gespecialiseerde kennis, vaardigheid en inzicht bij te brengen op het gebied van: analyse van maatschappelijke problemen en beleidsprocessen, beleids en organisatieonderzoek, beleidsadvisering, sociaal-wetenschappelijke theorieën over beleidsprocessen en de toepassing van deze processen op concrete maatschappelijke velden en organisaties, voor te bereiden op de beroepsuitoefening als beleidsonderzoeker/ beleidsadviseur. Na de master beschikt de student over gespecialiseerde kennis en vaardigheden op het gebied van beleidsonderzoek en beleidsadvies: - Studenten zijn in staat om zelfstandig en op wetenschappelijk verantwoorde wijze een beleidsonderzoek te verrichten en een beleidsadvies uit te brengen en daarover mondeling en schriftelijk te rapporteren. - Studenten verwerven wetenschappelijke, veldinhoudelijke kennis van een maatschappelijk veld of organisatie. - Studenten kunnen verschillende theoretische benaderingen van beleid en organisatie in verband brengen met actuele maatschappelijke problemen en beleidsmaatregelen, zowel vanuit nationaal als internationaal vergelijkend perspectief. - Studenten zijn in staat om de politiek-bestuurlijke en maatschappelijke randvoorwaarden van beleidsmaatregelen op heldere wijze te analyseren en hun eigen strategische positie hierin te bepalen. Zij kunnen op grond daarvan een beredeneerde inschatting maken van de houdbaarheid van voorgestelde maatregelen en hierover rapporteren. - Studenten zijn in staat om een verantwoord beleidsadvies uit te brengen aan een opdrachtgever. Daarbij zijn zij in staat om een verantwoorde afweging te maken tussen de wetenschappelijke kwaliteit van voorgestelde maatregelen en de politiek-bestuurlijke en maatschappelijke context waarin zij moeten worden overgenomen, uitgevoerd en geaccepteerd. Studenten leren praktische vaardigheden op het gebied van toegepast onderzoek en advisering, presentatie en communicatie, samenwerking, en mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid. 7

art. 3.2 vorm van de opleiding De opleiding wordt voltijds verzorgd. art. 3.3 taal waarin de opleiding wordt verzorgd De opleiding wordt in het Nederlands verzorgd. Het programma Sociale vraagstukken: interventies en beleid kent een Engelstalige variant Social Policy and Interventions art. 3.4 studielast De opleiding heeft een studielast van 60 studiepunten. art. 3.5 programma s; startmomenten 1. De opleiding kent de volgende programma s: a) het programma Sociale vraagstukken: interventies en beleid, dat voorbereidt op het beroepsuitoefening op het gebied van praktijk- en beleidsgericht onderzoek, vakinhoudelijke project-, coördinatie- en beleidsfuncties bij overheden en professionele instellingen onder andere op de domeinen arbeid, welzijn, (gezondheids)zorg, jeugd, gezin en hulpverlening. b) het programma Vraagstukken van beleid en organisatie, dat voorbereidt op het beroepsuitoefening als beleidsonderzoeker/beleidsadviseur. 2. het Masterprogramma Sociale vraagstukken: interventies en beleid, start twee keer per jaar: per 1 september en per 1 februari. Het Masterprogramma Vraagstukken van beleid en organisatie start één maal per jaar: per 1 september. art. 3.6 samenstelling programma s 3 art. 3.6.1 programma Sociale vraagstukken: interventies en beleid 1. Het programma omvat theoretische en methodologische en statistische onderdelen met een studielast van tenminste 30 studiepunten. 2. Daarnaast omvat het programma de volgende verplichte onderdelen met de daarbij vermeldde studielast: een literatuurverkenning in combinatie met een onderzoekopdracht en/of onderzoekstage met een studielast van tenminste 30 sudiepunten. 3. De student kiest in het eerste semester in zowel blok 1 als blok 2 een keuzeonderdelen met een studielast van maximaal 7,5 studiepunten 4. 4. Voor keuze komen in aanmerking de onderdelen, genoemd in de bijlage onder 2A: opbouw van de opleiding. In bijzondere gevallen kan de examencommissie toestaan dat een of meer onderdelen van andere universitaire masterprogramma s worden gekozen 5. Alle cursussen worden ook in de Engelse taal aangeboden, inclusief het masterproject, met uitzondering van enkele keuzecursussen sociale vraagstukken 5 6. In de Universitaire Onderwijscatalogus/cursushandleiding worden de inhoud en de onderwijsvorm van de onderdelen van de onderscheiden programma s nader omschreven, onder vermelding van de voorkennis, die gewenst is om aan het desbetreffende onderdeel met goed gevolg te kunnen deelnemen. 3 Zie de bijlage onder 2 4 Dit is alleen van toepassing op de instroom van 1 september 5 Dit is alleen van toepassing op de instroom van 1 september 8

art.3.6.2 Programma vraagstukken van beleid en organisatie 1. Het programma omvat de volgende verplichte onderdelen met de daarbij vermelde studielast: a. Het programma omvat theoretische en methodologische onderdelen met een studielast van tenminste 30 studiepunten. b. Daarnaast omvat het programma een onderzoekopdracht en een onderzoeksstage met in totaal een studielast van tenminste 30 studiepunten; - De onderzoekopdracht (masterthesis) heeft een omvang van minimaal 15 studiepunten tot maximaal 22,5 studiepunten; - De onderzoeksstage heeft een omvang van minimaal 7,5 studiepunten tot maximaal 15 studiepunten. 2. In de Universitaire Onderwijscatalogus/cursushandleiding worden de inhoud en de onderwijsvorm van de onderdelen van de onderscheiden programma s nader omschreven, onder vermelding van de voorkennis, die gewenst is om aan het desbetreffende onderdeel met goed gevolg te kunnen deelnemen. 9

PARAGRAAF 4 ONDERWIJS art. 4.1 cursus Alle cursussen die deel uit kunnen maken van de opleiding zijn opgenomen in de Universitaire Onderwijscatalogus. art. 4.2 ingangseisen cursussen art.4.2.1 ingangseisen programma Sociale vraagstukken: interventies en beleid Aan de volgende onderdelen van het programma kan eerst worden deelgenomen nadat voor de daarbij vermelde cursussen een voldoende is behaald: Het masterproject: na behalen van één van de volgende cursorische onderdelen: Instroom 1 september: Verzorgingsstaten: context en transformaties, of Onderzoeksstrategieën beleid en interventie of Multivariate analyse. Instroom 1 februari: Vraagstukken van organisatie, sturing en communicatie, of Onderzoeksstrategieën beleid en interventie. art.4.2.2 ingangseisen programma Vraagstukken van beleid en organisatie Aan de volgende onderdelen van het programma kan eerst worden deelgenomen nadat voor de daarbij vermelde cursussen een voldoende is behaald: De Masterthesis: na behalen van 'Drie institutionele theorieën van beleid en organisatie vergeleken' en 'Beleidsonderzoek en beleidsadvisering'. art. 4.3 aanwezigheids- en inspanningsverplichting 1. Van elke student wordt actieve deelname verwacht aan de cursus waarvoor hij staat ingeschreven. 2. Naast de algemene eis dat de student actief participeert in het onderwijs, worden de aanvullende eisen per onderdeel in de Universitaire Onderwijscatalogus/cursushandleiding omschreven. 3. Bij een kwalitatief of kwantitatief onvoldoende deelname kan de cursuscoördinator de student uitsluiten van verdere deelname aan de cursus of een gedeelte daarvan. art. 4.4 - plaatsvinden cursussen Alle in de studiegids en Universitaire Onderwijscatalogus vermelde cursussen dienen doorgang te vinden. Bij een inschrijving van minder dan tien studenten kan de coördinerende docent in overleg met de leiding van het onderwijsinstituut en de studenten het onderwijs in een andere werk- en beoordelingsvorm aanbieden, dan wel een vervangende cursus aanbieden. 10

PARAGRAAF 5 TOETSING art. 5.1 algemeen 1. Tijdens de cursus wordt de student op academische vorming getoetst en wordt getoetst of de student in voldoende mate de gestelde leerdoelen bereikt. De toetsing van de student is afgerond bij het einde van de cursus. 2. In de Universitaire Onderwijscatalogus/cursushandleiding staat beschreven aan welke prestaties de student moet voldoen om de cursus met succes af te ronden en wat de criteria zijn waarop de student beoordeeld wordt. 3. In het Reglement 6 van de examencommissie staat de gang van zaken bij toetsing beschreven. 4. Toetsing vindt niet plaats in de maand augustus. art. 5.2 toetsing stage of onderzoekopdracht De toetsing van een stage of van een onderzoekopdracht wordt verricht door de desbetreffende begeleider en één of meer andere interne en/of externe deskundigen. art. 5.3 cijfers Cijfers worden gegeven op een schaal van 1 tot en met 10. De eindbeoordeling van een cursus is voldoende dan wel onvoldoende, in cijfers uitgedrukt: 6 of hoger, respectievelijk 5 of lager. -onvoldoenden t/m 4,99 worden niet afgerond -5,00 t/m 5,49 = 5 -voldoenden worden in hele of halve cijfers uitgedrukt. De afronding geschiedt als volgt. Onvoldoende: 0,00-4,99 wordt niet afgerond 5,00 5,49 = 5 Voldoende: 5,50 6,24 = 6 6,25-6,74 = 6½ 6,75-7,24 = 7 7,25-7,74 = 7½ 7,75-8,24 = 8 8,25-8,74 = 8½ 8,75-9,24 = 9 9,25-9,74 = 9½ 9,75-10 = 10 Als een volgende decimaal op 5 of hoger uitkomt, dan wordt naar boven afgerond; als een volgende decimaal op 4 of lager uitkomt, dan wordt naar beneden afgerond. art. 5.4 reparatie: aanvullende of vervangende toets Indien de student aan alle inspanningsverplichtingen tijdens de cursus heeft voldaan en hem niettemin geen voldoende is toegekend, maar wel het eindcijfer van ten minste een 4,0, wordt hij eenmaal in de gelegenheid gesteld een aanvullende of een vervangende toets af te leggen. 6 Ook wel Regels en Richtlijnen genoemd. 11

art. 5.5 toetsvorm 1. Toetsing binnen een cursus vindt plaats op de wijze als vermeld in de Universitaire Onderwijscatalogus/cursushandleiding. 2. Op verzoek kan de examencommissie toestaan dat een toets op een andere wijze dan krachtens het eerste lid is bepaald, wordt afgelegd. art. 5.6 handicap 1. Gehandicapte of chronisch zieke studenten die toetsen af willen leggen op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze, kunnen hiertoe een verzoek, ondersteund door de studieadviseur, richten aan de examencommissie. 2. Studenten met een Contract onderwijsvoorzieningen als bedoeld in artikel 7.3 komen zonder meer in aanmerking voor de in het contract vastgelegde regeling/ voorziening. art. 5.7 mondelinge toetsen 1. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getoetst, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. 2. Het mondeling afnemen van een toets is openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt. art. 5.8 toetsvoorziening bijzondere gevallen 1. Indien het niet verlenen van een individuele toetsvoorziening zou leiden tot een bijzonder geval van onbillijkheid van overwegende aard kan de directeur van het onderwijsinstituut besluiten een toetsvoorziening toe te kennen. 2. Verzoeken om een bijzondere toetsvoorziening moeten zo snel mogelijk met bewijsstukken worden ingediend bij de directeur van het onderwijsinstituut. art. 5.9 termijn beoordeling 1. Het resultaat van de mondelinge toets wordt binnen 24 uur bepaald en bekend gemaakt aan de student. 2. De examinator stelt het oordeel over een schriftelijk of op andere wijze afgenomen toets vast binnen 10 werkdagen na de dag waarop deze is afgenomen, en verschaft de administratie van de faculteit de nodige gegevens ten behoeve van de uitreiking van het schriftelijk of elektronisch bewijsstuk van het oordeel aan de student. De administratie verwerkt de uitslag binnen 15 werkdagen na het afnemen van de toets in OSIRIS. 3. Op de schriftelijke verklaring van het oordeel over een toets wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in art. 5.11 en op de beroepsmogelijkheid bij het College van beroep voor de examens. art. 5.10 geldigheidsduur 1. De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is onbeperkt. In afwijking hiervan kan de examencommissie voor een onderdeel, waarvan de toets langer dan drie jaar geleden is behaald, een aanvullende dan wel een vervangende toets opleggen. 2. Deeltoetsen en opdrachten die behaald zijn binnen een onderdeel dat niet met goed gevolg is afgelegd, vervallen na het studiejaar waarin zij zijn behaald. 12

art. 5.11 inzagerecht 1. Gedurende tenminste dertig dagen na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijke toets krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. Tevens wordt hem op zijn verzoek tegen kostprijs een kopie verschaft van dat werk. 2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke belanghebbende kennis nemen van vragen en opdrachten van de desbetreffende toets, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. art. 5.12 vrijstelling De examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een onderdeel van het programma, indien de student: a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding voorafgaand aan de start van de masteropleiding heeft voltooid; b. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel. art. 5.13 fraude en plagiaat 1. Onder fraude en plagiaat wordt verstaan het handelen of nalaten van een student waardoor een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt. 2. a. Wanneer fraude wordt geconstateerd of vermoed, deelt de examinator dit schriftelijk mee aan de examencommissie. b. Wanneer de examinator plagiaat constateert of vermoedt: - deelt hij dit schriftelijk mee aan de student; - stelt hij de student in de gelegenheid schriftelijk daarop te reageren; - stuurt hij daarna de schriftelijke stukken en bevindingen naar de examencommissie. c. De examencommissie stelt de examinandus in de gelegenheid te worden gehoord. 3. De examencommissie stelt vast of er sprake is van fraude of plagiaat en deelt de examinandus schriftelijk haar besluit en de sancties conform het bepaalde in het vierde lid mede, onder vermelding van de beroepsmogelijkheid bij het College van beroep voor de examens. 4. Fraude en plagiaat wordt door de examencommissie als volgt bestraft: a. In ieder geval: o ongeldig verklaren van het ingeleverde werkstuk of tentamen o berisping, die aangetekend wordt in OSIRIS. b. En eventueel voorts, afhankelijk van aard en omvang van de fraude of plagiaat, en van de studiefase van de examinandus, één of meer van de volgende sancties: o verwijderen uit de cursus o het niet meer in aanmerking komen voor een positief judicium (cum laude) als bedoeld in art.6.2 o uitsluiting van deelname aan tentamens of andere vormen van toetsing die behoren bij het betreffende onderwijsonderdeel voor het lopende academisch jaar, dan wel voor een periode van 12 maanden o volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens of andere vormen van toetsing voor een periode van 12 maanden. c. Indien de student reeds eerder een berisping heeft gekregen: volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens of andere vormen van toetsing voor een periode van 12 maanden en het advies de opleiding te verlaten. 13

PARAGRAAF 6 EXAMEN art. 6.1 examen 1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de student voldoende bewijzen overlegt van door hem afgelegde toetsen. 2. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen, kan de examencommissie zelf een onderzoek instellen naar de kennis van de student m.b.t. een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende toetsen haar daartoe aanleiding geven. 3. Voor het behalen van het examen geldt als voorwaarde dat voor alle onderdelen een voldoende is behaald. art. 6.2 judicium cum laude Aan de uitslag van het masterexamen kan het predicaat cum laude worden verbonden indien de student heeft voldaan aan de volgende eisen: - Minimaal een gewogen gemiddelde van 8,0 waarbij de weging geschiedt op basis van studiepunten - Geen enkel onderdeel mag beoordeeld zijn met minder dan 7,0 in de OSIRIS-registratie - De masterthesis dient in één keer met minimaal 8,0 beoordeeld zijn. Vrijstellingen tellen niet mee. Indien de student onderdelen heeft voltooid bij andere opleidingen, waaronder buitenlandse, dan tellen deze mee bij de bepaling van een cum laude, mits deze onderdelen van tevoren goedgekeurd zijn door de examencommissie. De student van wie door de examencommissie is vastgesteld dat hij fraude heeft gepleegd, komt niet in aanmerking voor het judicium cum laude. In die gevallen waarin de regeling niet voorziet beslist de examencommissie. art. 6.3 graad 1. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad Master of Science verleend. 2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. art. 6.4 getuigschrift 1. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd wordt door de examencommissie een getuigschrift uitgereikt. 2. De examencommissie voegt aan dit getuigschrift het Internationaal Diploma Supplement toe, waarmee (internationaal) inzicht wordt verschaft in de aard en inhoud van de afgeronde opleiding. 14

PARAGRAAF 7 STUDIEBEGELEIDING art. 7.1 studievoortgangsadministratie 1. De faculteit registreert de individuele studieresultaten van de studenten en stelt deze via Osiris-student ter beschikking. 2. Bij het Studiepunt van de faculteit kan een gewaarmerkt studievoortgangsdossier worden verkregen. art. 7.2 studiebegeleiding 1. De faculteit draagt zorg voor de studiebegeleiding van de studenten, die voor de opleiding zijn ingeschreven. 2. De studiebegeleiding omvat: - toewijzing van een tutor/ studieadviseur - het bieden van verwijzing en hulp bij door studenten ervaren moeilijkheden tijdens de studie; art. 7.3 handicap Aan de student met dyslexie wordt de gelegenheid geboden het onderwijs te volgen en de toetsen af te leggen op de wijze zoals vastgelegd in zijn Contract onderwijsvoorzieningen. Verzoeken om een studiecontract af te sluiten worden ingediend bij de studieadviseur. 15

PARAGRAAF 8 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN art. 8.1 vangnetregeling In die gevallen waarin deze regeling niet voorziet, niet duidelijk voorziet of tot kennelijke onredelijke uitkomsten leidt, wordt door of namens de decaan beslist, na de examencommissie te hebben gehoord. art. 8.2 wijziging 1. Wijzigingen van deze regeling worden door de decaan, gehoord de opleidingscommissie en na overleg met de faculteitsraad of opleidingsraad, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 3. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op enige andere beslissing, die krachtens deze regeling door de examencommissie is genomen ten aanzien van een student. art. 8.3 bekendmaking De decaan draagt zorg voor bekendmaking van deze regeling, alsmede van elke wijziging via internet. art. 8.5 inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2007. 16

BIJLAGE 1. Pré-mastertraject (art. 2.4) A. Toelating en inhoud pre-mastertraject programma Sociale Vraagstukken: interventies en beleid. Toelating tot het pré-mastertraject: De bezitter van één van de hieronder vermelde HBO-einddiploma s krijgt toegang tot het premastertraject ASW: Sociale vraagstukken: interventies en beleid onder de voorwaarde dat een voldoende is behaald voor het vak Wiskunde op havo-niveau. Deficiënties m.b.t. het vak wiskunde kunnen vervuld worden door het met goed gevolg afleggen van de toets wiskunde bij het James Boswell Instituut van de Universiteit Utrecht: -Hoger Pedagogisch Onderwijs: -Hoger Sociaal-Agogisch Onderwijs: -Hoger Gezondheidszorg Onderwijs: -Hoger Economisch Onderwijs: -Hoger Kunstonderwijs: -Koninklijke Militaire Academie: Leraar basisonderwijs Lerarenopleiding Aardrijkskunde Lerarenopleiding Geschiedenis Lerarenopleiding Maatschappijleer Alle richtingen Alleen Verpleegkunde (HBO-V) Alle richtingen Alleen Journalistiek Afstudeerrichting Mens en Organisatie Afstudeerrichting Personeel (en Organisatie). Prémaster-studenten die in het bezit zijn van een einddiploma Hoger Economisch Onderwijs, waarin aantoonbaar statistiek en SPSS met goed gevolg afgelegd is, komen in aanmerking voor een vrijstelling voor de aanvullende eis wiskunde. Inhoud pré-masterprogramma Sociale vraagstukken: interventies en beleid: - M&T 1: methoden en technieken van onderzoek (7,5 stp) - M&T 2: statistiek met behulp van de computer (7,5 stp) - Inleiding algemene sociale wetenschappen voor HBO-instromers (7,5 stp) - Beleid en evaluatieonderzoek (7,5 stp) - Sociale wetenschap: perspectieven en grondslagendebat (7,5 stp) - M&T3: Data-analyse (7,5 stp) - Onderzoeksproject pré-master (7,5 stp) - Verder dient iedere student van het pré-masterprogramma een keuze van één cursus te maken uit de majorgebonden keuzevakken van ASW of het bachelor aanbod van culturele antropologie of sociologie niveau 2 en 3. (7,5 stp) B. Toelating en inhoud pre-mastertraject programma Vraagstukken van beleid en organisatie Toelating tot het pré-mastertraject: De bezitter van één van de hieronder vermelde HBO-einddiploma s krijgt toegang tot het premasterprogramma Sociologie: vraagstukken van beleid en organisatie onder de voorwaarde dat een voldoende is behaald voor het vak Wiskunde op havo-niveau. Deficiënties m.b.t. het vak wiskunde kunnen vervuld worden door het met goed gevolg afleggen van de toets wiskunde A1 bij het James Boswell Instituut van de Universiteit Utrecht: -Hoger Pedagogisch Onderwijs -Hoger Sociaal-Agogisch Onderwijs -Hoger Gezondheidszorg Onderwijs -Hoger Economisch Onderwijs -Hoger Kunstonderwijs: -Koninklijke Militaire Academie: Alleen Journalistiek Afstudeerrichting Mens en Organisatie Afstudeerrichting Personeel (en Organisatie). Prémaster-studenten die in het bezit zijn van een einddiploma Hoger Economisch Onderwijs, waarin aantoonbaar statistiek en SPSS met goed gevolg afgelegd is, komen in aanmerking voor een vrijstelling voor de aanvullende eis wiskunde. 17

Inhoud pré-masterprogramma Vraagstukken van beleid en organisatie, variant ASW: Sociale problemen (7,5 stp) Problemen en Theorieën van de Sociologie (7,5 stp) M&T 1: methoden en technieken van onderzoek (7,5 stp) M&T 2: statistiek en SPSS (7,5 stp) Beleid en evaluatieonderzoek (7,5 stp) Sociale sturing van Nederland (7,5 stp) De Stand van Nederland: sociale wetenschappers over sociale vraagstukken en sociaal beleid (7,5 stp) Effectiviteit van organisaties (7,5 stp) 2. Opbouw van de opleiding (art. 3.6.1 en art. 3.6.2) A) Sociale vraagstukken: interventies en beleid Onderwijsonderdelen Studiepunten semester Verzorgingsstaten: context en 7,5 stp 1,blok 1/A transformatieprocessen Studenten die instromen in september keuze uit: Onderzoeksstrategieën beleid en 7,5 stp 1, blok 1/C interventie Multivariate analyse technieken Studenten die instromen in februari volgen verplicht: 7,5 stp 1, blok 1/B Onderzoeksstrategieën beleid en 7,5 stp 2, blok 3/C interventie Studenten die instromen in september Verplicht: Vraagstukken van organisatie, sturing 7,5 stp 2, blok 3/A en communicatie Studenten die instromen in februari volgen verplicht: Vraagstukken van organisatie, sturing 7,5 stp 2, blok 3A en communicatie Sociale vraagstukken Studenten die instromen in september, keuze uit: Arbeid, ziekte en gezondheid Risico s in een veranderende jeugdwereld. Professionele interventies en de uitvoering van sociaal beleid Studenten die instromen in februari volgen verplicht: Capita: Vraagstukken van zorg en welzijn Masterproject Sociale vraagstukken: interventies en beleid 7,5 stp 7,5 stp 7,5 stp 7,5 stp 1, blok 2/C 1, blok 2/C 1, blok 2/D 2, blok 4 30 stp Instroom: september: blok 2, 3 en 4 februari: blok4, 1 en 2 18

B) Vraagstukken van beleid en organisatie. Onderwijsonderdelen Studiepunten semester Drie institutionele theorieën van beleid en organisatie vergeleken 7,5 stp 1, blok 1 Strategische Beleids- en 7,5 stp 1, blok 1 besluitvormingsanalyse Beleidsonderzoek en beleidsadvisering 7,5 stp 1, blok 2 Sociology of Labour and Organisations 7,5 stp 1, blok 2 Stage 7,5-15 stp 2, blok 3 Masterthesis 15-22,5 stp 1/2, blok 2,3,4 3. Toelating doctoraalstudenten tot master Doctoraalstudenten die opteren voor toelating tot de masteropleiding moeten beschikken over een bachelordiploma. Om een bachelordiploma te halen moeten studenten voldoen aan de volgende eisen en zich vóór aanvraag van het bachelordiploma over laten schrijven naar de bachelorfase: A. Algemene Sociale Wetenschappen Doctoraalstudenten algemene sociale wetenschappen die opteren voor een bachelordiploma moeten voldoen aan de volgende eisen: 126 studiepunten oude stijl (1 sp = 40 sbu) behaald, bestaande uit: propedeusebul ASW (42 sp) 84 sp uit het doctoraal, bestaande uit: 56 studiepunten disciplinaire vakken, keuze uit: interventies in leefsituaties (7 sp) perspectief en argument (14 sp) inleiding organisatie, beleid en management (7 sp) de Nederlandse verzorgingsstaat in perspectief (7 sp) organisaties en hun actoren (7 sp) sturing van organisatie en organisatieverandering (7 sp) beleid in een veranderende maatschappelijke context (7 sp) culturen en leefwerelden (7 sp) overheidsbeleid en zorgarrangementen (7 sp) sociale interventies (7 sp) communicatie, media en cultuur (7 sp) communicatiemanagement: theorie en praktijk (7 sp) identiteit in culturele context (7 sp) moraal, media en communicatie (7 sp) cultuurvergelijking: theorie en onderzoek (7 sp) migratie en minderheden in Europa (7 sp) etnische vooroordelen en nationalisme (7 sp) cursussen methoden van onderzoek (3,5 of 7 sp) andere cursorische onderdelen uit een tracé ASW leeronderzoek (14 SP) 14 studiepunten vrije keuzevakken Verklaring van studieloopbaanbegeleider of opleidingsmanager dat de kandidaat een individueel eindgesprek heeft gevoerd met de studieloopbaanbegeleider of opleidingsmanager. Eventuele overige tekortpunten in het doctoraal kunnen aangevuld worden door het afronden van cursussen uit de major van de bachelor ASW. 19

B. Sociologie Doctoraalstudenten sociologie die opteren voor een bachelordiploma moeten voldoen aan de volgende eisen: 126 studiepunten oude stijl (1 sp = 40 sbu), bestaande uit: propedeusebul sociologie (42 sp) 84 sp uit het doctoraal, bestaande uit: 56 studiepunten disciplinaire vakken, keuze uit: sociologisch basisseminar 1 (7 sp) sociologisch basisseminar 2 (7 sp) sociologisch basisseminar 3 (7 sp) sociologisch basisseminar 4 (7 sp) leeronderzoek D1 (10 sp) practicum evaluatieonderzoek (4 sp) models of measurement in Sociological Research (4 sp ) advanced sociological theories and models (7 sp) practicum beleids- en besluitvormingsanalyse (7 sp) practicum dynamische analyse (7 sp) andere cursorische onderdelen uit een tracé sociologie 14 studiepunten literatuurscriptie en/of stage of afstudeeronderzoek 14 studiepunten vrije keuzevakken Verklaring van tutor of opleidingsmanager dat de kandidaat een individueel eindgesprek heeft gevoerd met de tutor of opleidingsmanager. de literatuurscriptie/stage/afstudeeronderzoek mag vervangen worden door het bachelorproject. eventuele overige tekortpunten in het doctoraal kunnen aangevuld worden door het afronden van cursussen uit de major van de bachelor sociologie. 4. Overgangsregelingen Sociale vraagstukken: interventies en beleid Niet behaald in 2006-2007 In 2007-2008 vervangen door Migratie en etnische Arbeid, ziekte en gezondheid minderheden (7,5 sp) (7,5 sp), of Risico s in een veranderende jeugdwereld (7,5 sp), of Capita: Vraagstukken van zorg en welzijn (7,5 sp), of Professionele interventies en de uitvoering van sociaal beleid (7,5 sp) opmerkingen Pré-mastertraject Sociale vraagstukken: interventies en beleid Niet behaald in 2006-2007 In 2007-2008 vervangen door 200500219: 200700054 Onderzoeksproject pré-master MT3-Data-analyse (7,5 sp) (15 sp) én 20070000015 Prémaster Thesis(7,5 sp) opmerkingen 20