111. Herziening van het Wetboek van Koophandel (Boek I, Titel A en B; Boek II, Titels 8, 9 A, 9 B, 10 en 11.)

Vergelijkbare documenten
WET MINISTERIËLE VERANTWOORDELIJKHEID... 2

Tweede Kamer der Staten-Generaal

STAATSBLAD 'VAN HET KONINGRIJK DER NEDERLANDEN.

Wet van 24 december 1927, houdende nadere regeling van de Collectieve Arbeidsovereenkomst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten

WET MINISTERIËLE VERANTWOORDELIJKHEID... 2

Bijlagen. Vel

ZEVENDE TITEL VAN HUUR EN VERHUUR

Wet voor het Natuurkundig Gezelschap te Middelburg. Vastgesteld den 13 december Artikel 1.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

SURINAME. WET OP DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST 1962 GOUVERNEMENTSBLAD van SURINAME NO. 106

WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Echtscheiding kan nimmer door onderlinge toestemming plaats hebben.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Artikelen 81 en 82. Ongewijzigd. Artikel 83

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Afdeling 2. Overeenkomst van gecombineerd goederenvervoer

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van

Tweede Kamer der Staten-Generaal

CBRB/VNPR* Personenvervoercondities voor de binnenvaart

STAATSBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

STAATSBLAD VAN HBT KONINKRIJK DER NEDERLANDEN.

==================================================================== Artikel 1

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Het reglement van

ALGEMENE VOORWAARDEN VAN VISA2CHINA

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wijzigingen: AB 2009 no. 75; AB 2012 no. 54; (inwtr. AB 2013 no. 15) ====================================================================== Artikel 1

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad. Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Doorlopende tekst van Titel 7 van Boek I per

Rederlandschlndisde laatschappij

Reglementnummer: Pagina 1 van 6. Werkgever: gevestigd te.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Artikel 99 wordt als volgt gewijzigd:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

WET van 5 januari 1952, tot regeling van de verantwoordelijkheid van de ministers (G.B no. 3).

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

VLAAMS PARLEMENT ONTWERP VAN DECREET. houdende wijziging van het wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten

LANDSVERORDENING COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST

ALGEMENE VOORWAARDEN PROPTIMIZE NEDERLAND B.V. (versie oktober 2012)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ACHTERSTELLINGSAKTE. TPSolar Uden B.V. en Obton Solenergi Sommer C.V., ieder afzonderlijk en ook gezamenlijk tevens aangeduid als de Schuldenaar;

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

2.1. Alle offertes en prijsopgaven door opdrachtnemer zijn vrijblijvend. Tenzij anders is vermeld, zijn alle opgegeven prijzen exclusief B.T.W.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

(N*. III.) 14 III. Herziening van het Wetboek van Koophandel. (Boek I, Titels A en B; Boek II, Titels 8, 9 A, 9 B, 10 en 11.) (Koninklijke boodschap. Ontwerp van wet Titels A en B van Boek I.) 111. Herziening van het Wetboek van Koophandel (Boek I, Titel A en B; Boek II, Titels 8, 9 A, 9 B, 10 en 11.) 1. KONINKLIJKE BOODSCHAP, ingekomen in de zitting van 22 October 1835. EDEL MOGENDE HEEREN! In Uwe vorige zitting zijn ter tafel van U Edel Mogenden gebragt en in de Afdeelingen der Tweede Kamer onderzocht, doch onafgedaan gebleven, onderscheidene ontwerpen van wet, houdende herziening van het laatste gedeelte des Uden Boeks van het Wetboek van Koophandel. Die ontwerpen, naar aanleiding van dat onderzoek nader zijnde overwogen, worden thans, met de noodige wijzigingen en vergezeld van eene toelichtende memorie, door Ons op nieuw aan U Edel Mogenden aangeboden. Wij vleijen Ons, dat de daarin gemaakte veranderingen den bijval van Uwe Vergadering zullen wegdragen. En hiermede bevelen Wij U, Edel Mogende Heeren! in Godes heilige bescherming. 's Gravenhage, den 21sten October 1835. Aan de Tweede Kamer van de Staten-Generaal. WILLEM. 3. ONTWERP VAN WET, houdende Titels A en B van Boek 1. WIJ WILLEM, ENZ. Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten: Alzoo Wij in overweging genomen hebben de doelmatigheid om de reeds aangenomen Wetboeken, mitsgaders de wet op de organisatie der regterlijke magt en het beleid der justitie, te herzien en in overeenstemming te brengen met de belangen der oude Nederlandsche provinciën; Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk wij goedvinden en verstaan bij deze te bepalen, dat de beide titels A en B, bij deze wet vervat, zullen uitmaken de twee laatste titels van het Eerste Boek des Wetboeks van Koophandel en alzoo onmiddellijk volgen op den titel, handelende van reclame of terugvordering in zaken van koophandel. TITEL A. Van assurantie of verzekering in het algemeen. Assurantie of verzekering is eene overeenkomst, bij welke de verzekeraar zich aan den verzekerde, tegen genot eener premie, verbindt, om denzelven schadeloos te stellen wegens een verlies, schade of gemis van verwacht voordeel, welke dezelve door een onzeker voorval zoude kunnen lijden. De verzekeringen kunnen, onder anderen, tot voorwerp hebben: de gevaren van brand; de gevaren van de voortbrengselen van den landbouw; het leven van één of meer personen; de gevaren der zee en die der slavernjj; de gevaren van vervoer te lande en op rivieren en binnenwateren. Van de twee laatsten wordt in het volgend Boek gehandeld. Op alle verzekeringen, waarover zoo in dit als in het Tweede Boek van dit Wetboek wordt gehandeld, zijn toepasselijk de bepalingen, bij de volgende artikelen vervat. Voor schade of verlies, uit eenig gebrek, eigen bederf of uit den aard en de natuur van de verzekerde zaak zelve onmiddellijk voortspruitende, is de verzekeraar nimmer gehouden, ten ware ook daarvoor uitdrukkelijk zij verzekerd. Indien hij, die voor zich zelf heeft laten verzekeren, of hij, voor wiens rekening door een ander is verzekerd, ten tijde der verzekering g-een belang in het verzekerd voorwerp heeft, is de verzekeraar niet tot schadeloosstelling gehouden. Alle verkeerde of onwaarachtige opgave of alle achterhoudendheid in de aan den verzekerde bekende omstandigheden, hoezeer te goeder trouw aan diens zijde hebbende plaats gehad, welke van dien aard zijn, dat de overeenkomst niet of niet onder dezelfde voorwaarden zoude zijn gesloten, indien de verzekeraar van den waren staat der zaak had kennis gedragen, maakt de verzekering nietig. Uitgezonderd de gevallen, bij de wet bepaald, mag geene tweede verzekering gedaan worden, voor denzelfden tijd en voor hetzelfde gevaar, op voorwerpen, welke reeds voor derzelver volle waarde verzekerd zijn, en zulks op straffe van nietigheid der tweede verzekering. Verzekering, welke het beloop van de waarde of het wezenlijk belang te boven gaat, is alleen geldig tot het beloop van hetzelve. Indien de volle waarde van het voorwerp niet is verzekerd, is de verzekeraar, in geval van schade, slechts verbonden in evenredigheid van het verzekerd tot het niet verzekerd gedeelte. Het staat echter aan partijen vrij, uitdrukkelijk te bedingen, dat, onaangezien de meerdere waarde van het verzekerd voorwerp, de aan hetzelve overgekomene schade tot het vol beloop der verzekerde som zal worden vergoed. Art. 9. Afstand bij het aangaan der verzekering of gedurende derzelver loop, gedaan van hetgeen bij de wet tot het wezen der overeenkomst wordt vereischt of van hetgeen uitdrukkelijk is verboden, is nietig. De verzekering moet schriftelijk worden aangegaan bij eene akte, welke den naam van polis draagt.

15 III. Herziening van het Wetboek van Koophandel. (Boek I, (Ontwerp van wet Titels Titels A en B; Boek II, Titels 8, 9 A, 9 B, 10 en 11.) A en B van Boek I.) (N*. III.) Alle polissen, met uitzondering van die der levensverzekeringen, moeten uitdrukken: 1. den dag, waarop de verzekering is gesloten; 2. den naam van dengene, die de verzekering laat doen; 3. eene genoegzaam duidelijke omschrijving van het verzekerde voorwerp; 4. het bedrag der som, waarvoor verzekerd wordt; 5. de gevaren, welke de verzekeraar voor zijne rekening neemt; 6'. den tijd, op welken het gevaar voor rekening van den verzekeraar begint te loopen en eindigt; 7. de premie van verzekering, en 8. in het algemeen alle omstandigheden, welker kennis van wezenlijk belang voor den verzekeraar kan zijn, en alle andere tusschen de partijen gemaakte bedingen. De polis moet door eiken verzekeraar worden onderteekend. De overeenkomst van verzekering bestaat, zoodra dezelve is gesloten; de wederzijdsche regten en verpligtingen van den verzekeraar en van den verzekerde nemen van dit oogenblik hunnen aanvang, zelfs vóór dat de polis is onderteekend. Het sluiten der overeenkomst brengt de verpligting van den verzekeraar mede, om de polis binnen den bepaalden tijd te teekenen en aan den verzekerde uit te leveren. Om van het sluiten dier overeenkomst te doen blijken, wordt bewijs bij geschrifte vereischt; echter zullen ook alle andere bewijsmiddelen worden toegelaten, indien er een begin van schriftelijk bewijs aanwezig is. Niettemin kunnen de bijzondere bedingen en voorwaarden, indien over dezelve geschil ontstaat in den tusschentijd van het sluiten van de overeenkomst en de uitlevering van de polis, bewezen worden door alle bewijsmiddelen, in zaken van koophandel toegelaten, met dien verstande echter, dat van de vereischten, welker uitdrukkelijke vermelding bij de polis, op straf van nietigheid, in sommige verzekeringen door de wet gevorderd wordt, schriftelijk moet blijken. Art. 14. Indien de verzekering onmiddellijk wordt gesloten tusschen den verzekerde of die daartoe last of bevoegdheid heeft, en den verzekeraar, moet de polis binnen 24 uren door laatstgemelde worden onderteekend en uitgeleverd, ten ware bij de wet, in eenig bijzonder geval, een langere termijn bepaald zij. Art. 15. Indien de verzekering door tusschenkomst van eenen makelaar in assurantie gesloten is, moet de geteekende polis binnen acht dagen na het sluiten van de overeenkomst worden uitgeleverd. Art. 16. Bij nalatigheid, in de gevallen bij de beide voorgaande artikelen bepaald, is de verzekeraar of de makelaar ten behoeve van den verzekerde gehouden in de schade, welke uit dat verzuim zoude kunnen ontstaan. Art. 17. Hij, die, van een ander order ontvangende tot het doen van verzekering, dezelve voor zijne eigene rekening houdt, wordt verstaan verzekeraar te zijn op zoodanige voorwaarden, als waarop te zijner woonplaats of op de naastbijgelegen beurs de verzekering had kunnen worden gesloten. Art. 18. Bij verkoop en allen eigendoms-overgang van verzekerde voorwerpen loopt de verzekering ten voordeele van den nieuwen eigenaar, zelfs zonder overdragt, voor zooverre schaden betreft, na den eigendoms-overgang opgekomen, alles tenzij het tegendeel tusschen den verzekeraar en den oorspronkelijken verzekerde ware bedongen. Indien ten tijde van den eigendoms-overgang de nieuwe eigenaar weigert de verzekering over te nemen en de oorspronkelijk verzekerde, door het niet geheel of gedeeltelijk ontvangen van den koopschat, nog belang in het verzekerd voorwerp behoudt, blijft de verzekering, in zoo verre, in zijn voordeel loopen. Art. 19. Verzekering kan niet alleen voor eigen rekening, maar ook voor die van een derde worden gesloten, hetzij uit krachte van eenen algemeenen of van een bijzonderen last, hetzij zelfs buiten weten van den belanghebbende; en zulks met inachtneming der volgende bepalingen. Art. 20. Indien de verzekering uit krachte eener lastgeving of buiten weten van den belanghebbende plaats heeft, moet van die omstandigheid uitdrukkelijk melding in de polis worden gemaakt. Art. 21. De verzekering, zonder lastgeving en buiten weten van den belanghebbende gedaan, is nietig, indien en voor zooverre hetzelfde voorwerp door den belanghebbende of door een derde op zijnen last was verzekerd, vóór het tijdstip, waarop hij kennis droeg der buiten zijn weten gesloten verzekering. Art. 22. Indien bij de polis geene melding is gemaakt, dat de verzekering voor rekening van eenen derde is geschied, wordt de verzekerde geacht die voor zich zelven te hebben gesloten. Art. 23. De verzekering kan tot voorwerp hebben alle belang, hetwelk op geld waardeerbaar, aan gevaar onderhevig en bij de wet niet is uitgezonderd. Art. 24. Alle verzekering, gedaan op eenig belang hoegenaamd, waarvan de schade, tegen welke verzekerd is, reeds op het tijdstip van het sluiten der overeenkomst bestond, is nietig, indien de verzekerde of hij, die met of zonder last heeft doen verzekeren, van het aanwezen der schade heeft kennis gedragen. Art. 25. Er bestaat vermoeden, dat men van die gebeurtenis heeft kennis gedragen, indien de regier, met inachtneming der omstandigheden, oordeelt, dat er sedert het aanwezen der schade zoo veel tijds is verloopen, dat de verzekerde daarvan had kunnen kennis dragen. In geval van twijfel staat het den regter vrij, om aan verzekerden en derzelver lasthebbers den eed op to leggen, dat zij ten tijde van het sluiten der overeenkomst van bovengemelde gebeurtenissen geen kennis hebben gedragen. Indien de eed door de partij aan hare wederpartij wordt opgedragen, moet dezelve in allen gevalle door den regter worden opgelegd. Art. 26. De verzekeraar kan altijd hetgeen hij verzekerd heeft, wederom laten verzekeren. Art. 27. Indien de verzekerde den verzekeraar bij eene geregtelijke opzegging van zijne verpligtingen voor het toekomende ontslaat, kan hij zijn belang voor denzelfden tijd en hetzelfde gevaar andermaal doen verzekeren.

(N. III.) 10 III. Herziening van het Wetboek van Koophandel. {Hoek I, (Ontwerp van wet Titels A en B; Boek II, Titels 8, 9 A, 9 B, 10 en 11.) A en B van Boek I.) In dat geval moet, op straffe van nietigheid, in de nieuwe polis worden melding gemaakt, zoowel van de vroegere verzekering als van de geregtelijke opzegging. Art. 28. Indien de waarde der verzekerde voorwerpen niet door partijen in de polis is uitgedrukt, kan dezelve door alle bewijsmiddelen worden gestaafd. Art. 36. In alle gevallen, in welke de overeenkomst van verzekering voor het geheel of ten deele vervalt of nietig wordt, en mits de verzekerde te goeder trouwe hebbe gehandeld, moet de verzekeraar de premie teruggeven, hetzij voor het geheel, hetzij voor zoodanig gedeelte, waarvoor hij geen gevaar heeft geloopen. Art. 37. Art. 29. Indien die waarde in de polis is uitgedrukt, heeft de regter niettemin de bevoegdheid om aan den verzekerde de nadere regtvaardiging der uitgedrukte waarde op te leggen, voor zooverre door den verzekeraar redenen worden aangevoerd, waaruit gegrond vermoeden wegens bet bovenmatige der opgave geboren wordt. De verzekeraar heeft in allen gevalle het vermogen om de bovenmatigheid der uitgedrukte waarde in regten te bewijzen. Art. 30. Indien echter het verzekerd voorwerp vooraf is gewaardeerd door deskundigen, bij partijen daartoe benoemd, en, des gevorderd, door den regter beëedigd, kan de verzekeraar niet daartegen opkomen, tenzij in geval van bedrog; alles behoudens de bijzondere uitzonderingen, bij de wet gemaakt. Art. 31. Geene verliezen of schaden, door eigen schuld van een verzekerde veroorzaakt, komen ten laste van den verzekeraar. Hij vermag zelfs de premie te behouden of te vorderen, indien hij reeds begonnen had eenig gevaar te loopen. Art. 32. Indien verscheidene verzekeringen, te goeder trouwe, ten aanzien van hetzelfde voorwerp zijn aangegaan en bij de eerste de volle waarde is verzekerd, houdt dezelve alléén stand en de volgende verzekeraars zijn ontslagen. Indien bij de eerste verzekering de volle waarde niet is verzekerd, zijn de volgende verzekeraars aansprakelijk voor de meerdere waarde, volgens de orde des tijds, waarop de volgende verzekeringen zijn gesloten. Art. 33. Bijaldien op eene en dezelfde polis door onderscheidene verzekeraars, al ware het op onderscheiden dagen, meer dan de waarde verzekerd is, dragen zij allen te zamen, naar evenredigheid van de som, voor welke zij geteekend hebben, alleen de juiste verzekerde waarde. Dezelfde bepaling geldt, wanneer ten zelfden dage, ten opzigte van hetzelfde voorwerp, onderscheiden verzekeringen gesloten zijn. Art. 34. De verzekerde mag, in de gevallen bij de twee voorgaande artikelen vermeld, de oudste verzekeringen niet vernietigen, om daardoor de latere verzekeraars te verbinden. Indien de verzekerde de eerste verzekeraars ontslaat, wordt hij geacht zich, voor dezelfde som en in dezelfde orde, in hunne plaats als verzekeraar gesteld te hebben. Indien hij zich laat herverzekeren, treden de herverzekeraars in dezelfde orde in zijne plaats op. Art. 35. Het wordt als geene ongeoorloofde overeenkomst beschouwd, indien, na de verzekering van een voorwerp voor deszelfs volle waarde, de belanghebbende hetzelve vervolgens geheel of gedeeltelijk laat verzekeren, onder de uitdrukkelijke bepaling, dat hij zijn regt tegen de verzekeraars alleen zal kunnen doen gelden, indien en voor zooverre hij de schade op de vroegere niet zal kunnen verhalen. In het geval van zoodanige overeenkomst moeten, op straffe van nietigheid, de vroeger gesloten overeenkomsten duidelijk worden omschreven en zullen de bepalingen van artt. 32 en 33 insgelijks daarop toepasselijk zijn. Bijaldien de nietigheid van de overeenkomst uit hoofde van list, bedrog of schelraerij van den verzekerde ontstaat, geniet de i verzekeraar de premie, onverminderd de openbare regtsvordering, zoo daartoe gronden zijn. Art. 38. Behoudens de bijzondere bepalingen, ten aanzien van deze of gene soort van verzekering gemaakt, is de verzekerde verpligt om alle vlijt en naarstigheid in het werk te stellen, ten einde de schade te voorkomen of te verminderen, en hij moet dadelijk, na derzelver ontstaan, daarvan aan den verzekeraar kennis geven; alles op straf van vergoeding van kosten, schade en intressen, zoo daartoe gronden zijn. De onkosten, door den verzekerde gemaakt, ten einde de schade te voorkomen of te verminderen, zijn ten laste van den verzekeraar, al ware het, dat dezelve, gevoegd bij de geledene schade, het beloop der verzekerde som te boven gingen of de aangewende pogingen vruchteloos zijn geweest. Art. 39. De verzekeraar, die de schade van een verzekerd voorwerp betaald heeft, treedt in alle de regten, welke de verzekerde ter zake van die schade tegen derden mogt hebben; en de verzekerde is verantwoordelijk voor elke daad, welke het regt van den verzekeraar tegen die derden mogt benadeelen. Art. 40. Indien gedurende den loop eener verzekering de verzekeraar in staat van faillissement is verklaard, heeft de verzekerde de bevoegdheid, om hetzij de vernietiging der overeenkomst, hetzij voldoende zekerheid te vorderen, dat door den boedel aan alle de verpligtingen van den verzekeraar ten volle zal worden voldaan. Art. 41. De wederkeerige verzekerings- of waarborg-maatschappijen worden door hare overeenkomsten en reglementen geregeerd, en bij onvolledigheid naar de beginselen van het regt. TITEL B. Van verzekering tegen de gevaren van brand, van de voortbrengselen van den landbouw, en van levensverzekering. Van verzekering EERSTE AFDEELING. tegen gevaren van brand. De brandpolis moet, behalve de vereischten, bij art. 11 van titel A vermeld, uitdrukken: 1. de ligging en belending der verzekerde vaste goederen; 2. derzelver gebruik; 3. den aard en het gebruik der belendende gebouwen, voor zooverre zulks invloed op de verzekering kan hebben; 4. de waarde der verzekerde goederen; 5. de ligging en belending der gebouwen en plaatsen, waar verzekerde roerende goederen zich bevinden, zijn geborgen of opgeslagen. Bij verzekering van gebouwde eigendommen wordt bedongen, of dat de schade, aan het perceel overgekomen, zal worden vergoed,

Hijlauvii. Vel 5. 17 (N. III.) III. Herziening van het Wetboek van Koophandel. (Boek I, Titel* A en li; Hoek II, Titelt 8, 9 A, 9 H, 10 en 11.) (Ontwerp van wet Titels A en B van Boek I.) of dat hetzelve, uiterlijk ten beloopc der verzekerde som zal worden weder opgebouwd of hersteld. In het eerste geval wordt de schade opgemaakt door de vergelijking der waarde van het perceel vóór de ramp met hetgeen het overblijvende dadelijk na den brand waard is; en de schade wordt alsdan in gereed geld \oldaan. In het tweede geval is de verzekerde tot de wcderopbouwing of het herstel verpligt. De verzekeraar heeft het regt om toe te zien, dat de door hem te betalen penningen, binnen een des noods door den regter te bepalen tijd, werkelijk tot dat einde worden besteed, en kan de regter zelfs aan den verzekerde, op de vordering van den verzekeraar, opleggen, om, zoo daartoe gronden zijn, daarvoor voldoende zekerheid te stellen. De verzekering kan gedaan worden voor de volle waarde der verzekerde goederen. In geval van beding van weder-opbouwing, wordt door den verzekerde bedongen, dat de kosten, tot den weder-opbouw vereischt, door den verzekeraar zullen worden vergoed. Bij dat beding zal echter de verzekering nimmer twee derden dier kosten mogen te boven gaan. Voor rekening van den verzekeraar zijn alle verliezen en schaden, die aan de verzekerde voorwerpen overkomen door brand, veroorzaakt door onweder of eenig ander toeval, eigen vuur, onachtzaamheid, schuld of schelmerij van eigen bedienden, buren, vijanden, roovers en alle anderen, hoe ook genaamd, op welke wijze de brand ook zoude mogen ontstaan, bedacht of onbedacht, gewoon of ongewoon, geene uitgezonderd. Met schade, door brand veroorzaakt, wordt gelijk gesteld die, welke als een gevolg van ontstanen brand, ook van en in belendende gebouwen, moet worden aangemerkt, als daar zijn: bederf of vermindering van het verzekerde voorwerp door het water en andere middelen, tot stuiting of ter blussching van den brand gebruikt, of het vermissen van iets van hetzelve door dieverij of op eenige andere wijze gedurende de brandblussching of beredding, alsmede de schade, welke veroorzaakt wordt door de geheele of gedeeltelijke vernieling van het verzekerde, op last van hooger hand geschied, ten einde den voortgang van den ontstanen brand te stuiten. Met schade, door brand veroorzaakt, zal insgelijks worden gelijk gesteld die, welke ontstaat door ontploffing van buskruid, door het springen van een stoomketel of dergelijke, al had dan ook die ontploffing of dat springen geen brand ten gevolge gehad. Indien een verzekerd gebouw eene andere bestemming verkrijgt en daardoor aan meerder brandgevaar wordt blootgesteld, zoodat de verzekeraar, indien zulks vóór de verzekering had bestaan, hetzelve óf in het geheel niet, óf niet op dezelfde voorwaarden zou hebben verzekerd, houdt deszelfs verpligting op. De verzekeraar is ontslagen van de verpligting tot voldoening der schade, indien hij bewijst, dat de brand door eigen schuld of merkelijke nalatigheid van den verzekerde zelven veroorzaakt is. Art.!t. Bij verzekering op roerende goederen en koopmanschappen in een huis, pakhuis of andere bergplaats, kan de regter, bij gebreke of onvolledigheid van de bewijsmiddelen, bij artt. 28, 29 en 30 van titel A uitgedrukt, den eed aan den verzekerde opleggen. De schade wordt berekend naar de waarde, welke de goederen ten tijde van den brand hebben gehad. Indien bij de polis deswege geene bijzondere bedingen zijn gemaakt, worden de uitdrukkingen van: roerende goederen, inboedel, meubelen of huisraad, en stoffering verstaan, zoodanig als dezelve bij de vierde afdeeling van den eersten titel des Uden hoeks van het Burgerlijk Wetboek zijn omschreven. Indien bij eene onderzetting tussehen den schuldenaar en zijnen schuldeischer is bedongen, dat, in geval van schade, aan het verzekerd of te verzekeren bezwaard perceel overgekomen, de assurantie-penningen tot het beloop der inschuld en der verschuldigde renten in de plaats van de onderzetting zullen treden, is de verzekeraar, aan wieu dat beding is beteekend, verpligt, de verschuldigde schadevergoeding met den hypothecairen schuldeischer te verrekenen. Het beding bij het vorig artikel vermeld, heeft geen gevolg dan indien en voor zoo verre de hypothecaire schuldeischer batig zoude zijn gerangschikt geweest, indien de schade niet was voorgevallen. Van verzekering TWEEDE AFDEELING. tegen gevaren van de voortbrengselen van den landbouw. Behalve de vereischten, bij art. 11 van titel A vermeld, moet de polis uitdrukken: 1. De ligging en belending der landerijen, welker voortbrengselen zijn verzekerd; 2. Derzelver gebruik. Art. 14. De verzekering kan voor één of meerdere jaren worden gesloten. Bij gebreke van tijdsbepaling wordt de verzekering voorondersteld voor één jaar te zijn gesloten. Art. 15. Bij het opmaken der schade wordt berekend, hoeveel de vruchten, zonder het ontstaan van de ramp, ten tijde van derzelver inoogsting of genot zouden zijn waard geweest, en derzelver waarde na de ramp, en de verzekeraar betaalt als schadevergoeding het verschil. DERDE AFDEELING. Van levensverzekering. Art. 16. Het leven van iemand kan ten behoeve van een daarbij belanghebbende verzekerd worden gedurende den tijd, bij de overeenkomst, op strafte van nietigheid, te bepalen. Art. 17. De belanghebbende kan de verzekering sluiten, zelfs buiten kennis of toestemming van dengene, wiens leven wordt verzekerd. De polis bevat: Art. 18. 1. Den dag waarop de verzekering is gesloten; 2". Den naam van den verzekerde; 3. Den naam van den persoon, wiens leven is verzekerd ; 4. Den tijd, waarop het gevaar voor den verzekeraar begint te loopen en eindigt; 5. De som, waarvoor is verzekerd; 0. De premie der verzekering. HANDELINGEN DER STATEN-GENEUAAL. ZITTING 1835 183Ü.

(N. III.) 18 III. Herziening van het Wetboek van Koophandel. (Boek I, Titels A en B; Boek II, Titels 8, 9 A, 9 B, 10 en 11.) (Ontwerpen van wet Titels A en B van Boek 1 en Titel 8 van Boek II.) Art. 19. De begrooting van de som en de bepaling der voorwaarden van de verzekering staan geheel aan het goedvinden der partijen. Art. 20. Indien de persoon, wiens leven verzekerd is, op het oogenblik van het sluiten der verzekering reeds was overleden, vervalt de overeenkomst, al had de verzekerde van het overlijden geene kennis kunnen dragen. Art. 21. Indien hij, die zijn leven heeft laten verzekeren, zich door zelfmoord heeft van het leven beroofd of met den dood is gestraft, vervalt de verzekering. Art. 22. Onder deze afdeeling zijn niet begrepen weduwe-fondsen, tontines en dergelijke overeenkomsten, op levens- en sterfte-kansen gegrond, waartoe eene inlage of eene bepaalde bijdrage, of beiden, gevorderd wordt. Lasten en bevelen, enz. 8. ONTWERP VAN WET betreffende Titel 8 van Boek II. WIJ WILLEM, ENZ. Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten : Alzoo Wij in overweging hebben genomen de doelmatigheid om de reeds aangenomen Wetboeken, mitsgaders de wet op de organisatie der regteriijke magt en het beleid der justitie, te herzien en in overeenstemming te brengen met de belangen der oude Nederlandsche provinciën; Zoo is het, dat Wij, den Kaad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze, dat in den achtsten titel van het tweede Boek des Wetboeks van Koophandel zullen worden gemaakt de veranderingen en wijzigingen, hieronder uitgedrukt. Art. 448 zal luiden: Bodemerij is eene overeenkomst tusschen eenen geldschieter en eenen geldopnemer, waarbij eene zekere som gelds wordt opgeschoten onder verband van schip of goed, of van beide, onder voorwaarde, dat indien het verbondene, geheel of gedeeltelijk, door toevallen op zee vergaat of vermindert, de geldschieter zijn regt verliest, voor zoover de opgeschoten penningen niet op hetgeen overblijft kunnen worden verhaald, maar indien het verbondene behouden ter plaatse zijner bestemming aankomt, de hoofdsom, benevens de beloofde premie moet betaald worden." De aanhef van art. 449 zal luiden: De overeenkomst van bodemerij moet schriftelijk worden opgemaakt." Het zesde lid van voorschreven artikel, luidende: die van den geldschieter en geldopnemer, zal op het tweede lid volgen en luiden: Den naam van den geldschieter en van den geldopnemer." Het eerste lid van art. 450 zal wegvallen, zullende ten slotte van het voorgaand artikel (449) worden bijgevoegd: De plaats en den dag, op welke de bodemerij is aangegaan." Het tweede lid van art. 450 zal een afzonderlijk artikel uitmaken, luidende aldus: Alle bodemerijen, binnen dit Koningrijk aangegaan, moeten binnen acht dagen na derzelver onderteekening worden ingeschreven ter griffie van de arrondissements-regtbank der plaats van de uitrusting des schips." In het eerste lid van art. 452 (tweeden regel) zal het woord weder wegvallen. Het tweede lid van voorz. artikel zal luiden: In dit geval treedt de geëndosseerde in de plaats van den endossant, zoo in de baten als schaden, zonder dat de endossant tot eenigen verderen of anderen waarborg gehouden is dan dien van het bestaan der bodemerij." Ten slotte van art. 453 zal een nieuw lid worden gevoegd, luidende: Van de vrachtpenningen en de verwacht wordende winst, doch met inachtneming der bepalingen van art. 456." Op voornoemd art. 453 zal een nieuw artikel volgen, luidende aldus: Indien eene bodemerij is gesloten onder verband van het schip, zonder verdere aanduiding, is de takelage en verder scheepstuig, mitsgaders het oorlogstuig, daaronder stilzwijgend begrepen." Het tweede lid van art. 454 zal luiden: Indien er geen bedrog heeft plaats gehad, is de overeenkomst bestaanbaar tot het beloop van de waarde der voorwerpen, voor de opgeschoten som verbonden; het meerdere van de opgenomen som wordt met de wettelijke interessen teruggegeven." Art. 9. Het eerste lid van art. 456 zal luiden: Geen geld mag op bodemerij worden geschoten, op de te verdienen vracht alleen, op de verwacht wordende winst alleen, of uitsluitend op beide de voormelde voorwerpen gezamenlijk." Art. 457 zal wegvallen. Art. 458 zal luiden: Geldleening op bodemerij door den schipper binnen dit land gesloten, zonder schriftelijke bewilliging der aldaar gevestigde eigenaars, of buiten 's lands, zonder noodzakelijkheid, geeft geen aanspraak op voorregt dan voor het aandeel, hetwelk de schipper in het verbonden voorwerp zoude mogen hebben." Art. 459 zal luiden: De aandeelen der scheepseigenaars, die, na de vereischte geregtelijke aanmaning, hunne verschuldigde bijdragen niet hebben opgebragt, om het schip uit te rusten, zijn ook verbonden voor de geldleeningen, tot vertimmering en tot aankoop van levensmiddelen, zelfs op de woonplaats der nalatigeu, zonder hunne bewilliging gedaan." De aanhef van het tweede lid van art. 460 zal luiden: De gelden, gedurende de reis en ten behoeve derzelve uit noodzakelijkheid door den schipper opgenomen, zijn" enz.