Advies EXP-8 van 16 september 2013 betreffende de competenties en de expertise van de leden van volledig erkende commissies voor medische ethiek

Vergelijkbare documenten
%& ' (! #)* ) # ' Definitief advies 1

A. Inleiding. De Hoge Raad had zijn advies uitgebracht op 7 september 2017.

8 JULI Koninklijk besluit houdende vaststelling van de voorwaarden waaraan de ombudsfunctie in de ziekenhuizen moet voldoen

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling "Gezondheid"

Coordinatie--Rechten--patient--Samenstelling-werking--KB doc

KB 9/10/2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik

Basistekst. Niet-interventionele studies. Opzet van deze voordracht

11 MEI Wet betreffende het onderzoek op embryo's in vitro

Commissie Medische Ethiek

ALGEMEEN HUISHOUDELIJK REGLEMENT VOOR NORMALISATIECOMMISSIES

FOD VOLKSGEZONDHEID, Brussel, 11/06/2009 VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

Geschiedenis commissies medische ethiek. Gelijklopend met de bio-ethische beweging in het algemeen

Sterilisatie met contraceptief doel van een mentaal gestoorde persoon

A. Inleiding. beroepen. 2 Hervorming verschenen in het Publicatieblad van de Europese Unie L158 van 27 mei 2014.

Studie namiddag Evidence Based Zorg

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

Sleutelwoorden Koninklijk besluit, vervoer, slachtwarm vervoer, consumptiebloed

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk.

Algemeen kader Onafhankelijkheid van de expertise een prioriteit van de Raad

Raadgevend Comité voor Bio-ethiek. Algemeen activiteitenverslag van de commissies voor medische ethiek (CME) over het jaar 2007

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

11 MEI Wet betreffende het onderzoek op embryo's in vitro. (B.S. 28/05/2003)

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

VR DOC.1167/1BIS

Publicatieblad van de Europese Unie

HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO

KONINKLIJK BESLUIT VAN 10 AUGUSTUS 1998 TOT OPRICHTING VAN DE COMMISSIES VOOR DRINGENDE GENEESKUNDIGE HULPVERLENING. (B.S

25 APRIL Koninklijk besluit houdende. vaststelling van de normen. waaraan een functie `zeldzame ziekten' moet voldoen

Hoofdstuk 1 - Inleidende bepalingen p.2. Hoofdstuk 2 - Opdrachten van de ombudspersoon p.3

VR DOC.0389/1BIS

VERSLAG AAN DE KONING

WERKGROEP REGLEMENT VAN ORDE VAN DE EURO-MEDITERRANE PARLEMENTAIRE VERGADERING

Brussel, COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER ADVIES Nr 18 / 2007 van 27 april 2007

27 APRIL Koninklijk besluit betreffende de kwalitatieve toetsing van de verpleegkundige activiteit in de ziekenhuizen

Inhoudstafel per onderwerp volume 2 experimenten op de mens en menselijk lichaamsmateriaal

DIFFERENT STEPS IN DRUG DEVELOPMENT: FROM THEORETICAL CONCEPT TO ACCESS FOR PATIENTS ROLE OF THE ETHICAL COMMITTEES

21 MEI Koninklijk besluit houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen.

Klinische proeven in buitenland. Tussenkomst ziekteverzekering

REGLEMENT VAN ORDE VAN HET COMITÉ LANDBOUW- OF BOSBOUWTREKKERS

Gelet op de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016

Advies nr. 1/2016. (uitgebracht krachtens artikel 325 VWEU)

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik

9 JANUARI Koninklijk besluit betreffende de biobanken

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op... (datum);

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

10728/4/16 REV 4 ADD 1 cle/mak/ev 1 DRI

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

Elektronisch medisch dossier

CIRCULAIRE PPB CPB van de CBFA over de voorbereiding op de inwerkingtreding van de MiFID- richtlijn

De VLAAMSE RAAD heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt :

10729/4/16 REV 4 ADD 1 cle/mak/fb 1 DRI

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Gezondheid»

Advies van 4 maart 2010 omtrent een ontwerp van koninklijk besluit betreffende de inschrijving van auditors

Inleiding / Doel van de vraag om advies. Belangrijkste gegevens van het dossier. Ref: Accom AFWIJKING 2004/1

Ook de Memorie van Toelichting moet in die richting worden aangepast.

EUROPEES PARLEMENT Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid ***I ONTWERPVERSLAG

Rechten van de patiënt

15 DECEMBER Koninklijk besluit. houdende uitvoering van de artikels 13 tot en met 17. van de wet op de ziekenhuizen, zoals gecoördineerd

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

WET OP DE RECHTEN VAN DE PATIENT

IDENTIFICATIE VAN DE TE VOLGEN PROCEDURE VOOR HET AANVRAGEN VAN EEN ADVIES AAN HET WETENSCHAPPELIJK COMITÉ

Procedure voor de verwerking van een aanvraag tot onderzoek

Algemene benadering van de thematiek van het levenseinde: Visie van de verpleegkundigen - Hoorzitting Senaat 7 mei 2013

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (hierna "de Commissie");

In artikel 23 van dezelfde wet, worden de onderdelen b), c), d) en f) opgeheven.

ADVIES Nr 25 / 2001 van 9 augustus 2001.

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 29 januari

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Coordinatie--ziekenhuizen--hoofdgeneesheer--geneesheer-diensthoofd--KB

RAAD VOOR HET VERBRUIK HUISHOUDELIJK REGLEMENT

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

N HANDELSPR Fin. diensten A 03 Brussel, MH/SL/LC A D V I E S. betreffende

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ;

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 4 september 2001 (06.09) (OR. fr) 11580/01 Interinstitutioneel dossier: 2001/0186 (COD)

Raad van de Europese Unie Brussel, 24 juli 2017 (OR. en)

N Vert ambachten A Brussel, 13 december 2016 MH/JC/AS ADVIES. inzake

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

ETHISCH COMITÉ PZ HF KORTRIJK - PC MENEN

DE VLAAMSE MINISTER VAN MOBILITEIT, OPENBARE WERKEN, VLAAMSE RAND, TOERISME EN DIERENWELZIJN NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

ADVIES Nr 10 / 2001 van 25 APRIL 2001

BS 26/07/1999 in voege 26/07/1990

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk

Voorontwerpbesluit van de Vlaamse Regering betreffende de planning van het medisch aanbod

DEELNAME AAN EEN KLINISCHE STUDIE

Betreft: Ontwerp van koninklijk besluit betreffende de mededeling van informaties in het wachtregister. (A/2009/034)

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 29; Advies nr 28/2013 van 17 juli 2013

7 MEI Wet inzake experimenten op de menselijke persoon

Vlaams Patiëntenplatform vzw. Ups en downs 12 februari 2012

Patiëntenrechten. Dr. Christina Tobback

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Boek I, titel 2 van het Wetboek van economisch recht Hoofdstuk 5. Definities eigen aan boek XIV:

FAQ MOBIELE EQUIPE en ONMIDDELIJKE VERVANGING

Bent u gevraagd voor medisch wetenschappelijk onderzoek?

Transcriptie:

Advies EXP-8 van 16 september 2013 betreffende de competenties en de expertise van de leden van volledig erkende commissies voor medische ethiek

Inhoudstafel Voorwerp en Europese context 3 Vraag om advies 4 Samenstelling van een commissie voor medische ethiek volgens het KB van 12 augustus 1994 5 Competenties zoals voorzien in de wet van 7 mei 2004 inzake experimenten op de menselijke persoon 5 Advies nr. 23 van 8 september 2003 betreffende de ethische comités in uitvoering van art. 6bis, 2 van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen, gewijzigd bij de programmawet van 24 december 2002 6 Voorstel van de Europese commissie van 17 juli 2012 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik en tot intrekking van Richtlijn 2001/20/EG 8 Aanbevelingen 9 2

Voorwerp en Europese context Vooraleer nader in te gaan op de vraag om advies, dient benadrukt dat dit advies als voorwerp de volledig erkende commissies voor medische ethiek heeft. Dat zijn een dertigtal commissies voor medische ethiek die volgens de wet van 7 mei 2004 inzake experimenten op de menselijke persoon, en wijzigingen ervan, erkend en bevoegd zijn om het enig advies uit te brengen over experimenten die vallen onder het toepassingsgebied van de wet. Deze vraag gaat alleen over één van de taken van commissies voor medische ethiek voorzien in het KB van 12 augustus 1994, namelijk de evaluatie van protocollen inzake experimenten op mensen. De Belgische wetgever heeft met de wet van 7 mei 2004 de Richtlijn 2001/20/EG van het Europees parlement en de Raad van 4 april 2001 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de toepassing van goede klinische praktijken bij de uitvoering van klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik omgezet. Daar waar deze Europese richtlijn enkel interventionele klinische studies met geneesmiddelen beoogt, heeft de Belgische wetgever gekozen voor een ruimer toepassingsgebied, en vallen zowel interventionele als niet interventionele studies, studies met of zonder geneesmiddelen, onder het toepassingsgebied van de wet. Eén van de kritieken op de Europese richtlijn is het gebrek aan harmonisatie van de omzetting ervan in de regelgevingen van de Europese lidstaten. De kritische evaluatie van de richtlijn heeft ertoe geleid dat de Europese Commissie op 17 juli 2012 een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik en tot intrekking van Richtlijn 2001/20/EG, heeft uitgebracht. Dit voorstel bevat onder meer bepalingen omtrent de personen die een aanvraag (application) beoordelen. Bij dat voorstel is op 10 juni 2013 een lijvig verslag neergelegd waarin alle amendementen bij het voorstel voor een verordening zijn samengebracht. Als indicatieve datum voor een eerste en enige lezing in het Europees parlement is 10 maart 2014 vooropgesteld. 1 Eens deze Europese verordening is goedgekeurd, treden haar bepalingen in alle lidstaten op dezelfde wijze en tegelijkertijd in voege. 1 Voor een volledig overzicht van de beschikbare documenten zie: http://www.europarl.europa.eu/oeil/popups/ficheprocedure.do?lang=en&reference=2012/0192(cod) 3

Vraag om advies De Belgische wet van 19 maart 2013 houdende diverse bepalingen inzake gezondheid voorziet wijzigingen van de wet van 7 mei 2004 inzake experimenten op de menselijke persoon en voegt in artikel 2, 4 van laatstgenoemde wet, de definities toe van «een volledig erkend ethisch comité» en een «gedeeltelijk erkend ethisch comité». In dit advies wordt een «ethisch comité» verder omschreven als een «commissie voor medische ethiek». Wat betreft een volledig erkende commissie voor medische ethiek, wordt in het gewijzigde artikel 2, 4 verwezen naar een door de wet van 19 maart 2013 nieuw ingevoegd artikel 11/2. Dat artikel voorziet in zijn eerste paragraaf het volgende : In een brief van 25 maart 2013, vraagt mevrouw Laurette Onkelinx, Vice-Eerste minister en minister van Volksgezondheid en Sociale zaken, aan het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek om, voor 15 september 2013, advies te geven in het kader van het bovenvermelde artikel 11/2, 1, 3, inzake de competenties en de expertise van de leden van een volledig erkende commissie voor medische ethiek die adviezen uitbrengen in het kader van de wet van 7 mei 2004 inzake experimenten op de menselijke persoon. Dit advies vangt aan met een samenvatting van wat al voorzien is op het vlak van samenstelling en competenties van de leden van commissies voor medische ethiek in het Koninklijk besluit van 12 augustus 1994 tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd, enerzijds, en in de reeds vermelde wet van 7 mei 2004 anderzijds. 4

Samenstelling van een commissie voor medische ethiek volgens het KB van 12 augustus 1994 «[Een] Comité [commissie voor medische ethiek] bestaat uit minstens 8 en hoogstens 15 leden, die beide geslachten vertegenwoordigen waaronder : een meerderheid van artsen die aan het ziekenhuis of aan de ziekenhuisgroepering verbonden zijn; minstens een huisarts die niet aan het ziekenhuis of aan de ziekenhuisgroepering verbonden is; minstens een lid van het verpleegkundig personeel van het ziekenhuis of van de ziekenhuisgroepering; een jurist. Belangstellenden, al dan niet aan het ziekenhuis of de ziekenhuisgroepering verbonden, kunnen als lid van het Comité worden aangewezen.» Zo kunnen ook andere competenties vertegenwoordigd zijn: apotheker, wetenschappelijke kaders, kinesitherapeut, psycholoog of ethicus. Het KB voorziet ook dat de hoedanigheid van lid van een commissie voor medische ethiek onverenigbaar is met de functies van directeur van het ziekenhuis, hoofdgeneesheer, voorzitter van de Medische Raad en hoofd van het verpleegkundig departement. Competenties zoals voorzien in de wet van 7 mei 2004 inzake experimenten op de menselijke persoon Voor de bescherming van minderjarigen (art. 7, 6 ), bepaalt de wet dat het gunstige advies wordt gegeven door een volledig erkende commissie voor medische ethiek die ten minste twee artsen-specialisten in de kindergeneeskunde omvat of twee artsen-specialisten in de kindergeneeskunde heeft geraadpleegd over de klinische, ethische en psychosociale aspecten van het protocol die met de kindergeneeskunde verband houden. Voor de bescherming van meerderjarigen die onbekwaam zijn hun toestemming te verlenen (art. 8, 5 ) en van personen van wie de toestemming niet kan worden verkregen wegens hoogdringendheid (art. 9, 4 ) bepaalt de wet dat het gunstige advies wordt gegeven door een volledig erkende commissie voor medische ethiek waarvan een lid over de nodige kennis omtrent de ziekte en de betrokken populatie beschikt, of [die] personen heeft geraadpleegd die kennis hebben van klinische, ethische en psychosociale aspecten die met de ziekte en de betrokken populatie verband houden. 5

Naast die bepalingen, heeft het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek in zijn advies nr. 23 enkele aanbevelingen gedaan vertrekkende van de minimale samenstelling zoals voorzien in het bovenvermelde KB van 1994. Advies nr. 23 van 8 september 2003 betreffende de ethische comités in uitvoering van art. 6bis, 2 van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen, gewijzigd bij de programmawet van 24 december 2002 Het Raadgevend Comité heeft in zijn advies nr. 23 de volgende aanbevelingen gedaan in verband met de samenstelling van commissies voor ethiek in ziekenhuizen. «Er wordt voorgesteld dat de samenstelling zoals voorzien in het K.B. van 1994 tot wijziging van het K.B. van 1964 voor commissies voor ethiek in ziekenhuizen wordt overgenomen, maar met de volgende bijkomende vereisten voor het evalueren van protocollen betreffende klinische studies met geneesmiddelen, voor zover hieraan nog niet is voldaan in de samenstelling van de commissie voor ethiek. - Een apotheker, verbonden aan het ziekenhuis. - Een filosoof of een vertegenwoordiger van de menswetenschappen, bevoegd inzake medische ethiek. - Onder de leden moet minstens één lid een specifieke deskundigheid hebben in de methodologie van het klinisch onderzoek. - Een vertegenwoordiger van het publiek? De Richtlijn 2001/20/EC stelt niet duidelijk in welke mate de aanwezigheid van een vertegenwoordiger van het publiek vereist is. In de Nederlandse versie van de Richtlijn wordt in artikel 2 (definities, punt k) gezegd dat de ethische commissie moet bestaan uit "deskundigen uit de gezondheidszorg en leden van buiten de medische wereld". In de Franse versie wordt gezegd "composé de professionnels de la santé et de membres non médecins", in de Engelse versie "consisting of healthcare professionals and non-medical members". Men zou kunnen stellen dat de jurist of de ethicus of zelfs de apotheker daarvoor in aanmerking komen. Het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek onderstreept het belang van deze vraag. Het wijst erop dat in talrijke Amerikaanse en Europese landen de aanwezigheid van een vertegenwoordiger van het publiek in commissies voor ethiek, belast met de evaluatie van onderzoeksprotocollen, vereist is en positief beoordeeld wordt. Inderdaad wijst de ervaring uit dat de vertegenwoordiger van het publiek een nuttig tegengewicht vormt tegenover de medische kijk en expertise, die de risicoinschatting en de eisen inzake informatie en toestemming beperken. Zijn 6

aanwezigheid kan zorgen voor een hernieuwde aandacht voor het welzijn en de integriteit van de deelnemers aan een onderzoek of een klinische studie en het proces van de geïnformeerde toestemming verbeteren. De definitie van de vertegenwoordiger van het publiek varieert naargelang de plaats. Zo kan de vertegenwoordiger van het publiek: - iemand zijn van buiten het ziekenhuis; - iemand zijn van buiten het medische beroep of, ruimer, van buiten de gezondheidsberoepen; - iemand zonder specifieke competentie, behalve in het vertegenwoordigen van zijn gelijken (representatief voor de gemeenschap, politiek/sociaal representatief, of man in de straat ); of, integendeel, iemand met een bijzondere competentie, bv. inzake het formuleren van ethische vragen en het confronteren van de ethische en de technisch-wetenschappelijke inzet, of die ervaring heeft als zieke of als vrijwilliger-proefpersoon. Elk van deze opties levert vragen op. Bijvoorbeeld, kan men een gepensioneerd arts of een arts die niet verbonden is aan het ziekenhuis aanduiden als vertegenwoordiger van het publiek? Overigens schrikt het idee van een vertegenwoordiger van het publiek zonder bijzondere competentie ( man in de straat ) velen aanvankelijk af, maar men moet vaststellen dat daar waar het voorstel werd gerealiseerd, zoals in Noorwegen, dit gebeurde tot algemene voldoening. Het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek raadt de overheid aan zorgvuldig de buitenlandse ervaringen te onderzoeken, teneinde te kunnen komen tot een originele en aan de eigen behoeften aangepaste aanpak in ons land. De leden die zullen zetelen in de commissies voor ethiek in ziekenhuizen als gevolg van de bijkomende vereisten zullen moeten voldoen aan de regels die reeds voorzien zijn in het K.B. van 1994 tot wijziging van het K.B. van 1964, dat een samenstelling voorziet waarin beide geslachten vertegenwoordigd zijn en een onverenigbaarheid tussen de hoedanigheid van lid van de commissie voor ethiek met bepaalde ziekenhuisfuncties. De leden worden aangesteld voor 4 jaar door het Bestuur van het ziekenhuis.» 7

Voorstel van de Europese commissie van 17 juli 2012 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik en tot intrekking van Richtlijn 2001/20/EG Volledigheidshalve wordt hierna artikel 9 uit dit voorstel geciteerd dat betrekking heeft op personen die een aanvraag voor een klinische proef beoordelen. Article 9 - Persons assessing the application 1. Member States shall ensure that the persons validating and assessing the application do not have conflicts of interest, are independent of the sponsor, the institution of the trial site and the investigators involved, as well as free of any other undue influence. 2. Member States shall ensure that the assessment is done jointly by a reasonable number of persons who collectively have the necessary qualifications and experience. 3. In the assessment, the view of at least one person whose primary area of interest is nonscientific shall be taken into account. The view of at least one patient shall be taken into account. Het verslag van 10 juni 2013 van de amendementen bij dit voorstel van verordening opgesteld door Glenis Wilmott in haar hoedanigheid van rapporteur van de commissie milieubeheer, volksgezondheid, voedselveiligheid van het Europees parlement, is online beschikbaar 2. Op basis van de bestaande wettelijke bepalingen en zijn voorgaand advies formuleert het Comité hierna zijn aanbevelingen voor de samenstelling en de competenties van de leden van volledig erkende commissies voor medische ethiek. 2 http://www.europarl.europa.eu/oeil/popups/ficheprocedure.do?lang=en&reference=2012/0192(cod): zie rubriek Documentation gateway: Committee report tabled for plenary, 1st reading/single reading, A7-0208/2013, 10/06/2013. 8

Aanbevelingen Het Comité wijst op de noodzaak van onafhankelijkheid van de commissies voor medische ethiek en hun leden. De leden moeten op een onafhankelijke wijze advies kunnen uitbrengen. Belangenconflicten dienen spontaan transparant te worden meegedeeld en vermeden. Daarbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen, enerzijds, een algemene belangenverklaring die op de eerste plaats dient om na te gaan of iemand kan lid worden van een commissie voor medische ethiek, en, anderzijds, een ad hoc verklaring over een belangenconflict met betrekking tot een welbepaald onderzoek, studie of experiment waarvan het protocol voor advies wordt voorgelegd aan de commissie voor medische ethiek. Het Comité meent dat het van belang is dat de leden van commissies voor medische ethiek bereid zijn zich te engageren in deze commissies. Verder dient opgemerkt dat deze commissies vlot experten moeten kunnen raadplegen. De vraag om advies van de minister kan als volgt worden vertaald. 1. Moet er naast het feit dat een commissie voor medische ethiek op elk ogenblik experten vlot kan raadplegen/consulteren, voor bepaalde expertises een permanent lidmaatschap wettelijk worden verplicht? 2. Moet er voor bepaalde consultaties een wettelijke verplichting worden voorzien (naar analogie van de artikelen 7, 8 en 9 van de wet van 7 mei 2004 inzake experimenten op de menselijke persoon)? 1. Permanent lidmaatschap voor bepaalde expertises - Voor de beoordeling van protocollen van klinische studies, beveelt het Comité, net zoals in zijn advies nr. 23, aan dat een volledig erkende commissie voor medische ethiek minstens één lid onder haar leden telt met deskundigheid in de methodologie van het klinisch onderzoek. Specifiek voor de commissies die fase 1-studies met geneesmiddelen beoordelen, vindt het Comité het wenselijk dat een expert met deskundigheid inzake farmacologie, farmacotherapie en farmacokinetiek, er deel van uitmaakt. Deze twee competenties kennis van methodologie en deskundigheid inzake farmacologie kunnen niet zomaar worden ingevuld door de ziekenhuisapotheker, tenzij deze door zijn/haar opleiding die expertise heeft verworven. - Het Comité verwijst naar zijn aanbeveling in advies nr. 23 en meent dat de aanwezigheid van een lid filosoof of vertegenwoordiger van de menswetenschappen, onderlegd of gevormd inzake medische ethiek, onontbeerlijk is in commissies voor medische ethiek. 9

- Het Comité beveelt aan om minstens twee leden van het verpleegkundig personeel van het ziekenhuis of van de ziekenhuisgroepering in de commissie op te nemen, gezien zij zich zeer goed kunnen inleven in de problematiek van de patiënt in proefopstellingen. 2. Verplichte consultaties Het Comité bevestigt de verplichte consultaties zoals voorzien in de wet van 7 mei 2004 inzake experimenten op de menselijke persoon. - Voor de bescherming van minderjarigen die deelnemen aan experimenten (art. 7, 6 ), dient de volledig erkende commissie voor medische ethiek ten minste twee artsen-specialisten in de kindergeneeskunde te raadplegen over de klinische, ethische en psychosociale aspecten van het protocol die met de kindergeneeskunde verband houden. - Voor de bescherming van meerderjarigen die onbekwaam zijn hun toestemming te verlenen voor de deelname aan experimenten (art. 8, 5 ), dient de volledig erkende commissie voor medische ethiek ten minste één persoon te hebben geraadpleegd die kennis heeft van de klinische, ethische en psychosociale aspecten die met de ziekte en de betrokken populatie verband houden. Hetzelfde geldt voor experimenten bij onbewuste patiënten, ook al is dat niet uitdrukkelijk in de wet van 7 mei 2004 voorzien. - Voor de bescherming van personen van wie de toestemming niet kan worden verkregen wegens hoogdringendheid (art. 9, 4), dient de volledig erkende commissie voor medische ethiek ten minste één persoon te hebben geraadpleegd die kennis heeft van de klinische, ethische en psychosociale aspecten die met de ziekte en de betrokken populatie verband houden. Wat deze kwetsbare groepen betreft, merkt het Comité op dat men moet opletten dat het indelen in categorieën van een persoon op basis van zijn/haar feitelijke kwetsbaarheid, hem of haar zijn/haar rechten 3 niet ontneemt. In plaats daarvan moet voor diegenen die onbekwaam worden geacht, zo veel mogelijk gestreefd worden naar een herstel van zijn/haar bekwaamheid om keuzes te maken, ook inzake zijn/haar toegang tot klinische studies. Kwetsbaarheid mag zeker niet aangewend worden als een uitsluitingscriterium voor de meest kwetsbare groepen. 3 In dat verband verwijst het Comité naar de wet van 17 maart 2013 betreffende de hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid en die in werking treedt op 1 juni 2014. 10

3. Andere consultaties Al naargelang de lokale omstandigheden van het ziekenhuis of de ziekenhuisgroepering waaraan de commissie voor medische ethiek verbonden is, waaronder de aard van de ter evaluatie voorgelegde onderzoeken, meent het Comité dat een commissie voor medische ethiek vlot experten moet kunnen raadplegen en desgewenst haar ledenaantal uitbreiden. Wat een eventuele bepaling betreft waarbij in een volledig erkende commissie voor medische ethiek ook een lid zou moeten zetelen die het standpunt van de patiënt of van het publiek vertegenwoordigt en die geen ervaring heeft als zorgverstrekker, merkt het Comité op dat de hoger voorziene leden die geen arts zijn, gedeeltelijk de taak van patient advocate op zich kunnen nemen. 4. Besluit Door het samenbrengen van de huidige wettelijke bepalingen en de aanbevelingen van het Comité, zou een volledig erkende commissie voor medische ethiek minstens moeten samengesteld zijn uit : een meerderheid van artsen die aan het ziekenhuis of aan de ziekenhuisgroepering verbonden zijn, 1 lid met deskundigheid in de methodologie van het klinisch onderzoek; specifiek voor de commissies die fase 1-studies met geneesmiddelen beoordelen, 1 expert met deskundigheid inzake farmacologie, farmacotherapie en farmacokinetiek; 1 huisarts en dus niet verbonden aan het ziekenhuis of aan de ziekenhuisgroepering; 2 leden van het verpleegkundig personeel van het ziekenhuis of van de ziekenhuisgroepering; 1 jurist; 1 filosoof of een vertegenwoordiger van de menswetenschappen, onderlegd of gevormd inzake medische ethiek. De toevoeging van een aantal personen kan, door de regel dat er een meerderheid van artsen van het ziekenhuis of van de ziekenhuisgroepering moet zijn, een verhoging van het huidig voorziene minimumaantal leden vereisen. Het Comité meent dat het niet nuttig is een maximaal aantal leden vast te leggen: elke commissie voor medische ethiek dient er voor te zorgen voldoende expertise in huis te hebben, en terzelfdertijd het aantal leden niet zo uit te breiden dat de efficiëntie in het gedrang komt. 11

Het advies werd voorbereid in de beperkte commissie 2010/1, samengesteld uit: Covoorzitters Coverslaggever Leden Lid van het Bureau Marc Bogaert Marc Bogaert Mylène Botbol-Baum Paul Schotsmans André Herchuelz André Herchuelz Paul Cosyns Patrick Cras Yvonne Denier Martin Hiele Guy Lebeer Jean-Marie Maloteaux Marie-Geneviève Pinsart Robert Rubens Lid van het secretariaat Veerle Weltens Geraadpleegde deskundige (permanent) De werkdocumenten van de beperkte commissie 2010/1 vraag, bijdragen van de leden, notulen van de vergaderingen, geraadpleegde documenten zijn bewaard als bijlagen 2010/1 op het documentatiecentrum van het Comité en kunnen aldaar worden geraadpleegd en gekopieerd. Dit advies kan worden geraadpleegd op www.health.belgium.be/bioeth, rubriek Adviezen. 12