Schroefcompressoraggregaat Grasso SP2. Bedieningshandleiding (Vertaling van de oorspronkelijke tekst) P_271517_4

Vergelijkbare documenten
Vloeistofkoelgroepen met schroefcompressoren Grasso BluAstrum. Onderhouds checklist (Vertaling van de oorspronkelijke tekst) L_622517_5

Skruvkompressoraggregat Grasso SSP1. Onderhouds checklist (Vertaling van de oorspronkelijke tekst) P_252517_4

Onderhouds checklist (Vertaling van de oorspronkelijke tekst)

Vloeistofkoelgroepen Grasso BluGenium Grasso V. Onderhouds checklist (Vertaling van de oorspronkelijke tekst) L_142517_1

Adapters en verloopmoeren van metaal

Gebruikershandleiding

Heteluchtkanon HP18 / HP 30 / HP 45 RVS BEDRIJFSVOORSCHRIFTEN

JALOUZIËN. Bedienings- en montagehandleiding

Schroefcompressoraggregaat GEA Grasso M Serie. Bedieningshandleiding (Vertaling van de oorspronkelijke tekst) P_261517_1

ENA Bijlage. Installatie- en bedieningsinstructies. Flamco

Schroefcompressoraggregaat Grasso SP1 Bouwserie Large Bedieningshandleiding (Vertaling van de oorspronkelijke tekst)

Glijringpakking RG-4 stationair, enkelwerkend

Aanvullende documentatie bij montage- en technische handleiding

Bedieningsinstructie

Onderhoudswerkzaamheden, onderhoudstijdstip voor schroefcompressoren

Aanvrager: Siemens Aktiengesellschaft Berlijn en München, Bondsrepubliek Duitsland»

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Universeel-seriedimmer-basiselement. Universeel-seriedimmer-basiselement. Best.nr.

Compressorbesturing Grasso System Control voor DuoPack chiller/ aggregaten met schroefcompressoren Bedieningshandleiding

Alle rechten voorbehouden. Niets uit dit document mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op we

Handleiding GASTRO SUNRAIN GASTRO SUNSHINE. voor klanten. Hartelijk dank!

Correcties. Industriële tandwielkast Rechte en haakse tandwielkast serie X.. Koppelklassen van 6.8 knm knm * _1214*

INSTRUCTIEBOEKJE HG800P / HG1200R. hydrofoorgroepen

MS Semen Storage Pro

DL 26 NDT. Manual /30

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. LB-management. Jaloeziebasiselement Universeel. Jaloeziebasiselement Universeel Art. nr.

AT Multifunctioneel luchtbehandelingsapparaat

Model 42 Verschildrukregelaar (sluitend) Type type Type A type A Type B type B

Handleiding rookgascondensor INHOUDSOPGAVE: WERKING. 1.1 Algemeen 1.2 Werking INSTALLATIE

Inbouwhandleiding. voor koel-vriescombinatie NoFrost Pagina CN/CBNes

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Universeel-dimmer, Basiselement voor parallelaansluiting

Jaloezie- en rolluikbesturingssysteem Jaloeziebesturingsknop, Jaloeziebesturingsknop met sensordetectie

Aanwijzingen bij het technisch gegevensblad, veiligheidsaanwijzingen, gekwalificeerd geschoold personeel pagina 2

HENKELMAN BV. Adres Veemarktkade 8 / D AE s-hertogenbosch Nederland. Postadres Postbus AE s-hertogenbosch Nederland

Hefbrugkriks hand hydraulisch of pneumatisch hydraulisch

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Lichtmanagement. Bedieningshandleiding

Aanvulling op de technische handleiding. MOVIMOT -opties MLU.1A, MLG.1A, MBG11A, MWA21A. Uitgave 06/ / NL.

Bedienings- en servicehandleiding

Inhoud. 1. Veiligheidsinstructies

3 WEG- OMSCHAKELKLEP. Installatie- en gebruikershandleiding. voor warmtapwaterlading. USV 1" bu USV 5/4" bu USV 6/4" bi

Inbedrijfstelling van de installatie

Digimon. Bedienings- en onderhoudsvoorschrift. Voor de elektronische 2-weg metersets

Handleiding aansluiten en in gebruik nemen zelfaanzuigende SHE pompen

Viesmann. Montage- en servicehandleiding. Blusinrichting. Veiligheidsinstructies. voor de vakman. voor Vitoligno 300-H

CCE-200, 201, 202, 203, 204 & 206 NL Elektronisch bedieningspaneel Installatie-, Montage- en Gebruikshandleiding Voor de Installateur

1 Veiligheidsinstructies

HANDLEIDING. Sesame. Thermoplastic Tank Technologies

Gebruikers- en service-instructie

Niet condenseerbare gassen

Schroefcompressoraggregaat Grasso SP1 Bouwserie Medium Bedieningshandleiding (Vertaling van de oorspronkelijke tekst)

Tabel 1 Aanbevolen procedure voor vacumeren

Skruvkompressoraggregat Grasso SSP1. Bedieningshandleiding (Vertaling van de oorspronkelijke tekst) P_251517_3

elero Lumo Gebruiksaanwijzing De handleiding goed bewaren!

Tuincontactdoos met piket

Tijdschakelklok. Bestnr.: (groen) (oranje) (transparant) (blauw) Omwille van het milieu 100% recyclingpapier

Programmeerbare elektronische tijdschakelklok

HANDLEIDING QUICKHEAT-FLOOR THERMOSTAAT

Handleiding Zelfaanzuigende e-she pomp

Bestnr Micro Micro 2+ suevia Digitale schakelklok Data Micro +/2+

VIESMANN. Bedieningshandleiding VITOSOL. voor de gebruiker van de installatie NL 11/2015 Bewaren a.u.b.!

Elektrische kippengrills

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.1 AC-1000 STEKKERDOOSSCHAKELAAR

- - AOY0001 AOY0004 AOY0003 AOY0002

1 Veiligheidsinstructies. 2 Bedoeld gebruik. 3 Bediening. LB-management. Power DALI-taststuureenheid TW

Glijringpakking dubbelwerkend, overeenkomstig DIN EN 12756

Energiekosten-meetapparaat energy control 230

VIESMANN. Bedieningsaanwijzing VITOSOL-F VITOSOL-T. voor de gebruiker van de installatie. Vlakke en vacuüm-buiscollectoren

Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 2183 NL. Veiligheidstemperatuurbewaking (STW) met veiligheidsthermostaat type 2403 K

GASTRO BUFFET - SALADEBAR GEBRUIKSAANWIJZING EN ONDERHOUDSHANDLEIDING

Calortrans CT3845(M) Handleiding.

GEBRUIKSAANWIJZING EASYSTART REMOTE

VIESMANN. Montagehandleiding. Verwarmingswater-doorstroomtoestel. Veiligheidsinstructies. voor de installateur

Calortrans M55. Handleiding

Veiligheid GEVAAR. Inhoudsopgave WAARSCHUWING OPGELET. Veranderingen v.w.b. editie Elster GmbH Edition

DRAAITAFEL DT-1000.INOX/ALU DT-1200.INOX/ALU DT-1500.INOX/ALU HANDLEIDING

GM-200 HYDROMETER INLEIDING PRODUCTEIGENSCHAPPEN

Handleiding Digitale Thermostaat elektrische Handdoekradiatoren

Art-No NL Handleiding

GEBRUIKSAANWIJZING Mini-Hygro-Thermometer PCE-444

C40. Compressor Cooler Instruction Manual 4. Kompressor-Kühlbox Bedienungsanleitung 11. Glacière à compression Notice d emploi 18

GEBRUIKSAANWIJZING Wolff Vochtmeter V1-D4 #071053

Gebruiksaanwijzing. Gebruiksaanwijzing. Voor de gebruiker VRT 35. BEnl. Uitgever/fabrikant Vaillant GmbH

OLIEKOELERS OLIE/WATERKOELERS THERMOSTATEN BGB

Compressor H V CE

VIESMANN. Montagehandleiding VITOFLAME 100. voor de vakman

GEBRUIKSAANWIJZING Ampèremeter PCE-CM 4

Calortrans M55. Handleiding.

Gebruiksaanwijzing. Drukmeetapparaat type 7 volgens ATEX-richtlijn. II 2 GD c TX

VI-D4 Beton Vochtmeter

Gebruiksaanwijzing HEETWATERAPPARAAT HEETWATERAPPARAAT HWA 20

VIESMANN. Montagehandleiding VITOTROL 100. voor de vakman. Vitotrol 100 type UTDB-RF

Vloeistofkoelgroepen Grasso FX P Bouwserie Small, Medium, Large. Bedieningshandleiding (Vertaling van de oorspronkelijke tekst) L_411517_5

GEBRUIKSAANWIJZING Stralingsmeter PCE-EMF 823

Bedieningshandleiding

Uitsluitend aansluiten op de spanning en frequentie zoals aangegeven op het typeplaatje.

1 Veiligheidsinstructies. 2 Bedoeld gebruik. 3 Bediening. Systeem DALI-Power-besturingseenheid inbouwbasiselement

ITE Vacuümpompen Gebruiksinstructie

Met 2-kanaals toetselement: instelling van de kleurtemperatuur met rechter tuimelschakelaar

Transcriptie:

Bedieningshandleiding (Vertaling van de oorspronkelijke tekst) P_271517_4

COPYRIGHT Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze documentatie mag zonder schriftelijke toestemming vooraf de GEA Refrigeration Germany GmbH hier na producent genoemd, in welke vorm dan ook (gedrukt, fotokopie, microfilm of een ander procédé) worden vermenigvuldigd of verspreid. Dit geldt ook voor de in de documentatie voorkomende tekeningen en schema s.. WETTELIJKE MEDEDELING Deze documentatie is naar beste weten en kunnen opgesteld. De fabrikant is niet verantwoordelijk voor fouten van welke aard ook die in deze documentatie voorkomen, noch voor de gevolgen hiervan. 2 GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014

GEBRUIKTE SYMBOLEN Levensgevaar! Staat voor een onmiddellijk gevaar, die leidt tot zwaar lichamelijk letsel of de dood. Waarschuwing! Staat voor een mogelijk gevaarlijke situatie die leidt tot zwaar lichamelijk letsel of de dood. Let op! Staat voor een mogelijk gevaarlijke situatie die kan leiden tot licht lichamelijk letsel of materiële schade. Tip! Staat voor een belangrijke aanwijzing, die voor de beoogde toepassing en functie van het apparaat belangrijk is. GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014 3

4 GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014

INHOUDSOPGAVE 1 FUNKTIE- EN CONSTRUCTIEBESCHRIJVING 9 1.1 Gebruik in explosieve omgevingen, opstellingszones 1 en 2 9 1.2 Hoofdonderdelen 10 1.3 Werkwijze 11 1.4 Koudemiddelkringloop 11 1.5 Oliekringloop 11 1.5.1 Olieafscheiding 11 1.5.2 Oliekoeling 12 1.5.3 Oliefilter 12 1.5.4 Oliepomp 12 1.5.5 Olieinjectie 12 1.5.6 Oliekringloop, diversen 12 1.6 Beveiligingen 12 1.7 Controle-inrichtingen 13 1.8 Vermogensinstelling 13 1.9 Inbedrijfstelling 15 2 HANDLEIDING 16 2.1 Gebruik in explosieve omgevingen, opstellingszones 1 en 2 16 2.2 Belangrijke aanwijzingen voor de bediener 16 2.3 Transport en opslag 16 2.4 Opstelling 17 2.4.1 Starre opstelling 17 2.4.2 Constructiegeluid- en trillingsdempende opstelling, type LM 17 2.4.3 Constructiegeluid- en trillingsdempende opstelling, type AM en SLM 17 2.5 Montage 17 2.5.1 Aansluiting van de buisleidingen 17 2.5.2 Elektrische aansluitkabels 18 2.6 Afloop van de inbedrijfstelling 18 2.6.1 Dichtheidsproef 18 2.6.2 Drogen, vacuüm 18 2.6.3 Olie vullen 19 2.6.4 Controle van de storingsbewaking 19 2.6.5 Controleren van de draairichting van de oliepompmotor 20 2.6.6 Instellen van de oliedruk 20 2.6.7 Controle van de oliecirculatiebewaking bij lopende oliepomp of lopende compressor 20 2.6.8 Controle van de storingsuitschakeling bij temperatuuroverschrijdingen 21 2.6.9 Controleren van de draairichting van de aandrijfmotor 21 2.6.10 Montage van de koppeling 21 2.6.11 Vullen van koudemiddel 22 2.6.12 Bedrijfsstand van de kleppen 23 2.6.13 Controleren van de waterkringlopen 27 2.6.14 Eerste opstart 27 2.6.15 Controleren van de verstelling van de regelschuif 27 2.6.16 Controleren van de versteltijden van de regelslede 28 2.6.17 Controle van de oliecirculatiebewaking bij lopend aggregaat/lopende koelgroep 28 2.6.18 Oliekoeling met watergekoelde oliekoeler 28 2.6.19 Oliekoeling met koudemiddelgekoelde oliekoeler 28 2.6.20 Controleren van de oliekoeling 29 2.6.21 Inregelen van de hoeveelheid injectieolie en van de olietemperatuur 29 2.6.21.1 Schroefcompressoraggregaten zonder koelmiddel-inspuiting 29 2.6.21.2 Compressoraggregaten met koudemiddelinjectie 29 2.7 Normale inbedrijfstelling 29 2.8 Regeling van het compressorvermogen 29 2.9 Gebruik in explosieve omgevingen, opstellingszones 1 en 2 30 2.10 Buitenbedrijfstelling 30 2.10.1 Normale buitenbedrijfstelling 30 2.10.2 Buitenbedrijfstelling van schroefcompressoraggregaten voor een langere periode 30 2.10.3 Maatregelen tijdens de stilstandtijden 30 2.10.3.1 Maandelijkse maatregelen tijdens stilstand 30 2.10.3.2 Vier weken voor het opnieuw in bedrijf stellen 30 GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014 5

2.11 Opnieuw in bedrijf stellen na ca. 1 jaar 31 3 ONDERHOUDSINSTRUKTIES 32 3.1 Gebruik in explosieve omgevingen, opstellingszones 1 en 2 32 3.2 Algemene informatie 32 3.3 Onderhoudswerkzaamheden 34 3.3.1 Zuigfilter vervangen 34 3.3.2 Afvoeren, vullen en verversen van olie 35 3.3.2.1 Olie verversen, betekenis 35 3.3.2.2 Olie verversen, onderhoudswerkzaamheden 35 3.3.2.3 Olie verversen, uitvoering 35 3.3.3 Oliefilter vervangen 36 3.3.4 Onderhoud van de koppeling 36 3.3.5 Onderhoud oliepomp 37 3.3.6 Controle van de aanhaalmomenten aan de fixator van de bevestigingssokkel 37 3.3.7 Vervangen van de oliefijnafscheidingspatronen 37 3.3.8 Ontluchten van de koudemiddelkringloop 38 3.3.9 Bepalen en repareren van lekken 38 3.3.10 Vullen en bijvullen van koudemiddel 38 3.3.10.1 Vullen van koudemiddel 38 3.3.10.2 Aftappen van koudemiddel 39 3.4 Maatregelen voor de herinbedrijfstelling na grotere reparaties 39 3.4.1 Aanwijzingen voor reparaties 39 3.4.2 Afpersproef, dichtheidsproef 40 3.4.3 Vacuümproef 40 3.5 Reparatiewerkzaamheden 40 3.6 Aanwijzingen van storingen, hun oorzaken en hun oplossing 40 6 GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014

LIJST VAN DE AFBEELDINGEN fig. 1 Standaard schroefcompressoraggregaat bouwserie 11 fig. 2 Vereist vacuüm voor de verwijdering van vocht uit koude-installaties. 18 fig. 3 Draairichting motor 21 fig. 4 Afsluitklep geopend 23 fig. 5 Afsluitklep gesloten 23 fig. 6 Terugslagklep 23 fig. 7 Afsluitbaar terugslagklep 23 fig. 8 Regelklep 24 fig. 9 Afsluitbare terugslagklep met geïntegreerde regelfunctie 24 fig. 10 Magneetventiel 24 fig. 11 Wisselklep 24 fig. 12 Oliedrukregelklep 25 fig. 13 Overstortklep, veiligheidsklep 25 fig. 14 Drukgestuurde terugslagklep 26 fig. 15 Snelsluitende klep, veerbelast 26 fig. 16 Vulklep, overstortventiel 26 fig. 17 Serviceklep 26 fig. 18 Olietemperatuurbegrenzer 27 fig. 19 Temperatuurgestuurde regelklep 27 fig. 20 Magneetklep met smoorschroeven 28 fig. 21 Olieafscheider (afbeelding toont Dm 711) voor 38 GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014 7

8 GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014

Funktie- en constructiebeschrijving 1 FUNKTIE- EN CONSTRUCTIEBESCHRIJVING 1.1 Gebruik in explosieve omgevingen, opstellingszones 1 en 2 Levensgevaar! Bij gebruik van schroefcompressoraggregaten in explosieve omgevingen gelden dezelfde functie- en constructiekarakteristieken als beschreven in de desbetreffende handleiding. Afgezien daarvan gelden de volgende toevoegingen: 1. Alle onderdelen die relevant zijn voor het gebruik aan het schroefcompressoraggregaat dat in explosieve omgevingen wordt ingezet (betreft elektrische en ook niet-elektrische onderdelen), worden afzonderlijk ontwikkeld en gedocumenteerd - zie productbeschrijving! 2. Uitbreiding van de werkwijze Het gebruik van schroefcompressoraggregaten wordt voor de inzet in explosieve omgevingen ook op de compressie van procesgassen (alleen compressie met als doel drukverhoging) uitgebreid. De schroefcompressoraggregaten zijn nochtans niet geschikt om explosieve mengsels te transporteren. Dit betekent dat in de aanzuigtoestand van de compressor het transportmedium geen zuurstof mag bevatten, de aanzuigtoestand heeft steeds betrekking op drukniveaus in het overdrukbereik. De exploitant en de installatieconstructeur dienen door het gebruik van bewakingsinrichtingen, die op de huidige stand van de techniek staan, deze invloed positief te controleren en te waarborgen. 3. Uitbreiding van de veiligheidsvoorzieningen Bij het gebruik van olieverwarmingen in explosieve omgevingen (zie ook de onderdeelspecificatie in de productbeschrijving) is een eigen extra oliepeilcontrole dringend voorgeschreven - zodat een minimumoliepeil via de verwarmingselementen gewaarborgd is. Hiervoor wordt in elke toepassing een aparte oliepeilschakelaar geïnstalleerd die in overeenstemming is met de vereiste explosiebeschermingsspecificatie - zie ook de onderdeelspecificatie in de productbeschrijving. GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014 9

Funktie- en constructiebeschrijving Bedieningshandleiding 1.2 Hoofdonderdelen (voorbeeld: aggregaat van groep IV) ND HD Vi Lagedruk Hogedruk Interne volumeverhouding De schroefcompressoraggregaten van de bouwserie Grasso SP1 SP2 bestaan uit de volgende hoofd- en andere modules: 010 Schroefcompressor ND 015 Compressoraandrijfmotor ND 020 Olieafscheider 030 Oliekoeler 035 Oliefijnfilter 180 Besturing Grasso System Control 1010 Schroefcompressor (HD) 1015 Compressoraandrijfmotor HD 095 Koppeling HD Veiligheidsapparaten Gemeenschappelijk voetstukgestel voor alle onderdelen hydraulische instelinrichting voor vermogensregeling ND-compressor hydraulische instelinrichting voor vermogensregeling HD-compressor Vi-verstelling HD-compressor Druk- en temperatuursensors 040* Oliepomp 045 Zuigfilter 055 Terugslagklep - zuigzijde 060** Terugslagklep drukzijde 095 Koppeling ND I II III IV V Koelmiddelinlaat Koelmiddeluitlaat Aansluiting tussendruk/onderkoeler / reservebedrijf Aansluiting veiligheidsklepcombinatie Koelwateraansluiting 10 GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014

Funktie- en constructiebeschrijving fig.1: Standaard schroefcompressoraggregaat bouwserie 1.3 Werkwijze Schroefcompressoraggregaten zijn componenten van koude-installaties en dienen voor het comprimeren van koudemiddelen, zoals ammoniak en R22 (andere media, zoals R134a, R404a en R507 op aanvraag). Het gebruik gebeurt bij hogere drukomstandigheden Π (p/p 0 ) > 6 1.4 Koudemiddelkringloop De ND-schroefcompressor zuigt de koudemiddeldamp via de terugslagklep zuigzijde en het zuigfilter aan en comprimeert deze op tussendruk. De HDcompressor verdicht op einddruk en leidt het koudemiddel via de olieafscheider en de terugslagklep drukzijde in de installatie. De terugslagklep aan de aanzuigzijde ND-compressor verhindert een plotselinge drukegalisatie met de aanzuigleiding na de buitenbedrijfstelling van het schroefcompressoraggregaat. De terugslagklep aan de drukzijde HD-compressor verhindert een achterwaartse condensatie van het koudemiddel in de olieafscheider. Het aanzuigfilter voorkomt dat de vuildeeltjes die met de zuigstroom worden meegesleurd in de compressor binnendringen. Het filterelement wordt gekenmerkt door een heel groot filteroppervlak, dat wordt bereikt door het stervormig gevouwen element. De filterfijnheid bedraagt 120 µm. Gasresonanties die in de drukkamer van de HDcompressor kunnen optreden bij hoge drukverhoudingen in het bereik van nultransport, worden door een bescherming tegen resonanties vermeden. Deze bestaat uit een drukegalisatieleiding tussen de olieafscheider en de werkruimte van de HD-compressor (bij drukomstandigheden π > 8). 1.5 Oliekringloop De schroefcompressoren werken olieoverstroomd. Tijdens het compressieproces wordt aan de compressor koelaggregaatolie toegevoerd voor smering, afdichting, geluidsreductie en afvoer van een gedeelte van de compressiewarmte. De olie wordt na het compressieproces in de olieafscheider opnieuw van het koudemiddel gescheiden. 1.5.1 Olieafscheiding Het mengsel koudemiddel-olie wordt via de drukleiding van de HD-compressor in het eerste deel van de olieafscheider geleid. Daar heeft de olieafscheiding plaats door een gecombineerde agglomerator/ nevelbestrijder. Tegelijkertijd dient dit deel van de olieafscheider als olieverzamelaar. In het tweede deel van de olieafscheider vindt de fijnafscheiding van het vernevelde olieaandeel uit het koelmiddel plaats door middel van uitwisselbare oliefijnafscheidingspatronen. De in het fijnafscheidings- GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014 11

Funktie- en constructiebeschrijving Bedieningshandleiding deel van de olieafscheider afgescheiden olie wordt via een afleidplaat naar de HD-compressor teruggevoerd. Tussen het eerste en het tweede niveau van de olieafscheider bevindt zich een technologisch gerelateerde ruimte waarin ook olie kan worden opgevangen. Deze olie wordt intern teruggeleid. 1.5.2 Oliekoeling De olie die in de compressor is warm geworden moet, voordat zij wordt teruggeleid naar de compressor, tot een temperatuur worden afgekoeld die voldoende olieviscositeit waarborgt. Het sstandaardaggregaat heeft altijd een watergekoelde oliekoeler (voor niet-corrosief water). 1.5.3 Oliefilter Na de oliekoeling komt de olie in het oliefilter, dat de vaste deeltjes uit de gehele oliestroom vasthoudt. Het stervormig gevouwen glasvezelelement heeft door zijn grote oppervlak een groot opnamevermogen en daardoor een lange standtijd. De relatieve filterfijnheid bedraagt 10-15 μm. Na het oliefilter vindt de olieverdeling naar de injectie- en functie-olieterminals van de compressor plaats. 1.5.4 Oliepomp Aggretagen met HD-compressors met wentellagers hebben een oliepomp die in de HD-compressor is geïntegreerd. De interne oliepomp voorziet de HDcompressor van functie-olie. De ND-compressor wordt volledig pomploos van olie voorzien. Aggregaten met HD-compressors met glijlagers hebben een externe oliepomp. De externe oliepomp draait voor de voorsmering en tijdens het gehele bedrijf van de compressor. De oliepomp zuigt de koelmachineolie uit de verzamelruimte van de olieafscheider via de oliekoeler en het oliefijnfilter aan en perst het naar de lagers, de balanszuiger, de stopbus en de vermogensregeling van de compressor. 1.5.5 Olieinjectie De injectieolie wordt via blokkeerbare terugslagkleppen zonder pompdruk van de oliefilter toegevoerd naar de compressor. Met de olie-injectieregelklep wordt de noodzakelijke compressie-eindtemperatuur (ND, HD) ingesteld. 1.5.6 Oliekringloop, diversen Het schroefcompressoraggregaat heeft een afsluitklep voor het afvoeren en vullen van de olie, waar een aparte oliepomp of een olievergaarbak kan worden op aangesloten. Voor het uitvoeren van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden zijn ontluchtingskleppen aan het aanzuigfilter en het oliefilter aanwezig. Voor het vervangen van het oliefilter wordt de olie via het olieaftapventiel afgetapt uit de oliefilterbehuizing. 1.6 Beveiligingen Het standaardaggregaat beschikt over de volgende veiligheidsvoorzieningen: Veiligheidsvoorzieningen tegen overschrijding van de compressie-einddruk (drukomvormer 1105) De compressorbesturing schakelt bij overschrijden van de grenswaarde het aggregaat uit. Grenswaarde p = p max - 2 bar (zie parameterlijst) 1 Veiligheidsvoorziening tegen de overschrijding van de verschildruk tussen de oliedruk achter de oliepomp (drukomvormer 110) en de compressie-einddruk (drukomvormer 1105) oliecirculatiebewaking Als het drukverschil tussen oliedruk achter de oliepomp en de compressie-einddruk de voorgeschreven grenswaarde onderschrijdt, schakelt de besturing het aggregaat uit. HD-compressor serie SH, MC Grenswaarde Δp 0,5 bar. HD-compressor serie LT Grenswaarde Δp 1 bar. Beveiligingen tegen overschrijding van de compressie-eindtemperatuur van de ND-compressor (weerstandsthermometer 120) De compressorbesturing schakelt bij overschrijden van de grenswaarde de ND-compressor uit. Grenswaarde t = zie Parameterlijst Veiligheidsvoorziening tegen overschrijding van de compressie-eindtemperatuur van de HD-compressor (weerstandsthermometer 1120) 1 p max = hoogste toegestane bedrijfsdruk aan de HD zijde van het koelsysteem, met name van de olieafscheider 12 GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014

Funktie- en constructiebeschrijving De compressorbesturing schakelt bij overschrijden van de grenswaarde het aggregaat uit. Grenswaarde t = zie Parameterlijst Veiligheidsvoorziening tegen overschrijding van de olietemperatuur (weerstandsthermometer 125) De compressorbesturing schakelt bij overschrijden van de grenswaarde het aggregaat uit. Grenswaarde voor NH 3 : t olie = zie parameterlijst Grenswaarde voor R22: t olie = zie parameterlijst 2 De minimumolieviscositeit voor de veilige werking van de schroefcompressor bedraagt 7 cst bij de lagers van de compressor. Bij oliën die in koudemiddelen oplossen moet zowel het aanhouden van de minimumolieviscositeit in afhankelijkheid van de compressie-einddruk, de compressie-eind- en olietemperatuur alsook de oliesoort worden gewaarborgd. De olietemperatuur voor R22 is derhalve slechts een richtwaarde. Beveiligingen tegen overschrijding van de oliedruk (druktransmittor 395), oliefiltercontrole die de oliedruk meteen na het oliefilter opneemt. Als het drukverschil tussen de einddruk en de oliedruk na het oliefilter de ingestelde grenswaarde overschrijdt, schakelt de besturing het aggregaat uit. Grenswaarde Δp = 2 bar. De drukomvormer (395) kan optioneel met een afsluiter (420) zijn uitgerust. Veiligheidsvoorzieningen van de aandrijfmotor Nominale stroombegrenzingsregeling (016) en (1016) die door de betreffende compressorbesturing wordt gerealiseerd. Bij het overschrijden van de nominale motorstroom wordt de regelslede van de compressor zo lang in de richting MIN geregeld, tot de motorstroom weer in het toelaatbare bereik is. Daarna treedt de normale vermogensregeling weer in werking. Thermistor (017) en (1017) die de compressoraandrijfmotor buiten werking stelt als de temperatuur van de wikkelingen van de compressoraandrijfmotor de toelaatbare waarde overschrijdt. Terugslagklep - aanzuigzijde (055) beschermt het schroefcompressoraggregaat na de buitenbedrijfstelling tegen een plotselinge drukegalisatie met de aanzuigleiding. Terugslagklep - drukzijde (060) zorgt voor een snelle drukopbouw in de olieafscheider en een goede olietoevoer naar de compressor. Bovendien wordt achterwaartse condensatie van het koudemiddel in de olieafscheider verhinderd. 1.7 Controle-inrichtingen De volgende bedrijfsparameters kunnen op het display van de compressorbesturing permanent worden gecontroleerd: Zuigdruk ND Zuigdruk HD Compressie-einddruk Oliedruk oliecirculatiebewaking Zuigtemperatuur ND Compressie-eindtemperatuur ND Compressie-eindtemperatuur HD Olietemperatuur absolute primaire schuifpositie ND absolute primaire schuifpositie HD Motorstroom ND Motorstroom HD Aantal bedrijfsuren Verschildruk van oliedruk en compressie-einddruk (oliecirculatiebewaking) Gewenste waarde van de regelgrootheid in C Werkelijke waarde van de regelgrootheid in C Regelgr. zuigdruk ND Oliedruk na oliefilter Verschildruk van oliedruk achter oliefilter en compressie-einddruk (oliefiltercontrole) - optioneel - 1.8 Vermogensinstelling Alle schroefcompressoren van de aggregaatbouwserie zijn met een traploze vermogensregeling uitgerust in het gebied van 10 tot 100%. 2 verdere koudemiddelen op aanvraag GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014 13

Funktie- en constructiebeschrijving Bedieningshandleiding De vermogensinstelling geschiedt aan de hand van een verkorte slaglengte in de compressor. De voor het compressieproces beslissende lengte van de rotor wordt door een hydraulisch bediende regelschuif gewijzigd. De regelsledestand wordt door de standaanwijzer (verplaatsingssensor) opgenomen. Op de display kan de relatieve regelschuifpositie als percentage worden weergegeven. De hydraulische verstelling van de regelslede wordt gestuurd door 4 magneetventielen die in een blok zijn samengevat. In veel gevallen zijn 6 magneetventielen (bij elkaar in een blok) voldoende voor de vermogensregeling. De verplaatsingssnelheden van de regelslede in richting MIN of MAX moeten bij bedrijfsomstandigheden voor een betere regelgedrag van de compressors zo gelijk mogelijk zijn (zie Technische gegevens). 14 GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014

Funktie- en constructiebeschrijving 1.9 Inbedrijfstelling Bij de inbedrijfstelling van een tweetraps schroefcompressoraggregaat start altijd eerst de HD-compressor. Bij het inschakelen van het schroefcompressoraggregaat met HD-compressors met glijlagers start eerst de oliepomp voor het voorsmeren en voor het tot stand brengen van een voldoende oliedruk voor de verstelling van de regelschuif. Een inschakelvoorwaarde voor de compressoraandrijfmotor van de HD-compressor is de MIN-eindstand van de regelschuif. Als de regelslede niet in de MIN-eindstand staat, dan wordt het commando vermogensreductie gegeven en de regelslede in de MIN-eindstand gebracht. HD-compressors uit de serie Small en Medium worden door een veer in de MIN-eindstand gebracht. De inschakelvoorwaarden voor de compressoraandrijfmotor van de ND-compressor zijn als volgt: MIN-eindstand van de regelschuif, HD-compressor moet al zijn ingeschakeld, de door de druktransmittor startvrijgave/ einddruk ND-compressor (tussendruk) opgenomen waarde ligt onder de grenswaarde die wordt vermeld in de technisch specificaties, er zijn geen andere alarmmeldingen. Tijdens bedrijf worden beide compressoren afzonderlijk ingesteld. HD-compressor MV Y1 MV Y2 MV Y3 MV Y4 Vermogen + Open Dicht Dicht Open Vermogen - Dicht Open Open Dicht HD-compressor alternatief MV Y5 MV Y6 Vermogen + Dicht Open Vermogen - Open Dicht ND-compressor MV Y1 MV Y2 MV Y3 MV Y4 Vermogen + Open Dicht Dicht Open Vermogen - Dicht Open Open Dicht GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014 15

Handleiding Bedieningshandleiding 2 HANDLEIDING 2.1 Gebruik in explosieve omgevingen, opstellingszones 1 en 2 Levensgevaar! Voor de bedieningsinstructies van schroefcompressoraggregaten in explosieve omgevingen gelden dezelfde voorschriften als beschreven in de desbetreffende handleiding. Afgezien daarvan gelden de volgende toevoegingen: 1. Voor de personenkring die verantwoordelijk is voor de bediening van het schroefcompressoraggregaat gelden bovendien de wettelijke, veiligheidstechnische voorschriften die in acht moeten worden genomen voor het transport, de montage, het bedrijf en het onderhoud en eventueel voor het vervangen van modulen enz. in explosieve omgevingen. De voorschriften van de exploitant dienen in dit verband beslist te worden nageleef - zie ook paragraaf: Veiligheidsinstructies compressor, appendix E en aggregaat, appendix E. De Veiligheidsinstructies zijn onderdeel van de productdocumentatie. 2. Voor de montage en de aansluiting van elektrische onderdelen gelden de betreffende elektrotechnische voorschriften voor installaties in explosieve omgevingen, in het bijzonder EN 60079-10. Voorgeschreven bekabelingsmateriaal moet worden gebruikt. 3. De exploitant dient het volledige schroefcompressoraggregaat te aarden. 2.2 Belangrijke aanwijzingen voor de bediener De bediening van het schroefcompressoraggregaat mag alleen uitgevoerd worden door deskundig personeel, dat vertrouwd is met de inhoud van de bedieningshandleiding voor GEA Refrigeration Germany GmbH schroefcompressoraggregaten. Daarbij moeten de veiligheidstechnische voorschriften voor koude-installaties in ieder geval correct worden aangehouden, om het bedienende personeel voor letsel en het schroefcompressoraggregaat voor schade te bewaren. Tip! Het schroefcompressoraggregaat wordt bediend vanaf het bedieningspaneel van de besturing. Voor het geval dat de besturing GSC TP wordt meegeleverd, moet het bedienend personeel vertrouwd zijn met de inhoud van de complete documentatie van de besturing. De documentatie van de besturing is onderdeel van de productdocumentatie. 2.3 Transport en opslag Schroefcompressoraggregaten zijn kwalitatief hoogwaardige producten en dienen daarom bij het transport met uiterste zorgvuldigheid te worden behandeld. Ieder stoten of hard neerzetten moet worden vermeden. Het kraantransport van schroefcompressoraggregaten moet altijd plaatsvinden in de inbouwpositie. Er mogen geen andere bevestigingspunten worden gebruikt, dan die welke voor dit doel zijn voorgeschreven. Waarschuwing! Het is verboden, het schroefcompressoraggregaat aan armaturen of pijpleidingen te bevestigen. Het schroefcompressoraggregaat moet zodanig op het transportvoertuig worden geplaatst, dat het geborgd is tegen verschuiven of kantelen. Voor de beveiliging tijdens het transport is de daarmee gelaste medewerker of de onderneming zelf verantwoordelijk. Schroefcompressoraggregaten moeten overdekt en op een vaste ondergrond worden opgeslagen en moeten daarbij tegen handelingen van onbevoegden worden beschermd. Het aggregaat moet tevens beschermd worden tegen de inwerking van stoten en slagen. Tenminste eenmaal in de 4 weken moet de compressor aan de as worden doorgedraaid (ca. 10 omwentelingen). Tegelijkertijd dient de vulling met stikstof te worden gecontroleerd en indien nodig op de voorgeschreven overdruk van 2 bar te worden bijgevuld. Hiervoor 16 GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014

Handleiding wordt gedroogde stikstof met een restvochtigheid van 300 ppm gebruikt. Waarschuwing! Schroefcompressoraggregaten dienen tijdens het transport en de opslag voldoende te worden beschermd tegen invloeden van buiten. Dit betreft normaliter langere standtijden in een vrije omgeving voor de installatie en de inbedrijfstelling van de koelinstallatie. De fabrikant raadt aan om afdekfolie voor het gehele apparaat te gebruiken. De ventilatieopeningen van de elektromotoren dienen altijd te worden afgedekt! 2.4 Opstelling 2.4.1 Starre opstelling Het frame van het schroefcompressoraggregaat/de vloeistofkoelgroep wordt op de voorbereide fundering vastgezet met funderingsbouten. Het frame moet met geschikte onderlegelementen zodanig waterpas worden gezet, dat de toestand van de grove uitlijning (radiaal en hoekverstelling 0,25 mm) aan de koppeling weer wordt bereikt. Daarna dienen de funderingsbouten te worden vastgezet. 2.4.2 Constructiegeluid- en trillingsdempende opstelling, type LM Het opstellen van het aggregaat op of met de isolators moet gelijkmatig plaatsvinden, om een overbelasting en verstoring van de isolators te voorkomen. Het nivelleren moet horizontaal en verticaal van buiten naar binnen en met een gelijkmatig aanhaalmoment plaatsvinden. Het frame van het schroefcompressoraggregaat moet met de nivelleringsbouten zo lang worden uitgelijnd, tot de toestand van de grove uitlijning (radiaal en hoekverstelling 0,25 mm) aan de koppeling weer wordt bereikt. Vóór het aanhalen van de bevestigingsschroeven van de isolatoren dient te worden nagegaan of de isolatorlichamen boven de veer (voornamelijk rubberlichamen) vrij liggen en niet op de fundering rusten. 2.4.3 Constructiegeluid- en trillingsdempende opstelling, type AM en SLM Houd rekening met de speciale opstel- en nivelleervoorschriften. 2.5 Montage De aansluiting van alle pijpleidingen en elektrische aansluitkabels moet beslist mechanisch spanningsvrij gebeuren. 2.5.1 Aansluiting van de buisleidingen Voor het aansluiten van de buispleidingen moet de stikstofvulling van het schroefcompressoraggregaat door openen van de ontluchtingskleppen worden afgevoerd. Alle aansluitingen van de buisleidingen moeten dusdanig worden uitgevoerd, dat de overdracht van de warmte-uitzetting en de resonantie op het schroefcompressoraggregaat maximaal wordt begrensd. Voor koudemiddel- en olieleidingen kunnen staalcompensators en metalen slangen, voor wateraansluitingen rubbercompensators, worden gebruikt. Alle pijpaansluitingen moeten direct aan het aggregaat van vaste beugels worden voorzien. Aan te sluiten zijn: aanzuigleiding reservebedrijfleiding tussendruk-/onderkoelerleiding drukleiding wateraansluiting watergekoelde oliekoeler alternatief: koudemiddelaansluiting koelmiddelgekoelde oliekoeler bij aggregaten met een TÜV-keur overstortklep in de aanzuigleiding aanbrengen bij gebruik van een veiligheidsklep aan de olieafscheider veiligheidsklep op de afblaasleiding aansluiten bij gebruik van koudemiddelgekoelde oliekoelers koudemiddeltoevoer van het hogedruk-opvangreservoir (geodetische hoogte boven de oliekoeler in acht nemen) koudemiddeldampleiding naar de condensor bij het gebruik van een economizer GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014 17

Handleiding Bedieningshandleiding aanzuigleiding van de economizer op aansluiting drukvulling 2.5.2 Elektrische aansluitkabels Aan te sluiten zijn: Compressoraandrijfmotor Stroomverzorging van de compressorbesturing indien aanwezig Olieverwarming Oliepomp 2.6 Afloop van de inbedrijfstelling De volgende handelingen zijn uit te voeren in de opgegeven volgorde: 2.6.1 Dichtheidsproef Tip! De toelaatbare bedrijfsdruk vindt u op het typeplaatje. Voor de dichtheidscontrole moeten de nodige veiligheidsmaatregelen worden getroffen. Voor de controle wordt een ca. 3 uur durende drukafnamecontrole uitgevoerd met droge stikstof. Proefdruk 7 bar Gedurende deze 3 uur is een drukval toegestaan van 2%, waarbij rekening moet worden gehouden met schommelingen van de omgevingstemperatuur. Let op! Regel- en bedieningsapparaten die bij de genoemde proefdruk kunnen worden beschadigd, moeten voor de dichtheidscontrole worden gedemonteerd of geblokkeerd. wijzigen. Als via de indicator geen lek via schuimvorming wordt weergegeven, dan is de installatie dicht. Testmiddel Als testmiddel moeten manometers met een precisie van 0,5% voor het meetbereik worden gebruikt met een digitale resolutie van 0,01 bar. De hier beschreven uitvoering van de controle heeft betrekking op manometer met manometer- en LEAKmodus van de fa. Keller. Indicator Als indicator van de lekken moet een schuimvormer worden gebruikt. Als schuimvormer kan een oplossing van 50 delen water en 1 deel afwasmiddel worden gebruikt. De lekken worden door schuimvorming herkend. Voor probleemgebieden kan een lekzoekspray worden gebruikt. Uitvoeren van de controle 1. Alle verbindingen (lasnaden, flensverbindingen, schroefverbindingen enz.) met schuimvormer bevochtigen. Optredende lekken, herkenbaar aan een duidelijke schuimvorming, verhelpen. 2.6.2 Drogen, vacuüm Nadat de dichtheidsproef is beëindigd wordt de installatie geëvacueerd en gedurende een tijdspanne van drie uren onderworpen aan een vacuümproef. Het evacueren dient enerzijds om lucht en anderzijds de vochtigheid uit de installatie te verwijderen. Voor het evacueren moet een vacuümpomp worden gebruikt. Binnen het tijdbestek van 3 uren mag het bereikte vacuüm met maximum 6,66 mbar stijgen. Van de dichtheidscontrole dient een bericht te worden gemaakt, waarin ieder uur de druk in de te testen leidingen, de omgevingstemperatuur en de buitentemperatuur in de schaduw worden opgetekend. Nadat de dichtheidscontrole is voltooid en het aggregaat/de vloeistofkoelgroep werkelijk dicht zijn, dienen de gedemonteerde meet-, bedienings- en regelapparaten opnieuw te worden gemonteerd. Proefstrategie Als proefmedium wordt droge stikstof gebruikt. Na het bereiken van de proefdruk vindt de meting van de drukval plaats via de meting van de verschildruk plaats. Deze mag binnen een uur slechts ca 0,02 bar fig.2: A B Vereist vacuüm voor de verwijdering van vocht uit koude-installaties. Vacuüm Binnenlucht- of wandtemperatuur 18 GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014

Handleiding Nadat het voorgeschreven vacuüm is bereikt, moeten de meetwaarden ieder uur opgetekend worden. Na de onderdrukwaarde dienen de temperaturen in de machinekamer en de buitentemperaturen in de schaduw te worden ingevuld. Na de vacuümtest wordt de drukcompensatie met NH 3 uitgevoerd. Waarschuwing! Oliepomp bij het evacueren afsluiten! Zie ook "Koudemiddelzijdig evacueren"in hoofdstuk "Onderhoudswerkzaamheden". 2.6.3 Olie vullen Voor het eerste olie vullen kan gebruik worden gemaakt van het vacuüm van het aggregaat/vkg voor de drukegalisatie. Na de drukcompensatie kan voor het bijvullen van de olie de op het aggregaat gemonteerde oliepomp of een afzonderlijke olievulpomp worden gebruikt. Waarschuwing! Controle van de te vullen oliesoort! Zie contract /project resp. aanbeveling fabrikant. De aansluiting van de afsluitklep olieafvoer en olievulling (420) dient te worden verbonden met de olievultank. De kleppen dienen voor het olie vullen in de bedrijfsstand te worden gebracht. De afsluitklep olievullen moet zo lang geopend blijven, tot het olieniveau tweederde van het langwerpige peilglas in de oliebak van de olieafscheider heeft bereikt. Het vullen van de olieafscheider met olie moet over het algemeen via de oliekoeler gebeuren. Indien voor de eerste keer olie in de machine wordt gevuld, moet er ook olie worden gevuld via de serviceklep (135). De afsluitklep (065) moet dan worden gesloten. Waarschuwing! Door het gebruik van speciale componenten hebben de koelaggregaatoliën de neiging om meer vocht op te nemen. De olie mag daarom bij het vullen van een compressor slechts kort met lucht in contact komen. De inhoud van een aangebroken verpakking dient binnen één werkdag te worden verbruikt, maar dan moet de verpakking tussen het vullen door wel steeds goed worden gesloten. Controleer de reinheid en het vochtgehalte van de verse olie! 2.6.4 Controle van de storingsbewaking 1. De voeding van de compressoraandrijfmotoren wordt ter controle van de veiligheidsinrichting van het voedingsnet gescheiden (bijv. zekeringpatronen verwijderen). 2. De ingebouwde drukomvormer en weerstandsthermometer zijn op correcte bekabeling te controleren. Hiervoor dienen de desbetreffende aansluitverbindingen te worden losgemaakt. Op het display van de besturing verschijnt de melding "Kabelbreuk <Sensor XXX>". Na de aansluitverbinding te hebben hersteld, dient de correcte aanwijzing op het display te worden gecontroleerd. Meer informatie vindt u in het handboek van de besturing. 3. Grenswaarden controleren. Zie parameterlijst! 4. Aggregaat/vloeistofkoelgroep inschakelen. 5. Controle van de schakelfunctie van hoofdschakelaar en ster-driehoekschakelaar. 6. Storing oliecirculatiebewaking moet na een aanloopvertraging van 20 sec. worden aangeduid. 7. Controle van de bekrachtiging van de magneetkleppen van de instelinrichting voor de vermogensregeling in de richting minimum. 8. MIN-eindstand van de regelschuif simuleren. GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014 19

Handleiding Bedieningshandleiding 9. Controle van de schakelfunctie van de magneetkleppen door activeren van de toets voor het vergroten of verkleinen van het vermogen: Vermogen - MV1 en MV4 worden bekrachtigd Vermogen - MV2 en MV3 worden bekrachtigd of alternatief voor HD-compressor met Vi regeling: Vermogen - MV6 wordt bekrachtigd Vermogen - MV5 wordt bekrachtigd 10. Controle van de storing oliecirculatiebewaking. Na 6 s moet de uitschakeling van de compressoraandrijfmotor plaatsvinden. 11. De nominale stroombegrenzing voor de compressoraandrijfmotoren is in te stellen volgens de nominale motorgegevens. 2.6.5 Controleren van de draairichting van de oliepompmotor De inbedrijfstelling van de oliepomp gebeurt bij elektrisch geblokkeerde aandrijfmotor (servicebedrijf). De afsluitkleppen zijn in de bedrijfsstand. De bij de oliepomp aangegeven pijlrichting moet overeenstemmen met de draairichting van de elektromotor. Let op! Aangezien de glijringasafdichting van de oliepomp afhankelijk is van de draairichting en deze bij een verkeerde draairichting kan worden beschadigd, mag de controle van de draairichting slechts zeer kort zijn (draaitijd minder dan 2 seconden). Bij een juiste draairichting van de oliepomp wordt de ingestelde verschildruk drukzijde oliepomp en compressoreinddruk van het schroefcompressoraggregaat gecontroleerd. De voorgeschreven instelwaarde volgens P+I-diagram mag niet worden overschreden. In stilstand van de compressor en wanneer de olie de bedrijfstemperatuur nog niet heeft bereikt, kan de verschildruk enigszins boven de aangegeven waarde liggen. Door draaien aan de spil aan de oliedrukregelklep kan de verschildruk worden versteld (indraaien betekent verschildruk verhogen en omgekeerd). 2.6.6 Instellen van de oliedruk Levensgevaar! Een te hoog of te laag ingestelde oliedruk kan reeds na een korte bedrijfstijd tot ernstige en zeer zware schade aan de compressor leiden. Voordat de compressoraandrijfmotor en daardoor het aggregaat mag worden gestart, moet de oliedruk met behulp van de oliedrukregelklep (075) worden ingeregeld. Voor het inregelen wordt de oliepomp in alleenloop gestart. Bij aggregaten met Grasso System Control (GSC TP) moet hiervoor de modus "Service mode (0)" worden geselecteerd. De instelwaarde van de olieverschildruk treeft u aan in de projectdocumenten van meegeleverde R+ diagram. Olieverschildruk = oliedruk Pos (110) Compressie-einddruk Pos (105) Door draaien aan de spil van de oliedrukregelklep kan de verschildruk worden versteld (indraaien betekent verschildruk verhogen en omgekeerd). Daarvoor moet het loodje aan de oliedrukregelklep (075) worden verwijderd. Vergeleken bij normale bedrijfsomstandigheden kan bij gelijke klepstand in de oliepompalleenloop ("Service mode (0)") of als de olie nog geen bedrijfstemperatuur heeft bereikt, de verschildruk lichtjes verhoogd zijn. De oliedruk dient dan na het starten van de compressor en na het bereiken van de bedrijfstemperatuur in overeenstemming met de waarden opgegeven in het P+I-diagram worden afgeregeld. 2.6.7 Controle van de oliecirculatiebewaking bij lopende oliepomp of lopende compressor 1. Oliepomp loopt. 2. Afsluitklep (065) smoren. 3. Blijft de verschildruk langer dan 6 sec. onder te ingestelde waarde, dan moet er worden uitgeschakeld. Alarmwaarde differentiedruk = zie parameterlijst 20 GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014

Handleiding 2.6.8 Controle van de storingsuitschakeling bij temperatuuroverschrijdingen 1. In het menu "Sensorwaarden" de ingestelde grenswaarden onder de actuele WERKELIJKE waarden instellen. 2. Controleren van de grenswaarden op het display van de besturing. Grenswaarde = zie Parameterlijst 3. Controleren van de storingsmelding aan de compressorbesturing. 4. Terugzetten van de onder 1. veranderde waarden op de oorspronkelijke waarden. 2.6.9 Controleren van de draairichting van de aandrijfmotor Waarschuwing! De koppeling mag motor en compressor nog niet verbinden. De elektrische schakelinstallatie dient te worden beveiligd tegen onbedoeld inschakelen van de compressoraandrijfmotor. In de MIN- en MAX-stand van de regelschuif moet de compressor-as met de hand soepel en gelijkmatig kunnen worden gedraaid. Bij de controle van de draairichting van de compressoraandrijfmotor dient rekening te worden gehouden met de inschakelvoorwaarden van de compressor. De compressoraandrijfmotor wordt in de modus "1 (handmatig + handmatig)" compleet in sterdriehoekschakeling gestart en daarna weer uitgeschakeld. Tip! Voor ingebruikname van de compressoraandrijfmotor moet de informatie van de fabrikant, bijv. voor de smering van de motor, beslist gelezen worden. Bij een verkeerde draairichting van de motor wordt deze gecorrigeerd indien de elektrische schakelinstallatie beveiligd is tegen onbedoeld inschakelen. Daarna moet de motor minstens 1 uur lang onbelast en storingsvrij draaien. Dat is belangrijk, om restanten van vochtigheid in de motor (ontstaan bij transport of opslag) te drogen. Met het oog op de arbeidsveiligheid moet tijdens deze inloopfase de koppelingsbescherming gemonteerd zijn. Nadat de controle van de draairichting van de aandrijfmotor is beëindigd, kan de koppeling worden verbonden met de elektromotor. 2.6.10 Montage van de koppeling 1. Elektrische schakelinstallatie opnieuw tegen onbedoeld inschakelen beveiligen. 2. Montage van de koppeling met inachtneming van de afzonderlijke documentatie. 3. De waarden voor de radiale en hoekafwijking opgegeven in de documentatie van de koppeling moeten worden gerespecteerd. De as-afstand tussen compressormotor en schroefcompressor moet gecontroleerd worden. 4. De uitlijnwaarden moeten in het gegevensblad van de documentatie van de koppeling worden genoteerd. Een kopie van het ingevulde gegevensblad moet worden teruggestuurd aan: GEA Refrigeration Germany GmbH Holzhauser Strasse 165 13509 Berlijn Fax: +49 (0)30-43 592 759 fig.3: A B Draairichting motor Compressor Motor GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014 21

Handleiding Bedieningshandleiding Let op! Neem de onderhoudsinstructies in acht! Nasmeren van de koppeling in de voorgeschreven intervallen, indien dit is voorgeschreven in de onderhoudsinstructies van de koppeling! 2.6.11 Vullen van koudemiddel Waarschuwing! De compressor moet voor het vullen van koudemiddel bedrijfsklaar zijn! 1. Koudemiddeltank aansluiten op de vulklep. 2. Vulklep openen. 3. De tankklep voorzichtig openen en de druk egaliseren. 4. Klep sluiten. 5. De installatie nogmaals controleren op lekkage. 6. Compressor starten. 7. Tankklep openen. 8. Met een klein compressorvermogen koudemiddel in de kringloop trekken. 9. Tankklep sluiten zodra de zuigdruk de vereiste waarden nadert. Compressor laten doorlopen tot het koudemiddel zich goed in de kringloop heeft verdeeld. Aan de hand van de waarden kan nu worden beoordeeld of nog koudemiddel moet worden bijgevuld of dat voldoende koudemiddel aanwezig is. Tip! Indien nodig, het "Vullen van koudemiddel" herhalen tot de zuigdruk de vereiste waarde bereikt. 10. Bij een afzonderlijke koudemiddelkringloop voor oliekoelers: Tijdens het vullen de injectieklep in de compressor voor de daling van de eindtemperatuur gesloten houden, om de hoeveelheid te vullen koudemiddel van de oliekringloop te kunnen beoordelen. 11. Als het vullen beëindigd is de vul- en flesklep sluiten. 12. Vulleiding legen en demonteren. 22 GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014

Handleiding 2.6.12 Bedrijfsstand van de kleppen De instellingen van de handbediende armaturen voor het bedrijf van aggregaat/vloeistofkoelgroep vindt u in het P+I Diagram. De vormgeving en symbolen van het P+I Diagram corresponderen met de bepalingen van de EN 1861, uitgave April 1998. Let op! U moet zeker stellen dat de kleppen voor de inbedrijfstelling van aggregaat/vloeistofkoelgroep in de bedrijfsstand staan. Alleen zo is een storingsvrije werking mogelijk! Tip! Stroomrichting van A naar B en C Afsluiter Afsluitklep bij normaal bedrijf geopend fig.4: Afsluitklep geopend Afsluitklep bij normaal bedrijf gesloten fig.5: Afsluitklep gesloten Terugslagklep Terugslagklep bij normaal bedrijf fig.6: Terugslagklep Vergrendelbare Terugslagklep Afsluitbare terugslagklep bij normaal bedrijf geopend fig.7: Afsluitbaar terugslagklep GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014 23

Handleiding Bedieningshandleiding Regelklep Regelklep ingeregeld bij: Inbedrijfstelling gewijzigde bedrijfsomstandigheden fig.8: Regelklep Vergrendelbare terugslagklep met geïntegreerde regelfunctie Afsluitbare terugslagklep met regelfunctie bij normaal bedrijf geopend fig.9: Afsluitbare terugslagklep met geïntegreerde regelfunctie Magneetventiel Door de besturing (bijv. GSC TP) bestuurd fig.10: Magneetventiel Wisselklep Wisselklep (3-wegklep) van A naar C geopend fig.11: Wisselklep 24 GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014

Handleiding Oliedrukregelklep Δp x,x ± x bar in te stellen regeldruk ten overstaan van de referentiedruk (zie P+I diagram) Bedrijfsstand: ingeregeld fig.12: Oliedrukregelklep Let op! Een te hoog of te laag ingestelde oliedruk kan reeds na een korte bedrijfstijd tot ernstige en zeer zware schade aan de compressor leiden. Overstortklep, Veiligheidsklep fig.13: Overstortklep, veiligheidsklep GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014 25

Handleiding Bedieningshandleiding Drukgeregelde Terugslagklep Autark gestuurd fig.14: Drukgestuurde terugslagklep Snelsluitende klep, veerbelast indien nodig handbediend fig.15: Snelsluitende klep, veerbelast Vulklep, Aftapklep ½ aansluitingen met kap fig.16: Vulklep, overstortventiel Serviceklep Aansluiting Rp ¼ Voor manometer en druktransmitter fig.17: Serviceklep 26 GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014

Handleiding Olietemperatuurbegrenzer autark via regelmodule gestuurd fig.18: Olietemperatuurbegrenzer Temperatuurgestuurde regelklep autarke regeling via sensor fig.19: Temperatuurgestuurde regelklep 2.6.13 Controleren van de waterkringlopen Er dient te worden gecontroleerd of de koel- en koudwaterpompen in werking zijn en of zich de afsluitarmaturen in het koelwaterkringloop in de bedrijfsstand bevinden. Als een koelwaterregelaar beschikbaar is, dient deze onder projectomstandigheden dusdanig te worden ingesteld, dat de condensatie- en olietemperatuur in het toelaatbare bereik liggen. 2.6.14 Eerste opstart Na de bovengenoemde werkzaamheden te hebben uitgevoerd kan het schroefcompressoraggregaat overeenkomstig de gebruiksaanwijzing van de besturingsinrichting in gebruik worden genomen. 1. Inschakelen van de stuurspanning van de besturingsinrichting. 2. Verhelpen en bevestigen van aanwezige storingsweergaven. 3. Bedrijfssoort Handmatig + handmatig (1) kiezen. 4. inschakelen. 2.6.15 Controleren van de verstelling van de regelschuif 1. Aggregaat/koelgroep loopt. De HD-compressor start als eerste machine. De ND-compressor start als tweede machine na tussendrukvrijgave. 2. De modus 1 (handmatig + handmatig) kiezen. 3. Bij activeren van de toets Vermogen verhogen moet de maximumeindstand (voor HD- en NDcompressor) worden bereikt en aangeduid (100%). 4. Bij activeren van de toets Vermogen verlagen moet de minimumeindstand (voor HD- en NDcompressor) worden bereikt en aangeduid (0%). 5. Ontluchten van de instelinrichting (voor HD- en ND-compressor) door de regelslede een tiental keren te laten heen- en weer te verplaatsen. GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014 27

Handleiding Bedieningshandleiding 2.6.16 Controleren van de versteltijden van de regelslede Beïnvloeding in richting maximum DS12 Tijdens het bedrijf van het aggregaat/de chiller moeten de versteltijden berekend worden die de regelslede bij een voortdurende verstelling van de maximumeindpositie tot de minimumeindpositie nodig heeft. Voor een optimale automatische regeling is het van belang dat de versteltijden in beide richtingen nagenoeg gelijk zijn. Blok met 4 magneetventielen Minimumversteltijd Optimale versteltijd 30 sec. 60 sec. Het afstemmen geschiedt met behulp van de smoorschroeven op de magneetklepplaat. Beïnvloeding in richting minimum ND-compressor Beïnvloeding in richting maximum Beïnvloeding in richting minimum DS9 DS10 DS8 Eventueel kan DS7 worden bijgesteld, als DS10 volledig is geopend en de verstelsnelheid nog verder verhoogd moet worden. 2.6.17 Controle van de oliecirculatiebewaking bij lopend aggregaat/ lopende koelgroep 1. Aggregaat/koelgroep loopt. 2. Afsluitklep (300) smoren. fig.20: Magneetklep met smoorschroeven Draaien met de wijzers van de klok mee Draaien tegen de wijzers van de klok in Beïnvloeding in richting maximum Beïnvloeding in richting minimum Versteltijd Versteltijd DS5 DS6 Alternatief bij blok met 6 magneetventielen HD-compressor 3. Oliefiltercontrole Als de verschildruk (tussen compressie-einddruk en oliedruk na oliefilter) van 2 bar langer dan 6 sec. wordt onderschreden, dan moet het aggregaat/de koelgroep uitschakelen. 4. Oliecirculatiebewaking Als de verschildruk (tussen oliedruk na oliepomp en compressie-einddruk) van 1 bar (HD-compressortype P... XF) of 0,5 bar (HD-compressortype C... N) langer dan 6 sec. wordt onderschreden, dan moet het aggregaat/de koelgroep uitschakelen. 2.6.18 Oliekoeling met watergekoelde oliekoeler De hoeveelheid water is dusdanig te regelen, dat de olietemperatuur in het bedrijfspunt in het toelaatbare bereik ligt. Richtwaarde olietemperatuur = zie Parameterlijst 2.6.19 Oliekoeling met koudemiddelgekoelde oliekoeler Met behulp van de klep in de koudemiddeltoevoerleiding van het verzamelbak kan een stabiele kringloop dusdanig worden ingesteld, dat de olietemperatuur in het toelaatbare gebied ligt. Richtwaarde = zie Parameterlijst 28 GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014

Handleiding 2.6.20 Controleren van de oliekoeling Richtwaarde olietemperatuur = zie Parameterlijst Oliekoeling met watergekoelde oliekoeler Het watervolume moet zo worden ingeregeld dat het koelwatervolume overeenkomt met de projectwaarde. De in- en uitgangstemperaturen moeten worden gecontroleerd. De olietemperatuur wordt zelfstandig ingesteld via de 3-wegklep. Oliekoeling met koudemiddelgekoelde oliekoeler Geen regeling resp. controle nodig. 2.6.21 Inregelen van de hoeveelheid injectieolie en van de olietemperatuur 2.6.21.1 Schroefcompressoraggregaten zonder koelmiddel-inspuiting De hoeveelheid injectie-olie en de olietemperatuur hebben een directe invloed op de compressie-eindtemperatuur van de compressor. De hoeveelheid injectie-olie wordt bij projectvoorwaarden ingesteld door de regelklep injectieolie. Richtwaarden voor de compressie-eindtemperatuur t t max NH 3 /HD t t Öl + 20K... 30K 95 NH 3 /ND t t olie ca. 45... 60 C 80 C Freon/HD t t olie + 15K 80 C R22/ND t 45... 60 C 80 C 2.6.21.2 Compressoraggregaten met koudemiddelinjectie De olietemperatuur wordt door de instelling van de regelklep van de injectieolie gewijzigd. Sterk smoren van de afsluitklep doet de olietemperatuur dalen. Wanneer de olietemperatuur te laag wordt of het onderste gebied bereikt, moet de gewenste waarde van de compressie-eindtemperatuur overeenkomstig hoger worden ingesteld. Bij de eerste instelling van de oliekringloop wordt de regelklep van de injectieolie ongeveer een halve omwenteling geopend. Daarna wordt de compressie-eindtemperatuur met de thermostatische expansieklep geregeld op de waarde die aangegeven is in de parameterlijst. Richtwaarde voor compressie-eindtemperatuur: t = 60 + 10 C (voor NH 3 ) Andere koelmiddelen op aanvraag. 2.7 Normale inbedrijfstelling De installatie is geconstrueerd voor het automatische koelbedrijf, de besturing neemt de in- en uitschakeling van de compressor voor zijn rekening alsook zijn vermogensaanpassing. In de automatische modus is geen permanente bediening of observering van de machine vereist. De vereiste aanwijzingen voor de inbedrijfstelling vindt u in de documentatie van de compressorbesturing. Wordt met de installatie in de handmatige modus gewerkt, is bediening vanuit de koelmachinekamer vereist, en zijn vooral de aanwijzingen op te volgen met betrekking tot service en onderhoud. 1. De kleppen moeten in de bedrijfsstand worden gebracht. 2. Het oliepeil in de olieafscheider moet in het toelaatbare bereik staan. 3. De koel- en koudwaterpompen dienen te werken. 4. De toevoer van koelwater resp. koudemiddel naar de oliekoeler moet worden gecontroleerd. 5. De olieverwarming in de olieafscheider kan bij stilstand van het aggregaat/de vloeistofkoelgroep worden ingeschakeld. Zij wordt dan door de inbedrijfstelling van het aggregaat/vloeistofkoelgroep automatisch uit- en bij buitenbedrijfstelling automatisch ingeschakeld. Is de omgevingstemperatuur lager dan 5 C, moet de olieverwarming minstens 1 uur voor de inbedrijfstelling van het aggregaat/de vloeistofkoelgroep worden ingeschakeld. 6. De nominale stroombegrenzing is in te stellen volgens de nominale motorgegevens. 7. Inbedrijfstelling van het aggregaat/de vloeistofkoelgroep volgens de handleiding van de compressorbesturing. 2.8 Regeling van het compressorvermogen Het vermogen van de compressor kan automatisch of met de hand worden geregeld. GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014 29

Handleiding Bedieningshandleiding Tip! Zie documentatie van de besturing. 2.9 Gebruik in explosieve omgevingen, opstellingszones 1 en 2 Levensgevaar! Voor de buitenbedrijfstelling/herinbedrijfstelling van schroefcompressoraggregaten in explosieve omgevingen gelden dezelfde voorschriften als beschreven in de desbetreffende handleiding. Afgezien daarvan gelden de volgende toevoegingen: Maatregelen geldig voor het opnieuw in bedrijf stellen van het schroefcompressoraggregaat na 4 weken en in het bijzonder na 1 jaar. 1. Controleren of de koppeling goed vastzit op de assen van de compressor en de motor. 2. Van schroefverbindingen en koppelingsbescherming controleren of zij goed vastzitten. 2.10 Buitenbedrijfstelling 2.10.1 Normale buitenbedrijfstelling Wanneer het compressoraggregaat gedurende korte tijd wordt uitgeschakeld, hoeven de kleppen niet te worden bediend; deze blijven in de bedrijfsstand. Wanneer de mogelijkheid bestaat, dat er in de verdamper een hogere temperatuur kan ontstaan dan die van het koelwater, dan moet de koelwatertoevoer of de afsluitklep aan de aanzuigzijde van de compressor worden gesloten. Wanneer er in de verdamper een hogere temperatuur kan ontstaan dan de omgevingstemperatuur van het compressoraggregaat, moet de afsluitklep aan de aanzuigzijde van de compressor eveneens worden gesloten. 2.10.2 Buitenbedrijfstelling van schroefcompressoraggregaten voor een langere periode Houd bij het uitschakelen van de compressor rekening met de bedieningshandleiding van de elektrische schakelinstallatie. Sluit de afsluiter aan de zuigzijde en de afsluitklep aan de drukzijde (resp. de afsluitbare terugslagkleppen). Tussendrukvoeding afsluiten. Watercircuit van de oliekoeler afsluiten. Sluit de afsluitkleppen (of afsluitbare terugslagkleppen) in de aanzuigleiding van de economizer. Sluit de toevoer van het koudemiddel naar het thermosifon af - sluit de oliekoeler af. Sluit de handbediende afsluitklep van de koudemiddelinjectie. Schakel de olieverwarming uit. Ventilatiesleuven van de elektromotoren beslist afdekken! 2.10.3 Maatregelen tijdens de stilstandtijden Bij een stilstand langer dan een halfjaar moet ondanks de overdruk in het schroefcompressoraggregaat/de vloeistofkoelgroep, de vochtigheidsgraad van het koudemiddel en van de olie van het koelaggregaat worden gecontroleerd. De vochtigheidsgraad mag van de uitgangswaarden niet wezenlijk afwijken. 2.10.3.1 Maandelijkse maatregelen tijdens stilstand Controleer dat in schroefcompressoraggregaat/ vloeistofkoelgroep altijd een overdruk aanwezig is. /vloeistofkoelgroep moet met een lekzoekapparaat op dichtheid worden gecontroleerd. Zet de oliepomp ca. 5 minuten in werking. Draai de compressoras met de hand rond (min. 10 omwentelingen). 2.10.3.2 Vier weken voor het opnieuw in bedrijf stellen Controleer de vochtigheidsgraad en de verouderingstoestand van de olie van het koelaggregaat Daarvoor moet een olieanalyse worden uitgevoerd. De uitslagwaarden van de analyse moeten met de verse-oliegegevens worden vergeleken. Wij raden u aan de olie na 1 jaar (koudemiddel ammoniak) te verversen (zie Onderhoudsinstructies). 30 GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014

Handleiding Controleer de isolatieweerstand van de aandrijfmotoren (zie bedieningshandleiding van de elektromotor). Zet de oliepomp aan. Controleer de dichtheid van schroefcompressoraggregaat/vloeistofkoelgroep. 2.11 Opnieuw in bedrijf stellen na ca. 1 jaar Vervang de oliefilterpatronen (zie Onderhoudsinstructies). Schakel de olieverwarming minstens 1 uur voor het starten van het aggregaat/de koelgroep in. Open de afsluiter aan de aanzuigzijde en de persafsluiter aan de drukzijde (resp. de afsluitbare terugslagkleppen). Tussendrukvoeding openen. Afsluiters (of afsluitbare terugslagkleppen) in economizerleiding openen. Watertoevoer voor oliekoeler openen. Open de toevoer van het koudemiddel naar de thermosifon open de oliekoeler. Open de handbediende afsluitklep van de koudemiddelinjectie. Alle niet condenseerbare gassen dienen door ontluchting te worden verwijderd. Voor dit doel moeten de condensatiedruk en -temperatuur worden gecontroleerd (zie Parameterlijst). Controleer de olieopvangbak en maak hem indien nodig leeg. Zet de compressor aan, rekening houdend met de handleiding van de elektrische installatie. Laat het aggregaat/de koelgroep draaien om sensoren en actoren te controleren (werking en aanwijsnauwkeurigheid). GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014 31

Onderhoudsinstrukties Bedieningshandleiding 3 ONDERHOUDSINSTRUKTIES 3.1 Gebruik in explosieve omgevingen, opstellingszones 1 en 2 Levensgevaar! Voor de onderhoudsinstructies van schroefcompressoraggregaten in explosieve omgevingen gelden dezelfde voorschriften als beschreven in de desbetreffende handleiding. Afgezien daarvan gelden de volgende toevoegingen: 1. Voor de personenkring die verantwoordelijk is voor het onderhoud van het schroefcompressoraggregaat gelden bovendien de wettelijke, veiligheidstechnische voorschriften die van belang zijn voor de opstelling van het schroefcompressoraggrgaat in explosieve omgevingen met betrekking tot het onderhoud van de afzonderlijke onderdelen of modulen, of van hun volledige vervanging. 2. Het onderhoud mag slechts worden uitgevoerd in overleg/met kennis en vrijgave door de exploitant. 3. De voorschriften voor onderhoud en vervanging van onderdelen opgenomen in de handleiding moeten worden opgevolgd. 4. Er moet passend speciaal gereedschap worden gebruikt, dat voor explosieve omgevingen toegelaten is. 5. Er mogen alleen originele reserveonderdelen worden gebruikt. Gebeurt dit niet, dan vervalt elk recht op garantie; in een schadegeval is de exploitant hiervoor aansprakelijk. 6. Bij elke onderhoudsbeurt (zie onderhoudsboekje) dient bovendien nogmaals te worden gecontroleer of de schroefverbindingen voor de koppelingsbeschermkap goed vastzitten. 3.2 Algemene informatie Het onderhoud van het aggregaat/de vloeistofkoelgroep mag slechts door deskundig bedieningspersoneel worden uitgevoerd. Voor alle onderhoudswerkzaamheden zijn de onderhavige onderhoudsinstructies op te volgen. Bovendien moeten de aanwijzingen inzake werk- en brandveiligheid en de veiligheidstechnische voorschriften voor koude-installaties in acht worden genomen. Het bijgevoegde onderhoudsboekje bevat de onderhoudsvoorschriften en onderhoudsbewijzen voor de eerste 10 bedrijfsjaren van het aggregaat/de koelgroep. De onderhoudsbewijzen worden in het kader van inspectie en onderhoud door geautoriseerde monteurs als bewijs voor de uitgevoerde werkzaamheden ingevuld en ondertekend. Gedurende de garantieperiode is dit bijgehouden en ondertekende onderhoudsboekje een voorwaarde voor het eventuele verkrijgen van garantieprestaties door de GEA Refrigeration Germany GmBH. Voor eventueel noodzakelijk herstel moet de klantenservice van de GEA Refrigeration Germany GmBH gewaarschuwd worden. Waarschuwing! Alle onderhoudswerkzaamheden dienen zorgvuldig te worden uitgevoerd, zodat de goede werking van het aggregaat/de koelgroep behouden blijft. Bij overtredingen van de onderhoudsinstructies vervalt ieder recht op garantie. Let op! Neem het onderhoudsboekje in acht! 32 GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014

Onderhoudsinstrukties Controle van Om de 24 tot 72 h Wekelijks maandelijks Opmerking Zuigtemperatuur X De minimale oververhitting van 5 K mag niet worden onderschreden. Minimale zuigtemperatuur -60 C Tussentemperatuur, compressie-eindtemperatuur ND Tussentemperatuur, tussenvoeding ND Compressie-eindtemperatuur HD-compressor X X X normale eindtemperatuur ligt tussen 60 C en 80 C, maximale compressie-eindtemperatuur 95 C De minimale oververhitting van 5 K mag niet worden onderschreden. Minimale zuigtemperatuur -20 C De minimale oververhitting van 25 K mag niet worden onderschreden. Maximale compressie-eindtemperatuur 95 C. Olietemperatuur X Oliedruk X Compressie-einddruk X Zie parameterlijst! De viscositeit van 7 cst mag bij max. toerental niet worden onderschreden. De oliedruk na oliefilter mag niet meer dan 2...4 bar onder de compressie-einddruk van de HDmachine liggen. De oliedruk moet minstens 1 bar boven de compressie-einddruk van de HD-machine liggen; een oliedrukstoring kan worden veroorzaakt door een verontreinigd oliefilter Zie projectwaarde (parameterlijst). De oververhitting aan de drukzijde moet worden bepaald door vergelijking met de compressie-eindtemperatuur. Oliepeil in de olieafscheider X In het peilglas moet steeds een oliepeil erkenbaar zijn. Ligt het olieniveau onder één derde van het peilglas, olie bijvullen. Olieverwarming X Bij stilstand van de compressor moet de verwarming automatisch in werking worden gesteld. Als de begrenzer de verwarming uitschakelt, kan dit op gebrek aan olie wijzen. Instelling van de veiligheidsapparaten X Zie instelwaarden in de parameterlijst. GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014 33

Onderhoudsinstrukties Bedieningshandleiding Controle van Om de 24 tot 72 h Wekelijks maandelijks Opmerking Vermogensregeling X Aantal bedrijfsuren X Magneetkleppen moeten bij vermogensverstelling hoorbaar schakelen. Controle in de modus "1 (handmatig + handmatig)". Cf. onderhoudsschema voor de nodige onderhoudswerkzaamheden. Olieopvangbak oliepomp Olieopvangbak glijringafdichting X Legen van de olieopvangbak oliepomp. X Legen olieopvangbak glijringafdichting. Warmtewisselaar (alleen voor koelgroepen) X Visuele controle van dichtheid uitvoeren en eventueel ringafdichtingen vervangen. Zie documentatie van de warmtewisselaars. 3.3 Onderhoudswerkzaamheden Tip! De documentaties van de hoofdcomponenten zijn onderdeel van de productdocumentatie. Deze bevat belangrijke informatie die voor het begin van de onderhoudswerkzaamheden moet worden in acht genomen. 3.3.1 Zuigfilter vervangen 1. Sluiten van de afsluitklep aan de drukzijde van het schroefcompressoraggregaat/de vloeistofkoelgroep. 2. Afsluiter aan de zuigzijde en afsluiter omleiding terugslagklep aan de aanzuigzijde openen en daardoor voor drukegalisatie zorgen met de lagedrukzijde. 3. Afsluiter aan de aanzuigzijde en afsluitklep omleiding terugslagklep sluiten. 4. Restoverdruk afzuigen via ontluchtingsklep van het aanzuigfilter of aflaten in overeenstemming met de veiligheidsvoorschriften. 5. Behuizingsdeksel van de compressor afschroeven. 6. Aanzuigfilterelement verwijderen. 7. Aanzuigfilterelement reinigen, met een geschikt vetoplossend reinigingsmiddel uitwassen, daarna met perslucht uitblazen. 8. Ronde ring op het aanzuigfilterelement vervangen en het aanzuigfilterelement opnieuw monteren. 9. Ronde ring van het deksel vervangen, deksel stevig sluiten. 10. Met een vacuümpomp schroefcompressoraggregaat/vloeistofkoelgroep luchtledig maken. Waarschuwing! Oliepomp blokkeren. Als er geen vacuüm kan worden verkregen, wordt het schroefcompressoraggregaat/de koelgroep bij de volgende stap via de ontluchtingsklep bij het aanzuigfilter ontlucht. Ontwijkend koudemiddel moet worden opgevangen en is volgens de wettelijke voorschriften af te voeren. 11. Op schroefcompressoraggregaat/vloeistofkoelgroep wordt via de omleiding van de afsluitklepbypass-terugslagklep aan de drukzijde een geringe overdruk gegeven. 34 GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014

Onderhoudsinstrukties 12. Daarna dient de dichtheid van alle onderdelen te worden gecontroleerd. Zodra dit is gebeurd, is voor volledige drukcompensatie met de drukleiding te zorgen, waarop opnieuw een dichtheidscontrole van schroefcompressoraggregaat/vloeistofkoelgroep dient te volgen. Waarschuwing! Werkzaamheden aan het aanzuigfilter vereisen afgezien van de gebruikelijke reinheid bijzondere zorgvuldigheid, omdat de compressor tijdens deze werkzaamheden volledig onbeschermd is tegen grof vuil. 3.3.2 Afvoeren, vullen en verversen van olie 3.3.2.1 Olie verversen, betekenis Oudere olie verliest toenemend aan smeervermogen. Dit is een risico voor alle roterende onderdelen van de compressor. De filterelementen van het oliefilter worden voortijdig vuil en dienen binnen kortere tijdsintervallen te worden gereinigd of vervangen. Olie verversen is voor de in schroefcompressoraggregaat/vloeistofkoelgroep aanwezige olie vereist als de bedrijfsduur van de olievulling de op technische basis berustende olieverversingstermijn heeft bereikt, Waarschuwing! Termijnen voor het verversen van de olie Het olie verversen met ammoniak als koudemiddel telkens na 5.000 bedrijfsuren resp. uiterlijk na 1 jaar. Het olie verversen met freonen als koudemiddel telkens na 10.000 bedrijfsuren of uiterlijk na 2 jaar.. als door een schadegeval (bijv. binnendringend water in de koudemiddelkringloop) de olie ontoelaatbaar is verontreinigd. In koude-installaties is het verouderen van de olie te controleren met behulp van een olieanalyse en in vergelijking met de eigenschappen van verse olie. Het verouderen van de olie is ook uiterlijk vaststelbaar aan de donkere kleuring van de olie en aan de afzettingen in de oliefilters. Kan de veroudering niet in een laboratorium worden vastgesteld en is de visuele beoordeling twijfelachtig, dan dienen de aanbevolen termijnen voor het verversen van de olie te worden aangehouden (zie Onderhoudsschema). Het beoordelen van de gebruikstoestand van de koudemachineolie gebeurt op basis van een visuele controle (verontreinigingen) resp. door analyse in een laboratorium: na 5000 bedrijfsuur of na verstrijken van een bedrijfsjaar of na het herstel van grotere schade of bij sterke verkleuring resp. vertroebeling van de olie 3.3.2.2 Olie verversen, onderhoudswerkzaamheden Regelmatig proeven nemen van de olie voor analyse en vergelijking met de gegevens van verse olie. Visuele beoordeling van de kleuring van de olie en inschatting van de graad van verontreiniging. Afhankelijk van het onderzoeksresultaat heeft de exploitant over een vrijgave van de olievulling tot de volgende beoordelingstermijn te beslissen of hij laat de olie verversen. Ontoelaatbaar vochtige olie dient onverwijld uit het compressoraggregaat/de vloeistofkoelgroep te worden verwijderd. 3.3.2.3 Olie verversen, uitvoering 1. Voordat er met het verversen van de olie wordt begonnen, moet schroefcompressoraggregaat/ vloeistofkoelgroep minstens 1/2 uur in werking worden gesteld om bedrijfstemperatuur te bereiken. 2. Eerst dient schroefcompressoraggregaat/vloeistofkoelgroep buiten bedrijf te worden gesteld volgens de gebruiksaanwijzing. GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014 35

Onderhoudsinstrukties Bedieningshandleiding 3. De afsluitklep in de omleiding rond de terugslagklep aan de aanzuigzijde en de afsluitklep aan de aanzuigzijde dienen te worden geopend om een drukcompensatie te bereiken tussen schroefcompressoraggregaat/vloeistofkoelgroep en de aanzuigleiding. Als andere parallel werkende schroefcompressoraggregaten of andere separate vloeistofkoelgroepen voorhanden zijn, dient het koelmiddel zoveel mogelijk op een druk te worden afgezogen die ca. 1...3 bar boven de atmosferische druk ligt. Daarna moeten de afsluiter omleiding en de aanzuigafsluiter weer worden gesloten. Een daling van de druk kan evenwel ook worden bereikt door de ontluchtingsklep aan het aanzuigfilter te openen, om vervolgens het koudemiddel af te voeren overeenkomstig de wettelijke voorschriften. 4. Daarna dient de afgewerkte olie te worden afgetapt via de kleppen olieaflaat/ olie vullen en is af te voeren (Let op! Speciaal afval!). Hierna is de klep weer te sluiten en er heeft een verder afzuigen van het koudemiddel plaats met een parallel geschakelde compressor resp. een verwijderingsinrichting tot nagenoeg atmosferische druk is bereikt. 5. /vloeistofkoelgroep kan ook drukloos worden gemaakt door de ontluchtingsklep van het aanzuigfilter te openen, steeds met inachtneming van de veiligheidstechnische voorschriften voor koude-installaties. 6. Om de hoeveelheden restolie te laten aflopen, dienen de aftappluggen en kleppen van oliekoeler, olieafscheider en van het OMC-blok te worden geopend. Daarna dienen de aftappluggen en kleppen opnieuw te worden gesloten. 7. Het filterelement van het zuigfiltercombinatie SFC is te vervangen en het filterelement van de zuigfiltercombinatie is te vervangen of te reinigen. 8. Met een vacuümpomp schroefcompressoraggregaat/vloeistofkoelgroep luchtledig maken. Waarschuwing! Oliepomp blokkeren. 9. Op schroefcompressoraggregaat/vloeistofkoelgroep wordt via de omleiding van de afsluitklepbypass-terugslagklep aan de drukzijde een geringe overdruk gegeven. 10. Daarna dient de dichtheid van alle onderdelen te worden gecontroleerd. Zodra dit is gebeurd, is voor volledige drukcompensatie met de drukleiding te zorgen, waarop opnieuw een dichtheidscontrole van schroefcompressoraggregaat/vloeistofkoelgroep dient te volgen. Het olie vullen en de inbedrijfstelling van schroefcompressoraggregaat/vloeistofkoelgroep moeten volgens de gebruiksaanwijzing gebeuren. 3.3.3 Oliefilter vervangen 1. Buiten bedrijf stellen van het aggregaat/de vloeistofkoelgroep. 2. Bij sterke verontreiniging moeten oliefilters ook wel eens buiten de normale termijnen van het onderhoudsschema worden vervangen. 3. Om het oliefilterelement te vervangen dienen volgens P+I diagram de volgende kleppen te worden gesloten: (300) afsluiter ingang oliefilter (305) afsluitbare terugslagklep uitlaat oliefilter 4. Drukegalisatie tot stand brengen met de atmosfeer. 5. Olie aftappen. 6. Oliefilterdeksel verwijderen. 7. Oliefilterelement verwijderen en bij sterke verontreiniging deskundig afvoeren. 8. Er het nieuwe oliefilterelement voorzichtig inzetten. Afdichting niet vergeten! 9. Oliefilterdeksel sluiten. 10. De kleppen overeenkomstig punt 3 weer openen. 11. Nadat de drukegalisatie tot stand is gebracht, het oliefilter ontluchten via de ontluchtingsklep. 3.3.4 Onderhoud van de koppeling 1. Buiten bedrijf stellen van schroefcompressoraggregaat/vloeistofkoelgroep. 2. De elektromotor beveiligen tegen onbedoeld inschakelen. 3. Visuele controle van de lamellenpakketten. 4. Controle van de aanhaalmomenten van de passchroeven. 36 GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014

Onderhoudsinstrukties 5. Controleren van de richttoestand van de elektromotor en ev. correctie volgens de documentatie van de staallamellenkoppeling. 6. Nasmeren van de koppeling (indien dit is voorgeschreven in de onderhoudsinstructies van de koppeling). 3.3.5 Onderhoud oliepomp Bij de juiste uitleg van de betreffende gebruiksvoorwaarden en reglementaire montage hebben de tandwielpompen de bouwvereisten voor een lange en storingsvrije werking. De tandwielpompen vereisen slechts weinig onderhoud dat echter onontbeerlijk is voor een storingsvrije werking, omdat uit ervaring blijkt dat een toename van het aantal storingen en beschadigingen is terug te voeren op verontreiniging en gebrekkig onderhoud. De exacte intervallen zijn vastgelegd in het onderhoudsboekje (onderdeel van de productdocumentatie). Een lekoliehoeveelheid tot één druppel per minuut is noodzakelijk en toelaatbaar voor de smering van de glijringafdichting. De glijringafdichting is onderhoudsvrij. Bij te grote olielekkage moet deze volgens de documentatie van de oliepomp worden vervangen. Tip! Een regelmatige controle van alle bedrijfsgegevens zoals druk, temperatuur, afgenomen stroom, filterverontreiniging etc. dragen ertoe bij storingen vroegtijdig te herkennen. 3.3.6 Controle van de aanhaalmomenten aan de fixator van de bevestigingssokkel Tip! De aanhaalmomenten aan de fixatoren kunt u vinden in de documentatie gegevensblad 990290. 3.3.7 Vervangen van de oliefijnafscheidingspatronen De oliefijnafscheidingspatronen hebben in het algemeen een standtijd van ca. 3 jaar. Als zich de olieworp van het aggregaat/de koelgroep sterk verhoogt (olie bijvullen binnen ongewoonlijk korte intervallen) dienen deze te worden vervangen. Let op! Documentatie olieafscheider aanhouden! 1. Sluiten van de druk- en aanzuigafsluitarmaturen. 2. Koudemiddel afzuigen en het aggregaat/de vloeistofkoelgroep drukloos maken. 3. Controle van de druk op het display van de besturing of aansluiten van een proefmanometer. 4. Maak de schroeven (24) van de montagedeksel (23) van de olieafscheider los. 5. Verwijderen van de veiligheidsdraad (7). 6. Verwijderen van de patroonbevestiging inclusief de drukplaat. 7. Verwijderen van de patroon (4) met ronde ring. 8. Monteren van de nieuwe patroon geschiedt in omgekeerde volgorde. Waarschuwing! De veiligheidsdraad (7) in elk geval opnieuw aanbrengen! De aanhaalmomenten variëren afhankelijk van sterkte en de grootte van de gebruikte schroeven. De waarden voor aanhaalmomenten vindt u, indien niet andere aangegeven, in de geldende DIN. GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014 37

Onderhoudsinstrukties Bedieningshandleiding fig.21: Olieafscheider (afbeelding toont Dm 711) voor 3.3.8 Ontluchten van de koudemiddelkringloop In de koudemiddelkringloop binnengedrongen lucht heeft een vermogensvermindering van de installatie tot gevolg, waarbij de manometer aan de drukzijde van de compressor een verhoogde druk ten opzichte van de condensatietemperatuur aanduidt. Eventueel ondichte punten moeten deskundig worden hersteld. In extreme gevallen kan lucht in de kringloop leiden tot onderbreking van de koudemiddelcirculatie en tot uitvallen van de oliekoeling. De installatie beschikt over verschillende ontluchtingsmogelijkheden. De lucht of het NH 3 -luchtmengsel wordt aan de ontluchtingskleppen van de condensor of van het aanzuigfilter bij stilstand van het aggregaat in met water gevulde reservoirs afgelaten. Bevat het mengsel lucht, dan wordt het uitstromende NH 3 door het water geabsorbeerd. Tip! De permanente ontluchting door middel van een Grasso purger wordt aanbevolen. 3.3.9 Bepalen en repareren van lekken Lage niveaus in de reservoirs worden veroorzaakt door koudemiddelverliezen die door lekkage zijn ontstaan. Daarom moeten alle buisverbindingen, aansluitingen en kleppakkingen regelmatig, en vooral de eerste tijd na de montage, met een geschikte indicator (lakmoespapier enzovoort) worden gecontroleerd. Lekkages kunnen worden herkend aan kleurverandering en moeten meteen worden afgedicht. De leverancier stelt geen vervanging beschikbaar bij koudemiddelverliezen wegens verzuimd of ondeskundig onderhoud! 3.3.10 Vullen en bijvullen van koudemiddel 3.3.10.1 Vullen van koudemiddel Vloeibaar vullen gebeurt: na de dichtheidstest en het vacuüm pompen van het compressoraggregaat/de vloeistofkoelgroep of om bij te vullen. Het koudemiddel wordt in vloeibare toestand via de koudemiddelinvoerklep in de installatie gebracht. De koudemiddelfles dient met behulp van de insteekleiding vast op de invoerklep te worden aangesloten. 38 GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014

Onderhoudsinstrukties Het is belangrijk dat de vulslang geen lucht bevat (de slang eventueel bij het evacueren betrekken). Na langzaam openen van het koelmiddelvulventiel en van de flesklep wordt het koelmiddel ingevoerd. Nadat de vulprocedure is voltooid zijn fles- en koudemiddelinvoerklep opnieuw stevig te sluiten. De koudemiddelinvoerleiding alsook de koudemiddelfles moeten worden gedemonteerd. De installatie is in normaal bedrijf. Is de normale koudemiddelvulling niet meer aanwezig (koudemiddelverliezen door afblazen van de veiligheidskleppen of door reparaties), dan moet tijdens het bedrijf koudemiddel worden bijgevuld. Er mag slechts in een dichte installatie die in werking is koudemiddel worden bijgevuld. 3.3.10.2 Aftappen van koudemiddel Let op! Koudemiddel kan wegstromen. Er moet veiligheidskleding worden gedragen (veiligheidsbril en veiligheidshandschoenen). Koudemiddel moet worden afgetapt: bij overvulling van de installatie, bij demontage en reparatiewerkzaamheden aan de koudemiddel- en oliekringloop, bij onderhoudswerkzaamheden aan de oliekringloop, als vreemde gassen in de installatie worden vastgesteld. Het koudemiddel kan vloeibaar in koudemiddelflessen worden opgevangen of met een afzuigtoestel als koudemiddeldamp afgezogen worden. Om het koudemiddel in koudemiddelflessen te kunnen vullen, moeten de flessen voordien luchtledig worden gemaakt en worden afgekoeld. Voor het vullen dienen er voldoende gereinigde, droge en onderkoelde koudemiddelflessen beschikbaar te worden gesteld in overeenstemming met de af te vullen hoeveelheid koudemiddel. Het gewicht van de lege koudemiddelfles moet worden bepaald. De vulleiding wordt met de koudemiddelinvoerklep stevig vastgeschroefd en met het andere uiteinde stevig op de gesloten koudemiddelfles aangesloten. De invoerklep wordt langzaam geopend. Daarna wordt de klep van de koudemiddelfles langzaam geopend. Ieder versproeien van koudemiddel is vanwege het daarmee verbonden gevaar voor ongelukken absoluut te vermijden. De vulling wordt gemeten met een weegschaal, waarbij u er rekening mee moet gehouden, dat de fles slechts tot 80% van de opnamecapaciteit mag worden gevuld. Is deze vulhoeveelheid nog niet bereikt, hoewel er nog koudemiddel in de installatie is, dan kan door ontluchting de druk in de fles worden verminderd. Als de fles voor 80% is gevuld, sluit u de koudemiddelinvoerklep en de flesklep en sluit u de volgende fles aan. Herhaal deze procedure tot de gehele hoeveelheid koudemiddel in flessen is afgevuld. Er mag slechts fles per fles worden gevuld. De hoeveelheid koudemiddel moet worden opgetekend. Na het tappen van het koudemiddel dient de invoerklep opnieuw te worden gesloten. De installatie wordt afgezogen tot ze volledig leeg is. Er mag geen drukverhoging meer plaatsvinden nadat de compressor is uitgeschakeld. Aansluitingen voor het aftappen van het koudemiddel Voor het aftappen van de koudemiddelkringloop of van delen daarvan gebruikt u de hiervoor bestemde servicekleppen (zie P+I diagram). 3.4 Maatregelen voor de herinbedrijfstelling na grotere reparaties 3.4.1 Aanwijzingen voor reparaties Bij de reparatie van de installatie moeten belangrijke aspecten van technologie en fabricageprocédé in acht worden genomen. Absolute dichtheid van de apparaten en buisleidingen. droogheid en zuiverheid van de installatie. toepassing van lasprocedures die een minimum aan verontreiniging voor de installatie betekenen. buigen van de buizen op een buisbuigmachine met alleen maar gebruik van koelaggregaatolie bij reparaties aan buisleidingsystemen die uit eigen voorraad afkomstig zijn, wordt een buis aanbevolen met een oppervlaktekwaliteit NBK (weekgegloeid en afgebikt, na het weekgloeien chemisch of mechanisch afgebikt). bij reparaties aan buisleidingsystemen dient de vastgelegde geleiding van de buizen beslist opnieuw te worden aangehouden. Er mogen uitsluitend buizen worden gebruikt met voldoende materiaalkwaliteit met de nodige certificaten overeenkomstig de norm EN 10216-2. GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014 39

Onderhoudsinstrukties Bedieningshandleiding 3.4.2 Afpersproef, dichtheidsproef Voor de afpersproef zijn de nodige veiligheidsmaatregelen te treffen. De afpersproef wordt uitgevoerd met gedroogde, olievrije lucht of met droge stikstof. Ter controle van de dichtheid wordt een drie uur durende afpersproef uitgevoerd met droge lucht of met droge stikstof met een willekeurige overdruk, echter niet hoger dan de toelaatbare bedrijfsoverdruk van het aggregaat/de koelgroep. Gedurende deze drie uren is een drukafval toegestaan van 2%, waarbij rekening moet worden gehouden met schommelingen van de omgevingstemperatuur. Waarschuwing! Regel- en bedieningsapparaten die bij de genoemde proefdruk kunnen worden beschadigd, moeten voordien worden gedemonteerd of geblokkeerd. Van de drukproef dient een bericht te worden gemaakt, waarin ieder uur de druk in de te testen leidingen, de omgevingstemperatuur en de buitentemperatuur in de schaduw worden opgetekend. Na het beëindigen van de afpersproef en de bewezen dichtheid van het aggragaat/de koelgroep moeten de eventueel uitgebouwde meet-, besturings-, en regelapparaten weer worden ingebouwd. 3.4.3 Vacuümproef Nadat de afpersproef is beëindigd wordt de installatie luchtledig gemaakt en gedurende een tijdspanne van 3 uren onderworpen aan een vacuümproef. Het luchtleeg maken dient enerzijds om lucht en anderzijds de vochtigeheid uit de installatie te verwijderen (zie gebruiksaanwijzing). 3.5 Reparatiewerkzaamheden Veranderingen en reparatiewerkzaamheden mogen alleen door deskundige personen of vakspecialisten met autorisatie van de fabrikant worden uitgevoerd resp. dienen strikt volgens de regels in de onderhoudsvoorschriften voor de betreffende onderdelen te worden uitgevoerd. Bijzondere aandacht dient te gaan naar de voornoemde onderhoudsinstructies. Levensgevaar! Voor onderhouds- en reparatiewerkzaamheden is de persoonlijke beschermende uitrusting te controleren. Voor reparaties en vervanging van slijtageonderdelen mogen alleen originele onderdelen van de fabrikant worden gebruikt. Zij zijn verkrijgbaar via de klantenservice van de GEA Refrigeration Germany GmbH op het volgende adres: GEA Refrigeration Germany GmbH Holzhauser Strasse 165 D - 13509 Berlin Tel.: +40 (0) 30 435 92 766 Tel.: +40 (0) 30 435 92 759 Na onderhouds- en reparatiewerkzaamheden zijn de volgende aanwijzingen voor de herinbedrijfstelling in acht te nemen: Vullen van het aggregaat/de koelgroep met bedrijfsmiddelen controleren (koudemiddel, koelaggregaatolie, koelmedium) en de voorgeschreven vulniveaus instellen (peilglazen, niveau-indicatie). Voor het vullen gebruik maken van de vast geïnstalleerde vulleidingen en de vulhoeveelheden noteren in het machinelogboek. Instellen van alle armaturen zoals opgegeven in de handleiding. Na het inschakelen van het aggregaat/de koelgroep, controleren van alle belangrijke technische parameters tot een stabiele bedrijfstoestand is bereikt. Bij niet-toelaatbare bedrijfstoestanden schakelt de veiligheidsautomatiek de koude-installatie of delen van de installatie uit. De oorzaken voor een dergelijke uitschakeling moeten worden vastgesteld en verholpen. De veiligheidsapparaten moeten minstens één keer per jaar worden gecontroleerd en de schakelwaarden worden bevestigd. 3.6 Aanwijzingen van storingen, hun oorzaken en hun oplossing De door GEA Refrigeration Germany GmbH geproduceerde schroefcompressoraggregaten/ vloeistofkoelgroepen zijn uiterst moderne, automatisch werkende installaties met hoge capaciteit. Toch kunnen er storingen optreden die continubedrijf van de installatie bemoeilijken of leiden tot uitvallen van de gehele installatie of een deel ervan. Tabel van de storingen 40 GEA Refrigeration Germany GmbH P_271517_4 19.02.2014