ECLI:NL:RVS:2010:BO4829

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RVS:2005:AU2988

Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RVS:2010:BO9151. Uitspraak. Permanente link: Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936

ECLI:NL:RVS:2012:BX4621

ECLI:NL:RVS:2015:1791

ECLI:NL:RVS:2014:3368

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2013:5574, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:RVS:2012:BY5138

ECLI:NL:RVS:2013:BZ7733

ECLI:NL:RVS:2012:BY3743

ECLI:NL:RVS:2008:BG4692

ECLI:NL:RVS:2016:2348

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht) van:

JOM 2017/310 AR 2017/1305 Omgevingsvergunning in de praktijk 2017/7543

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

ECLI:NL:RVS:2007:BB1302

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2006:AV7550

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak /1

ECLI:NL:RVS:2015:3038

ECLI:NL:RVS:2017:2013

ECLI:NL:RVS:2014:1169

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 april 2013 in zaak nr. 12/641 in het geding tussen:

ECLI:NL:RVS:2007:BB4709

ECLI:NL:RVS:2009:BJ2630

ECLI:NL:RVS:2016:1268

ECLI:NL:RVS:2015:2989

ECLI:NL:RVS:2017:1059

LJN: BX6509, Raad van State, /1/A1. Datum uitspraak: Datum publicatie:

Afdeling bestuursrechtspraak. Behandelend ambtenaar. I.P». Feis

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:4843, Bekrachtiging/bevestiging

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2016:3390

ECLI:NL:RVS:2014:2812

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Uitspraak /1/A3

ECLI:NL:RVS:2015:2992

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2015:5375, Meerdere afhandelingswijzen

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, appellant,

ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273

ECLI:NL:RVS:2012:BY2512

ECLI:NL:RVS:2016:1061

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:7684, Bekrachtiging/bevestiging

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 mei 2015 in zaak nr. 14/10078 in het geding tussen:

ECLI:NL:RVS:2012:BY3076

ECLI:NL:RVS:2017:1997

ECLI:NL:RVS:2017:1627

ECLI:NL:RVS:2016:2861

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. OGR-Updates.nl JOM 2017/58 AR 2017/177 Omgevingsvergunning in de praktijk 2017/7492

ECLI:NL:RVS:2011:BQ6783

Afdeling bestuursrechtspraak 1 1 JUN Behandelend ambtenaar

ECLI:NL:RVS:2017:1481

ECLI:NL:RVS:2008:BF7235

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:RVS:2010:BL1854

ECLI:NL:RVS:2004:AR4275

ECLI:NL:RVS:2008:BG1849

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2012:BY5083

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2012:25827, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:RVS:2009:BI2655

ECLI:NL:RBOVE:2013:3359

/1. Datum uitspraak: 19 december 2001 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2015:3340

Uitspraak /1/A2 en /1/A2

ECLI:NL:RVS:2009:BK5057

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK


ECLI:NL:RBNHO:2014:3840

tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 17 maart 2016 in zaak nr. ROE 15/2616 in het geding tussen:

ECLI:NL:RVS:2015:1768

ECLI:NL:RVS:2003:AL8988

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 30 maart 2016 in zaak nr. 15/2894 in het geding tussen:

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2015:7924, Meerdere afhandelingswijzen. Algemene wet bestuursrecht 8:4 Gemeentewet Gemeentewet 83 Kieswet

ECLI:NL:RVS:2010:BO7320

ECLI:NL:RVS:2004:AR2515

ECLI:NL:RVS:2012:BV6555

ECLI:NL:RVS:2016:3387

ECLI:NL:RVS:2012:BY5907

ECLI:NL:RVS:2012:BX4670

ECLI:NL:RBDHA:2016:12168

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2015:7224, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:RVS:2001:AB2287

ECLI:NL:RVS:2000:AA7143

ECLI:NL:RVS:2012:BW3855

ECLI:NL:RVS:2009:BH8446

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2012:BW4490, Meerdere afhandelingswijzen

ECLI:NL:RVS:2015:2365

ECLI:NL:RVS:2014:3026

ECLI:NL:RVS:2009:BH4676

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2013:174, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:RVS:2006:AX0760

ECLI:NL:RVS:2012:BW3893

ECLI:NL:RVS:2013:1522

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2013:361, Niet ontvankelijk

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 3 mei 2016 in zaak nr. 15/6422 in het geding tussen:

ECLI:NL:RVS:2014:3998

Transcriptie:

ECLI:NL:RVS:2010:BO4829 Instantie Raad van State Datum uitspraak 24-11-2010 Datum publicatie 24-11-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201003576/1/H3 Bestuursrecht Hoger beroep Bij besluit van 21 mei 2009 heeft het college aan [appellante] meegedeeld dat op die dag het voertuig met het kenteken [ ] met toepassing van bestuursdwang van de locatie Duinweg te Den Haag is verwijderd en dat de kosten hiervan voor haar rekening komen. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak 201003576/1/H3. Datum uitspraak: 24 november 2010 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellante], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage van 3 maart 2010 in zaak nr. 09/8520 in het geding tussen: [appellante] en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. 1. Procesverloop Bij besluit van 21 mei 2009 heeft het college aan [appellante] meegedeeld dat op die dag het voertuig met het kenteken [ ] met toepassing van bestuursdwang van de locatie Duinweg te Den Haag is verwijderd en dat de kosten hiervan voor haar rekening komen. Bij besluit van 29 oktober 2009 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar

ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 3 maart 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 april 2010, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. [appellante] heeft een nader stuk ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 oktober 2010, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. R.J. Baladien, werkzaam bij de gemeente Den Haag, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet, zoals deze bepaling luidde ten tijde van belang, is het gemeentebestuur bevoegd tot toepassing van bestuursdwang. Ingevolge het tweede lid, zoals dat luidde ten tijde van belang, wordt de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang uitgeoefend door het college, indien de toepassing van bestuursdwang dient tot handhaving van regels welke het gemeentebestuur uitvoert. Ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), zoals deze bepaling luidde ten tijde van belang, is de overtreder de kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang, verschuldigd, tenzij de kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen. Ingevolge artikel 170, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de Wvw 1994), zoals deze bepaling luidde ten tijde van belang, behoort tot de bevoegdheid van het college om bestuursdwang toe te passen, de bevoegdheid tot het overbrengen en in bewaring stellen van een op een weg staand voertuig, indien met het voertuig een bij of krachtens deze wet vastgesteld voorschrift wordt overtreden en bovendien verwijdering van het voertuig noodzakelijk is in verband met: a. het belang van de veiligheid op de weg, of b. het belang van de vrijheid van het verkeer, of c. het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen. Ingevolge het tweede lid, zoals dat luidde ten tijde van belang en voor zover thans van belang, zijn de artikelen 5:24, derde tot en met zesde lid, 5:25, tweede tot en met vijfde lid, 5:29, vierde lid, tweede volzin, en 5:30, derde lid, van de Awb niet van toepassing. Ingevolge artikel 172, derde lid, zoals deze bepaling luidde ten tijde van belang, betaalt het college het bedrag van de kosten, verbonden aan toepassing van bestuursdwang, terug, indien: a. niet tot overbrenging en inbewaringstelling had mogen worden overgegaan; b. de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan, van dien aard waren dat de kosten redelijkerwijs niet verschuldigd zijn, of

c. aannemelijk is dat het voertuig tegen de wil van de rechthebbende is gebruikt en hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen. Ingevolge artikel 173, eerste lid, aanhef en onder a, worden bij algemene maatregel van bestuur de soorten van de in artikel 170, eerste lid, onderdeel c, bedoelde weggedeelten en wegen aangewezen. Ingevolge het tweede lid, zoals dat luidde ten tijde van belang, worden bij gemeentelijke verordening nadere regels gesteld ter uitvoering van de artikelen 170 tot en met 172. Die regels betreffen in elk geval [ ] b. de berekening van de kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang, en voorts c. de aanwijzing van de wegen en weggedeelten voor de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onderdeel c. Ingevolge artikel 2, aanhef en onder b, van het Besluit wegslepen van voertuigen, voor zover thans van belang, zijn de soorten van wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 173, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wvw 1994 wegen en weggedeelten waar door middel van bord E2 van bijlage 1 bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: het Rvv 1990) wordt aangegeven dat het verboden is stil te staan. Ingevolge artikel 62 van het Rvv 1990 zijn weggebruikers verplicht gevolg te geven aan de verkeerstekens die een gebod of verbod inhouden. Ingevolge artikel 2 van de Wegsleepverordening Gemeente Den Haag zijn als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onder c, van de Wvw 1994, alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente aangewezen voor zover ze behoren tot een van de in artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen bedoelde soorten van wegen en weggedeelten. Ingevolge artikel 4, eerste lid, bedragen de kosten van het overbrengen van een voertuig naar de bewaarplaats 306,00. 2.2. Het college heeft het voertuig doen verwijderen omdat het zich bevond op een weggedeelte waar met verkeersborden E2 van bijlage 1 bij het Rvv 1990 is aangeduid dat het aldaar verboden is stil te staan. In het besluit van 29 oktober 2009 heeft het college zich op het standpunt gesteld dat door het voertuig ter plaatse hinder werd veroorzaakt, nu lijnbussen aldaar vanaf de Kanaalweg de Duinweg in moeten draaien en de Duinweg een tweerichtingsweg nabij een kruispunt is waarbij onbelemmerd zicht op ander verkeer gewenst is. Derhalve was het wegslepen noodzakelijk in verband met het belang van de veiligheid op de weg en de vrijheid van het verkeer, aldus het college. 2.3. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college bevoegd was om het voertuig te doen verwijderen, omdat dat niet noodzakelijk was in de zin van artikel 170, eerste lid, van de Wvw 1994. Zij voert aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het voertuig zich niet in de directe nabijheid van de hoek van de Duinweg en de Kanaalweg bevond, maar meer dan 25 meter daarvandaan, zodat het voertuig het indraaien van lijnbussen niet belemmerde. 2.3.1. Niet in geschil is dat het voertuig zich voorafgaand aan de verwijdering bevond op een weggedeelte waar door middel van verkeersborden E2 was aangeduid, dat het aldaar verboden is stil te staan. Derhalve is evenmin in geschil dat is gehandeld in strijd met artikel 62 van het Rvv 1990. 2.3.2. Het college heeft onweersproken gesteld dat lijnbussen vanaf de Kanaalweg de Duinweg in moeten draaien en dat de Duinweg een straat met tweerichtingsverkeer is. Op basis van de in het

dossier aanwezige foto's is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat het college aannemelijk heeft gemaakt, dat het voertuig van [appellante] hinder veroorzaakte bij het indraaien van lijnbussen en het zicht belemmerde. Dat het voertuig van [appellante], naar zij stelt, meer dan 25 meter van de hoek van de Duinweg en de Kanaalweg stond, doet hieraan niet af. Aangezien het college aannemelijk heeft gemaakt dat het voertuig hinder veroorzaakte en het zicht belemmerde, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld, dat het verwijderen van het voertuig noodzakelijk was in verband met het belang van de veiligheid op de weg en van de vrijheid van het verkeer. 2.3.3. Gelet op hetgeen onder 2.3.1 en 2.3.2 is overwogen, was het college op grond van artikel 170, eerste lid, van de Wvw 1994 bevoegd om het voertuig te doen verwijderen. Het betoog faalt. 2.4. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. 2.4.1. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college had moeten afzien van handhavend optreden niet gebleken. 2.5. [appellante] betoogt verder dat de rechtbank heeft miskend dat het college de kosten van het doen verwijderen van het voertuig niet aan haar in rekening had mogen brengen, aangezien deze kosten niet in redelijke verhouding staan tot de door haar begane overtreding. 2.5.1. Ook dit betoog faalt. De aan [appellante] in rekening gebrachte kosten voor het overbrengen van het voertuig naar de bewaarplaats zijn gelijk aan het in artikel 4, eerste lid, van de Wegsleepverordening Gemeente Den Haag vermelde bedrag. De hoogte van dit bedrag is zodanig, dat het geacht kan worden niet meer te omvatten dan de kosten die daadwerkelijk zijn verbonden aan het verwijderen van het voertuig. De rechtbank heeft terecht geen grond gezien voor het oordeel, dat de hoogte van het bedrag niet redelijk is in verhouding tot de door [appellante] begane overtreding. 2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van staat. w.g. Bijloos w.g. De Leeuw-van Zanten

lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 24 november 2010 97-640.