Vleermuisonderzoek Zwanenburg Opdrachtgever Referentie Gemeente Haarlemmermeer Stoker, O. 2012. Vleermuisonderzoek Zwanenburg. A&W notitie NWG-KAdiv2012#25. Altenburg & Wymenga bv, Feanwâlden. Projectcode NWG-KAdiv2012#25 Status Definitief Datum 19 november 2012 Projectleider E.W. de Vries Autorisatie Goedgekeurd, R. Strijkstra INHOUD 1. Inleiding 2. Omschrijving plangebied 3. Resultaten 4. Effecten en beoordeling 5. Plan van aanpak 6. Literatuur Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek bv Suderwei 2 Postbus 32, 9269 ZR Feanwâlden tel. 0511 474764, fax 0511 472740 email: info@altwym.nl website: www.altwym.nl
A&W-notitie NWG-KAdiv 2012 #25 2 1. INLEIDING Voor Zwanenburg wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Het bestemmingsplangebied omvat de gehele bebouwde kom van Zwanenburg. Het bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard. Alleen in het centrum van Zwanenburg wordt een aantal locaties herontwikkeld. In het kader van het nieuwe bestemmingsplan is in 2012 een quickscan uitgevoerd naar de mogelijke aanwezigheid van natuurwaarden in het gebied waar herontwikkeling plaats zal vinden (het plangebied) (Nijenhuis 2012). Conclusie in dit onderzoek was, dat paarverblijfplaatsen van vleermuizen in een aantal bomen niet kon worden uitgesloten. De gemeente Haarlemmermeer heeft Altenburg & Wymenga opdracht gegeven dit plangebied nogmaals via een quickscan te onderzoeken op mogelijke aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen. Aan het onderzoek naar de mogelijke aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen in het plangebied is invulling gegeven door een kort bronnenonderzoek naar verspreidingsgegevens van vleermuizen en een veldbezoek op 5 september 2012. In deze notitie worden de resultaten van het onderzoek gepresenteerd. 2. OMSCHRIJVING PLANGEBIED Het plangebied is gelegen in de bebouwde kom van Zwanenburg, aan de Dennenlaan (figuur 1). Het plangebied bestaat uit een aantal gebouwen (Lidl, apotheek, gebouw De Olm en alle gebouwen met platte daken aan de oostkant van de Dennenlaan) en een plantsoen (figuur 1). In het plangebied worden de volgende ingrepen beoogd: De sloop van de gebouwen Het verwijderen van plantsoen
A&W-notitie NWG-KAdiv 2012 #25 3 3. RESULTATEN Uit verspreidingsgegevens van vleermuizen blijkt dat in de omgeving van het plangebied negen verschillende soorten vleermuizen voorkomen (Hoogeboom 2011). Deze soorten zijn Gewone baardvleermuis, Franjestaart, Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Gewone grootoorvleermuis, Laatvlieger, Meervleermuis, Rosse vleermuis en Watervleermuis. Een aantal van deze soorten kan het plangebied of de directe omgeving daarvan gebruiken als deel van hun leefgebied. Het gaat om Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Meervleermuis, Watervleermuis en Laatvlieger (van Dullemen & de Vries 2008). Voor vleermuizen zijn drie onderdelen te onderscheiden die van belang
A&W-notitie NWG-KAdiv 2012 #25 4 zijn voor de functionaliteit van het leefgebied. Deze zijn verblijfplaatsen, foerageergebieden en vliegroutes. Dit onderzoek richt zich alleen op de aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen, de andere onderdelen zijn behandeld in het voorgaand onderzoek (Nijenhuis 2012). In de zomerperiode hebben vleermuizen in Nederland hun verblijfplaatsen voornamelijk in gebouwen en bomen. Tijdens de winter verblijven zij onder andere in gebouwen, bomen, bunkers en kelders. De Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger en Meervleermuis zijn soorten die verblijfplaatsen in gebouwen hebben. Watervleermuis en Ruige dwergvleermuis hebben hun verblijfplaatsen in bomen. De bomen die worden gekapt zijn relatief jong (zie foto 1). Hierdoor is de aanwezigheid van zomer/kraamverblijfplaatsen van boombewonende vleermuissoorten onwaarschijnlijk. Het is bij dergelijke bomen echter niet uit te sluiten dat er balts-/paarverblijfplaatsen van bijvoorbeeld Ruige dwergvleermuis of Gewone dwergvleermuis aanwezig zijn. De aanwezigheid van winterverblijfplaatsen in de bomen in het plangebied is onwaarschijnlijk, gezien de dikte van de bomen. Foto 1. Bomen in het te verwijderen plantsoen In het plangebied staan 6 gebouwen die gesloopt gaan worden (figuur 1). De gebouwen hebben platte daken en zijn in de jaren 60 gebouwd. Tijdens het veldbezoek zijn de gebouwen beoordeeld op de mogelijkheid van aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen. Voor deze beoordeling zijn onder andere de volgende aspecten meegenomen: Aanwezigheid spouwmuur Toegankelijkheid spouwmuur Aanwezigheid gevelbetimmering en gevelplaten Van de gebouwen hebben gebouwnummers 3, 4, 5 en 6 (figuur 1) een spouwmuur. Deze spouwmuur is in principe toegankelijk voor vleermuizen, aangezien in deze muren ook stootvoegen aanwezig zijn (foto 2 en 3). Voor deze gebouwen geldt dat niet op voorhand kan worden uitgesloten dat zomer- /kraamverblijfplaatsen van bijvoorbeeld Meervleermuis, Gewone dwergvleermuis of Laatvlieger aanwezig
A&W-notitie NWG-KAdiv 2012 #25 5 zijn. Ook kunnen deze gebouwen dienen als balts-/paarverblijfplaats voor Gewone dwergvleermuis of Ruige dwergvleermuis. De andere gebouwen (1 en 2) zijn niet geschikt voor verblijfplaatsen van vleermuizen omdat deze gebouwen geen spouwmuur hebben (stootvoegen ontbreken) en de boeiplaten zeer nauw aansluiten op de muur. Foto 2 en 3. Aanwezigheid spouwmuur en stootvoegen in gebouw 6 4. EFFECTEN EN BEOORDELING In hoofdstuk 3 werd geconcludeerd dat de aanwezigheid van verblijfplaatsen in het plangebied niet op voorhand kan worden uitgesloten. Mogelijk kunnen in de te kappen bomen paarverblijfplaatsen van Ruige dwergvleermuis aanwezig zijn. In de gebouwen 3 t/m 6 kunnen mogelijk zomer/kraamverblijfplaatsen van Meervleermuis, Laatvlieger of Gewone dwergvleermuis aanwezig zijn. Ook kunnen deze gebouwen dienst doen als balts-/paarverblijfplaatsen van Gewone dwergvleermuis of Ruige dwergvleermuis. De bomen zijn
A&W-notitie NWG-KAdiv 2012 #25 6 niet geschikt als zomer-/kraamverblijfplaats van boombewonende vleermuizen, maar kunnen wel balts- /paarverblijfplaatsen van bijvoorbeeld Ruige dwergvleermuis of Gewone dwergvleermuis herbergen. Door de sloop van de gebouwen en/of de kap van de bomen kunnen verblijfplaatsen van bovengenoemde soorten verloren gaan. In dat geval ontstaat een conflict met de Flora- en faunawet en/of Natuurbeschermingswet. Daarom is aanvullend vleermuisonderzoek noodzakelijk om te bepalen of daadwerkelijk verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn in het plangebied. In hoofdstuk 5 is beschreven wat dit onderzoek inhoudt en wanneer dit plaats dient te vinden. 5. PLAN VAN AANPAK In hoofdstuk 4 is geconcludeerd dat in vier gebouwen (zie hoofdstuk 3) in het plangebied waarvan de sloop wordt beoogd, de aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen niet is uit te sluiten. Het gaat om mogelijke zomer-/kraamverblijfplaatsen van Meervleermuis, Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger. Voor Ruige dwergvleermuis en Gewone dwergvleermuis kunnen ook balts-/paarverblijfplaatsen aanwezig zijn in de te slopen gebouwen. De bomen in het te verwijderen plantsoen, kunnen mogelijk balts- /paarverblijfplaatsen van Ruige dwergvleermuis en/of Gewone dwergvleermuis bevatten. Van overige vleermuissoorten worden geen verblijfplaatsen verwacht in het plangebied. Voor een zorgvuldige uitvoering van vleermuisonderzoek is in samenwerking van het Netwerk Groene Bureaus, het ministerie van EL&I en de Zoogdiervereniging het Vleermuisprotocol opgesteld. Dit protocol fungeert voor het ministerie van EL&I als toetsingskader bij het doorlopen van de Flora- en faunawetprocedure. Het toepassen van het protocol heeft tot doel, dat een grote mate van zekerheid wordt verkregen dat het ministerie van EL&I geen aanvullend inventarisatie onderzoek verlangt en dat een onderzoek stand houdt in een eventuele juridische procedure. Om deze redenen wordt door ons bureau geadviseerd om vleermuisonderzoek volgens dit protocol uit te voeren. De onderzoeksinspanning en planning die volgens het vleermuisprotocol nodig is, wordt bepaald door de (potentieel) aanwezige soorten enerzijds en de te verwachten gebiedsfuncties anderzijds. In onderstaande tabel is weergegeven welke soorten en welke functies dienen te worden onderzocht. Functie locatie Meervleermuis Laatvlieger Gewone dwergvleermuis Ruige dwergvleermuis Kraamverblijfplaats Gebouwen X X X Zomerverblijfplaats Gebouwen X X X X Baltsverblijfplaats Gebouwen X X Baltsverblijfplaats Bomen (X) X Om vast te stellen welke functie het plangebied in de huidige situatie voor vleermuizen heeft, zijn vier veldbezoeken noodzakelijk van een halve nacht in de periode juni tot en met september. Hiervan moeten twee veldbezoeken plaatsvinden in de periode juni tot 15 juli (kraam-/zomerverblijfplaats) en twee veldbezoeken moeten plaatsvinden in de periode van 15 augustus tot 1 oktober (balts-/paarverblijfplaats).
A&W-notitie NWG-KAdiv 2012 #25 7 6. LITERATUUR Dullemen, D. van, E. W. de Vries, 2008. Vleermuizen in de gemeente Haarlemmermeer. Zomeronderzoek naar verspreiding en kansen. A&W rapport 1052. Altenburg & Wymenga bv. Veenwouden Hoogeboom, D. 2011. Zogdieren van Noord-Holland. Werkatlas. Landschap Noord-Holland. Castricum. Nijenhuis, H. 2012. Quickscan flora en fauna centrum Zwanenburg. Een verkenning naar de ecologische waarden. Polderecoloog Haarlemmermeer. Geraadpleegde internetsites www.zoogdieratlas.nl