Eindexamen natuurkunde 1 havo 2007-II

Vergelijkbare documenten
Examen HAVO. natuurkunde 1. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. natuurkunde 1,2. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Correctievoorschrift HAVO

Lees dit voorblad goed! Trek op alle blaadjes kantlijnen

Examentraining Leerlingmateriaal

SYSTEMEN 11/3/2009. Deze toets bestaat uit 3 opgaven (28 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes!

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2007-II

Naam: Klas: Repetitie Radioactiviteit VWO (versie A)

Examen HAVO. natuurkunde 1. tijdvak 1 woensdag 23 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2007-I

In autotijdschriften staan vaak testrapporten van nieuwe auto s. In de figuur op de bijlage is zo n overzicht afgedrukt.

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2006-I

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2002-II

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2008-I

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2005-II

Examen HAVO. Natuurkunde 1,2 (nieuwe stijl) en natuurkunde (oude stijl)

Examen HAVO. natuurkunde 1. tijdvak 1 vrijdag 23 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. natuurkunde 1

Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 22 juni uur

Eindexamen natuurkunde 1 havo I

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2002-I

Opgave 5 Een verwarmingselement heeft een weerstand van 14,0 Ω en is opgenomen in de schakeling van figuur 3.

Examen HAVO. Natuurkunde 1,2 (nieuwe stijl) en natuurkunde (oude stijl)

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

Examen HAVO. Natuurkunde 1 (nieuwe stijl)

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2008-II

Repetitie magnetisme voor 3HAVO (opgavenblad met waar/niet waar vragen)

Examen VWO. natuurkunde 1,2 Compex. Vragen 1 tot en met 12. In dit deel van het examen staan vragen waarbij de computer niet wordt gebruikt.

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2003-II

Opgave 1. Voor de grootte van de magnetische veldsterkte in de spoel geldt: = l

Eindexamen vwo natuurkunde 2013-I

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2008-II

Examen HAVO. Natuurkunde 1 (nieuwe stijl)

Examen HAVO. natuurkunde 1

Examen HAVO. Natuurkunde 1 (nieuwe stijl)

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2006-II

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2002-I

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2006-II

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2002-II

Naam: examennummer:.

Je geeft de antwoorden op deze vragen op papier, tenzij anders is aangegeven.

Eindexamen natuurkunde 1-2 vwo 2004-II

Examen HAVO. tijdvak 1 donderdag 28 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen natuurkunde pilot havo I

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2002-I

Examen HAVO - Compex. natuurkunde 1,2

Eindexamen natuurkunde compex vwo I

natuurkunde Compex natuurkunde 1,2 Compex

Bepaal k met behulp van de grafiek. Geef de uitkomst in twee significante cijfers.

Examen HAVO. natuurkunde (pilot) tijdvak 1 vrijdag 28 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Opgave 1 Millenniumbrug

Examen HAVO. natuurkunde 1. tijdvak 2 woensdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Toelatingstoets havoniveau natuurkunde max. 42 p, vold 24 p

Examen HAVO. natuurkunde 1,2

TENTAMEN NATUURKUNDE

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2005-II

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2005-I

Examen VWO. natuurkunde. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

natuurkunde Compex natuurkunde 1,2 Compex

Eindexamen natuurkunde havo II

Examen HAVO. Natuurkunde 1 (nieuwe stijl)

Examen VWO. natuurkunde. tijdvak 2 woensdag 22 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Arbeid, vermogen en rendement

R Verklaar alle antwoorden zo goed mogelijk

Voorbeeldtentamen Natuurkunde

Eindexamen natuurkunde havo I

natuurkunde 1,2 Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs

natuur- en scheikunde 1 CSE GL en TL

Eindexamen natuurkunde compex havo I

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2005-II

Opgave 1 Millenniumbrug

Eindexamen havo natuurkunde pilot I

Examen HAVO. natuurkunde 1,2. tijdvak 2 woensdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

voorbeeld van een berekening: Uit de definitie volgt dat de ontvangen stralingsdosis gelijk is aan E m,

Examen HAVO. natuurkunde. tijdvak 1 vrijdag 28 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. natuurkunde 1

verbrandingsgassen uit. Waarom is het gebruik van elektriciteit als energiebron niet altijd goed voor het milieu?

TENTAMEN NATUURKUNDE

Examen VMBO-GL en TL-COMPEX

Opgave 1 SPECT-CT-scan

Eindexamen vmbo gl/tl nask1 compex I

natuurkunde 1,2 Compex

Eindexamen natuurkunde 1 vwo II

Examen HAVO. natuurkunde. tijdvak 2 woensdag 24 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen havo natuurkunde 2013-I

Voortgangstoets NAT 4 HAVO week 11 SUCCES!!!

Eindexamen natuurkunde / scheikunde 1 compex vmbo gl/tl I

natuur- en scheikunde 1 CSE GL en TL COMPEX

Eindexamen havo natuurkunde pilot 2013-I

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2003-II

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2000-I

natuurkunde havo 2017-I

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2002-II

Over Betuwe College Oefeningen H3 Elektriciteit deel 4

Eindexamen natuurkunde havo I

Examen VWO. tijdvak 1 vrijdag 20 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen natuurkunde / scheikunde 1 compex vmbo gl/tl I

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2002-I

Transcriptie:

Opgave 1 Radio op zonlicht en spierkracht De radio die in figuur 1 is afgebeeld, heeft een oplaadbare batterij. figuur 1 In de volle batterij is 2,67 kj energie opgeslagen. Bij een bepaalde stand van de volumeknop is het elektrisch vermogen van de radio 32 mw. 3p 1 Bereken na hoeveel uur de batterij leeg is. Aan de bovenkant van de radio zitten zonnecellen waarmee de batterij kan worden opgeladen. Op een zonnige dag schijnt de zon met een gemiddeld vermogen van 600 W per vierkante meter aardoppervlak. Het rendement van de zonnecellen is 13%. De oppervlakte van de zonnecellen is 25 cm 2. 5p 2 Bereken hoeveel uur de radio in de zon moet staan om de lege batterij volledig op te laden. De batterij is ook op te laden met behulp van spierkracht. Daarvoor moet men de hendel aan de zijkant van de radio ronddraaien. Zie figuur 1. Als de hendel met constante snelheid 200 keer is rondgedraaid, heeft men 230 J arbeid verricht. De cirkel die de knop van de hendel beschrijft, heeft een straal van 3,3 cm. 3p 3 Bereken de (gemiddelde) spierkracht die op de knop van de hendel is uitgeoefend. - 1 -

In de radio wordt de arbeid die op de hendel wordt verricht via aandrijfwielen en een dynamo omgezet in elektrische energie. Zie figuur 2. De aandrijfwielen zijn paarsgewijs verbonden door een rubberen band. De diameters van de grote wielen verhouden zich tot die van de kleine wielen als 10:1. figuur 2 dynamo ronddraaien hendel overbrenging met aandrijfwielen Iemand draait aan de hendel. De hendel maakt daardoor 120 toeren per minuut. 3p 4 Bereken of beredeneer hoeveel toeren de as van de dynamo per minuut maakt. Ontwerpers van apparaten die met de hand worden aangedreven, gebruiken vaak de zogenaamde Q-factor. de speelduur Deze is gedefinieerd als: Q =. de opwindtijd 3p 5 Leg uit of de ontwerper van een dergelijk apparaat naar een kleine of juist naar een grote Q-factor streeft. - 2 -

Opgave 2 Radioactieve slok Lees onderstaande tekst. Behandeling van te snel werkende schildklier met radioactief jodium Mensen met een te snel werkende schildklier hebben problemen met hun stofwisseling. Deze zogenaamde ziekte van Graves wordt behandeld door de patiënt radioactief jodium (jood) in te laten nemen: de zogenoemde radioactieve slok. Het zijn vooral de te snel werkende schildkliercellen die het jodium opnemen. Deze cellen worden beschadigd door de straling die ze dan absorberen. Daardoor gaat de schildklier na enige tijd weer normaal functioneren. Deze methode wordt al dertig jaar als een veilige behandeling toegepast. De patiënten kunnen meestal dezelfde dag weer naar huis. Wel moet men enkele voorzorgsmaat-regelen in acht nemen, zoals: de eerste dagen twee keer achter elkaar de wc doortrekken en gedurende enkele weken geen baby s op schoot nemen. In de radioactieve slok zit de isotoop I-131 die β-straling en γ-straling uitzendt. 3p 6 Geef de vervalreactie van I-131. De straling beschadigt de schildkliercellen die het hardst werken. 2p 7 Leg uit welke straling, de β-straling of de γ-straling, vooral verantwoordelijk is voor die beschadiging. In de tekst staat dat behandelde patiënten geen baby s op schoot mogen nemen. 2p 8 Leg uit waarom niet. Zodra het jodium-131 in de schildklier is opgenomen (op t = 0 d), absorbeert de schildklier stralingsenergie. De (stralings)dosis D (in gray) is de hoeveelheid geabsorbeerde stralingsenergie per kilogram bestraald weefsel. Zolang de schildklier straling absorbeert, neemt de totaal ontvangen dosis toe. Dit is weergegeven in figuur 3. figuur 3 dosis 140 (gray) 120 100 80 60 40 20 0 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28 30 tijd (dagen) - 3 -

Op het tijdstip t = 20 d is de activiteit van het I-131 in de schildklier lager dan op het tijdstip t = 2 d. 2p 9 Leg uit hoe dit uit de grafiek blijkt. Onder de effectieve halveringstijd van radioactief materiaal verstaan we de tijd waarin de activiteit ervan in het lichaam (in dit geval in de schildklier) tot de helft is afgenomen. De effectieve halveringstijd van I-131 is kleiner dan de gewone halveringstijd die in Binas staat omdat het jodium ook via biologische weg langzaam uit de schildklier verdwijnt. 3p 10 Leg met behulp van figuur 3 uit dat de effectieve halveringstijd van I-131 zes dagen is. In figuur 4 is het verloop van de stralingsdosis van de schildklier getekend in de eerste paar uur nadat het I-131 is opgenomen. In die periode mag de activiteit van het I-131 als constant worden beschouwd. figuur 4 5 dosis (gray) 4 3 2 1 0 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 tijd (uur) Per verval van een I-131-kern wordt 3,0 10 14 J aan stralingsenergie door de schildklier geabsorbeerd. De massa van de schildklier is 45 gram. 5p 11 Bereken de activiteit van het I-131 in de periode die in figuur 4 is weergegeven. Bepaal daartoe eerst de hoeveelheid stralingsenergie die de schildklier per uur absorbeert. - 4 -

Opgave 3 Fietsdynamo Freek doet onderzoek aan een fietsdynamo. figuur 5 Aan de dynamo is een wieltje bevestigd waaromheen een touw is gewikkeld met een gewichtje eraan. Zie figuur 5. Wanneer hij het gewichtje loslaat, beweegt het naar beneden waardoor de dynamo gaat draaien. De beweging van het gewichtje is op video vastgelegd en met behulp van een computer geanalyseerd. Op die manier is het (v,t)-diagram van de beweging bepaald dat in figuur 6 is weergegeven. figuur 6 4,0 v (m/s) 3,0 2,0 1,0 0 0 0,2 0,4 0,6 0,8 1,0 1,2 t (s) Figuur 6 staat ook op de uitwerkbijlage. 3p 12 Bepaal met behulp van de figuur op de uitwerkbijlage de afstand die het gewichtje aflegt tussen t = 0 s en t = 1,0 s. Tussen t = 0 s en t = 0,40 s is de versnelling constant. 3p 13 Bepaal met behulp van de figuur op de uitwerkbijlage de grootte van deze versnelling. Op de fietsdynamo is een weerstand R aangesloten. Freek wil bepalen hoe groot het elektrisch vermogen is dat de draaiende dynamo levert. Daarvoor meet hij de stroomsterkte door en de spanning over de weerstand. Op de uitwerkbijlage zijn de dynamo, de weerstand, een stroommeter en een spanningsmeter schematisch getekend. 3p 14 Teken in de figuur op de uitwerkbijlage alle noodzakelijke verbindingsdraden. - 5 -

Vanaf t = 1,0 s daalt het gewichtje, dat een massa heeft van 210 g, met constante snelheid. Uit de gemeten spanning en stroomsterkte berekent Freek dat de dynamo dan een constant elektrisch vermogen levert van 1,8 W. In deze situatie zet de dynamo zwaarte-energie om in elektrische energie. 5p 15 Bepaal, mede met behulp van figuur 6, het rendement van deze energieomzetting tussen t = 1,0 s en t = 1,2 s. Freek bevestigt de dynamo op zijn fiets. De koplamp en het achterlicht van zijn fiets zijn parallel op de dynamo aangesloten. Figuur 7 laat zien hoe de stroomsterkte door elk van de lampjes afhangt van de spanning. figuur 7 I 0,6 (A) 0,5 koplamp 0,4 0,3 0,2 0,1 achterlicht 0 0 1 2 3 4 5 6 7 8 U (V) 3p 16 Leg uit welke van de twee lampjes de grootste weerstand heeft. Op een gegeven moment fietst hij zo hard dat de dynamo een spanning levert van 6,0 V. 4p 17 Bepaal het elektrisch vermogen dat de dynamo dan aan de lampjes levert. - 6 -

uitwerkbijlage _ 12 4,0 v (m/s) 3,0 2,0 1,0 0 0 0,2 0,4 0,6 0,8 1,0 1,2 t (s) ruimte voor een berekening:... 13 ruimte voor een berekening:... - 7 -

uitwerkbijlage 14 R dynamo stroommeter spanningsmeter - 8 -

Opgave 4 Auto te water De eerste drie foto s hiernaast laten een figuur 8 klein drama zien. Een takelwagen hijst een personenauto uit het water (figuur 8). Als de auto een stuk omhoog is gehesen (figuur 9), begint de takelwagen te kantelen. Figuur 10 toont de tragische afloop. Ondanks het feit dat er in de situatie van figuur 9 flink wat water uit de personenauto is gelopen, kantelt de takelwagen terwijl deze in de situatie van figuur 8 nog stevig op zijn wielen staat. figuur 9 1p 18 Noem daarvoor een reden. Op de uitwerkbijlage is de situatie waarin de takelwagen op het punt staat te kantelen schematisch weergegeven. Punt Z is nu het zwaartepunt van de takelwagen. Het zwaartepunt van de personenauto bevindt zich recht onder het ophangpunt van de kabel. In die figuur is ook het draaipunt aangegeven waaromheen de takelwagen figuur 10 gaat kantelen. De massa van de takelwagen is 7,9 10 3 kg. 4p 19 Bepaal met behulp van de figuur op de uitwerkbijlage de (minimale) massa van de personenauto, inclusief water. Een tweede takelwagen moet komen om de personenauto en de eerste takelwagen uit het water te hijsen. Zie figuur 11 en de vergroting daarvan op de uitwerkbijlage. De tweede takelwagen is niet alleen figuur 11 zwaarder, hij heeft ook twee zijsteunen uitgeklapt. Met name de zijsteun vlakbij de kadewand voorkomt dat deze takelwagen kan kantelen. 2p 20 Leg uit waarom. De massa van de takelwagen die omhoog gehesen wordt, is inclusief water 8,2 10 3 kg. De wagen gaat in 2,0 minuten 2,4 m omhoog. 3p 21 Bereken het vermogen dat de hijsende takelwagen daarvoor minimaal moet leveren. - 9 -

19 uitwerkbijlage Z draaipunt 20-10 -

Opgave 5 Veiligheidsgordel De snelheid van een auto wordt figuur 12 gemeten met een sensor die het toerental van een van de wielassen meet. Figuur 12 geeft het verband 3,0 U (V) 2,5 tussen de uitgangsspanning van deze sensor en het toerental. 2,0 3p 22 Bepaal de gevoeligheid van deze sensor. 1,5 In een auto zit een automatisch systeem dat op twee manieren kan waarschuwen als de bestuurder zijn veiligheidsgordel niet omdoet. Het systeem voldoet aan de volgende eisen: zolang als de bestuurder achter het stuur zit zonder de gordel om, brandt er een lampje; zolang als hij zonder gordel om harder rijdt dan 20 km/h (komt overeen met 180 omwentelingen per minuut) zoemt er bovendien een alarm. In de figuur op de uitwerkbijlage is een begin gemaakt met een ontwerp voor dit systeem. Wanneer de bestuurder achter het stuur zit, is de stoelschakelaar dicht. Wanneer hij de gordel om heeft, is de gordelschakelaar dicht. 5p 23 Maak in de figuur op de uitwerkbijlage de schakeling compleet zodat aan bovengenoemde eisen wordt voldaan. Vermeld ook de referentiespanning van de comparator. 1,0 0,5 0 0 100 200 300 400 500 600 toerental (omwentelingen per minuut) - 11 -

uitwerkbijlage 23 5V 5V alarm stoelschakelaar controlelampje gordel- schakelaar comparator snelheidssensor + - U ref U ref =.. - 12 -