Wat doet de VKL? De Vereniging Kwaliteit Luchtmetingen (VKL) heeft ten doel, binnen de kaders van de Europese en Nationale wet- en regelgeving, een concrete bijdrage te leveren aan het waarborgen, ontwikkelen, toepassen en in stand houden van de kwaliteit van luchtmetingen in Nederland. De vereniging behartigt tevens de gemeenschappelijke belangen van haar leden. De vereniging zal zich daarbij in het bijzonder richten op het bevorderen van: Een correcte en integrale toepassing van Europese richtlijnen en Nationale regelgeving op het gebied van luchtmetingen; Maatregelen gericht op het tegengaan van oneerlijke concurrentie als gevolg van het niet toepassen hiervan. Voor verdere informatie kunt u terecht op de VKL-website www.vkl-online.nl. Vocht Deze code van goede meetpraktijk beschrijft de toegepaste werkwijze bij de meting van vocht binnen de VKL. Deze werkwijze is na onderlinge vergelijking van de werkvoorschriften van de verschillende VKL-leden en na afstemming binnen de technische commissie van de VKL tot stand gekomen. 1 5
Achtergrond Vochtmetingen kunnen worden uitgevoerd conform de onderstaande normen. NEN-EN 14790 Emissies van stationaire emissies, bepaling van vocht in gasstromen. ISO 8756 Luchtkwaliteit behandeling van temperatuur, druk en vocht. In dit praktijkblad worden de onderstaande zaken nader beschreven: Monsterneming Controle op juiste werking Uitwerking Rapportage Meetprincipe Voor het bepalen van vocht worden er in de bovenstaande normen twee verschillende meetprincipes beschreven: de psychrometrisch en de gravimetrische vochtbepaling. Indien de temperatuur laag genoeg is (< 140 C), is het aan te bevelen om eerst de psychrometrische methode toe te passen. Indien afgassen oververzadigd zijn dient de verzadigingstabel gebruikt te worden. Naast de bovenstaande methodes zijn er ook andere mogelijkheden om het vochtgehalte te bepalen zoals via de relatieve vochtigheid of met behulp van verzadigingstabellen. Deze methoden zijn niet nader uitgewerkt in deze code. De psychrometrische metingen worden uitgevoerd met behulp van een thermokoppel volgens de natte- en droge bol methode. Psychrometrische vochtbepaling Bij een psychrometrische vochtbepaling wordt eerst de droge bol bepaald door de temperatuur te meten zoals beschreven staat in de code van goede meetpraktijk van de VKL getiteld Temperatuur. Vervolgens wordt op gelijke wijze de natte bol temperatuur bepaald. Hierbij wordt wederom de temperatuur bepaald. Alleen nu met een temperatuurvoeler met een nat kousje. Door verdamping van het water zal er tijdelijk een stabiele temperatuur ontstaan. De temperatuur wordt de natte bol temperatuur genoemd. Door uitdroging van het kousje neemt na verloop van tijd de temperatuur weer toe tot de droge bol temperatuur. Bij de gravimetrische meetmethode wordt het gas gekoeld waarna het vocht wordt afgevangen in impingers gevuld met een absorptievloeistof en/of silicagel. 2 5
Aandachtspunten Het thermokoppel mag niet tegen de wand van het afgaskanaal worden gehouden. Wanneer de droge natte/bol methode gelijktijdig toegepast wordt mag de natte bol niet voor de droge bol gehouden worden. Het kousje van de natte bol dient van wit katoen te zijn gemaakt. Indien op basis van de metingen met de droge bol blijkt dat de temperatuur in het kanaal constant is kan de natte bol temperatuur op één punt in het kanaal worden bepaald. Het toepassen van de methode is afhankelijk van de verzadiging van de afgassen. Aanbevolen wordt om deze methode niet toe te passen bij zeer natte gassen (bijna verzadigd) met een temperatuur boven de 80 C. Het verschil tussen de natte- en droge bol heeft dan bij kleine temperatuursverschillen een zeer groot effect op de hoeveelheid vocht. De methode kan worden toegepast tot een temperatuur van maximaal 140 C. Bij temperaturen boven de 100 C is het echter aan te bevelen om de meting gravimetrisch uit te voeren. De monstername opening dient tijdens de meting worden goed te worden afgesloten. Gravimetrische vochtbepaling De gravimetrische vochtbepaling kan in de meeste gevallen gecombineerd worden met een andere meting zoals stof. In bovenstaande figuur is een schematische opstelling gegeven van een gravimetrische vochtbepaling in combinatie met een stofbepaling. 3 5
Opgemerkt wordt dat dit een voorbeeld opstelling is waarbij het meetbureau de vrijheid heeft om de pomp voor de gasmeter te plaatsen. Wanneer een vochtmeting niet gecombineerd met bijvoorbeeld stof vervallen onderdelen 1 en 11. Sonde Er kunnen meerdere types sonde gebruikt worden. Hierbij valt te denken aan roestvast staal, glas en teflon. Afhankelijk van de afgaskarakteristieken dient een keuze te worden gemaakt. De probe dient verwarmd te worden tot tenminste 120 of 20 boven het zuurdauwpunt. De niet verwarmde delen dienen meegewogen te worden voor de bepaling. Impingers Methode 1 Er wordt gebruik gemaakt van een set met minimaal 1 impinger met silicagel. Het gewicht van deze impinger wordt ingewogen en genoteerd. Voorafgaande aan de weging wordt de weegschaal gecontroleerd op juiste werking. Deze methode wordt gebruikt bij relatief lage vochtgehaltes. Tip Verang voor de aanvang van de metingen de silicagel, zodat er minder kans is op doorslag. Methode 2 Er wordt gebruik gemaakt van een set met minimaal 2 en bijvoorkeur 3 impingers waarbij in de eerste impinger(s) een absorptievloeistof (water) wordt gedaan. In de laatste wordt een impinger met silicagel gezet. Het gewicht van deze impingers wordt ingewogen en genoteerd. Voorafgaande aan de weging wordt de weegschaal gecontroleerd op juiste werking. Deze methode wordt gebruikt bij relatief hoge vochtgehaltes. Koeling Voor de bemonstering conform methode 2 is het zeer belangrijk dat de impingers worden gekoeld, dit kan met bijvoorbeeld ijs of koud water. Om doorslag te voorkomen dient het gas uit de laatste impinger een temperatuur te hebben lager dan 4 C of dient de silicagel in de laatste fles minder dan de 50% verkleurd te zijn. Monsternemingsapparatuur Voor de meting is de onderstaande apparatuur nodig: - sonde - impingers - silicagel - gasmeter - flowmeter - pomp - weegschaal - absorptievloeistof De apparatuur dient op de juiste wijze te worden aangesloten. Noteer vervolgens de beginstand, de temperatuur en eventueel de onderdruk van de gasmeterstand. Stel met de flowmeter een volumestroom in en noteer de starttijd van de meting. Na beëindiging van de bemonstering worden de gegevens ten aanzien van 4 5
Silicagel De silicagel mag niet verder dan 50% verzadigt zijn voordat een nieuwe meting opgestart wordt. Door middel van een visuele check dient dit gecontroleerd te worden. Dit om kans van vocht doorslag tegen te gaan. Indien methode 1 wordt toegepast mag de doorslag naar de laatste impinger met silicagel niet meer dan 10% bedragen. Dit dient regelmatig gecontroleerd te worden door de medewerker in het veld. de tijd, gasmeter, temperatuur en druk opgeschreven. Vervolgens kunnen de impingers worden gewogen. Controle op juiste werking Om de juiste werking van de meting te kunnen waarborgen dienen de onderstaande handelingen te worden uitgevoerd. Lektest Wanneer systeem in elkaar is gezet dient een lektest te worden uitgevoerd. Hierbij wordt de voorkant van de sonde dichtgehouden. De pomp wordt gestart en ingeregeld tot er een onderdruk van maximaal 500 mbar, in het geval dat de meting uitgevoerd wordt bij een andere onderdruk mag hierbij ook gelekt test worden. Vervolgens wordt de gasmeterstand opgeschreven en een minuut gewacht waarna de gasmeterstand weer wordt genoteerd. Op basis van het verschil tussen de begin en eindstand van de gasmeter kan het lekvolume worden bepaald. Het lekvolume dient lager te zijn dan 2% van de afzuigsnelheid. Indien het lek groter is dient de opstelling te worden gecontroleerd, met name de impinger met silicagel, waarna de test nogmaals wordt uitgevoerd tot dat deze voldoet. Aandachtspunten Bij verzadigde afgassen kan een gravimetrische vochtbepaling een overschatting geven. Indien de gassen verzadigd zijn dient het vochtgehalte bepaald te worden met behulp van verzadigingstabellen. Het is aan te bevelen om tijdens het uitwerken van de gegevens altijd te controleren of het gemeten vochtgehalte niet hoger is als het vochtgehalte bepaald op basis van de verzadigingstabellen. Frequentie Voor de frequentie van controle van de gasmeter en andere meetmiddelen wordt verwezen naar de code van goede meetpraktijk van de VKL getiteld Controle van meetmiddelen. Rapportage Voor de rapportage wordt verwezen naar de code van goede meetpraktijk van de VKL getiteld Rapportage van emissiemetingen. 5 5