Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:999, Contrair In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2014:1327, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:HR:2017:130. Uitspraak. Permanente link:

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ3234, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan

ECLI:NL:HR:2010:BM1206

ECLI:NL:HR:2017: Geding in cassatie. Uitspraak

1 Het geding in feitelijke instanties

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123

In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2014:1717, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:16, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSGR:2011:BV2213, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak

RAADSINFORMATIEBRIEF 17R.00447

ECLI:NL:GHAMS:2015:382 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00712

ECLI:NL:HR:2013:BX9444

Hoge Raad / Belastingrecht. Cassatie. Rechtspraak.nl

Van: W. Lam Tel nr: 8318 Nummer: 17A.00761

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:83, Contrair In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2015:2589, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

ECLI:NL:GHSHE:2015:1379

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De moeder van belanghebbende (hierna: erflaatster) is op [ ] 2010 overleden.

ECLI:NL:HR:2013:BZ5048

ECLI:NL:GHARL:2015:3296

ECLI:NL:GHARL:2016:8884

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392

1. Aangifte, bezwaar en geding voor het Hof

ECLI:NL:GHDHA:2017:826

Gemeente Oude IJsselstreek

ECLI:NL:RBROT:2016:9569

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6992 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/00490

1 Het geding in feitelijke instanties

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341

ECLI:NL:GHARL:2014:6759

proces-verbaal uitspraak

ECLI:NL:GHARN:2007:AZ6619

ECLI:NL:GHARL:2017:5327

ECLI:NL:RVS:2017:1997

ECLI:NL:GHARL:2017:4777

V-N 2014/ FutD met annotatie door Fiscaal up to Date V-N 2014/35.5 met annotatie door Kluwer

ECLI:NL:GHDHA:2014:3701

ECLI:NL:GHARL:2017:9611

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014

ECLI:NL:GHARL:2017:613

Waardering stamrechtverplichting met inachtneming van rekenrente van 4%

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642

ECLI:NL:GHSGR:2003:AO0704

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:91, Contrair In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2014:3990, Bekrachtiging/bevestiging

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 14 april 2016, nummer Awb 15/2747, in het geding tussen belanghebbende en

ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ4751

ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936

ECLI:NL:GHARN:1999:AA1367

ECLI:NL:RBDHA:2015:9396

ECLI:NL:GHDHA:2016:1495

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2015:7924, Meerdere afhandelingswijzen. Algemene wet bestuursrecht 8:4 Gemeentewet Gemeentewet 83 Kieswet

ECLI:NL:GHARL:2016:1535

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

Prejudiciële beslissing op vraag van: ECLI:NL:RBZWB:2017:1464

ECLI:NL:HR:2012:BT8778

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO4752 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00638

ECLI:NL:RBZWB:2015:5573

ECLI:NL:HR:2015:1871. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:589, Gevolgd

ECLI:NL:RBZWB:2016:4850

ECLI:NL:RVS:2015:3233

ECLI:NL:GHDHA:2017:1563

ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1234

ECLI:NL:RVS:2016:2348

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen Limburg (BsGW)

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2017:849. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/04545

ECLI:NL:GHSHE:2017:1064

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

ECLI:NL:RBDHA:2016:4393

ECLI:NL:RBZWB:2015:2161

De Inspecteur heeft de bijdrage uit het BTW compensatiefonds teruggevorderd. Het Hof vernietigt de terugvorderingsbeschikking.

ECLI:NL:GHAMS:2010:BL3972 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 08/01104

ECLI:NL:GHAMS:2017:789 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00218

ECLI:NL:RBDHA:2014:5556

ECLI:NL:GHSHE:2016:2327

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550

LJN: BF7176, Hoge Raad, Print uitspraak. Datum uitspraak: Datum publicatie: Soort procedure: Cassatie

ECLI:NL:GHSGR:2004:AP1225

Datum van inontvangstneming : 28/03/2013

ECLI:NL:GHAMS:2015:3001 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/00670

ECLI:NL:RBDHA:2017:7752

ECLI:NL:GHDHA:2017:2098

ECLI:NL:HR:2015:1353 Permanente link:

ECLI:NL:RBZWB:2017:3691

ECLI:NL:RBDHA:2017:15972

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 3 mei 2016 in zaak nr. 15/6422 in het geding tussen:

ECLI:NL:GHDHA:2014:3508

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

ECLI:NL:GHARL:2013:8624

ECLI:NL:RBDHA:2016:6102

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

ECLI:NL:GHAMS:2016:2024 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/00637

ECLI:NL:RVS:2012:BV6555

ECLI:NL:GHARL:2017:634

ECLI:NL:RVS:2012:BY2512

Transcriptie:

ECLI:NL:HR:2015:3425 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 11-12-2015 Datum publicatie 11-12-2015 Zaaknummer 14/02510 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:999, Contrair In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2014:1327, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Belastingrecht Cassatie BIZ-heffing; artikel 1, lid 2, Experimentenwet Bedrijven Investeringszones. Zijn de met de BIZ-bijdrage gefinancierde activiteiten gericht op een ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone? Wetsverwijzingen Vindplaatsen Wet milieubeheer Wet milieubeheer 15.33 Rechtspraak.nl FutD 2015-2960 met annotatie van Fiscaal up to Date JG 2016/23 met annotatie van mr. R. de Korte V-N Vandaag 2015/2603 V-N 2016/2.15 Belastingblad 2016/38 FED 2016/19 BNB 2016/63 Uitspraak 11 december 2015 nr. 14/02510 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag (hierna: het College) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 9 april 2014, nr. BK-13/00431, op het hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 12/11053) betreffende de aan [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) voor het jaar 2012 opgelegde aanslag BIZ-bijdrage. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. 1 Geding in cassatie

Het College heeft tegen s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 29 juni 2015 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. Het College heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd. 2 Beoordeling van de middelen 2.1.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. 2.1.2. Belanghebbende dreef op 1 januari 2012 een winkel in de onroerende zaak [a-straat 1] te [Q]. Deze onroerende zaak is gelegen in een gebied waarbinnen ingevolge de Verordening BI-zone Hofkwartier 2011 (hierna: de Verordening) een BIZ-bijdrage ten bedrage van 250 wordt geheven. 2.1.3. Tussen de gemeente Den Haag en de Vereniging BIZ Hofkwartier (hierna: de Vereniging) is een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 7 van de Experimentenwet Bedrijven Investeringszones (hierna: de Experimentenwet) gesloten. Artikel 4 van deze uitvoeringsovereenkomst luidt, voor zover hier van belang: 4.1. De Vereniging staat ervoor in dat de BIZ-subsidie wordt aangewend en uitsluitend wordt aangewend voor de volgende activiteiten ( ): Thema Schoon, heel en veilig - Pilot anders inzamelen bedrijfsafval - Graffitibestrijding - Extra afval- en peukenbakken - Collectieve winkelontzegging - Invulling geven aan leegstaande panden - Aanpak fietsparkeerproblematiek - Extra groenvoorziening plus onderhoud - Keurmerk Veilig Ondernemen Thema Attractiviteit en gastvrijheid - Kerstverlichting - Kerstboom - Evenementen - Vlaggen en banieren - Ontwikkelen website over BIZ Thema bereikbaarheid en overig - Betere bewegwijzering - Informatiezuilen of -borden - Betere aansluiting bij andere winkelgebieden ( ) 2.1.4. Het Jaarplan 2012 van de Vereniging bevat de volgende begrotingsposten van de directe kosten: Schoon, heel en veilig 2012 Collectieve winkelontzegging 1.250 Graffiti- en posterverwijdering 250 Totaal 1.500

Attractiviteit & gastvrijheid 2012 Kerstverlichting 30.000 Aanschaf extra kerstverlichting 8.000 Evenementen 10.000 Onderhoud website 3.000 Totaal 51.000 Bereikbaarheid en overig 2012 (Digitale) nieuwsbrief 1.250 Bijdrage krant Het Hofkwartier 3.500 Totaal 4.750 Voorts vermeldt de begroting 2012 een post indirecte kosten (Management- & Administratiekosten/project ondersteuning 17.350 en Reservemarge 1400) waardoor de totale begrotingsuitgaven 76.000 bedragen. Tussen partijen is buiten geschil dat deze indirecte kosten naar evenredigheid aan de hiervoor vermelde directe kosten moeten worden toegerekend. 2.2.1. Het geschil voor het Hof spitste zich toe op de vraag of de krachtens de Verordening geheven BIZ-bijdrage strekt ter bestrijding van de kosten die verbonden zijn aan activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone, zoals is voorgeschreven in artikel 1, lid 2, van de Experimentenwet. 2.2.2. Het Hof heeft geoordeeld dat de onder 2.1.4 vermelde activiteiten in de categorieën Attractiviteit & gastvrijheid en Bereikbaarheid & overig eerst en vooral zijn gericht op de promotie van de in de BI-zone gevestigde winkels en horecagelegenheden. Voorts kent het Hof wat betreft de activiteiten Kerstverlichting, Aanschaf extra kerstverlichting en Evenementen mede betekenis toe aan de omstandigheid dat het aanbrengen van kerstverlichting en het organiseren van evenementen niet pas na invoering van de BI-zone ter hand zijn genomen, maar in eerdere jaren door de winkeliersvereniging zijn verzorgd. Gelet op een en ander is het Hof van oordeel dat de activiteiten in beide categorieën hooguit zijdelings verband houden met het publieke belang in de openbare ruimte. Daarom voldoen deze activiteiten niet aan de voorwaarde van artikel 1, lid 2, van de Experimentenwet, aldus het Hof. 2.3.1. Het eerste middel betoogt dat het Hof heeft miskend dat de beoordeling of bepaalde activiteiten al dan niet in voldoende mate het publiek belang dienen, door de gemeenteraad dient te geschieden. Dit middel faalt. De Experimentenwet gaat ervan uit dat tussen de gemeente en de Vereniging een uitvoeringsovereenkomst wordt gesloten waarin dwingend is vastgelegd welke activiteiten moeten worden verricht waarvoor de uit de BIZ-bijdragen gevormde subsidie moet worden aangewend. Daarbij dient de gemeente te beoordelen of de voorgenomen activiteiten van de Vereniging voldoen aan de omschrijving in artikel 1, lid 2, van de Experimentenwet. Dat betekent echter niet dat de ingevolge een verordening verschuldigde BIZ-bijdragen waartoe het overleg tussen de gemeente en een vereniging of stichting heeft geleid, aan het oordeel van de belastingrechter zijn onttrokken. Met name zal de belastingrechter in een hem op dat punt voorgelegd geschil moeten beoordelen of de kosten ter bestrijding waarvan de BIZ-bijdrage wordt geheven kosten zijn als bedoeld in artikel 1, lid 2, van de Experimentenwet. 2.3.2. Het tweede middel komt op tegen s Hofs onder 2.2.2 weergegeven oordeel met het betoog dat het Hof een onjuiste maatstaf heeft aangelegd omdat het feit dat bepaalde activiteiten in het belang van de ondernemers in de BI-zone zijn, niet uitsluit dat die activiteiten zijn gericht op een mede publiek belang. Dat bepaalde activiteiten ook vóór de invoering van een BI-zone werden uitgevoerd, is daarbij niet relevant, aldus dit betoog. 2.3.3. Bij de beoordeling van dit middel wordt het volgende vooropgesteld. Zoals volgt uit de wetsgeschiedenis, weergegeven in de onderdelen 4.14 tot en met 4.32 van de conclusie van de Advocaat-Generaal, is de doelstelling van de Experimentenwet om de veiligheid en/of de

aantrekkelijkheid van de bedrijfsomgeving voor de ondernemers en voor hun klanten te vergroten (Kamerstukken II 2007/08, 31 430, nr. 3, blz. 11). Een leefbare bedrijfsomgeving heeft invloed op de leefbaarheid van het omliggende gebied; burgers willen een veilige en leefbare omgeving om in te werken, te wonen en te winkelen. Het collectieve belang van de ondernemers valt op deze punten samen met het algemene belang van een kwalitatief hoogwaardige bedrijfsomgeving. ( Kamerstukken II 2007/08, 31 430, nr. 3, blz. 1). In verband daarmee is het voorschrift van artikel 1, lid 2, van de Experimentenwet bewust tamelijk ruim geformuleerd (Kamerstukken II 2007/08, 31 430, nr. 6, blz. 7). Bij de behandeling van het wetsvoorstel is als illustratie genoemd dat het aanbrengen van kerstverlichting, als aanvulling op door de gemeente verzorgde activiteiten, om het hele ondernemingsgebied onder de aandacht te brengen, valt te beschouwen als een activiteit waarmee mede een publiek belang wordt gediend (Handelingen II 2008/09, blz. 265). Gelet op deze toelichtingen is de wetgever ervan uitgegaan dat activiteiten die de aantrekkelijkheid van een winkelgebied voor het winkelend publiek vergroten en daarmee bijdragen aan een kwalitatief hoogwaardig winkelgebied, voldoen aan de eis van artikel 1, lid 2, van de Experimentenwet dat die activiteiten zijn gericht op een mede publiek belang. Een mede publiek belang ontbreekt pas indien de activiteit in de openbare ruimte geheel of nagenoeg geheel is gericht op de particuliere belangen van één of meer ondernemers of van derden. 2.3.4. Bij zijn oordeel dat de onderhavige activiteiten eerst en vooral gericht zijn op de promotie van de in de BI zone gevestigde winkels en horecagelegenheden en hooguit zijdelings verband houden met een publiek belang in de openbare ruimte, heeft het Hof een onjuiste, want te beperkte, maatstaf aangelegd, aangezien het daarbij geen acht heeft geslagen op de vergroting van de aantrekkelijkheid van de BI-zone voor het winkelend publiek. Anders dan het Hof heeft overwogen is te dezen niet doorslaggevend dat enkele van de activiteiten in eerdere jaren ook reeds door de winkeliersvereniging werden georganiseerd. Het middel slaagt derhalve. 2.4. Gelet op hetgeen onder 2.3.4 is overwogen kan s Hofs uitspraak niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. In s Hofs vaststelling dat de beschreven activiteiten eerst en vooral zijn gericht op promotie van de winkels en horecagelegenheden ligt besloten dat daarmee tevens wordt beoogd de aantrekkelijkheid van het winkelgebied voor de klanten te vergroten. Die activiteiten zijn daarom niet uitsluitend (of nagenoeg uitsluitend) gericht op de particuliere belangen van de ondernemers in de BI-zone of van derden, maar dienen ook een mede publiek belang. Het Hof heeft daarom ten onrechte geoordeeld dat de Verordening onverbindend is. 3 Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor veroordeling in de proceskosten. 4 Beslissing De Hoge Raad: verklaart het beroep in cassatie gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof, alsmede de uitspraak van de Rechtbank, en verklaart het tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar ingestelde beroep ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap, M.A. Fierstra, Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2015.