ECLI:NL:RVS:2013:BZ7733

Vergelijkbare documenten
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2013:5574, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:RVS:2010:BO4829

ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:RVS:2012:BX4621

ECLI:NL:RVS:2012:BY5083

ECLI:NL:RVS:2013:1522

ECLI:NL:RVS:2008:BF7235

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2008:BG4692

ECLI:NL:RVS:2012:BY3743

ECLI:NL:RVS:2009:BJ2630

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. tegen de uitspraak in zaak nr. 07/604 van de rechtbank Assen van 6 december 2007 in het geding tussen:

ECLI:NL:RVS:2014:3998

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220

ECLI:NL:RVS:2014:3368

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RVS:2010:BO9151. Uitspraak. Permanente link: Datum uitspraak Datum publicatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht) van:

ECLI:NL:RVS:2014:1169

ECLI:NL:RVS:2015:1768

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen

ECLI:NL:RVS:2012:BY5907

ECLI:NL:RVS:2012:BY3076

ECLI:NL:RVS:2014:3559 Deeplink

het college van gedeputeerde staten van Zeeland.

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:4843, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:RVS:2016:3390

ECLI:NL:RVS:2007:AZ9709

ECLI:NL:RVS:2016:3387

ECLI:NL:RVS:2015:1791

ECLI:NL:RVS:2012:BY5138

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2015:1002

/1. Datum uitspraak: 19 december 2001 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Ministerie van Veiligheid en Justitie

ECLI:NL:RVS:2012:BW3893

ECLI:NL:RVS:2017:1997

ECLI:NL:RVS:2013:BY8851

ECLI:NL:RVS:2006:AX0760

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2013:174, Bekrachtiging/bevestiging

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

LJN: BX6509, Raad van State, /1/A1. Datum uitspraak: Datum publicatie:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:7684, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:RVS:2017:2013

ECLI:NL:RVS:2000:AA7143

ECLI:NL:RVS:2001:AB2287

ECLI:NL:RVS:2005:AU2988

ECLI:NL:RVS:2017:1856

tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 14 mei 2004 in het geding tussen:

ECLI:NL:RVS:2015:3233

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2009:BK5057

ECLI:NL:RVS:2012:BV6555

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RVS:2004:AR4275

ECLI:NL:RVS:2011:BQ6783

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 mei 2015 in zaak nr. 14/10078 in het geding tussen:

ECLI:NL:RVS:2015:3038

Raad vanstatc /1/V1. Datum uitspraak: 28 augustus 2012

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, appellant,

ECLI:NL:RVS:2017:1318

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2015:7224, Bekrachtiging/bevestiging

Uitspraak /1

ECLI:NL:RVS:2015:3340

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 april 2013 in zaak nr. 12/641 in het geding tussen:

ECLI:NL:RVS:2009:BH8446

ECLI:NL:RVS:2017:1691

ECLI:NL:RVS:2007:BB9957

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 17 maart 2016 in zaak nr. ROE 15/2616 in het geding tussen:

Uitspraak /1/A2 en /1/A2

ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694

ECLI:NL:RVS:2012:BY1711

ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273

ECLI:NL:RVS:2006:AV7550

ECLI:NL:RVS:2010:BL1854

ECLI:NL:RVS:2013:CA2101

ECLI:NL:RVS:2006:AY3839

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. OGR-Updates.nl JOM 2017/58 AR 2017/177 Omgevingsvergunning in de praktijk 2017/7492

ECLI:NL:RVS:2014:1407

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2015:5375, Meerdere afhandelingswijzen

ECLI:NL:RVS:2017:1848

Uitspraak /1/A3

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2012:25827, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2015:7924, Meerdere afhandelingswijzen. Algemene wet bestuursrecht 8:4 Gemeentewet Gemeentewet 83 Kieswet

ECLI:NL:RBNHO:2014:185

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 3 mei 2016 in zaak nr. 15/6422 in het geding tussen:

ECLI:NL:RVS:2008:BG1849

ECLI:NL:RVS:2016:2279

JOM 2017/310 AR 2017/1305 Omgevingsvergunning in de praktijk 2017/7543

ECLI:NL:RVS:2011:BU4606

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2012:BW4490, Meerdere afhandelingswijzen

ECLI:NL:CRVB:2012:BW0624

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2016:2861

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2012:BY2512

Transcriptie:

ECLI:NL:RVS:2013:BZ7733 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-04-2013 Datum publicatie 17-04-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201200753/1/A3 Bestuursrecht Hoger beroep Besluit waarbij verweerder aan appellante verschillende documenten heeft verstrekt die zien op een bepaalde verkeersovertreding. ( ) Appellante betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat hij geen dwangsom heeft verbeurd. Zij voert hiertoe aan dat verweerder op twee van de negen verzoeken om openbaarmaking geen besluit heeft genomen. De rechtbank heeft volgens appellante miskend dat haar negen verzoeken moeten worden gezien als afzonderlijke verzoeken. ( ) De Afdeling overweegt dat uit artikel 3, eerste lid, van de Wob volgt dat een verzoek om informatie over een bestuurlijke aangelegenheid betrekking kan hebben op meer documenten. In de omstandigheid dat het verzoek van appellante strekt tot openbaarmaking van verschillende documenten over het opleggen van de verkeersboete, heeft de rechtbank derhalve terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat de brief uit meer verzoeken in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Wob bestond. ( ) Verweerder heeft bij besluit verschillende documenten, die betrekking hebben op de verkeersboete, openbaar gemaakt en aan appellante verstrekt. Over twee andere documenten heeft verweerder in dat besluit overwogen dat deze niet kunnen worden verstrekt, omdat de documenten niet bestaan. Uit het besluit kan worden afgeleid dat verweerder daarmee een besluit op het verzoek van appellante heeft genomen. Dat met dat besluit, naar appellante betoogt, geen volledige reactie op haar verzoek is gegeven, omdat verweerder daarin niet heeft gemotiveerd waarom twee andere specifiek door haar verlangde documenten niet openbaar worden gemaakt, doet daaraan niet af. Artikel 4:13, eerste lid, van de Awb eist louter dat binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn een besluit wordt genomen. De beoordeling of een besluit is genomen, staat los van de beoordeling van de juistheid van het genomen besluit. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat appellante, indien zij van mening was dat in het besluit ten onrechte niet is gemotiveerd waarom bepaalde documenten niet openbaar zijn gemaakt, dat had kunnen aanvoeren in een bezwaarschriftprocedure. Nu het besluit van verweerder binnen de beslistermijn van vier weken is genomen, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat verweerder tijdig op het verzoek van appellante heeft beslist. Dit oordeel is, anders dan appellante betoogt, niet in strijd met het doel van artikel 4:17, eerste lid, van de Awb. Het doel van die bepaling is onder meer de burger een effectief rechtsmiddel te bieden tegen trage besluitvorming van bestuursorganen. Het gaat dan met name om situaties waarin een bestuursorgaan niet binnen de wettelijke beslistermijn op een aanvraag of een bezwaarschrift reageert.

Vindplaatsen Rechtspraak.nl AB 2013/150 Uitspraak 201200753/1/A3. Datum uitspraak: 17 april 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Zwarte Kip Advocatuur B.V., gevestigd te Amsterdam, tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 december 2011 in zaak nr. 10/6350 in het geding tussen: Zwarte Kip Advocatuur B.V. en de korpsbeheerder van de politieregio Amsterdam-Amstelland, thans: de korpschef van politie. Procesverloop Bij besluit van 13 september 2010 heeft de korpsbeheerder zich op het standpunt gesteld dat hij geen dwangsom heeft verbeurd, omdat hij tijdig een besluit heeft genomen op het verzoek van Zwarte Kip Advocatuur B.V. om openbaarmaking van documenten. Bij besluit van 8 december 2010 heeft de korpsbeheerder het door Zwarte Kip Advocatuur B.V. daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 7 december 2011 heeft de rechtbank het door Zwarte Kip Advocatuur B.V. daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft Zwarte Kip Advocatuur B.V. hoger beroep ingesteld. De korpsbeheerder heeft een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 januari 2013, waar Zwarte Kip Advocatuur B.V., vertegenwoordigd door [directeur] en de korpschef, vertegenwoordigd door mr. S. Fransen-Rabbering, werkzaam bij de politie, zijn verschenen. Overwegingen

1. Ingevolge artikel 4:13, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) dient een beschikking te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn of, bij het ontbreken van zulk een termijn, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag. Ingevolge artikel 4:17, eerste lid, eerste volzin, verbeurt het bestuursorgaan aan de aanvrager, indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen. Ingevolge het tweede lid bedraagt de dwangsom de eerste veertien dagen 20 per dag, de daaropvolgende veertien dagen 30 per dag en de overige dagen 40 per dag. Ingevolge het derde lid is de eerste dag waarover de dwangsom verschuldigd is, de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen. Ingevolge artikel 4:18 stelt het bestuursorgaan de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom bij beschikking vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom verschuldigd was. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. Ingevolge artikel 4 wordt de verzoeker, indien het verzoek betrekking heeft op gegevens in documenten die berusten bij een ander bestuursorgaan dan dat waarbij het verzoek is ingediend, zo nodig naar dat orgaan verwezen. Is het verzoek schriftelijk gedaan, dan wordt het doorgezonden onder mededeling van de doorzending aan de verzoeker. Ingevolge artikel 6, eerste lid, beslist het bestuursorgaan zo spoedig mogelijk op het verzoek om informatie, doch uiterlijk binnen vier weken gerekend vanaf de dag na die waarop het verzoek is ontvangen. 2. Bij brief van 28 april 2010 heeft Zwarte Kip Advocatuur B.V. bij de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (hierna: CVOM) een verzoek ingediend om informatie neergelegd in documenten die betrekking hebben op een beschikking met nummer 7062 5421 3959 0532, die is opgelegd in verband met een geconstateerde snelheidsovertreding (hierna: de verkeersboete). De CVOM heeft op 21 mei 2010 op het verzoek beslist voor zover dat betrekking had op documenten die bij haar berustten. Die documenten zijn openbaar gemaakt en aan Zwarte Kip Advocatuur B.V. verstrekt. Voor zover het verzoek betrekking had op documenten die niet bij haar berustten, heeft de CVOM het verzoek vervolgens, op voet van artikel 4 van de Wob, doorgezonden naar de politieregio Amsterdam- Amstelland. De korpsbeheerder heeft bij besluit van 3 juni 2010 aan Zwarte Kip Advocatuur B.V. verschillende documenten verstrekt die betrekking hebben op de verkeersboete. Bij brief van 5 juni 2010 heeft Zwarte Kip Advocatuur B.V. de korpsbeheerder te kennen gegeven dat hij volgens haar nog niet op al haar verzoeken heeft beslist. Vervolgens heeft Zwarte Kip Advocatuur B.V. de korpsbeheerder bij brief van 20 juni 2010 in gebreke gesteld. De korpsbeheerder heeft daarop bij brief van 2 augustus 2010 de al eerder toegezonden documenten wederom aan Zwarte Kip Advocatuur B.V. verstrekt. Bij brief van 19 augustus 2010 heeft Zwarte Kip Advocatuur B.V. de korpsbeheerder te kennen gegeven dat hij daarmee nog steeds niet op al haar verzoeken heeft beslist en de maximale dwangsom van 1.260,00 heeft verbeurd. Zwarte Kip Advocatuur B.V. verzoekt daarbij om vaststelling van een dwangsombeschikking. 3. Bij besluit van 8 december 2010 heeft de korpsbeheerder zijn standpunt dat hij geen dwangsom heeft verbeurd, gehandhaafd. Daartoe heeft hij erop gewezen dat hij op 3 juni 2010 op het verzoek van Zwarte Kip Advocatuur B.V. heeft beslist en dat dat besluit binnen de beslistermijn is genomen.

4. Zwarte Kip Advocatuur B.V. betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de korpsbeheerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat hij geen dwangsom heeft verbeurd. Zij voert hiertoe aan dat haar brief van 28 april 2010 negen verzoeken op grond van de Wob bevat. Op twee van die verzoeken heeft de CVOM op 21 mei 2010 beslist. Op de rest van de verzoeken diende de korpsbeheerder nog een besluit te nemen. De korpsbeheerder heeft op twee van de negen verzoeken echter geen besluit genomen. De rechtbank heeft volgens Zwarte Kip Advocatuur B.V. miskend dat haar negen verzoeken moeten worden gezien als afzonderlijke verzoeken. Anders zou het bestuursorganen worden toegestaan om op bepaalde verzoeken niet te reageren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd, omdat binnen de beslistermijn op andere verzoeken wel een besluit is genomen. Dit zou volgens Zwarte Kip Advocatuur B.V. in strijd zijn met het doel van artikel 4:17, eerste lid, van de Awb. Dit zou er tevens toe leiden dat verzoekers, indien zij om meer documenten vragen, evenzoveel brieven dienen te sturen teneinde op ieder verzoek een besluit af te dwingen, hetgeen volgens Zwarte Kip Advocatuur B.V. niet wenselijk is. Daarnaast heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat Zwarte Kip Advocatuur B.V. tegen het besluit van 3 juni 2010 bezwaar had kunnen maken. Volgens Zwarte Kip Advocatuur B.V. staat het de korpsbeheerder niet vrij om op twee verzoeken pas in bezwaar te beslissen, omdat haar dan de mogelijkheid wordt ontnomen om tegen die besluiten bezwaar te maken. Gelet hierop heeft de rechtbank volgens Zwarte Kip Advocatuur B.V. ten onrechte geoordeeld dat de korpsbeheerder bij besluit van 3 juni 2010 op al haar verzoeken heeft beslist. Tot op heden is op twee van de verzoeken geen besluit genomen. De rechtbank heeft derhalve miskend dat de korpsbeheerder tweemaal de maximale dwangsom heeft verbeurd, aldus Zwarte Kip Advocatuur B.V.. 4.1. Uit artikel 3, eerste lid, van de Wob volgt dat een verzoek om informatie over een bestuurlijke aangelegenheid betrekking kan hebben op meer documenten. In de omstandigheid dat het verzoek van Zwarte Kip Advocatuur B.V. strekt tot openbaarmaking van verschillende documenten over het opleggen van de verkeersboete, heeft de rechtbank derhalve terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat de brief van 28 april 2010 uit meer verzoeken in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Wob bestond. Ingevolge artikel 4:13, eerste lid, van de Awb, gelezen in verbinding met artikel 6, eerste lid, van de Wob, dient een bestuursorgaan binnen vier weken gerekend vanaf de dag na die waarop het verzoek is ontvangen, op een verzoek als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wob een besluit te nemen. De korpsbeheerder heeft bij besluit van 3 juni 2010 verschillende documenten, die betrekking hebben op de verkeersboete, openbaar gemaakt en aan Zwarte Kip Advocatuur B.V. verstrekt. Over twee andere documenten heeft de korpsbeheerder in dat besluit overwogen dat deze niet kunnen worden verstrekt, omdat de documenten niet bestaan. Uit het besluit van 3 juni 2010 kan worden afgeleid dat de korpsbeheerder daarmee een besluit op het verzoek van Zwarte Kip Advocatuur B.V. heeft genomen. Dat met dat besluit, naar Zwarte Kip Advocatuur B.V. betoogt, geen volledige reactie op haar verzoek is gegeven, omdat de korpsbeheerder daarin niet heeft gemotiveerd waarom twee andere specifiek door haar verlangde documenten niet openbaar worden gemaakt, doet daaraan niet af. Artikel 4:13, eerste lid, van de Awb eist louter dat binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn een besluit wordt genomen. De beoordeling of een besluit is genomen, staat los van de beoordeling van de juistheid van het genomen besluit. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat Zwarte Kip Advocatuur B.V., indien zij van mening was dat in het besluit van 3 juni 2010 ten onrechte niet is gemotiveerd waarom bepaalde documenten niet openbaar zijn gemaakt, dat had kunnen aanvoeren in een bezwaarschriftprocedure. Nu het besluit van 3 juni 2010, gelet op het tijdstip van doorzending van het verzoek door de CVOM, binnen de beslistermijn van vier weken is genomen, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de korpsbeheerder tijdig op het verzoek van Zwarte Kip Advocatuur B.V. heeft beslist. Dit oordeel is, anders dan Zwarte Kip Advocatuur B.V. betoogt, niet in strijd met het doel van artikel 4:17, eerste lid, van de Awb. Het doel van die bepaling is onder meer de burger een effectief rechtsmiddel te bieden tegen trage besluitvorming van bestuursorganen. Het gaat dan met name om situaties waarin een bestuursorgaan niet binnen de wettelijke beslistermijn op een aanvraag of een

bezwaarschrift reageert. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft de rechtbank terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat een dergelijke situatie zich in dit geval voordoet. Gelet hierop heeft de rechtbank met juistheid geoordeeld dat de korpsbeheerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hij geen dwangsom heeft verbeurd. Het betoog faalt. 5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. P.A. Koppen, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.S. Vreken-Westra, ambtenaar van staat. w.g. Van Kreveld w.g. Vreken-Westra voorzitter ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 17 april 2013 434-730.