KRITIEKVERSIE OKT.2014



Vergelijkbare documenten
BRL 6000 Deel

BRL 6000 Deel

BRL 6000 Deel

4 Bouwbesluit gerelateerde eisen en bepalingsmethoden

BEOORDELINGSRICHTLIJN WIJZIGINGSBLAD

BRL 6000 Deel

Beschouwde afdelingen van het Bouwbesluit afdeling artikel; leden

ISOLATIE, MUUR, THERMISCH, VOORGEVORMD (attest, productcertificaat)

Beschouwde afdelingen van het Bouwbesluit afdeling artikel; leden

BRL 2701 "Metalen gevelelementen" ( ) + wijzigingsblad ( ) Beschouwde afdelingen van het Bouwbesluit afdeling artikel; leden

WAND, BINNENSPOUWBLAD, NIET DRAGEND, SEGMENT, HOUT (attest, productcertificaat)

BEOORDELINGSRICHTLIJN WIJZIGINGSBLAD

Kwaliteitsverklaringen, afgegeven op basis van BRL 5701 Ventilatieroosters d.d behouden hun geldigheid tot

BRL 6000 Deel

WAND, BINNENSPOUWBLAD, NIET DRAGEND, BETON (attest, productcertificaat)

Algemeen Vervang in het document Nationale Beoordelingsrichtlijn voor Beoordelingsrichtlijn.

drs. H.J.O. van Doorn, directeur Het attest is voorts opgenomen in het overzicht op de website van Stichting KOMO:

WAND, BINNEN, NIET DRAGENDE, MONTAGEWAND, GIPSPLATEN (attest, productcertificaat)

BRL 6000 Deel 08C

Wijzigingsblad BRL 5212

BRL s. drs. ir. T. (Ton) van Oostwaard. Presentatie Workshop BRL /

Beschouwde afdelingen van het Bouwbesluit afdeling artikel; leden

Inhoudelijke gevolgen van actualisatie van BRL t/m 08

Model opnamerapport mechanisch ventilatiesysteem

NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN VOOR HET KOMO ATTEST VOOR "VENTILATIEROOSTERS" Op 15 augustus 2003 aanvaard door de Harmonisatie Commissie Bouw

Beschouwde afdelingen van het Bouwbesluit afdeling artikel; leden

BRL 9500 Deel

WAND, BUITEN, DRAGEND, CELLENBETON, BLOKKEN BLOKELEMENTEN of PANELEN (attest, productcertificaat)

Beschouwde afdelingen van het Bouwbesluit afdeling artikel; leden

Wijzigingsblad d.d behorende bij BRL 9922 Houten trappen d.d

BRL 5212 "Aanbrengen zinken dakbedekkings- en gootconstructies" ( ) Beschouwde afdelingen van het Bouwbesluit afdeling artikel; leden

DAKBEDEKKING, METALEN ELEMENTEN of STROKEN (attest, productcertificaat)

DAKBEDEKKING, GESPOTEN of STRIJKBAAR (attest, productcertificaat) Beschouwde afdelingen van het Bouwbesluit afdeling artikel; leden

WAND, BINNEN, DRAGEND, CELLENBETON, BLOKKEN BLOKELEMENTEN of PANELEN (attest, productcertificaat)

3 en kan de primaire systeemkenmerken omschrijven.

Wijzigingsblad BRL 0208 d.d

Kwaliteitsverklaringen, afgegeven op basis van BRL 3300 Vloerluiken d.d behouden hun geldigheid tot

DAKBEDEKKING, DAKPANNEN (attest, productcertificaat, procescertificaat) Beschouwde afdelingen van het Bouwbesluit afdeling artikel; leden

Vastgoedtransformatie. het Bouwbesluit. 31 mei Patrick van Loon. Vergunningverlener Stadsontwikkeling

Notitie Luchtverversing

Wijzigingsblad BRL 0511 Verankeringen voor betonnen sandwichconstructies

Beschouwde afdelingen van het Bouwbesluit afdeling artikel; leden

T O E T S I N G S R A P P O R T

GASINSTALLATIES EN GASVERBRANDINGSTOESTELLEN (procescertificaat)

DAKPLAAT/GEVELPLAAT, VEZELCEMENTPLAAT, GEPROFILEERD, ASBESTVRIJ (attest, productcertificaat)

NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN. voor het KOMO -, respectievelijk het NL-EPBD -procescertificaat voor ENERGIEPRESTATIEADVISERING BIJZONDER DEEL

BRL 9500 Deel

attest-met-productcertificaat

BOUWBESLUITTOETSING MANEGE. Hippisch Recreatiepark Ter Maarsch Stadskanaal Datum: 19 mei Gewijzigd: 11 augustus 2015

Kwaliteitsverklaringen, afgegeven op basis van BRL 5065 Mineraal gebonden houtwolplaten d.d behouden hun geldigheid tot

Wijzigingsblad BRL 2101 d.d

DAKBEDEKKING, BAANVORMIG (attest, productcertificaat, procescertificaat)

BRL 6000 Deel

KOMO. Naam certificaathouder. kwaliteitsverklaring

Beschouwde afdelingen van het Bouwbesluit afdeling artikel; leden

Rapport Bouwbesluiteisen

NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN VOOR HET KOMO ATTEST VOOR "VENTILATIEROOSTERS" Op 15 augustus 2003 aanvaard door de Harmonisatie Commissie Bouw

Wijzigingsblad BRL 0902

Vervang in de gehele BRL de tekst nationale Beoordelingsrichtlijn voor KOMO Beoordelingsrichtlijn

Omschrijving van de wijziging

VLOER, BEGANE GROND, COMBINATIEVLOER, BETONBALKEN en EPS- VULELEMENTEN (attest, productcertificaat)

Bouwbesluit Toetsing BB 2012

KOMO attest. Toepassing van «naam product/systeem»

BRL6000 Installatietechniek

Afd. Art. Lid Woning Woongebouw. x x x / x x x x x. NEN-EN NEN 6068 NEN 6090 Verdere beperking van

BRL 9500 Deel 06 concept

KBI. Vergelijkingsdocument BRL6001-BRL6000

nieuwbouw melkveebedrijf: Werktuigenberging C, Jongveestal D, Ligboxenstal E jc Cotenoeverseweg 105, Brummen

Uw ventilatiesysteem: Decentrale ventilatie

Rgd. Dichtheid. Voor het aspect dichtheid van bouwconstructies wordt onderscheid gemaakt in:

GEVELELEMENT, HOUT (attest, productcertificaat, procescertificaat)

BRL 2880 " Systemen voor het brandwerend bekleden van lijnvormige stalen bouwconstructies " ( )

Wijzigingsblad BRL 1513 d.d

Bouwfysica. Ventilatie en Infiltratie. hoofdstuk 6 Bouwfysica. eisen m.b.t. ventilatie oppervlakte

BRL 9500 Deel

Nummer K/ Vervangt K/ Uitgegeven d.d. Geldig tot Pagina 1 van 5. Kelderwanden van staalvezelbeton

Beschouwde afdelingen van het Bouwbesluit afdeling artikel; leden

BRL 9500 Deel

KOMO attest. Toepassing van «naam product/systeem»

KvINL. WB d.d. 1 augustus 2015 bij BRL 9500, deel 01 ENERGIEPRESTATIEADVISERING, BIJZONDER DEEL ENERGIE-INDEX, BESTAANDE WONINGEN

Notitie Bouwbesluit. 1 Inleiding. 2 Situatie en uitgangspunten

Notitie Luchtverversing

Inhoud. Regelgeving. J.E. StorkAir. Jerôme Corba Adviseur woningbouw. - Regelgeving. - Bouwbesluit berekening / installatie ontwerp - EPC.

Beschouwde afdelingen van het Bouwbesluit afdeling artikel; leden

deur, raam, kozijn 1 woonfunctie b andere woonfunctie * 2 bijeenkomstfunctie *

BRL 1332 "Het sprayen van de onderkant van begane grondvloeren met CFK-vrij polyurethaanschuim"

NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN. voor het KOMO -, respectievelijk het NL-EPBD -procescertificaat voor ENERGIEPRESTATIEADVISERING BIJZONDER DEEL

DEEL 1 VOOR HET KOMO ATTEST VOOR BOUWSYSTEMEN VOOR ENERGIEZUINIGE WONINGEN, WONINGUITBREIDINGEN, EN/OF WOONGEBOUWEN

Energielabels Inhoudelijke gevolgen van de overgang naar de nieuwe BRL 9500, d.d

NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN VOOR HET KOMO ATTEST VOOR "VENTILATIEROOSTERS" Op 15 augustus 2003 aanvaard door de Harmonisatie Commissie Bouw

Rapport Bouwbesluiteisen

Wijzigingsblad BRL 0203

Richtlijn aansluiting Bouwbesluit

METALEN LATEIEN EN METALEN METSELWERKONDERSTEUNINGEN IN METSEL- WERKCONSTRUCTIES (attest, productcertificaat)

METSEL- EN LIJMWERKCONSTRUCTIES, STENEN EN BLOKKEN (procescertificaat)

BRL 9500 Deel 00 NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN. voor het KOMO -, respectievelijk het NL-EPBD -procescertificaat voor ENERGIEPRESTATIEADVISERING

NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN. voor het KOMO -, respectievelijk het NL-EPBD -procescertificaat voor ENERGIEPRESTATIEADVISERING BIJZONDER DEEL

NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN. voor het KOMO -, respectievelijk het NL-EPBD -procescertificaat voor ENERGIEPRESTATIEADVISERING BIJZONDER DEEL

Wijzigingsblad d.d behorende bij BRL 1001 Niet-dragende Binnenspouwbladen en Gevelvullende Elementen d.d Pagina 2 van 31

Verbouwing van een gevel: geluidsisolatie en ventilatie

Transcriptie:

BRL 6000 Deel 10 26 september 2014 BEOORDELINGSRICHTLIJN voor het KOMO INSTAL procescertificaat voor ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES ONTWERPEN EN INSTALLEREN VAN VENTILATIEVOORZIENINGEN VAN WONINGEN, BASISSCHOLEN EN KINDEROPVANG Techniek gebied INST Vastgesteld door het CCvD van Kwaliteit voor Installaties Nederland op 26 september 2014 Aanvaard door de Harmonisatie Commissie Bouw van de Stichting Bouwkwaliteit op.. Bindend verklaard door Kwaliteit voor Installaties Nederland per. KvINL

Algemene informatie bij deze uitgave ISSO heeft meerdere publicaties uitgebracht, waarin de kennis is verzameld die in Nederland aanwezig is over voorzieningen voor het ventileren van woningen, scholen, e.d. Daarmee is deze kennis beschikbaar voor elke installateur, en elke adviseur en opdrachtgever. De ISSO-publicaties 61, 62, 63, 89, 91 en 92, ISSO-rapport 111 en ISSO/SBR-publicatie 809, waarin ontwerp, realisatie en beheer van verschillende ventilatieconcepten worden behandeld, laten zien welke kwaliteitseisen gehaald kunnen worden en hoe het installatiebedrijf ervoor kan zorgen dat aan die eisen wordt voldaan. BRL Deel 6000-10 is de certificeringsregeling op grond waarvan installatiebedrijven een KOMO-INSTAL-certificaat kunnen verkrijgen waarmee zij hun klanten duidelijk kunnen maken dat zij ervoor zorgen dat de door hen geïnstalleerde ventilatievoorzieningen aan eenduidige kwaliteitseisen voldoen. De certificatieregeling sluit aan bij de bestaande regelingen voor certificatie in de installatie- en bouwsector en biedt de mogelijkheid van publiekrechtelijke erkenning van de certificaten in relatie tot het Bouwbesluit. BRL Deel 6000-10 maakt deel uit van BRL 6000 die bestaat uit een Algemeen Deel en een aantal Bijzondere Delen voor diverse deelgebieden op het gehele terrein van ontwerpen, installeren en beheren van installaties. Hierbij wordt een deelgebied gekenmerkt door de soort installatie (bijvoorbeeld: lage temperatuurverwarmingsinstallatie, elektrotechnische installatie) en de soort activiteit (bijvoorbeeld: ontwerpen, installeren). Het Algemene Deel (BRL Deel 6000-00) bevat de eisen die altijd voor het ontwerpen, installeren en beheren van een installatie gelden, ongeacht de soort installatie. De BRL voor ontwerpen en installeren van ventilatievoorzieningen van woningen, basisscholen en kinderopvang bestaat dus feitelijk uit twee delen: BRL Deel 6000-00 (algemene eisen), en BRL Deel 6000-10 (specifieke eisen voor ontwerpen en installeren van ventilatievoorzieningen van woningen, basisscholen en kinderopvang). Met het oog op nieuwe aanwijzingen van de Raad voor Accreditatie (RvA-document T033) was een aanpassing van BRL 6000-10 d.d. 18 november 2005 noodzakelijk. Verder was er een wens vanuit de praktijk om de reikwijdte van de BRL (ventilatievoorzieningen van woningen) uit te breiden met ventilatievoorzieningen van basisscholen en kinderopvang. Bij de aanpassing zijn ook de veranderingen meegenomen die voortvloeien uit de vervanging van het Bouwbesluit 2003 door het Bouwbesluit 2012. Het resultaat van de aanpassing ligt voor u als de nieuwe versie van 26 september 2014. Hierin is rekening gehouden met de eisen van het Bouwbesluit 2012, zoals die gelden per 1 april 2014. Deze BRL is opgesteld, onder begeleiding van de Technische Commissies van het Centraal College van Deskundigen (CCvD) van Kwaliteit voor Installaties Nederland (KvINL).

INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING... 1 2. ONDERWERP EN DOEL VAN CERTIFICATIE... 1 2.1 Onderwerp... 1 2.2 Doel... 1 3. EISEN TE STELLEN AAN INSTALLATIES EN DOCUMENTEN... 2 3.1 Wettelijke eisen aan de installaties volgens Bouwbesluit 2012... 2 3.1.1 Primaire kwaliteitsaspecten ventilatievoorzieningen... 3 3.1.1.1 Luchtverversing... 3 3.1.1.2 Beperking van geluidhinder... 3 3.1.1.3 Beperking van energiegebruik... 4 3.1.1.4 Veiligheid... 4 3.1.1.5 Vrije ruimte, vrije hoogte... 4 3.1.2 Secundaire kwaliteitsaspecten ventilatievoorziening... 5 3.1.2.1 Sterkte van bouwconstructies... 5 3.1.2.2 Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen twee ruimten... 5 3.1.2.3 Weerstand tegen rookdoorgang tussen twee ruimten... 6 3.1.2.4 Geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie... 6 3.1.2.5 Geluidwering tussen twee ruimten... 6 3.1.2.6 Waterdichtheid van de uitwendige scheidingsconstructie... 6 3.1.2.7 Luchtdichtheid van een vloer boven een kruipruimte... 6 3.1.2.8 Factor van de temperatuur van de binnenoppervlakte... 6 3.1.2.9 Bescherming tegen ratten en muizen... 6 3.1.2.10 Luchtdichtheid van de thermische schil... 7 3.2 Overige eisen aan de installaties... 7 3.2.1 Uitvoeringskwaliteit... 7 3.2.2 Primaire kwaliteitsaspecten ventilatievoorzieningen... 8 3.2.2.1 Onderhoudbaarheid en reinigbaarheid... 8 3.2.2.2 Instroomopeningen... 8 3.2.2.3 Luchtkanaalsystemen... 8 3.2.2.4 Ventilatoren... 8 3.2.2.5 Luchtfilters... 8 3.2.2.6 Gevelventilatie-units... 8 3.2.2.7 Condensaatafvoer... 9 3.2.2.8 Brandwerende voorzieningen (zoals brandkleppen)... 9 3.3 Eisen te stellen aan de documenten... 9 3.3.1 Beschrijving van het ontwerp... 9 3.3.2 Opleverrapport... 9 3.3.2.1 Inhoud... 9 3.3.2.2 Algemene gegevens... 9 3.3.2.3 Beschrijving van de ventilatievoorziening... 9 3.3.2.4 Prestaties van de ventilatievoorziening... 10

4. EISEN TE STELLEN AAN DE WERKZAAMHEDEN... 11 4.1 Opdracht... 11 4.2 Vakbekwaamheid... 11 4.3 Programma van eisen... 11 4.3.1 Systeemkeuze... 11 4.3.2 Keuzelijst... 12 4.4 Ontwerp... 12 4.5 Controle bouwkundige randvoorwaarden... 13 4.6 Uitvoering... 13 4.6.1 Inregelen... 13 4.6.2 Eindmetingen... 13 4.6.3 Opleverrapport... 13 4.7 Gebruikshandleiding... 13 4.8 Beheer... 14 4.9 Onderhoudsschema... 14 4.10 Uitvoering onderhoud... 14 5. EISEN TE STELLEN AAN DE CERTIFICAATHOUDER... 15 5.1 Inschrijving bij Kamer van Koophandel... 15 5.2 Personeel... 15 5.3 Hulpmiddelen... 15 5.3.1 Meet- en beproevingsmiddelen... 15 5.3.2 Overige hulpmiddelen... 15 5.4 Bereikbaarheid... 15 6. EISEN TE STELLEN AAN DE INTERNE KWALITEITSBEWAKING... 16 6.1 Eis... 16 6.2 Algemeen, kwaliteitshandboek... 16 6.3 Kwaliteitsbeleid... 16 6.4 Taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en vakbekwaamheden... 16 6.5 Controleactiviteiten... 16 6.6 Beschrijving van procedures... 16 6.7 Procedure-eisen... 16 6.7.1 Registratie van projecten... 16 6.7.2 Beheer van projectdossiers... 16 6.7.3 Ontwerpbeoordeling... 16 6.7.4 Werktekeningen... 16 6.7.5 Ingangscontrole van materialen... 16 6.7.6 Controle op transport en opslag... 16 6.7.7 Controle op montagewerkzaamheden... 16 6.7.8 Controle van de gerealiseerde installatie... 17 6.7.9 Controle op beheeractiviteiten... 17 6.7.10 Onderhoudsschema... 17 6.7.11 Controle op onderhoudswerkzaamheden... 17 6.7.12 Documentenbeheer... 17 6.7.13 Beheer van meet- en beproevingsmiddelen... 17 6.7.14 Beheer van overige hulpmiddelen... 17 6.7.15 Beheersing van de vakbekwaamheid van de medewerkers... 17 6.7.16 Beheersing van tekortkomingen... 18 6.7.17 Klachtenbehandeling... 18 6.7.18 Interne audits... 18

7. EXTERNE KWALITEITSBEWAKING... 19 7.1 Toelatingsprocedure... 19 7.1.1 Organisatiegericht toelatingsonderzoek, omvang... 19 7.1.2 Organisatiegericht toelatingsonderzoek, inhoud... 19 7.1.3 Projectgericht toelatingsonderzoek, omvang... 19 7.1.4 Projectgericht toelatingsonderzoek, inhoud... 19 7.1.5 Rapportage toelatingsonderzoek... 19 7.2 Vervolgcontroles... 19 7.2.1 Organisatiegericht vervolgonderzoek, omvang... 19 7.2.2 Organisatiegericht vervolgonderzoek, inhoud... 19 7.2.3 Projectgericht vervolgonderzoek, omvang... 19 7.2.4 Projectgericht vervolgonderzoek, inhoud... 19 7.2.5 Sancties... 20 7.2.6 Rapportage vervolgonderzoek... 20 7.2.7 Onvoldoende projecten... 20 7.3 Eisen aan de bekwaamheid van de reviewer... 20 7.4 Eisen aan de bekwaamheid van de auditor (organisatiegericht)... 20 7.5 Eisen aan de bekwaamheid van de inspecteur (projectgericht)... 20 7.6 Klachtenbehandeling door certificatie-instelling... 20 8. EISEN TE STELLEN AAN HET CERTIFICAAT... 20 9. REFERENTIES... 20 Bijlage 1 Bouwbesluitingang ventilatievoorzieningen van woningen, basisscholen en kinderopvang Bijlage 2 Eisen aan de bekwaamheid van de deskundige ventilatie van woningen, basisscholen en kinderopvang Bijlage 3 Tekst van de in 3.1.1 genoemde voorschriften van het Bouwbesluit 2012 en de Regeling Bouwbesluit 2012

1. INLEIDING Dit Bijzondere Deel van beoordelingsrichtlijn 6000 beschrijft de specifieke eisen voor het certificaat voor het ontwerpen, installeren en beheren van installaties: deelgebied ontwerpen en installeren van ventilatievoorzieningen van woningen, basisscholen en kinderopvang. Het techniekgebied van de beoordelingsrichtlijn is Inst, installaties. Op de certificering voor dit deelgebied is van toepassing: dit gehele Bijzondere Deel, en het Algemene Deel van BRL 6000 (BRL Deel 6000-00) met uitzondering van de bepalingen met betrekking tot beheren. BRL 6000-10, d.d. 26-09-2014, vervangt samen met BRL 6000-00, d.d. 16-05-2014, per 1 oktober 2014 (datum bindend) BRL 6000-10, d.d. 18 november 2005 en BRL 6000-00, d.d. 30 april 2013, inclusief bijbehorend wijzigingsblad d.d. 30 september 2013. Bestaande certificaathouders krijgen een nieuw certificaat na een positieve vervolgcontrole volgens de nieuwe BRL-delen. Reeds afgegeven certificaten op basis van de oude BRL-delen verliezen in elk geval hun geldigheid op «datum, 6 maanden na datum bindend». 2. ONDERWERP EN DOEL VAN CERTIFICATIE 2.1 Onderwerp Het certificaat heeft betrekking op het ontwerpen en installeren van ventilatievoorzieningen van woningen, basisscholen en kinderopvang. Opmerking Woningen gelegen in een woongebouw zijn inbegrepen. Het gaat hierbij om voorzieningen voor luchtverversing van verblijfsgebieden, verblijfsruimten, toiletruimten en badruimten, en overige ruimten, op een natuurlijke of mechanische wijze, of een combinatie daarvan. De voorzieningen bestaan uit een component voor toevoer van verse lucht en een component voor afvoer van binnenlucht. De voorzieningen of delen van de voorzieningen, kunnen individueel of gemeenschappelijk zijn. Ventilatieroosters en suskasten in de gevel, maken deel uit van de ventilatievoorzieningen die binnen de scope van deze BRL vallen. In de praktijk komt het vaak voor dat het ontwerp van de natuurlijke toevoer van verse lucht en zeker de uitvoering daarvan, niet wordt opgedragen aan de certificaathouder. Opmerking De scope van de opdracht is geregeld in de schriftelijke opdracht (zie 4.1). 2.2 Doel Voorzieningen voor spuiventilatie, afvoer van rook van verbrandingstoestellen en afvoer van rook bij brand, vallen niet binnen de scope van het certificaat. Geen aanvullende bepalingen. pagina 1

3. EISEN TE STELLEN AAN INSTALLATIES EN DOCUMENTEN De eisen te stellen aan de ventilatievoorzieningen zijn onder te verdelen in: - de primaire kwaliteitsaspecten; deze omvatten de eigenschappen van de ventilatievoorzieningen zelf; - de secundaire kwaliteitsaspecten; deze betreffen de invloed van de ventilatievoorzieningen op eigenschappen van andere onderdelen van het gebouw dan het ventilatiesysteem zelf. 3.1 Wettelijke eisen aan de installaties volgens Bouwbesluit 2012 In deze paragraaf wordt aangegeven welke voorschriften van het Bouwbesluit 2012 [1] en de Regeling Bouwbesluit 2012 [2] van toepassing zijn op het onderwerp van certificatie. Van toepassing is de regelgeving die van kracht is voor bouwen, verbouwen of tijdelijk bouwen op het moment van de aanvraag van de omgevingsvergunning, of in het geval van vergunningvrij bouwen of verbouwen, de regelgeving die van kracht is op bouwen of verbouwen op het moment van de bouw of de verbouwing. In artikel 1.2 van de Regeling Bouwbesluit 2012 [2] is aangegeven welke uitgave is bedoeld bij verwijzing vanuit het Bouwbesluit naar een norm. Bij de toepassing van de voorschriften van het Bouwbesluit 2012 [1] moet worden uitgegaan van de gebruiksfuncties van het gebouw. In de aansturingstabellen van het Bouwbesluit 2012 [1] is aangegeven op welke gebruiksfuncties de voorschriften van toepassing zijn. In woningen, basisscholen en kinderopvang kunnen de volgende gebruiksfuncties voorkomen: - woonfunctie, - bijeenkomstfunctie, - bijeenkomstfunctie voor kinderopvang - kantoorfunctie, - onderwijsfunctie, - sportfunctie (gymnastieklokaal). - overige gebruiksfunctie, en - overige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen (garage). Voorschriften van het Bouwbesluit 2012 worden op de volgende wijze aangeduid: bijvoorbeeld: BB art. 2.107, lid 4. Voorschriften van de Regeling Bouwbesluit 2012 worden op de volgende wijze aangeduid: bijvoorbeeld: RB art. 5.7. In bijlage 1 is een overzicht gegeven van de eisen van het Bouwbesluit waarop het certificaat betrekking heeft. pagina 2

3.1.1 Primaire kwaliteitsaspecten ventilatievoorzieningen De volledige tekst van de in dit onderdeel (3.1.1) genoemde voorschriften van het Bouwbesluit [1] en de Regeling Bouwbesluit [2] is opgenomen in bijlage 3. 3.1.1.1 Luchtverversing Hierna is aangegeven welke eisen worden gesteld aan de luchtverversing die de ventilatievoorzieningen ten minste tot stand moeten kunnen brengen. Opmerking In de opdracht kunnen hogere eisen worden vastgelegd. Een verblijfsgebied, een verblijfsruimte, een toiletruimte en een badruimte hebben een voorziening voor luchtverversing met een capaciteit volgens BB art. 3.29 (nieuwbouw), 3.35 (verbouw) of 3.36 (tijdelijke bouw). De toevoer van verse lucht door de voorgeschreven voorziening voor luchtverversing veroorzaakt in de leefzone van een verblijfsgebied een luchtsnelheid volgens BB art. 3.30 (nieuwbouw), 3.35 (verbouw) of 3.36 (tijdelijke bouw). De capaciteit van de voorgeschreven voorziening voor luchtverversing van een verblijfsgebied, een verblijfsruimte, een toiletruimte en een badruimte is regelbaar volgens BB art. 3.31 (nieuwbouw), 3.35 (verbouw) of 3.36 (tijdelijke bouw). Overige ruimten hebben een voorziening voor luchtverversing volgens BB art. 3.32 (nieuwbouw), 3.35 (verbouw) of 3.36 (tijdelijke bouw). De plaats van een instroomopening voor de toevoer van verse lucht voor een voorgeschreven voorziening voor luchtverversing van een verblijfsgebied, een verblijfsruimte, een toiletruimte en een badruimte, en de plaats van een instroomopening en een uitmonding van een voorziening voor luchtverversing, is volgens BB art. 3.33 (nieuwbouw), 3.35 (verbouw) of 3.36 (tijdelijke bouw). De luchtkwaliteit van een voorziening voor luchtverversing is volgens BB art. 3.34 (nieuwbouw), 3.35 (verbouw) of 3.36 (tijdelijke bouw). 3.1.1.2 Beperking van geluidhinder Een mechanische voorziening voor luchtverversing veroorzaakt in een niet-gemeenschappelijke verblijfsruimte van een aangrenzende op hetzelfde perceel gelegen woonfunctie, en in een verblijfsgebied van de gebruiksfunctie (zelf), een volgens NEN 5077 gemeten karakteristiek installatiegeluidsniveau dat voldoet aan BB art. 3.9 (nieuwbouw), 3.10 (verbouw) of 3.11 (tijdelijke bouw). Bij toepassing van NEN 5077 geldt dat in afwijking van tabel 6 de standen van de ventilatieopeningen en van de mechanische ventilatie alle open respectievelijk aan zijn (RB art. 5.7). Een ventilatiesysteem veroorzaakt in een op een aangrenzend perceel gelegen verblijfsgebied een volgens NEN 5077 gemeten karakteristiek installatiegeluidsniveau dat voldoet aan BB art. 3.8 (nieuwbouw), 3.10 (verbouw) of 3.11 (tijdelijke bouw). Bij toepassing van NEN 5077 geldt dat in afwijking van tabel 6 de standen van de ventilatieopeningen en van de mechanische ventilatie alle open respectievelijk aan zijn (RB art. 5.7). pagina 3

3.1.1.3 Beperking van energiegebruik Het systeemrendement van een ventilatiesysteem is volgens BB art. 6.55 (verbouw). In RB art. 3.3 wordt voor de bepalingsmethode van het systeemrendement van een ventilatiesysteem verwezen naar bijlage III van de Regeling Bouwbesluit 2012. Opmerking Verder geldt er een eis voor de energieprestatie van de gebruiksfunctie. Deze heeft op veel meer onderwerpen betrekking dan alleen ventilatie. Daarom wordt niet geëist dat de certificaathouder ervoor zorgt dat de energieprestatie van de gebruiksfunctie aan de eisen voldoet. De energieprestatie van een gebruiksfunctie wordt mede bepaald door het systeem van ventileren. Het gekozen systeem van ventileren wordt in de opdracht vastgelegd. 3.1.1.4 Veiligheid Een ventilatiesysteem heeft geen opstapmogelijkheden als bedoeld in BB art. 2.20 (nieuwbouw en tijdelijke bouw) of 2.21 (verbouw). Opmerking Dit punt is bijvoorbeeld relevant voor decentrale ventilatie-units onder ramen in de gevel. Een ventilatievoorziening in de nabijheid van een stookplaats is volgens BB art. 2.57 (nieuwbouw en verbouw) of 2.61 (tijdelijke bouw). Een schacht, koker of kanaal van een ventilatievoorziening is volgens BB art. 2.58 (nieuwbouw en verbouw) of 2.61 (tijdelijke bouw). De brand- en rookklassen van een ventilatievoorziening zijn volgens BB art. 2.67, 2.68 en 2.70 (nieuwbouw), 2.73 (verbouw) of 2.74 (tijdelijke bouw). De vuurbelasting van onderdelen van een ventilatievoorziening, die zich in een vluchttrappenhuis bevinden, zijn zodanig dat de permanente vuurbelasting van het trappenhuis voldoet aan BB art. 2.107, lid 4 en 5 (nieuwbouw), 2.109 (verbouw) of 2.110 (tijdelijke bouw). 3.1.1.5 Vrije ruimte, vrije hoogte Onderdelen van een ventilatievoorziening bevinden zich niet in een vrije ruimte. De volgende ruimten moeten vrij blijven. De ruimte, - boven een trap van een woonfunctie die niet uitsluitend is bedoeld voor ontvluchten tot een hoogte van 2,3 m en boven een andere trap tot een hoogte van 2,1 m (BB art. 2.33, lid 1), - boven de vloeroppervlakte van verblijfsgebieden en verblijfsruimten tot een hoogte van 2,6 m (BB art. 4.3, lid 6), - boven de vloeroppervlakte van toiletruimten tot een hoogte van 2.3 m (BB art. 4.11, lid 3), - boven de vloeroppervlakte van badruimten van woonfuncties tot een hoogte van 2,3 m (BB art. 4.19, lid 5), en - boven de vloeroppervlakte van verkeersroutes tot een hoogte van 2,3 m (BB art. 4.23, lid 1). pagina 4

Opmerking Deze eisen hebben niet tot gevolg dat een ventilatiekanaal in een verblijfsgebied per se niet lager mag liggen dan de vrije hoogte. Maar, als een kanaal lager ligt dan de vrije hoogte, dan kan de vloeroppervlakte onder het kanaal niet worden aangemerkt als vloeroppervlakte van een verblijfsgebied. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor een verkeersroute in een verkeersruimte. Het lage kanaal mag wel door de verkeersruimte lopen maar niet boven de verkeersroute. 3.1.2 Secundaire kwaliteitsaspecten ventilatievoorziening 3.1.2.1 Sterkte van bouwconstructies Het installatiebedrijf mag in een bouwconstructie (wanden, vloeren, daken, e.d.) geen sparingen aanbrengen, die tot gevolg hebben dat de constructie niet meer voldoet aan de sterkte-eisen. Het installatiebedrijf mag onderdelen van een ventilatievoorziening niet op een bouwconstructie opstellen of aan een bouwconstructie bevestigen als die constructie daarvoor niet sterk genoeg is. De sterkte-eisen voor bouwconstructies zijn overeenkomstig de volgende paragrafen van het Bouwbesluit: BB paragraaf 2.1.1 (algemene sterkte, nieuwbouw); BB paragraaf 2.2.1 (sterkte bij brand, nieuwbouw). 3.1.2.2 Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen twee ruimten Indien een ventilatievoorziening een wand of een vloer doorboort, dan geldt voor de ventilatievoorziening en de doorvoering 1 dezelfde eis aan de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) als voor de wand of de vloer. Toelichting De weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) tussen twee ruimten wordt bepaald door de zwakste plek in de scheiding tussen die ruimten. Als een wand of vloer wordt doorboord door een ventilatiekanaal (of een ventilatieopening zoals een overstroomrooster), dan levert dat in principe twee mogelijke zwakke plekken op. Ten eerste de ruimte tussen de wand en het kanaal (of het rooster), kort aangeduid als de doorvoering, en ten tweede het kanaal zelf als de brand doordringt in het kanaal en via het inwendige van het kanaal (of via het rooster) doordringt naar de aangrenzende ruimte. De eisen aan de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) tussen twee ruimten zijn overeenkomstig de volgende paragrafen van het Bouwbesluit: BB paragraaf 2.10.1 (beperking van uitbreiding van brand, nieuwbouw); BB paragraaf 2.11.1 (verdere beperking van uitbreiding van brand en beperking van verspreiding van rook, nieuwbouw); BB paragraaf 2.12.1 (vluchtroutes, nieuwbouw). 1 In deze BRL wordt de ruimte tussen de wand en het kanaal (of het rooster) aangeduid als de doorvoering. pagina 5

3.1.2.3 Weerstand tegen rookdoorgang tussen twee ruimten Indien een ventilatievoorziening een wand of een vloer doorboort, dan geldt voor de ventilatievoorziening en de doorvoering dezelfde eis aan de weerstand tegen rookdoorgang (WR) als voor de wand of de vloer. De eisen aan de weerstand tegen rookdoorgang (WR) tussen twee ruimten zijn overeenkomstig de volgende paragrafen van het Bouwbesluit: BB paragraaf 2.11.1 (verdere beperking van uitbreiding van brand en beperking van verspreiding van rook, nieuwbouw). 3.1.2.4 Geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie Indien een ventilatievoorziening een gevel of een dak doorboort, waarvoor eisen zijn gesteld aan de geluidwering tegen industrie-, weg- en railverkeerslawaai, moet rekening worden gehouden met de geluidsoverdracht door de ventilatievoorziening en de doorvoering. De eisen voor uitwendige scheidingsconstructies, aan de geluidwering tegen industrie-, weg- en railverkeerslawaai, zijn overeenkomstig de volgende afdelingen van het Bouwbesluit: BB afdeling 3.1 (bescherming tegen geluid van buiten). 3.1.2.5 Geluidwering tussen twee ruimten Indien een ventilatievoorziening een wand of een vloer doorboort, waarvoor eisen zijn gesteld aan de geluidwering tussen twee ruimten, moet rekening worden gehouden met de geluidsoverdracht door de ventilatievoorziening en de doorvoering. De eisen aan de geluidwering tussen ruimten zijn overeenkomstig de volgende afdelingen van het Bouwbesluit: BB afdeling 3.4 (geluidwering tussen ruimten). 3.1.2.6 Waterdichtheid van de uitwendige scheidingsconstructie De doorvoering van een ventilatievoorziening door een uitwendige scheidingsconstructie moet bepaald volgens NEN 2778 [7] waterdicht zijn (BB art. 3.21, lid 1 t/m 3). 3.1.2.7 Luchtdichtheid van een vloer boven een kruipruimte De doorvoering van een ventilatievoorziening door een vloer van een verblijfsgebied, een toiletruimte of een badruimte, en een kruipruimte moet zodanig luchtdicht zijn, dat de specifieke luchtvolumestroom door de vloer, bepaald volgens NEN 2690 [5] kleiner kan zijn dan 20.10-6 m 3 /( m 2.s) (BB art. 3.21, lid 4). 3.1.2.8 Factor van de temperatuur van de binnenoppervlakte Bij de doorvoering van een ventilatievoorziening door een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied, en door een constructie die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied en een kruipruimte, mag geen oppervlaktecondensatie ontstaan. Daarom mag de factor van de temperatuur van de binnenoppervlakte voor woonfuncties niet kleiner zijn dan 0,65 en voor andere functies niet kleiner dan 0,5 (BB art. 3.22). 3.1.2.9 Bescherming tegen ratten en muizen In de doorvoering van een ventilatievoorziening door een uitwendige scheidingsconstructie mag geen opening aanwezig zijn die breder is dan 0,01 m (BB art. 3.69). pagina 6

3.1.2.10 Luchtdichtheid van de thermische schil De doorvoering van een ventilatievoorziening door de thermische schil moet zodanig luchtdicht zijn, dat de volgens NEN 2686 [4] bepaalde luchtvolumestroom van het totaal aan verblijfsgebieden, toiletruimten en badruimten, kleiner kan zijn dan 0,2 m 3 /s (BB art. 5.4). 3.2 Overige eisen aan de installaties 3.2.1 Uitvoeringskwaliteit De op te leveren ventilatievoorzieningen moeten uitgevoerd zijn en functioneren volgens het ontwerp. Verder moet de uitvoeringskwaliteit van de ventilatievoorzieningen voldoen aan de eisen in onderstaande tabel. Tabel 3.2.1 Onderdeel Kwaliteitsaspect Eis Alle onderdelen algemeen - volgens het ontwerp, of anders - volgens de voorschriften van de fabrikant of leverancier Luchtkanalen algemeen reinheid - inwendig vrij van puin en ander vuil verbindingen - volgens het ontwerp, of anders - volgens de voorschriften van de fabrikant of leverancier, of anders - volgens het Kwaliteits-handboek luchtkanalen [15] bevestiging beugels met onderlinge afstand 2 m flexibele (al dan niet verloop op voorspanning (t.b.v. een zo glad mogelijke binnenwand) geluiddempende) ligging geen contact tussen flexibele aluminium slang en kalkhoudend bouwmateriaal slang (ter voorkoming van aantasting) flexibele geluiddempende slang verloop recht verloop (dus geen bocht) doorvoering verloop onder afschot naar buiten, tenminste 5/100 horizontaal verbindingen kanaaldelen zijn zodanig in elkaar geschoven dat water kanaal voor niet in de verbinding loopt luchttoevoer of luchtafvoer via gevel of dak doorvoering door begrenzing van schacht thermische isolatie flexibele instortkanalen bouwkundige kanalen dichtheid naden dichtheid naden dampdicht oppervlak bevestiging doorvoering wind- en waterdicht afgewerkt (bijvoorbeeld met behulp van elastisch blijvende kit) doorvoering luchtdicht afgewerkt, in verband met risico van geurverspreiding tussen appartementen dampdichte afwerking van isolatiemateriaal, inclusief naden kunststof flexibele slangen moeten gebeugeld zijn (om opdrijven te voorkomen) vlak afgewerkt met specie N.B. Shuntkanalen en gemetselde kanalen zijn in het algemeen niet geschikt als ventilatiekanaal. gladheid Luchtventielen dichtheid naden de aansluiting van een ventiel aan het luchtkanaal moet luchtdicht zijn richting gericht op schone sector Gevelroosters voor natuurlijke toevoer dichtheid naden de aansluiting aan het gevelelement moet luchtdicht zijn (bijvoorbeeld met behulp van elastisch blijvende kit) pagina 7

3.2.2 Primaire kwaliteitsaspecten ventilatievoorzieningen 3.2.2.1 Onderhoudbaarheid en reinigbaarheid Toevoerroosters en afvoerventielen moeten gemakkelijk losgenomen en teruggeplaatst kunnen worden, zonder dat daarbij instellingen van de inregeling veranderen. Met het oog hierop moeten ze bovendien voorzien zijn van een merk waarmee de (oorspronkelijke) plaats duidelijk wordt gemaakt. Opmerking Toevoerroosters en afvoerventielen moeten dus ook bereikbaar zijn. De luchtfilters in zowel een centrale als een decentrale mechanische ventilatie-unit, al dan niet voorzien van warmteterugwinning, moeten eenvoudig vervangen of gereinigd kunnen worden. Opmerking Als ruimten van een gebruiksfunctie, bijvoorbeeld een woning, ieder een of meer eigen ventilatie-units hebben, spreekt men van decentrale units. 3.2.2.2 Instroomopeningen Gevelroosters voor natuurlijke toevoer moeten voldoen aan de eisen die daaraan worden gesteld in BRL 5701 [13]. De luchtsnelheid in een instroomopening voor de toevoer van verse lucht van een mechanische ventilatievoorziening moet lager zijn dan 2 m/s (in verband met aanzuiging regendruppels). 3.2.2.3 Luchtkanaalsystemen De luchtdichtheid van een kanaalsysteem valt ten minste in de dichtheidsklasse B zoals bedoeld in onderdeel M.1.02 van Kwaliteitshandboek luchtkanalen [15]. 3.2.2.4 Ventilatoren Indien dit in de opdracht is vastgelegd, werkt een ventilator op gelijkstroom. Ventilatoren moeten waterpas zijn opgesteld, tenzij de instructies van de fabrikant anders luiden. 3.2.2.5 Luchtfilters Bij mechanische toevoer van verse lucht bevindt zich, ter bescherming van de ventilator, voor de ventilator een luchtfilter van filterklasse G3 of hoger, volgens NEN-EN 779 [11]. Indien dit in de opdracht is vastgelegd, moet de toevoerlucht een filter passeren van filterklasse F7 of hoger, volgens NEN-EN 779 [11]. Toelichting In filterklasse F7 of hoger vallen luchtfilters die weliswaar een hogere luchtweerstand hebben dan grof (G1 t/m G4) of medium luchtfilters (M5 en M6), maar ook verontreiniging als pollen uitfilteren, wat van belang is voor CARA-patiënten. 3.2.2.6 Gevelventilatie-units Gevelventilatie-units mogen slechts bevestigd worden aan een vlakke wand. pagina 8

3.2.2.7 Condensaatafvoer Onderdelen waarin condensatie van waterdamp optreedt, moeten een voorziening hebben voor de afvoer van condenswater, volgens de voorschriften van de fabrikant. Opmerking Als in verband hiermee aanpassing van de rioleringsinstallatie nodig is, dan voert de certificaathouder deze uiteraard uit, indien dit in de opdracht is opgenomen (zie 4.1). Het aanpassen van rioleringsinstallaties valt echter onder de certificatie op basis van BRL 6000-17, niet onder de certificatie op basis van BRL 6000-10. 3.2.2.8 Brandwerende voorzieningen (zoals brandkleppen) Opschuimende voorzieningen mogen alleen toegepast worden in een (ten tijde van brand) drukloos kanaal. 3.3 Eisen te stellen aan de documenten 3.3.1 Beschrijving van het ontwerp Geen specifieke eisen. 3.3.2 Opleverrapport Toelichting Er zijn geen eisen gesteld aan de vorm waarin het ontwerp wordt vastgelegd. 3.3.2.1 Inhoud Het opleverrapport bestaat uit de volgende onderdelen: - algemene gegevens, - (beknopte) beschrijving van de ventilatievoorziening, - prestaties van de ventilatievoorziening. Opmerking Het opleverrapport heeft alleen betrekking op de ventilatievoorzieningen die door de certificaathouder, of in zijn opdracht, zijn aangebracht. 3.3.2.2 Algemene gegevens De algemene gegevens bestaan uit de aanduiding van: - de opdrachtgever, - het gebouw, - de certificaathouder (die de installatie heeft uitgevoerd), en - de datum van oplevering. 3.3.2.3 Beschrijving van de ventilatievoorziening De beschrijving van de ventilatievoorziening bestaat uit: - een beknopte beschrijving van het principe van het functioneren van de ventilatievoorziening, en - tekeningen waaruit de plaats in het gebouw blijkt van de hoofdonderdelen van de ventilatievoorziening. pagina 9

Opmerking Hoofonderdelen zijn bijvoorbeeld een ventilator, een geluiddemper, luchtkanalen, een regelklep, een brandklep, een toevoerrooster en een afzuigventiel. Ophangbeugels en afdichtingen van kanaaldoorvoeringen zijn bijvoorbeeld geen hoofdonderdelen. In de beschrijving van de ventilatievoorziening is de instelstand van elk ingesteld onderdeel vastgelegd. 3.3.2.4 Prestaties van de ventilatievoorziening In het opleverrapport zijn de volgende prestaties van de ventilatievoorziening opgenomen: - de bij de eindmeting vastgestelde luchtvolumestromen van de toe-, door- en afvoeropeningen, - de bij de eindmeting vastgestelde karakteristieke installatiegeluidniveaus in de ruimten die beschermd moeten worden tegen het geluid van ventilatievoorzieningen, - de R q;a -waarden van de natuurlijke ventilatievoorzieningen in de gevel, en - de verdunningsfactoren van uitstroomopeningen ter plaatse van instroomopeningen, waaraan een eis is gesteld in 3.1.1.1. In het opleverrapport is de regelstand van elk regelbaar onderdeel vermeld, waarbij de eindmeting is verricht. pagina 10

4. EISEN TE STELLEN AAN DE WERKZAAMHEDEN 4.1 Opdracht Het installatiebedrijf moet de opdracht, met alle bijbehorende voorwaarden, schriftelijk vastleggen. De keuzelijst (4.3.2) maakt deel uit van de schriftelijke vastlegging van de opdracht. Als het goed functioneren van het gekozen systeem afhankelijk is van de luchtdichtheid van de thermische schil van de het gebouw, dan wordt dit in de opdrachtbevestiging vermeld. Voor het installeren van een ventilatievoorziening in een bestaande situatie, kunnen in overleg kwaliteitseisen worden vastgelegd binnen de marges zoals aangegeven in de inleiding van hoofdstuk 3. 4.2 Vakbekwaamheid De dienst wordt verricht door of onder verantwoordelijkheid van een deskundige ventilatie van woningen, basisscholen en kinderopvang (zie bijlage 2). De verantwoordelijkheid kan gedeeld worden tussen een deskundige voor het ontwerpdeel en een deskundige voor het installeren en opleveren. 4.3 Programma van eisen 4.3.1 Systeemkeuze Het systeem van ventileren moet in overleg met de opdrachtgever worden vastgesteld. Daarbij moet het installatiebedrijf de klant een toelichting geven over de voor- en nadelen van de verschillende mogelijkheden. De volgende aspecten komen daarbij aan de orde: - mogelijke invloeden van buitenaf op het ventilatiesysteem, zoals wind en buitentemperatuur, - luchtkwaliteit in de gebruiksfunctie (bijvoorbeeld woning of kinderopvangcentrum), - thermisch comfort, - invloed op energiegebruik, - mogelijke invloed van de gebruiker op het functioneren van de ventilatie, - mogelijk optredende storingen en hun frequentie, - omvang en frequentie van noodzakelijke onderhoudshandelingen. Toelichting Luchtverversing van een woning, een basisschool en een kinderopvang kan tot stand worden gebracht met behulp van ventilatoren (mechanische ventilatie) en/of met behulp van aanwezige drukverschillen ten gevolge van wind en van verschillen in luchttemperatuur (natuurlijke ventilatie). Er worden vier systemen onderscheiden afhankelijk van het al dan niet toepassen van ventilatoren: - natuurlijke toe- en afvoer; - natuurlijk toevoer en mechanische afzuiging; - mechanische toevoer en natuurlijke afvoer; - mechanische toe- en afvoer. N.B. In een gebouw kunnen meerdere systemen voorkomen. pagina 11

Let op dat rolluiken een negatieve invloed kunnen hebben op het functioneren van natuurlijke toevoervoorzieningen. Bij natuurlijke toevoer bestaat de mogelijkheid om winddrukgeregelde (zelfregelende) en/of vraaggestuurde roosters toe te passen. Bij winddruk geregelde roosters wordt de doorstroomopening geregeld op basis van de winddruk om een constante luchtstroom te bewerkstelligen. Bij vraaggestuurde roosters wordt de luchtvolumestroom geregeld op basis op basis van een klokpatroon, afgestemd op de ventilatiebehoefte, met als doel een constante goede binnenluchtkwaliteit. Bij mechanische toevoer bestaat, naast de mogelijkheid van een elektronische regeling, de mogelijkheid om de toevoerlucht te verwarmen, al dan niet met warmte die wordt teruggewonnen uit de afvoerlucht. Hoewel alle systemen zullen voldoen aan de eisen van paragraaf 3.1 en 3.2, kan het ene systeem beter tegemoet komen aan de wensen van een klant dan het andere. De ISSOpublicaties 61 (woningen) en 89 (scholen) besteden met name aandacht aan de afstemming van het programma van eisen op de wensen van de klant. Opmerking Op de website http://systeemkeuze-ventilatie.isso.nl/ kan op basis van de parameters uit ISSO-61 een voorselectie van ventilatiesystemen gemaakt worden. 4.3.2 Keuzelijst Het installatiebedrijf legt de vraagspecificatie van de klant vast in een keuzelijst. In de keuzelijst is de systeemkeuze (4.3.1) duidelijk aangegeven en is verder ten minste aangegeven welke facultatieve eisen van paragraaf 3.1 en 3.2 en onderdeel 4.3.1 van toepassing zijn. Opmerking De facultatieve eisen zijn: 3.1.1.1 Grotere capaciteit luchtverversing. 3.2.2.3 Hogere LUKA klasse luchtdichtheid kanalen 3.2.2.4 Ventilator met gelijkstroommotor. 3.2.2.5 Kwaliteit filters toevoerlucht. 4.3.1 Vraaggestuurde of winddrukgeregelde gevelroosters Ook andere extra eisen kunnen in het PvE worden opgenomen. Opmerking NTA 8778 bevat suggesties voor extra eisen. 4.4 Ontwerp pagina 12

4.5 Controle bouwkundige randvoorwaarden Zie ook 3.1.2.1. 4.6 Uitvoering 4.6.1 Inregelen Alvorens de ventilatievoorzieningen op te leveren, moet de certificaathouder de voorzieningen zodanig inregelen dat aan de eisen van paragraaf 3.1 en 3.2 wordt voldaan. 4.6.2 Eindmetingen Alvorens de ventilatievoorzieningen op te leveren, voert de certificaathouder eindmetingen uit. De resultaten van deze metingen worden opgenomen in het opleverrapport (zie 3.3.2). De eindmetingen bestaan uit het meten van: - de luchtvolumestromen door elke opening van de mechanische ventilatievoorzieningen waardoor lucht aan een ruimte wordt toegevoerd en elke opening van de mechanische ventilatievoorzieningen waardoor lucht uit een ruimte wordt afgevoerd, bij de volgens 3.1.1.1 voorgeschreven regelstanden, - de door de mechanische ventilatievoorzieningen veroorzaakte karakteristieke installatiegeluidniveaus, waaraan eisen zijn gesteld in 3.1.1.1, waarbij de vereenvoudigde meetmethode mag worden toegepast van bijlage IV van BRL 8010 [14]. 4.6.3 Opleverrapport Bij de oplevering draagt de certificaathouder aan de opdrachtgever een opleverrapport over, dat voldoet aan de eisen van 3.3.2. 4.7 Gebruikshandleiding Het installatiebedrijf stelt een bij de ventilatievoorzieningen behorende, in het Nederlands gestelde, gebruikshandleiding beschikbaar aan de opdrachtgever. Opmerking Een online handleiding is dus ook goed, als de opdrachtgever over een internetaansluiting beschikt. De gebruikshandleiding geeft informatie met betrekking tot: - de gebruiksmogelijkheden van de ventilatievoorzieningen met de bijbehorende gebruiksaanwijzingen, - advies omtrent het dagelijks gebruik, - het noodzakelijke onderhoud aan de ventilatievoorzieningen, inclusief de juiste keuze van filters, - hoe te handelen bij storingen en calamiteiten, en - enkele technische aspecten van de ventilatievoorzieningen, waaronder ten minste de nominale capaciteit van elke opening van de ventilatievoorzieningen waardoor lucht aan een ruimte wordt toegevoerd en elke opening van de ventilatievoorzieningen waardoor lucht uit een ruimte wordt afgevoerd. pagina 13

4.8 Beheer Opmerking Via de website http://publicatieplatform.nl kan het installatiebedrijf een op maat gesneden gebruikershandleiding samenstellen voor de klant. Niet van toepassing. 4.9 Onderhoudsschema Niet van toepassing. 4.10 Uitvoering onderhoud Niet van toepassing. pagina 14

5. EISEN TE STELLEN AAN DE CERTIFICAATHOUDER 5.1 Inschrijving bij Kamer van Koophandel 5.2 Personeel De certificaathouder heeft een arbeidsovereenkomst met ten minste één deskundige ventilatie van woningen, basisscholen en kinderopvang (zie bijlage 2). 5.3 Hulpmiddelen 5.3.1 Meet- en beproevingsmiddelen Het bedrijf dient de feitelijke beschikking te hebben over de volgende meet- en beproevingsmiddelen: Beproeving Bepaling van de capaciteit van een mechanische voorziening voor luchtverversing volgens onderdeel 5.1 van NEN 1087 (zie 3.1.1.1) Bepaling van de regelbaarheid van een component voor toevoer van verse lucht volgens hoofdstuk 6 van NEN 1087 (zie 3.1.1.1) Meten van het geluidniveau (zie 3.1.1.5) 5.3.2 Overige hulpmiddelen Geen eisen. 5.4 Bereikbaarheid Geen eisen. Toestellen en hulpmiddelen Een nuldruk compenserende volumestroommeter met een onnauwkeurigheid van ten hoogste 5 % van de uitgelezen waarde bij waarden boven 40 dm 3 /s, en van ten hoogste 2 dm 3 /s bij waarden tot 40 dm 3 /s. Integrerende geluidniveaumeter met A-weging, volgens NEN-EN-IEC 61672-1, klasse 2, of NEN-EN-IEC 61672-2, klasse 2. Het instrument dient ten minste een A-gewogen geluidniveau van 25 db(a) te kunnen meten. pagina 15

6. EISEN TE STELLEN AAN DE INTERNE KWALITEITSBEWAKING 6.1 Eis 6.2 Algemeen, kwaliteitshandboek 6.3 Kwaliteitsbeleid 6.4 Taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en vakbekwaamheden 6.5 Controleactiviteiten 6.6 Beschrijving van procedures 6.7 Procedure-eisen 6.7.1 Registratie van projecten 6.7.2 Beheer van projectdossiers 6.7.3 Ontwerpbeoordeling 6.7.4 Werktekeningen 6.7.5 Ingangscontrole van materialen 6.7.6 Controle op transport en opslag 6.7.7 Controle op montagewerkzaamheden pagina 16

6.7.8 Controle van de gerealiseerde installatie Algemeen Voor zover de in 6.7.8 voorgeschreven controles betrekking hebben op het ontwerp kunnen ze achterwege worden gelaten (in het kader van de controle van de gerealiseerde installatie). De certificaathouder moet de hele installatie controleren. Visuele beoordeling De certificaathouder controleert visueel of de gerealiseerde ventilatievoorzieningen overeenkomen met het (geactualiseerde) ontwerp, en of de gerealiseerde ventilatievoorzieningen voldoen aan de eisen van 3.1 en 3.2. Beproeving De certificaathouder moet luchtkanalen na het gereedkomen beproeven volgens M.1.01 en M1.02 van Kwaliteitshandboek Luchtkanaalsystemen [15]. Opmerking Zie ook 4.6.2 (Eindmetingen). 6.7.9 Controle op beheeractiviteiten Niet van toepassing. 6.7.10 Onderhoudsschema Niet van toepassing. 6.7.11 Controle op onderhoudswerkzaamheden Niet van toepassing. 6.7.12 Documentenbeheer De certificaathouder hoeft niet te beschikken over de in hoofdstuk 9 genoemde documenten [4], [5], [9], [10], [11] en [14]. 6.7.13 Beheer van meet- en beproevingsmiddelen De nauwkeurigheid van de nuldruk compenserende volumestroommeter moet aangetoond kunnen worden via een kalibratierapport dat niet ouder is dan twee jaar. Een eventueel geconstateerde afwijking bij kalibratie moet in het meetrapport verwerkt zijn. Dat de afwijking van de integrerende geluidniveaumeter met A-weging niet groter is dan toegestaan (niet groter dan 0,5 db) moet aangetoond kunnen worden via een kalibratierapport dat niet ouder is dan twee jaar. 6.7.14 Beheer van overige hulpmiddelen Geen eisen 6.7.15 Beheersing van de vakbekwaamheid van de medewerkers pagina 17

6.7.16 Beheersing van tekortkomingen 6.7.17 Klachtenbehandeling 6.7.18 Interne audits pagina 18

7. EXTERNE KWALITEITSBEWAKING 7.1 Toelatingsprocedure 7.1.1 Organisatiegericht toelatingsonderzoek, omvang 7.1.2 Organisatiegericht toelatingsonderzoek, inhoud 7.1.3 Projectgericht toelatingsonderzoek, omvang Elke woning, basisschool of kinderopvang telt als één project. Ten minste één te controleren project op het deelgebied Ventilatievoorzieningen van woningen, basisscholen en kinderopvang is een door de certificatie-instelling te kiezen representatief project. Toelichting Een representatief project is één van de complexere projecten van het installatiebedrijf. De bedoeling van de projectcontrole is om op basis van een beperkte steekproef te kunnen vaststellen dat het installatiebedrijf ook complexere projecten volgens de regels uitvoert. In afwijking van onderdeel 7.1.3 van BRL Deel 6000-00 bedraagt de minimale omvang van een projectcontrole 2 uur. 7.1.4 Projectgericht toelatingsonderzoek, inhoud 7.1.5 Rapportage toelatingsonderzoek 7.2 Vervolgcontroles 7.2.1 Organisatiegericht vervolgonderzoek, omvang 7.2.2 Organisatiegericht vervolgonderzoek, inhoud 7.2.3 Projectgericht vervolgonderzoek, omvang Op het projectgerichte vervolgonderzoek zijn de bepalingen van onderdeel 7.1.3 van toepassing. 7.2.4 Projectgericht vervolgonderzoek, inhoud Op het projectgerichte vervolgonderzoek zijn de bepalingen van onderdeel 7.1.4 van toepassing. pagina 19

7.2.5 Sancties 7.2.6 Rapportage vervolgonderzoek 7.2.7 Onvoldoende projecten 7.3 Eisen aan de bekwaamheid van de reviewer De reviewer moet bovendien voldoen aan de eisen van bijlage 2. 7.4 Eisen aan de bekwaamheid van de auditor (organisatiegericht) De auditor moet bovendien voldoen aan de eisen van bijlage 2. 7.5 Eisen aan de bekwaamheid van de inspecteur (projectgericht) De inspecteur moet bovendien voldoen aan de eisen van bijlage 2. 7.6 Klachtenbehandeling door certificatie-instelling 8. EISEN TE STELLEN AAN HET CERTIFICAAT 9. REFERENTIES [1] Bouwbesluit 2012, laatstelijk gewijzigd bij Stb. 2014, 51. (www.overheid.nl) [2] Regeling Bouwbesluit 2012, laatstelijk gewijzigd bij Stcrt. 2014, 4057. (www.overheid.nl) [3] NEN 1087:2001 Ventilatie van gebouwen - Bepalingsmethoden voor nieuwbouw. [4] NEN 2686:1988 Luchtdoorlatendheid van gebouwen Meetmethode, inclusief wijzigingsblad A2:2008. [5] NEN 2690:1991 Luchtdoorlatendheid van gebouwen - Meetmethode voor de specifieke luchtvolumestroom tussen kruipruimte en woning, inclusief wijzigingsblad A2:2008. pagina 20

[6] NEN 2757-1:2011 Bepalingsmethoden voor de geschiktheid van systemen voor de afvoer van rookgas van gebouwgebonden installaties - Deel 1: Installaties met een belasting kleiner dan of gelijk aan 130 kw op bovenwaarde [7] NEN 2778:1991 + A4:2011 Vochtwering in gebouwen Bepalingsmethoden [8] NEN 5077 2006+C3:2012 Geluidwering in gebouwen - Geluidwering in gebouwen - Bepalingsmethoden voor de grootheden geluidwering van uitwendige scheidingsconstructies, luchtgeluidisolatie, contactgeluidisolatie, geluidniveaus veroorzaakt door installaties en nagalmtijd. [9] NEN 6061:1991 Bepaling van de weerstand tegen het ontstaan van brand bij stookplaatsen, inclusief wijzigingsblad A3:2012. [10] NEN 6090:2006 Bepaling van de vuurbelasting. [11] NEN-EN 779:2012 Luchtfilters voor ventilatiedoeleinden - Bepaling van de filterprestatie, april 2012. [12] NEN-EN 13501-1+A1:2009 Brandclassificatie van bouwproducten en bouwdelen - Deel 1 - Classificatie op grond van resultaten van beproeving van het brandgedrag. [13] BRL 5701:2003 Ventilatieroosters, inclusief wijzigingsblad d.d. 28-03-2013. [14] BRL 8010 Beoordelen van ventilatievoorzieningen van woningen, scholen en kinderdagverblijven, d.d. 2 april 2012. [15] Kwaliteitshandboek luchtkanalen, Nederlandse Vereniging van Luchtkanalenfabrikanten (Luka), 2009. (www.luka.nl) pagina 21

Bijlage 1 Bouwbesluitingang ventilatievoorzieningen van woningen, basisscholen en kinderopvang Primaire kwaliteitsaspecten Afd. Onderwerp Grenswaarde/ bepalingsmethode Prestatie volgens certificaat 2.5 Trap Vrije hoogte boven de trap ten minste 2,1 of Voldoet aan artikel 2.33 2,3 m. 2.8 Beperking van het Brandklasse volgens NEN-EN 13501-1. Voldoet aan artikel 2.57 en artikel ontstaan van een 2.58 brandgevaarlijke situatie 2.9 Beperking van het Brand- en rookklasse volgens NEN-EN 13501-1. Voldoet aan artikel 2.67 en artikel ontwikkelen van brand en rook 2.70, of aan 2.73 of 2.74 2.12 Vluchtroutes Permanente vuurbelasting volgens NEN 6090. Kan voldoen aan artikel 2.107 3.2 Bescherming tegen geluid van installaties 3.6 Luchtverversing van een verblijfsgebied, verblijfsruimte, toiletruimte en badruimte Luchtverversing overige ruimten van 4.1 Verblijfsgebied en verblijfsruimte Karakteristiek geluidsniveau volgens NEN 5077. Voldoet aan artikel 3.8 en artikel 3.9 of aan 3.10 of 3.11 Capaciteit, bepaald volgens NEN 1087. Voldoet aan artikel 3.29, 3,35 of 3.36. Thermisch comfort, luchtsnelheid bepaald volgens Voldoet aan artikel 3.30, NEN 1087 0,2 m/s. 3.35 of 3.36 Regelbaarheid door gebruiker. Voldoet aan artikel 3.31, 3.35 of 3.36 Plaats van de opening, verdunningsfactor bepaald Voldoet aan artikel 3.33, volgens NEN 1087. 3.35 of 3.36 Luchtkwaliteit, 50, 100 % van/naar buiten. Voldoet aan artikel 3.34, 3.35 of 3.36 Capaciteit, bepaald volgens NEN 1087. Voldoet aan artikel 3.32, 3.35 of 3.36 Plaats van de opening, verdunningsfactor bepaald Voldoet aan artikel 3.33, volgens NEN 1087. 3.35 of 3.36 Luchtkwaliteit, 100 % van/naar buiten. Voldoet aan artikel 3.34, 3.35 of 3.36 Vrije hoogte boven de vloeroppervlakte van Voldoet aan artikel 4.3 verblijfsgebieden en verblijfsruimten ten minste 2,6 m. Voldoet aan artikel 4.11 4.2 Toiletruimte Vrije hoogte boven de vloeroppervlakte van toiletruimten ten minste 2,3 m. 4.3 Badruimte Vrije hoogte boven de vloeroppervlakte van badruimten ten minste 2,3 m. 4.4 Bereikbaarheid en toegankelijkheid 6.13 Technische bouwsystemen Vrije hoogte boven de vloeroppervlakte van verkeersroutes ten minste 2,3 m. Voldoet aan artikel 4.19 Voldoet aan artikel 4.23 Systeemrendement. Voldoet aan artikel 6.55 Bijlage 1 pagina 1

Secundaire kwaliteitsaspecten Afd. Onderwerp Grenswaarde/ 2.1 Algemene sterkte van de bouwconstructie Prestatie bepalingsmethode volgens certificaat Sterkte Kan voldoen aan afdeling 2.1 2.2 Sterkte bij brand Brandwerendheid op bezwijken Kan voldoen aan afdeling 2.2 2.10 Beperking van WBDBO, Weerstand tegen rookdoorgang Kan voldoen aan afdeling 2.10 en 2.11 uitbreiding van brand afdeling 2.11 2.12 Vluchtroutes WBDBO, Weerstand tegen rookdoorgang Kan voldoen aan afdeling 2.12 3.1 Bescherming tegen Karakteristieke geluidwering Kan voldoen aan afdeling 3.1 geluid van buiten 3.4 Geluidwering tussen Karakteristiek lucht-geluid niveauverschil, Kan voldoen aan afdeling 3.4 ruimten Gewogen contactgeluidniveau. 3.5 Wering van vocht Waterdicht volgens NEN 2778 Kan voldoen aan afdeling 3.5 Specifieke luchtvolumestroom volgens Kan voldoen aan afdeling 3.5 NEN 2690 Factor van de temperatuur Kan voldoen aan afdeling 3.5 3.10 Bescherming tegen ratten Opening 0,01 m. Kan voldoen aan en muizen afdeling 3.10 5.1 Energiezuinigheid Luchtvolumestroom. Kan voldoen aan afdeling 5.1 Bijlage 1 pagina 2

Bijlage 2 Eisen aan de bekwaamheid van de deskundige ventilatie van woningen, basisscholen en kinderopvang Een deskundige ventilatie van woningen, basisscholen en kinderopvang heeft de volgende competenties: Basis Ventilatietechniek Hij/zij kent de basisprincipes van de verschillende ventilatiesystemen. Hij/zij kent en begrijpt de voorschriften van het Bouwbesluit met betrekking tot ventilatie van woning, basisscholen en kinderopvang. Hij/zij weet hoe een ontwerp van een ventilatiesysteem globaal tot stand komt en wat hierbij komt kijken, bijvoorbeeld op het gebied van de selectie van systeemonderdelen. Hij/zij kent de aandachtspunten bij het installeren en beheren van een ventilatiesysteem. Hij/zij kan een voorlopige systeemkeuze maken, passend bij de situatie en klantwensen. Aangevuld met Ontwerpen Ventilatiesystemen Hij/zij kan voor de verschillende subtypen ventilatiesystemen een ventilatiebalans en gedetailleerd ontwerp maken. Hierbij houdt hij/zij rekening met eisen aangaande luchtkwaliteit, comfort, geluid, brandveiligheid etc. Hij/zij kan een ventilatiesysteem integraal ontwerpen, d.w.z. hij/zij kent tevens de relatie tussen het ventilatiesysteem, andere installaties in het gebouw en het bouwkundig ontwerp. Hij/zij kan de klantwens (gebruikersprofiel, locatie, gebouw) omzetten in een gedetailleerde systeemkeuze en montagegereed ontwerpen. Een getuigschrift van de ISSO-module Basis ventilatietechniek in combinatie met een certificaat van de ISSO-module 'Ontwerpen ventilatiesystemen geldt als voldoende bewijs dat een persoon de bekwaamheid heeft die is vereist voor het onderdeel ontwerpen. Installeren en opleveren Ventilatiesystemen Hij/zij kan een ventilatiesysteem conform het ontwerp realiseren en in bedrijf stellen. Hij/zij kent de aandachtspunten en valkuilen uit de praktijk. Hij/zij kan een opleverings-, controle- en meetprotocol opstellen, de daarin bedoelde kwaliteitscontroles uitvoeren en erover rapporteren. Een getuigschrift van de ISSO-module Basis ventilatietechniek in combinatie met een certificaat van de ISSO-module 'Installeren en opleveren Ventilatiesystemen geldt als voldoende bewijs dat een persoon de bekwaamheid heeft die is vereist voor het onderdeel installeren en opleveren. Bijlage 2