Ezaart 147 te Ezaart (gem. Mol) Programma van Maatregelen G. De Nutte en T. Deville ArcheoPro Rapporten 347
1. Inhoudsopgave 1. Inhoudsopgave...1 2. Programma van Maatregelen voor vrijgave...2 2.1. Administratieve gegevens...2 2.2. Volledigheid van het uitgevoerde onderzoek...4 2.3. Aanwezigheid van een archeologische site...5 2.4. Waardering van de archeologische site...5 2.6. Impactbepaling...6 2.7. Bepaling van maatregelen...6 1
2. Programma van Maatregelen voor vrijgave 2.1. Administratieve gegevens Projectcode 2017A36475 Aanvangsmelding ID131 onderzoek Nummer wettelijk depot Niet van toepassing Naam en erkenningsnummer erkend archeoloog ArcheoPro Vlaanderen (OE/ERK/Archeoloog/2016/0107), Bedrijfsstraat 10, 3500 HASSELT Provincie Antwerpen Gemeente Mol Deelgemeente Ezaart Plaats Ezaart 147 Toponiem / Bounding Box X: 200659,33 Y: 207891,73 X: 200725,72 Y: 207754,44 Kadastrale gegevens Gemeente: Mol Afdeling: 3 Sectie: E Nrs.: 463C (partim), 465 (partim, 466D, 467D2, 467C2, 468F, 468G, 470D Kaartblad / 2
Kadasterkaart Topografische kaart 3
2.2. Volledigheid van het uitgevoerde onderzoek Voor onderhavig onderzoeksgebied is aanvankelijk een archeologienota (ID 1138) opgemaakt. Deze bestond uit een bureauonderzoek en een landschappelijk booronderzoek. Op basis van dit bureauonderzoek werden de verschillende onderzoeksmethoden beoordeeld zoals beschreven in hoofdstuk 5.3 van de Code van Goede Praktijk en werd de onderzoekstrategie bepaald. Voor de gedetailleerde afwegingscriteria wordt verwezen naar hoofdstuk 6 Tekstuele analyse binnen deze goedgekeurde archeologienota met vigerend Programma van Maatregelen. Op basis van deze studie werd het advies uitgebracht dat een gecombineerd proefsleuvenen proefputtenonderzoek aangewezen was. Dit was namelijk de meeste geschikte in te zetten prospectieve methode om een advies te kunnen opstellen betreffende de omgang van het onderzoeksgebied in functie van eventuele archeologische resten. Alsook welke specifieke maatregelen hierbij konden/dienden genomen te worden. Dit diende uitgevoerd te worden binnen een zogenaamd uitgesteld traject. In de tweede week van februari 2017 werd onderhavig onderzoeksgebied hier dan ook onderworpen. Op basis van onderhavige prospectie met ingreep in de bodem werd daarom geoordeeld dat alle wenselijke én te nemen stappen betreffende archeologische vooronderzoek uitgevoerd werden voor onderhavig onderzoeksgebied Het proefsleuvensleuven- en proefputtenonderzoek heeft de verwachting(en) opgesteld tijdens het bureauonderzoek getoetst, verfijnd en/of bijgestuurd. Het heeft een antwoord geformuleerd op de hoofdvraag of er zich al dan niet een archeologisch bodemarchief binnen de grenzen van onderhavig plangebied situeert? Zo ja, wat de inhoudelijke en fysieke kwaliteit (aard, ouderdom, omvang, gaafheid en conservering) van deze archeologische sporen en/of resten is. Men is hierbij tot een waardestelling gekomen en er zijn uitspraken geformuleerd over de al dan niet behoudenwaardigheid van de vindplaats/vindplaatsen. Tevens is dit afgetoetst of deze eventuele archeologische behoudenwaardige resten al dan niet verstoord zullen worden door de geplande werken. 4
Dit alles stond in het kader van het eventuele potentieel tot archeologische kennisvermeerdering. 2.3. Aanwezigheid van een archeologische site Er werden post-middeleeuwse off-site fenomenen, sporen die in directe relatie staan met gekende bebouwing/bewoning op basis van de beschikbare cartografische bronnen vanaf het derde kwart van de 18 e eeuw als een (mogelijk oud) proces van landwinning op het beekdal. 2.4. Waardering van de archeologische site Op basis van het bureauonderzoek én het landschappelijk booronderzoek werd zowel een middelhoge archeologische verwachting voor nederzettingen uit de (Late) Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd als een (middel)hoge archeologische verwachting voor begravingen van landbouwers vanaf het Neolithicum tot en met de Nieuwe Tijd opgesteld. Het proefsleuven- en proefputtenonderzoek heeft aangetoond dat er zich in de onderzochte zones geen begravingscontexten situeren. Naar alle waarschijnlijkheid heeft men ook niet te maken met nederzettingscontexten ouder dan de post-middeleeuwse periode. Men heeft hier vooral te maken met post-middeleeuwse off-site fenomenen, sporen die in directe relatie staan met gekende bebouwing/bewoning op basis van de beschikbare cartografische bronnen vanaf het derde kwart van de 18 e eeuw als een (mogelijk oud) proces van landwinning op het beekdal. De datering van de archeologische resten op het droger en hoger gelegen gedeelte zijn voornamelijk niet ouder dan de volle-middeleeuwen en zijn eerder post-middeleeuws te classificeren. Bovendien zijn de aangetroffen mobilia qua hoeveelheid als kwaliteit extreem miniem te noemen. Archeologische resten gelinkt aan historische bebouwing/bewoning zoals bekend vanaf het derde kwart van de 18 e eeuw zijn zeker niet zeldzaam te noemen. Er is altijd een zekere ensemble- en informatiewaarde. Echter in de huidige archeologische opvatting worden deze als laag beschouwd. 5
Off-site fenomenen zijn eigen aan een cultuurlandschap en zijn zeker niet zeldzaam te noemen. Er is altijd een zekere ensemble- en informatiewaarde. Echter in de huidige archeologische opvatting worden deze als zeer laag beschouwd. De aanwijzingen van de winning van cultuurgrond op het beekdal en wellicht van een zekere ouderdom is een relatief zeldzaam gegeven. Er bestaat nu een zeker ensemble- en informatiewaarde voor de directe omgeving en regio van het plangebied. Deze ensembleen informatiewaarde is op dit moment al grotendeels beschikbaar en verzameld gedurende het proefsleuvenonderzoek. Van onderhavige uitwerking en beschikbare dataset wordt het ingeschat dat het volstond om het interne kennispotentieel hiervan te realiseren. Op basis van bovenstaande factoren, is men van mening dat de vastgestelde archeologische fenomenen geen waardevolle én behoudenwaardige resten zijn. De resten zijn van die aard dat het niet leidt tot een potentiele kennisvermeerdering. 2.6. Impactbepaling Voor de uitgebreide beschrijving van de toekomstige werkzaamheden wordt verwezen naar hoofdstuk 3.5 Geplande werken van het bijhorende archeologienota én hoofdstuk 3.5 Gespecifieerde geplande werken binnen het Archeologisch vooronderzoek. Verslag van de resultaten door middel proefsleuven. Een uitgesteld traject Zonder zich verder in details te verliezen, dient men er van uit te gaan dat voor het gros van het plangebied het aanwezige relevante niveau hierbij geraakt zullen worden. Er is echter geen sprake van zogenaamde waardevolle en behoudenwaardige archeologische vindplaatsen die tot een eventuele kennisvermeerdering zouden kunnen leiden. Op basis hiervan vertonen de werken eigenlijk geen impact op dergelijke archeologische sites. 2.7. Bepaling van maatregelen Op basis van de resultaten van de proefsleuven en de proefputten situeren zich geen waardevolle én behoudenwaardige resten binnen de contouren van onderhavig onderzoeksgebied. 6
Gezien de afwezigheid van archeologisch waardevolle én behoudenwaardige vindplaatsen wordt een vervolgonderzoek (opgraving) niet noodzakelijk geacht. Dit zou naar alle waarschijnlijkheid niet leiden tot een vermeerdering van de archeologische huidige bestaande kennis. Het Programma van Maatregelen betreft dus een vrijgave voor verder archeologisch onderzoek. 7