Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk

Vergelijkbare documenten
Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 25 april

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 6 december

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 9 augustus z

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 31 juli

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 7 augustus

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 21 maart

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 25 februari

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 9 mei

mr. drs T. van der Wal . Verbeek Het college van Burgemeester en Wethouders Van de gemeente Noordoostpolder Postbus AD EAAMELOORD

Voortoets bestemmingsplan bedrijventerrein Julianaweg, Volendam

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 9 oktober

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 5 juli

RUD de heer DJ. Slobbe Wnb Vergunning artikel 2.7, tweede lid Wagenweg 1, Katwoude

Rijkswaterstaat Midden-Nederland Mevrouw drs. C.W. de Bruin Postbus GE UTRECHT

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 13 november

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 25 januari

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 19 december


Rijkswaterstaat Midden-Nederland Mevrouw drs. C.W. de Bruin Postbus GE Utrecht. Geachte mevrouw de Bruin,

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

PROVINCIE FLEVOLAND. Wat. Gedeputeerde Staten van Flevoland afdeling Gebiedsprogramma's en Europa Mevrouw M.F.A. Haselager.

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 9 december

FLEVOLAND & GOOI EN VECHTSTREEK

Verkeersbesluit voor het plaatsen van verkeersborden en verkeerstekens in verband met de verbreding van de Waterlandseweg (N305)

CVDR. Nr. CVDR609937_1

OMGEVINGSDIENST FLEVOLAND & GOOI EN VECHTSTREEK

1 7 AUG ir. dis. M. Wings over Holland T.a.v. De heer Huizenga Emoeweg PC LELYSTAD

Documentnummer AMMD ( )

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk. 9 juli Onderwerp

De wijziging betreft een verlenging van de periode dat werkzaamheden worden uitgevoerd.

Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag gedeeltelijke intrekking Nbwet vergunning

Natura 2000 gebied 77 Eemmeer & Gooimeer Zuidoever

Gedeputeerde Staten maken bekend dat zij in hun vergadering van 10 juli 2018 onder nummer het volgende besluit hebben genomen:

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 10 april

^^^^^<^3^ der Wal 'htinsen bij Bolt. Nederlandse Vissersbond De heer D.J.T. Berends Postbus AB EMMELOORD. Geachte heer Berends,

Ministerie van Economische Zaken

Uw kenmerk. Wij merken uw verzoek aan als een verzoek om ontheffing voor het houden van een wedstrijd in de zin van de Wvw.

ONTWERPBESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

milieuneutrale verandering

TM.2017 Onderwerp Wet natuurbescherming: ontwerp-vergunning voor Windpark Zeewolde

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk. 1 juni Onderwerp

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 19 oktober

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 1 juni

Toetsing Leeuwenveld III en IV te Weesp Onderzoek in kader van Natuurbeschermingswet en EHS

Staatsbosbeheer Regio Oost T.a.v. De heer Winterman Postbus 6 ' 7400 AA DEVENTER. Geachte heer Winterman,

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 7 april

PROVINCIE FLEVOLAND. 'erbeek. mr. drs T. van der Wal. Geacht College,

omgevingsdienst HAAGLANDEN

PROVINCIAAL BLAD. Gelet op artikel 158, eerste lid, aanhef en onder a, van de Provinciewet;

Besluit. TenneT TSO BV. Postbus AS Arnhem

Conform artikel 41, lid 1, van de Nb-wet 1998 heeft u binnen uw aanvraag uw belang bij het verlenen van de vergunning gemotiveerd.

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 4 december

Vragen van de heer A. Hietbrink en mevrouw ing. V.M. Dalm (GroenLinks) over vuurwerkshow nabij Natura-2000 gebied in Huizen

In dit besluit vindt u de inhoudelijke overwegingen die eraan ten grondslag liggen. De aanvraag en de bijlagen maken onderdeel uit van dit besluit.

Ecologische effecten van verondieping van zandwinputten in het Gooimeer. Mike van der Linden. wat komt aan de orde

Gedeputeerde Staten maken bekend dat zij in hun vergadering van 22 november 2016 onder nummer het volgende besluit hebben genomen:

BESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Procedureel. Rijkswaterstaat Projecten T.a.v. ir. A.W. Velema Programma Ruimte voor de Rivier Postbus ED ARNHEM

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 26 juli

Bij besluit Wet natuurbescherming Project Peilbesluit IJsselmeergebied 1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER...

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 3 september

BESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

WATERVERGUNNING D /

Wnb; overwegingen vergunning; seismisch onderzoek Lemsterland; Rottige Meenthe & Brandemeer en Weerribben.

Natura 2000 Beheerplan IJsselmeergebied Markermeer & IJmeer

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 27 juni Uw aanvraag

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 14 september

Overwegingen bij definitief besluit vergunning Wet natuurbescherming project Stroomlijn fase 3, tranche 7, perceel 1 en 2

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 25 januari

uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum /IMA 0511 DRZZ /MT onderwerp doorkiesnummer bijlagen

Markermeer & IJmeer

Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag gedeeltelijke intrekking Nbwet vergunning

Advies. * OMGiEVINGSDIENEiT. 29 JULI 2í/IT .'...'2 ...'.2 ...'..2 .'...'...3. Afwijkingen en aanvullingen ten opzichte van de MR

Datum 4 juli Betreft Wnb-vergunning; NOV-experiment; uitbreiding Windgat; Oosterschelde

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 14 november

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 2.7 VAN DE WET NATUURBESCHERMING (Wnb)

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedseikwaliteit

Coöperatie Gastvrije Randmeren Mevrouw H.A.P. Braam - van Valkengoed Postbus AG HARDERWIJK. Geachte mevrouw Braam - van Valkengoed,

1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER... 2

Besluit. Vermilion Energy Netherlands B.V. T.a.v. Postbus AB Harlingen

Passende beoordeling

Markermeer & IJmeer

Voorschriften en beperkingen

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 2.7, LID 2, VAN DE WET NATUURBESCHERMING (WNB)

Omgevingsvergunning. O M G E VI N G S D i E N S T. Plaatsing van een stalen damwand Baggerdepot IJsseloog IJsseloog 1 Dronten

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 26 okt

Voorschriften en beperkingen

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 19 oktober

Besluit Milieuneutraal veranderen. Farm Dairy, Kaapstanderweg 50 Lelystad

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Voorschriften en beperkingen

website - 47-RO ab.doc Pagina 1

Bijlasen Uw kenmerk Ons kenmerk

BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 2.7 VAN DE WET NATUURBESCHERMING (WNB)

Transcriptie:

PROVINCIE FLEVOLAND Postbus 55 8200 AB Lelystad Van Oord Nederland B.V. De heer R. Roels Postbus 8574 3009 AN ROTTERDAM Telefoon (0320)-265265 Fax (0320)-265260 E-mail provincie@flevoland.nl Website www.flevoland.nl Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk Wet natuurbescherming: vergunning voor zandwinning in het Markermeer Geachte heer Roels, Wij hebben op 17 augustus 2015 uw aanvraag ontvangen voor een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming voor het project Markerzand. De aanvraag betreft een ontgronding en daarmee de realisatie van een slibvangput in het Markermeer. in dit verband is het van belang om vast te stellen of er negatieve gevolgen voor de instandhoudingdoelstellingen kunnen optreden in Natura 2000-gebied Markermeer-IJmeer. De verstorings- en vertroebelingseffecten van de aangevraagde activiteit blijven in hoofdzaak beperkt tot het grondgebied van de provincie Flevoland. Gedeputeerde Staten van Flevoland zijn daarom gezien artikel 1.3 lid 1 en 4 van de Wet natuurbescherming het bevoegd gezag. Daarnaast treedt er als gevolg van het project emissie van stikstof op in Natura 2000-gebieden in Noord-Holland en Utrecht. De bevoegde gezagen zijn overeengekomen dat Gedeputeerde Staten van Flevoland voor onderhavige aanvraag het bevoegd gezag zijn. Bijgevoegd treft u het besluit van Gedeputeerde Staten aan. Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Flevoland, de secretaris-:''/ de voorzitter. mr. drs T. van der Wal Inlichtingen bij T. Brouwer Doorkiesnummer 0320-265500 Bezoekadres Visarenddreef 1 Lelystad

2 Besluit van GEDEPUTEERDE STATEN VAN FLEVOLAND op een verzoek voor een vergunning op grond van artikel 2.7 lid 2 Wet natuurbescherming (Wnb). Inhoudsopgave A. Onderwerp aanvraag B. Wettelijk kader C. Procedure D. Inhoudelijke beoordeling E. Zienswijzen en reactie op zienswijzen F. Kennisgeving en afschriften G. Besluit H. Bezwaar I. Ondertekening Bijlage 1: Informatieblad bezwaarprocedure Gedeputeerde Staten van Flevoland A. Onderwerp aanvraag Markerzand v.o.f. bestaat uit de bedrijven Van Oord Nederland, Mineralis en De Vries & van de Wiel. Markerzand v.o.f. wil een ontgronding uitvoeren in het Markermeer. Het project heeft een economisch doel, er wordt zo'n 65 miljoen m^ zand gewonnen om aan de zandbehoefte van de komende 30 jaar te kunnen voldoen. Het zand wordt gebruikt voor de bouw van woningen en de aanleg van wegen. Daarnaast heeft het project een ecologisch doel. De put die ontstaat na de ontgronding vangt slib op. Hierdoor ontstaat er plaatselijk helderder water. Omdat water en wind het slib naar de slibvang transporteren, neemt de hoeveelheid slib in het Markermeer op den duur fors af: de put Markerzand kan minimaal 68 miljoen m^ slib permanent bergen. Dat is ruim de helft van al het mobiele slib dat nu in het Markermeer rondzweeft. Maximaal kan 110 miljoen m^ slib geborgen worden. Flora en fauna krijgen zo een betere kans zich te ontwikkelen. Bij de aanvraag hoort een MER van LBP Sight (kenmerk R085745ac.00004.dl) en een passende beoordeling van Grontmij (kenmerk GM-0164765). Als uiteindelijk voorkeursalternatief is gekozen voor het westelijk alternatief, waarbij minimaal 40% van de bovengrond moet worden toegepast in natuurbouwprojecten. Uit nader onderzoek is vervolgens gebleken dat er in de zuidkant van het beoogde gebied voor zandwinning mogelijk archeologische waarden liggen. Om deze reden is er een uitvoeringsalternatief ontwikkeld die past binnen het westelijk alternatief. Het uitvoeringsalternatief is een verbreed, ingekort alternatief, om te voorkomen dat de archeologische waarden worden aangetast. N.a.v. deze aanpassing is door Sweco een nieuw rapport uitgebracht waarin de gevolgen hiervan voor de natuurlijke waarden van het gebied worden besproken (Draagkracht van het Markermeer voor benthivore watervogels en en bepalen van de noodzaak voor een mitigatieplan voor de ontwikkeling van een grootschalige ontgronding in het Markermeer door v.o.f. Markerzand, 27 juli 2017, Projectnummer 357180). Hierin wordt ook aangegeven hoe het nieuwe traject er precies uitziet. Dit nieuwe traject wordt verder het uitvoerings-alternatief genoemd. In het Markermeer is een grote hoeveelheid slib aanwezig wat zorgt voor troebel water, waarin waterplanten, driehoeksmosselen en een aantal vissoorten niet goed kunnen gedijen. Dit heeft ook weer effecten op vogels in het gebied die waterplanten, driehoeksmosselen of vis eten. Het Markermeer staat er in ecologisch opzicht niet goed voor. Om ontwikkelingen in de toekomst mogelijk te maken zijn studies verricht in het kader van Toekomstbestendig Ecologisch Systeem (TBES), een van de mogelijke maatregelen die hierin genoemd worden is het invangen van slib. De ontgronding vindt plaats tussen 2017 en 2047. In deze periode vinden de volgende deelactiviteiten tegelijkertijd plaats: het afgraven van de bovengrond; de zandwinning met zandzuigers; het verwerken van de bovengrond in de slibvangput en/of; het duurzaam gebruiken van de bovengrond elders. De ontgronding vindt gefaseerd plaats. Het bestaat uit een langgerekte

3 ontgraving met een oppervlakte van maximaal 400 ha. De zandwinput wordt 8 km lang, 500 m breed en 50 m diep. B. Wettelijk kader De Wnb is per 1 januari 2017 het nationale wettelijke kader voor toetsing van activiteiten, plannen, projecten en handelingen met mogelijke gevolgen voor de belangrijkste natuurwaarden van de Natura 2000-gebieden. De zandwinning wordt uitgevoerd in het Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer. Dit gebied is op 23 december 2009, onder artikel 10a van de Natuurbeschermingswet 1998 (oud) (kenmerk PDN/2009-072), definitief aangewezen als speciale beschermingszone (VR en HR) voor de hieronder genoemde habitatsoorten en een habitattype. Voor alle habitatsoorten en het habitattype geldt als instandhoudingsdoel behoud van kwaliteit en oppervlakte leefgebied. Voor de soorten rivierdonderpad en meervleermuis geldt hiernaast als instandhoudingsdoel behoud van de populatie. Habitattype: Kranswierwateren. Habitatrichtlijnsoorten: Rivierdonderpad en meervleermuis. Broedvogels: Aalscholver en visdief. Niet-broedvogels: Fuut, aalscholver, lepelaar, grauwe gans, brandgans, smient, krakeend, slobeend, krooneend, tafeleend, kuifeend, topper, brilduiker, nonnetje, grote zaagbek, meerkoet, dwergmeeuw en zwarte stern. De verstorings- en vertroebelingseffecten van de aangevraagde activiteit blijven in hoofdzaak beperkt tot het grondgebied van de provincie Flevoland. Daarnaast treedt er als gevolg van het project immissie van stikstof op in Natura 2000-gebieden in de provincies Noord-Holland en Utrecht. Artikel 1.3 lid 1 van de Wnb luidt: Ingeval gedeputeerde staten ingevolge het bepaalde bij of krachtens deze wet bevoegd zijn tot iiet nemen van een besluit met betrekking tot projecten of handelingen, zijn, tenzij anders bepaald, bevoegd gedeputeerde staten van de provincie waar het project of de handeling wordt gerealiseerd, onderscheidenlijk verricht. Artikel 1.3 lid 4 van de Wnb luidt: Ingeval een project of handeling mede wordt gerealiseerd, onderscheidenlijk verricht in een andere provincie, wordt een besluit als bedoeld in het eerste lid genomen door gedeputeerde staten van de provincie waar het project of de handeling in hoofdzaak wordt gerealiseerd, onderscheidenlijk verricht, in overeenstemming met gedeputeerde staten van die andere provincie. Gedeputeerde Staten van Flevoland zijn gezien artikel 1.3 lid 1 en 4 van de Wnb het bevoegd gezag voor onderhavig project. Artikel 2.7 lid 2 Wnb luidt: Het is verboden zonder vergunning van gedeputeerde staten projecten te realiseren of andere handelingen te verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000-gebied de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen. Op dit moment is er geen definitief beheerplan vastgesteld voor het Markermeer-IJmeer. Gedeputeerde Staten maken voor de toetsing gebruik van de definitieve aanwijzingsbesluiten met

4 instandhoudingsdoelstellingen. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van aanvullende informatiebronnen over actuele natuurwaarden. C. Procedure De aanvraag is op 17 augustus 2015 ontvangen. Op 26 augustus 2015 zijn de volgende organisaties om een ziensv^jze verzocht: gemeente Lelystad en Almere, Vogelbescherming Nederland, Rijkswaterstaat Midden Nederland, Natuurmonumenten en stichting het Blauwe Hart. Er heeft verder afstemming met provincie Noord-Holland plaatsgevonden. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland stemmen in met het afgeven van onderhavige vergunning. De procedure is met 13 weken verlengd op basis van artikel 42 lid 2 Nbw 1998 (oud). Ook is de procedure enige tijd op uw verzoek stopgezet in afwachting van aanvullende gegevens. Op 8 december 2016 is een aanvulling op het MER ontvangen. Op 9 juli 2017 is opnieuw een aanvulling ontvangen n.a.v. van aanpassing van het traject als gevolg van de vondst van archeologische waarden. D. Inhoudelijke beoordeling De beoordeling van de aanvraag en de bijbehorende belangenafweging vindt plaats in 3 stappen: 1. Identificeren van mogelijke negatieve effecten. 2. Toets aan de instandhoudingsdoelstellingen van aangewezen habitatsoorten en -type. 3. Mitigerende of andere maatregelen in de aanvraag die de effecten beperken. Ad. Stap 1: Identificeren van mogelijke negatieve effecten Verstoring van vogels door werkzaamheden, bootbewegingen en dergelijke. Door werkzaamheden kan vertroebeling van het water optreden met mogelijke effecten voor foeragerende vogels. Door de ontgraving verdwijnt mogelijk habitat met driehoeksmosselen. Ad. Stap 2: Toets aan de instandhoudingsdoelstelungen van aangewezen habitatsoorten en -type Bij de beoordeling zijn afgezien van het MER en de passende beoordeling de volgende aanvullende informatiebronnen betrokken: RIZA-rapport 2005.014, Ecologie en Ruimte: gebruik door vogels en mensen in de SBZ's IJmeer, Markermeer en Usselmeer, 2005, -. Rijkswaterstaat, Tweekleppigen in Usselmeer en Markermeer, 2006-2008, juni 2009, www.sovon.nl. In de bij de vergunningaanvraag geleverde toets is beschreven welke ingrepen plaatsvinden en wat de gevolgen daarvan zijn op de instandhoudingsdoelstellingen. Samenvattend worden hieronder de belangrijkste conclusies genoemd. Habitattype Op en nabij de plek van de ontgronding bevinden zich geen kranswieren. Het beschermde habitattype kranswierwateren in het Markermeer bevindt zich in het habitatrichtlijngebied in de Gouwzee en bij de Kustzone van Muiden. De ontwikkeling vindt plaats buiten het habitatrichtlijngebied. Kustzone Muiden ligt op zodanige afstand dat hier geen effecten van de ontwikkeling verwacht worden. In de Gouwzee zouden effecten kunnen zijn als gevolg van vertroebeling. Deze effecten blijven beperkt tot de eerste jaren van de zandwinning omdat hierna de zandwinning als slibvangput gaat fungeren. Verder dient in ogenschouw te worden genomen dat in het Markermeer reeds veel vertroebeling optreedt. Significant negatieve effecten als gevolg van de zandwinning voor kranswieren kunnen worden uitgesloten.

5 Habitatrichtlijnsoorten Rivierdonderpad en meervleermuis Op de locatie waar de voorgenomen ontgronding plaats vindt zijn de waargenomen aantallen rivierdonderpadden en meervleermuizen relatief laag. in het Markermeer zijn de habitatrichtlijngebieden Gouwzee en Kustzone Muiden aangewezen voor de instandhouding van deze soorten. Kustzone Muiden ligt op zodanige afstand dat hier geen effecten van de ontwikkeling verwacht worden. Het is bekend dat er meervleermuizen uit Noord-Holland langs de dijk bij Almere komen foerageren, dit gebeurt waarschijnlijk alleen bij gunstige windstille omstandigheden in de zomer. Bovendien houden de vleermuizen v/aarschijnlijk de kortste route aan zuidelijk van de ontgronding. Mogelijk vindt enige verstoring plaats van enkele rivierdonderpadden en meervleermuizen, maar dit heeft geen effect op de populaties in het Habitatrichtlijngebied. Significant negatieve effecten als gevolg van de zandv^nning kunnen dan ook worden uitgesloten. Broedvogels Voor het Markermeer zijn twee soorten aangewezen als broedvogel, de aalscholver en de visdief. De broedplaatsen van beide soorten liggen aan de rand van het Natura 2000-gebied Markermeer. De visdief broedt op de Kinseldam/ Hoeklingsdam, bij Enkhuizen en bij de Houtribsluizen en de aalscholver broedt in aangrenzende Natura 2000-gebieden (onder andere Oostvaardersplassen, Lepelaarplassen en Naardermeer). In de beginjaren van de ontgronding zou er voor deze soorten door vertroebeling enig negatief effect kunnen ontstaan tijdens het foerageren. Naarmate de ontgronding vordert zal deze ook als slibvang gaan fungeren waardoor het een het ander opheft. Verder dient in ogenschouw te worden genomen dat in het Markermeer reeds veel vertroebeling optreedt. Significant negatieve effecten op deze broedvogels als gevolg van de zandwinning kunnen worden uitgesloten. Niet broedvogels Aalscholver De aalscholver heeft een behoudsdoelstelling die makkelijk gehaald wordt. Het optreden van significant negatieve effecten kan worden uitgesloten. Eventuele effecten van vertroebeling, die alleen in de eerste twee jaar plaats kunnen vinden, zullen dan ook geen effect hebben op het instandhoudingsdoel van de soort. Na twee jaar wordt het Markermeer minder troebel dan in de huidige situatie. Dit zal naar verwachting juist een positief effect hebben op de soort. Visdief De visdief heeft een behoudsdoelstelling, maar deze werd tot nu toe niet gehaald, daarnaast heeft deze soort landelijk een afnemende trend. Om een actueler beeld te kunnen geven, wordt in het Memo verder ingegaan op het voorkomen van de visdief in gebied in de afgelopen paar jaar. Het instandhoudingsdoel voor de visdief is behoud van 630 broedpaar in het Markermeer-IJmeer. In 2016 hebben er op het nieuw aangelegde proefeiland 'lerst' bij de Houtribdijk 730 paar visdieven gebroed. Tevens hebben er op de Hoeklingsdam ongeveer 40 paar gebroed en bij Scharwoude op aanwezige pontons 145 paar. Het eiland lerst in het Markermeer heeft in 2016 een hoger broedsucces dan de Kreupel. Op dit eiland groeien thans al wilgen en hierdoor wordt het in de toekomst minder geschikt voor de visdief. Er vindt ook afslag plaats van het eiland door golven, de verwachting is dat het eiland in de toekomst minder geschikt wordt voor de soort. De Markerwadden zijn thans ook in ontwikkeling, er liggen thans al delen boven water. De verwachting was dat visdieven vanaf 2017 ook daar gaan broeden. In 2017 broeden er volgens de heer Roos van Rijkswaterstaat inderdaad visdieven op de Markerwadden. De behoudsdoelstelling van de soort zal dus ruimschoots gehaald worden de komende jaren. Scharwoude en het proefeiland lerst liggen vanwege de afstand tot het uitvoeringsalternatief buiten de beïnvloedingssfeer van de voorgenomen ontgronding in het Markermeer-IJmeer.

6 Optische verstoring en verstoring door geluid door de afvoer van zand bij het uitvoeringsalternatief en veroorzaakt door de winwerktuigen kan van invloed zijn op de instandhoudingsdoelstelling van de visdief. De visdief maakt gebruik van het open water om te foerageren, onder andere ter hoogte van het uitvoeringsalternatief. De visdief heeft een negatieve trend (landelijk) en een behoudsdoelstelling die makkelijk gehaald wordt (zie het bovenstaande). Het instandhoudingsdoel van de visdief wordt dan ook niet beïnvloedt door de optische verstoring en verstoring door geluid die optreedt veroorzaakt door de winning en de afvoer van zand. Door het foerageergebied voor de soort te verbeteren (het water wordt na 2 jaar geleidelijk helderder door de slibvang) zal het project bovendien op de langere termijn een positief effect hebben op het doorzicht in het water en daarmee op visetende vogels zoals de visdief. Op grond van bovenstaande kunnen significant negatieve effecten op deze soort dan ook worden uitgesloten. Waterplanten-etende soorten als krakeend, meerkoet en krooneend In het plangebied groeien geen waterplanten, waterplanten etende soorten als krakeend en krooneend (en deels meerkoet) komen hier dan ook niet voor. Krakeend, meerkoet en krooneend worden niet verstoord door de werkzaamheden. Brandgans. grauwe gans en smient Brandgans, grauwe gans en smient foerageren op gras en rusten op het water, hiervoor zoeken ze een rustgebied langs de kust wat uit de wind ligt. Het plangebied ligt meer dan 3 km uit de kust in open water. Brandgans, grauwe gans of smient komen hier niet voor en worden ook niet verstoord door de werkzaamheden. Lepelaar en slobeend Soorten als lepelaar en slobeend komen alleen voor in ondiep water langs de oever, deze soorten worden niet verstoord door de werkzaamheden. Dwergmeeuw en zwarte stern Dwergmeeuw en zwarte stern zijn soorten die vis vangen vanuit de lucht, enig negatief effect op mogelijkheid tot foerageren kan niet worden uitgesloten maar zij zullen het plangebied vanzelf mijden als daar vertroebeling ontstaat. Er is voldoende alternatief geschikt foerageergebied voor deze soorten. Significant negatieve effecten als gevolg van de zandwinning zijn uitgesloten daar de zandwinput na twee jaar als slibvang gaat fungeren. Mosseletende soorten, tafeleend, kuifeend. topper, brilduiker en meerkoet Driehoeksmosselen bevinden zich in het Markermeer vooral langs de oever op een gunstige diepte (tot max. -3.70 NAP) voor mosseletende watervogels. In RIZA-rapport 2005.014, "Ecologie en Ruimte: gebruik door vogels en mensen in de SBZ's IJmeer, Markermeer en Usselmeer", wordt een kustzone van 3 km aangehouden waar mosseleters als tafeleend, kuifeend, topper, brilduiker en (deels) meerkoet kunnen foerageren op driehoeksmosselen. Onderhavig plangebied ligt verder uit de kust min of meer in het midden van het Markermeer, in dit slibrijke deel van het Markermeer bevinden zich nauwelijks belangrijke concentraties aan driehoeksmosselen op energetisch winbare diepte (met uitzondering van een mosselbank bij het begin van het traject aan Flevolandse zijde, hiervoor wordt een voorschrift opgenomen om deze mosselbank te behouden). Belangrijke concentraties aan driehoeksmosselen bevinden zich in het Markermeer vooral aan de Noord- Hollandse kust. Uit maagonderzoek dat is uitgevoerd op benthivore watervogels komt naar voren dat zowel driehoeksmosselen als quaggamosselen gegeten worden door deze watervogels. De driehoeksmosselen en de quaggamosselen komen in de magen in vergelijkbare verhouding voor als

7 in het veld (van Rijn ef al. 2012). Dat betekent dat de benthoseters nu voornamelijk quaggamosselen eten. Vanwege de verdubbeling van de mosselpopulatie in het westelijk deel van het Markermeer (en de verdriedubbeling van de mosselpopulatie in het hele waterlichaam) worden er geen significante effecten verwacht van Markerzand op de draagkracht ten opzichte van 1999-2003. Dit komt door de beperkte hoeveelheden mosselen die aanwezig zijn binnen het werkterrein van Markerzand ten opzichte van de totale mosselpopulatie. Bij gelijke geschiktheid van deze twee mosselsoorten voor benthivore watervogels en onveranderde calorische waarde (voedingswaarde) sinds 1999 is de draagkracht sterk toegenomen. De voedingswaarde van driehoeksmosselen is vóór 1999 gedaald, mogelijk ook na 1999 nog enigszins (zie volgende paragraaf). Door de toename van de populatie mosselen met voornamelijk quaggamosselen wordt de daling in voedingswaarde gecompenseerd. Uit de studie van R. Noordhuis (Ecosysteem Usselmeergebied, nog altijd in ontwikkeling. Trends en ontwikkelingen van water en natuur in het Natte Hart van Nederland, Rijkswaterstaat Waterdienst Lelystad, 2010) waar in de passende beoordeling naar wordt verwezen blijkt ook dat de vogels in het gebied minder afhankelijk zijn van aanwezigheid van driehoeksmosselen dan eerder aangenomen. Vogels in het gebied blijken meer de gebieden met waterplanten op te zoeken teneinde daar te foerageren op invertebraten die tussen de waterplanten leven. Enige verstoring zou kunnen optreden als gevolg van af- en aanvoer van boten, significant negatieve effecten kunnen worden uitgesloten omdat het plangebied geen geschikt gebied is voor deze soorten omdat er nauwelijks mosselen op winbare diepte voorkomen en na twee jaar de zandwinput als slibvang gaat fungeren wat positief is voor de ontwikkeling van mosselen. Verstoring wordt verder zoveel mogelijk voorkomen door het aanhouden van vaste routes voor het scheepvaartverkeer. Toppereend: Deze soort kon niet tijdens het onderzoek van De Leeuw (eerste helft jaren 1990), noch in de periode 1999-2003 profijtelijk op mosselen foerageren op een diepte van 3 meter, dus ook niet in het dieper gelegen projectgebied. Door de ontwikkeling Markerzand treden er dan ook geen effecten op, in het licht van de instandhoudingsdoelstelling van deze soort. Kuifeend: Deze soort kon zowel tijdens het onderzoek van De Leeuw, als in de periode 1999-2003 niet profijtelijk op mosselen foerageren in het projectgebied. Door de ontwikkeling Markerzand treden er dan ook geen effecten op, in het licht van de instandhoudingsdoelstelling van deze soort. Tafeleend: kon op basis van nauwe verwantschap met topper- en kuifeend en overeenkomst in lichaamsgewicht waarschijnlijk evenmin tijdens het onderzoek van De Leeuw, noch in de periode 1999-2003 profijtelijk op mosselen foerageren in het projectgebied. De soort is bovendien minder afhankelijk van mosselen door een bredere voedselkeuze, die ook waterplanten omvat. De aantallen tafeleenden liggen de laatste jaren gemiddeld boven de aantallen in het instandhoudingsdoel. Door de ontwikkeling Markerzand treden er dan ook geen effecten op, in het licht van de instandhoudingsdoelstelling van deze soort. Brilduiker: behoort tot een ander genus en heeft een iets ander gedrag (de soort foerageert overdag in plaats van 's nachts zoals kuif- en tafeleenden, heeft vaak een wat bredere prooikeuze (soms zelfs kleine vis), ook in samenhang met een andere snavelvorm (in verhouding hoger dan de vorige drie soorten) en is niet specifiek onderzocht door de Leeuw. Daardoor kan strikt genomen niet worden uitgesloten dat in 1999-2003 in het projectgebied werd gefoerageerd. Dit lijkt naar analogie met de voorgaande soorten niet waarschijnlijk, maar als het wel het geval zou zijn, dan wordt het verlies van maximaal 1,1% van het leefgebied van de soort ten opzichte van 1999-2003 ruimschoots gecompenseerd door de verdubbeling van de populatie van die periode na de opmars van de

8 Quaggamossel in het westelijk deel van het Markermeer. Ook bij de brilduiker is consumptie van quaggamosselen daadwerkelijk geconstateerd (Van Rijn et al. 2012). Door de ontv/ikkeling Markerzand treden er dan ook geen effecten op, in het licht van de instandhoudingsdoelstelling van deze soort. Fuut, nonnetje en grote zaagbek Fuut, nonnetje en grote zaagbek zijn viseters, deze soorten hebben een matig positieve populatietrend in het gebied. Fuut, nonnetje en grote zaagbek foerageren en rusten hoofdzakelijk in de eerste 3 km vanaf de kust. De zandwinning ligt hier buiten, van directe optische verstoring zal geen sprake zijn. Wel kunnen er negatieve effecten in de eerste twee jaar optreden voor deze vogels vanwege vertroebeling waardoor zij mogelijk in de omgeving van het plangebied minder succesvol kunnen foerageren. Dit beperkte negatieve effect slaat na twee jaar om in een positief effect vanwege de slibvang van de zandwinput. Verstoring wordt verder zoveel mogelijk voorkomen door het aanhouden van vaste routes voor het scheepvaartverkeer. Ruiende futen worden niet verstoord daar deze samenscholen op rustige plekken langs de kust. Er zijn in de winter voldoende alternatieve geschikte voedselgebieden voor deze vogels zonder verstoring. Significant negatieve effecten als gevolg van de zandv^nnning zijn daarom uitgesloten. Ad. Stap S: Mitigerende of andere maatregelen in de aanvraag die effecten beperken In het Rapport van 9 juli is nader onderzocht in hoeverre er een noodzaak is tot mitigatie. Uit wat hierboven onder Ad. 1 en 2 is genoemd blijkt immers dat significante effecten op voorhand zijn uitgesloten. Bovendien gaat het project op termijn vooral voor een aantal positieve effecten zorgen: Door de diepe put zal een deel van het slib wegzinken en niet langer bij voor- en najaarsstormen opwervelen en zo vertroebeling veroorzaken. Er wordt er meer voedsel aangevoerd. Een verbeterd doorzicht in het Markermeer is positief voor kransvrieren, de stand van de driehoeksmosselen en mosseletende vogelsoorten. Het verbeterd doorzicht is ook positief voor visetende watervogels. De randen van de put kunnen verder benut worden door vissen (spiering) als schuil- en rustplaats. Vooral de spiering gedijt beter in kouder water wat in de putten gevonden kan worden. Langs de randen van de zandvnngeul ontstaan waarschijnlijk door een hogere aanvoer van voedsel hogere dichtheden mosselen. Hierdoor neemt de mosseldichtheid toe ten opzichte van de huidige situatie; Ten minste 40% van de vrijkomende bovengrond wordt ingezet voor natuurprojecten, dit zal worden vastgelegd in de ontgrondingsvergunning, afgegeven door Rijkswaterstaat; Gedurende de eerste twee jaar van het project wordt, in de periode juli-september, op ten minste 350 meter afstand van de Kuil van Marken gewerkt om negatieve effecten op de visdief zoveel mogelijk te voorkomen. Bij het gekozen uitvoerings-alternatief van het project gaat 1,1% van het oppervlakte van het Markermeer-IJmeer met mosselen door de voorgenomen ontgronding verloren. Uit het rapport van 9 juli 2017 komt naar voren dat het plangebied van marginale betekenis is voor benthivore watervogels, net als in de periode 1999-2003, de periode waarop de instandhoudingsdoelstellingen (behoudsdoelen) zijn gebaseerd. De afname aan mosselen in het uitvoeringsalternatief heeft dan ook geen negatieve effecten op watervogels in het Markermeer. Er is daarom geen noodzaak voor het treffen van mitigerende maatregelen. Bovendien is het mogelijk dat de omstandigheden voor mosselen op de randen van de put in feite verbeteren, er ontstaat hier meer waterbeweging waardoor meer voedsel wordt aangevoerd, terwijl slib in de put bezinkt waardoor in de directe omgeving minder nadelige effecten van neerslaand zwevend stof op de mosselen optreden. Op deze randen kunnen de dichtheden daardoor toenemen ten opzichte van de uitgangssituatie.

9 Stikstof Bij de uitvoering van het project zal enige uitstoot van stikstof plaatsvinden door met name schepen en werktuigen. Uit de berekening in Aerius-calculator blijkt dat het totale project onder de grenswaarde van 1 mol/ha/j blijft, waardoor volstaan kon worden met een melding. Er is door u op zaterdag 19 december 2015 een melding gedaan voor dit project, met kenmerk vmkthsogcjr. Cumulatie Er treden cumulatieve effecten op door de voorgenomen ontgronding in combinatie met de realisatie van jachtwerf NDSM in Amsterdam, namelijk op de aalscholver. Aangezien de aantallen van deze soort ver boven het instandhoudingsdoel zitten, treden er geen cumulatieve significante effecten op. Ten aanzien van het project Marker Wadden zouden er cumulatieve effecten kunnen optreden met betrekking tot vertroebeling. Volgens de analyse in de passende beoordeling zou dit effect alleen de eerste twee jaar kunnen optreden omdat hierna de zandwinput meer slib invangt dan er vertroebeling door de werkzaamheden ontstaat. Cumulatief significante effecten kunnen worden uitgesloten. Conclusie Onderhavig project gaat op de langere termijn vooral voor positieve effecten zorgen. Door deze diepe put zal een deel van het slib wegzinken en niet langer bij voor- en najaarsstormen opwervelen en zo vertroebeling veroorzaken. Een verbeterd doorzicht in het Markermeer is positief voor kranswieren, de stand van de driehoeksmosselen en mosseletende vogelsoorten. Het verbeterd doorzicht is ook positief voor visetende watervogels. De randen van de put kunnen verder benut worden door vissen (spiering) als schuil- en rustplaats. Vooral de spiering gedijt beter in kouder water wat in de putten gevonden kan worden. Bij het gekozen uitvoerings-alternatief van het project gaat 1,1% van het oppervlakte van het Markermeer-IJmeer met mosselen door de voorgenomen ontgronding verloren. Uit het rapport van 27 juli 2017 komt naar voren dat het plangebied van marginale betekenis is voor benthivore watervogels, net als in de periode 1999-2003, de periode waarop de instandhoudingsdoelstellingen (behoudsdoelen) zijn gebaseerd. De afname aan mosselen in het uitvoeringsalternatief heeft dan ook geen negatieve effecten op watervogels in het Markermeer. Significant negatieve effecten kunnen met zekerheid worden uitgesloten. Daarnaast heeft het project op de lange termijn vooral positieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Markermeer. Er kan een vergunning in het kader van de Wnb worden afgegeven. E. 2ienswijzen en reactie op zienswijzen Naar aanleiding van deze aanvraag zijn de gemeente Lelystad en Almere, Vogelbescherming Nederland, Rijkswaterstaat Midden Nederland, Natuurmonumenten en stichting het Blauwe Hart in de gelegenheid gesteld tot het indienen van een zienswijze. De gemeente Lelystad heeft aangegeven te kunnen instemmen met vergunningverlening. Voor het overige zijn er geen zienswijzen door ons ontvangen. F. Kennisgeving en afschriften Van dit besluit zal conform artikel 3:42, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht door ons kennis worden gegeven middels publicatie in een huis-aan-huisblad en op de website van provincie Flevoland. Afschriften van dit besluit worden verzonden aan: - gemeente Lelystad

10 - gemeente Almere - Rijkswaterstaat Midden-Nederland - Vogelbescherming Nederland - Provincie Noord-Holland - Ministerie EZ, Directie Natuur - OFGV, Afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving BESLUIT Gedeputeerde Staten van Flevoland HEBBEN BESLOTEN, op grond van artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming, een vergunning te verlenen aan Markerzand v.o.f. voor een zandwinning in het Markermeer. Aan deze vergunning zijn de volgende voorwaarden verbonden: 1. Deze vergunning staat op naam van Van Oord Nederland BV of diens rechtsopvolger. 2. Deze vergunning wordt uitsluitend gebruik door (medewerkers van) de vergunninghouder of aantoonbaar in opdracht van de vergunninghouder handelende (rechts)personen. De vergunninghouder blijft daarbij verantwoordelijk voor de juiste naleving van deze vergunning. 3. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen beschikken op de plaats waar de vergunde activiteiten worden uitgevoerd over een kopie van deze beschikking en tonen deze op de eerste vordering aan de daartoe bevoegde toezichthouders en opsporingsambtenaren. 4. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen zijn aantoonbaar op de hoogte van de inhoud en het doel van deze voorschriften en beperkingen, zodanig dat zij daar ook invulling en uitvoering aan kunnen geven. 5. Jaarlijks wordt door ons in september een voortgangs/handhavingsoverleg georganiseerd, waarin de werkplanning voor het komend jaar wordt besproken. De hierin gemaakte afspraken worden vastgelegd in een werkplanning. Deze dient in oktober van elk jaar te worden overlegd ter goedkeuring door ons via wetnatuurbescherming@flevoland.nl en handhaving@ofgv.nl. Deze planning zal uiterlijk half november van elk jaar ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten worden voorgelegd. De werkzaamheden kunnen pas starten na schriftelijke goedkeuring van de werkplanning. De werkzaamheden worden conform de goedgekeurde werkplanning uitgevoerd. 6. De vergunning is geldig vanaf het moment dat deze onherroepelijk is tot 31 december 2047. 7. De werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd van maandag t/m vrijdag vanaf 06.00 uur in de ochtend tot 20.00 uur in de avond. Afwijkingen van deze dagen en tijden dienen vooraf met ons te worden besproken en goedgekeurd, bij voorkeur in het jaarlijkse overleg. Ook dienen deze gemeld te worden bij de Omgevingsdienst Flevoland en Gooi en Vechtstreek (via handhaving@ofgv.nl). 8. Verlichting op de schepen dient, voor zover de veiligheid dit toelaat, te worden afgeschermd, zodat uitstraling van het schip af wordt vermeden. Er dient, voor zover wettelijk toegestaan, met groene verlichting te worden gewerkt, om verstoring van vogels tot een minimum te beperken. 9. Het gebruik van de vergunning mag niet eerder plaatsvinden dan nadat de vergunninghouder een week voorafgaand aan de eerste actie hiervan melding heeft gemaakt via het e- mailadres handhaving@ofgv.nl. 10. Voor vervolgacties, na een onderbreking die langer dan een jaar in beslag neemt, dient opnieuw een melding gedaan te worden. 11. Alle door of namens Gedeputeerde Staten gegeven aanwijzingen dienen onverwijld te worden opgevolgd. 12. Indien uit nieuwe gegevens blijkt dat als gevolg van deze vergunning alsnog onvoorziene negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied Markermeer-

11 IJmeer kunnen optreden, dan houden wij ons het recht voor de vergunningen te wijzigen, danwel in te trekken. H. Bezwaar Tegen dit besluit kunt u binnen zes weken na datum van verzending van deze brief schriftelijk bij ons bezwaar maken. Uw bezwaarschrift dient ondertekend te zijn eri voorzien van uw naam en adres, de datum, een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht en de gronden van het bezwaar. Nadere informatie over de bezwaarprocedure treft u aan in het hierna volgende informatieblad. I. Ondertekening Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Flevoland, de voorzitter. mr. drs T. van der Wal L. V6rt)e6k

12 Informatieblad bezwaarprocedure Gedeputeerde Staten van Flevoland Bezwaar Tegen onze besluiten kunt u op grond van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken na datum van verzending ervan bij ons schriftelijk bezwaar maken. Uw bezwaarschrift dient ondertekend en voorzien te zijn van uw naam en adres, de datum, een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht en de gronden van het bezwaar. Verzoek om voorlopige voorziening Wanneer u van mening bent dat, in afwachting van de behandeling van uw bezwaarschrift, een voorlopige voorziening moet worden getroffen, kunt u een verzoek daartoe indienen bij de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland. Het adres is Rechtbank Midden- Nederland, afdeling Bestuursrecht, voorlopige voorzieningen. Postbus 16005, 3500 DA Utrecht. Uw verzoek om voorlopige voorziening wordt pas in behandeling genomen wanneer u griffierecht heeft betaald. De Rechtbank laat u weten hoe hoog het griffierecht is en op welke wijze u dit kunt overmaken. Overslaan van de bezwaarschriftenprocedure Op grond van artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht kunt u in uw bezwaarschrift aangeven dat u de bezwaarschriftenprocedure wilt overslaan en rechtstreeks in beroep wilt gaan bij de administratieve rechter. In artikel 7:1 a tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat wij een dergelijk verzoek in ieder geval moeten afwijzen wanneer: A) het bezwaarschrift is gericht tegen het niet op tijd nemen van een besluit. B) tegen het besluit door een andere belanghebbende ook een ander bezwaarschrift is ingediend waarin zo' n verzoek niet is gedaan en dit bezwaarschrift ontvankelijk is. Wij stemmen alleen in met het verzoek om de bezwaarschriftenprocedure over te slaan, wanneer de zaak daarvoor geschikt is. Wanneer dit het geval is, zenden wij het bezwaarschrift door aan de bevoegde rechter. Proceskostenvergoeding Tot slot wijzen wij u er nog op dat u op grond van artikel 7:15, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht bij ons - voordat wij een besluit hebben genomen op uw bezwaarschrift - een verzoek kunt indienen om de kosten die u redelijkerwijs in verband met de behandeling van uw bezwaarschrift moet maken, te vergoeden. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om kosten van rechtsbijstand, kosten van een getuige/deskundige; reis- en verblijfkosten, kosten van uittreksels uit openbare registers, telefoongesprekken. Bij het indienen van zo'n verzoek moet u het bedrag van de vergoeding aangeven en stukken overleggen waaruit blijkt dat u deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt. Bij het besluit dat wij op het bezwaarschrift nemen, wordt tegelijkertijd een besluit genomen op een ingediend verzoek om vergoeding van de kosten.