Gemeente van Christus en gasten, We gaan vanmiddag verder met het onderwijs van de catechismus over het gebed. Jezus leert ons om éérst te bidden voor Gods koninkrijk, maar daarna mogen we ook vragen om wat we zelf nodig hebben: eten en drinken, dat in de eerste plaats (daar ging het de vorige keer over). Maar ook om vergeving en bescherming. Vandaag de vijfde bede: vergeef ons onze schulden, zoals ook wij vergeven onze schuldenaren. Daarover zegt de catechismus dit: [HC 51]. Vandaag wil ik met jullie stilstaan bij het tweede gedeelte van de vijfde bede: zoals ook wij vergeven onze schuldenaren. Maar eerst kort een vraag. Een open deur misschien, maar toch. Vergeef ons onze schulden. Is deze bekende vraag nog steeds onderdeel van jouw dagelijks gebed? Jezus vindt het belangrijk dat je God om vergeving vraagt. Dat jouw gebed méér is dan een lijst met vragen om wat we zelf denken nodig te hebben. Eten, drinken, gezondheid, werk. Anders gezegd: Jezus leert ons dat in die lijst met vragen óók de vraag om vergeving thuishoort. [dia 1] Het gebed om vergeving is een onmisbaar onderdeel van je dagelijkse gebed. Bid dus om vergeving. Maar nu dat tweede. [dia 2] Zoals ook wij vergeven, die ons iets schuldig zijn. Ik vroeg net, bidden wij nog dagelijks om vergeving? Maar nu een volgende vraag: bid je het dan ook echt, zoals Jezus het leert?
Want Jezus voegt aan het gebed om vergeving toe dat je ook anderen moet vergeven. In Matteüs 6 vers 14 en 15 staat: [dia 3]: Want als jullie anderen hun misstappen vergeven, zal jullie hemelse Vader ook jullie vergeven. Maar als je anderen niet vergeeft, zal jullie Vader jullie je misstappen evenmin vergeven. En in Marcus 11 vers 25: [dia 4]: Wanneer je staat te bidden en je hebt een ander iets te verwijten, vergeef hem dan, opdat ook jullie Vader in de hemel jullie je misstappen vergeeft. Er dringt zich dus een tweede vraag op: Hoe is nu die verhouding tussen Gods vergeving en onze vergeving? Vergeeft God pas, als wij ook elkaar vergeven? Staat dit niet op gespannen voet met wat genade is? Stelt God voorwaarden aan zijn vergeving? [dia 5] Is Gods vergeving afhankelijk van onze vergeving? Is Gods vergeving zo uiteindelijk toch onze eigen verdienste? Dat is een serieuze vraag, waar ik vanmiddag antwoord op ga proberen te geven. Over die verhouding tussen Gods vergeving en onze vergeving gaat Matteüs 18, vers 21 tot 34 [dia 6 leeg scherm] Lezen Matteüs 18:21-34 Petrus stelt Jezus een belangrijke vraag. Hoe vaak moet je iemand vergeven? Jezus heeft net gezegd dat als iemand iets heeft misdaan, je hem, eerst zelf, en dan met twee moet terechtwijzen. Luistert hij niet, dan moet je hem behandelen zoals je een heiden of een tollenaar behandelt. Maar Petrus heeft aangevoelt dat dit niet betekent dat je meteen met de botte bijl aan de slag gaat. Hij heeft ook geluisterd naar het antwoord van Jezus op de gezamenlijke vraag van de leerlingen: wie is het grootste in het koninkrijk van God? Het antwoord was: niet wie zich laat gelden, maar wie zich klein maakt. Wie zich vernedert. God wil niet, dat het kleinste schaap verloren gaat. Je moet daarom ook je uiterste best doen, om een broeder te behouden.
Zo moet je ook de regel van Matteüs 18 lezen. Als iemand niet luistert, neemt je iemand anders mee. Niet om hem of haar te veroordelen, maar om hem te behouden. Petrus naar Jezus toe en vraagt: hoe vaak moet ik iemand die tegen mij heeft gezondigd, vergeven? Hij heeft zelfs al nagedacht over hoe vaak dat zou kunnen, Jezus een beetje kennende. 7 keer? Petrus zoekt, begrijpelijk, een grens. Hij is verantwoordelijk. In vers 18 zegt Jezus: Ik verzeker jullie: al wat jullie op aarde bindend verklaren zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat jullie op aarde ontbinden zal ook in de hemel ontbonden zijn. Petrus wil weten welke regels hij mag hanteren. Hij snapt ook, dat het niet gaat om de vraag hoe vaak een ander jou zal moeten vergeven, maar dat de vraag is hoe vaak jij bereid bent om de ander te vergeven. Jezus antwoord is dat je veel vaker moet vergeven dan dat een mens van zichzelf maximaal bereid is: niet 7 keer, maar tot wel 70 keer zeven keer. Dat is 490 keer. Daarmee bedoelt Jezus dus: veel vaker dan dat je vanuit jezelf zou denken of willen. Om dit verder uit te leggen, vertelt Jezus een gelijkenis. Jezus legt uit, waarom het in Gods koninkrijk zo anders werkt dat Petrus, en wij, vaak denken. Jezus gebruikt het voorbeeld van een koning om duidelijk te maken wie God is. En dat voorbeeld lijkt verrassend veel op wat wij tegenwoordig horen en lezen over bankiers en bonussen. Lees thuis de gelijkenis eens opnieuw en vul voor koning CEO en voor slaaf CFO in.
Op zekere dag vraag een koning aan zijn ondergeschikten die belast waren met de financiën om rekenschap. Het is tijd om de jaarrekening op te maken, en de definitieve cijfers te overhandigen. Wat is er terecht gekomen van de begroting? Het gaat hier dus niet om de relatie tussen een koning als schuldeiser en een gewone man met schuld, maar om iemand die verantwoordelijk was voor het beheer van het kapitaal van de koning. Een hoge rijksambtenaar. Iemand die belastinggelden int. Dat verklaart ook het extreem hoge geldbedrag, het gaat om 10.000 talenten. [dia 7] Een talent is 10.000 denariën, en een denarie is ongeveer het dagloon van een arbeider. 10.000 talenten is dus genoeg om 300.000 arbeiders een jaarloon uit te betalen. De dienaar van de koning was dus verantwoordelijk voor groot vermogen! Dan blijkt dat de man geen verantwoording kon afleggen. [dia 8 leeg scherm] Zijn investeringen bleken durfkapitaal: risicovolle beleggingen. Té risicovol. Het geld is weg. Dat deze bankier niet wordt ontzien, blijkt uit de maatregelen die de koning neemt. Hij wordt, met zijn hele hebben en houden verbeurd verklaard. De boedel bestaat uit zijn hele bezit, inclusief hemzelf, zijn vrouw en kinderen. Hij wordt, zou je kunnen zeggen, wegens wanbeleid persoonlijk verantwoordelijk gesteld. Er wordt recht gedaan. Het is niet rechtvaardig wanneer mensen die roekeloos omgaan met geld van anderen, zelf de dans ontspringen. Maar net als nu ook het geval is met faillissementen, is de opbrengst te weinig om alle schulden te voldoen. Vergeleken met wat deze man de koning moet betalen is zijn straf eigenlijk peanuts.
Maar de man smeekt de koning om geduld: Heb geduld met mij, ik zal u alles terugbetalen. Eigenlijk vraagt de slaaf zijn meester of hij de schuld wil omzetten in een lening. Het absurde is, dat de koning medelijden krijgt en bereid is méér te doen dan de schuldenaar vraagt: hij maakt er geen lening van, hij scheldt de schuld kwijt. Hij stelt geen voorwaarden aan deze kwijtschelding. Je ontdekt dat deze koning een afbeelding is van de hemelse koning. Maar dan het gedrag van de dienaar. Terwijl de koning God duidelijk maakt wie Hij is (genadig), wordt ook duidelijk wie de slaaf is, als het erop aan komt. Tegenover een collega is hij heel wat minder vergevingsgezind. Een verzoek om uitstel wordt niet ingewilligd. De andere collega s kunnen het niet aanzien en stellen de koning op de hoogte. En zijn reactie is niet dat de tweede slaaf onmiddellijk moet worden vrijgelaten. Hij noemt de eerste slaaf een slechte dienaar. De koning is kwaad. Zo kwaad, dat hij terugkomt op zijn eerder gegeven kwijtschelding. Er is een verband tussen het bedrag dat de eerste slaaf niet aan de koning kon betalen en het bedrag dat de tweede slaaf hem schuldig was. Waarschijnlijk heeft de eerste slaaf de koning niet kunnen terugbetalen omdat hij heeft nagelaten uitstaande schulden te innen. De slaaf heeft meer krediet verleend dan verantwoord was. En dat we te maken hebben met een echte slechte slaaf wordt duidelijk als we lezen dat hij nu probeert alsnog schulden te innen. Maar denk goed na wat de koning had gedaan: hij had de lening toch kwijtgescholden?! Door alsnog geld te innen van anderen wordt pas echt goed duidelijk dat de dienaar slecht is. Hij wil geld innen voor het aflossen van een niet-bestaande lening. Hij wil zelf rijk worden op kosten van de koning.
Hij is niet blij, dat hij van zijn verplichtingen tegenover de koning af is. Hij probeert, in plaats daarvan nu, over de rug van anderen én van de koning, zelf rijk te worden. En met zulke mensen heeft de koning geen medelijden. Hij stelt een onderzoek in naar de praktijken van zijn ambtenaar. De gerechtsbeulen moeten ervoor zorgen dat de onderste steen bovenkomt. Tot zover de gelijkenis van Jezus. Ik kom terug op de vraag, die ik aan het begin van de preek stelde [dia 9]: Is Gods vergeving afhankelijk van onze vergeving? Wat is de verhouding tussen Gods vergeving en de vergeving die ook jij anderen moeten geven. Is onze vergeving een voorwaarde voor Gods vergeving? [dia 10] Dat niet. Maar Gods vergeving is ook niet vrijblijvend. Jezus maakt duidelijk dat zelfs de grootste in het koninkrijk der hemelen denk aan de eerste slaaf van genade moet leven. En dat maakt blijkbaar verschil. Het kan niet zo zijn, dat je God om vergeving vraagt, terwijl je in je hart niet bereid bent om iemand anders te vergeven. Ik denk dat wij allemaal wel begrijpen hoe dit werkt. Snap het verband is tussen Gods vergeving en onze vergeving. Gods vergeving is niet vrijblijvend. De catechismus zegt het, vind ik, erg mooi [dia 11]: onze bereidheid om te vergeven is een bewijs van Gods genade. Gods vergeving is dus niet een bewijs van onze vergevingsgezindheid, maar andersom: onze bereidheid om te vergeven mag een zichtbaar bewijs zijn van Góds vergevingsgezindheid. Jouw bereidheid om iemand uiteindelijk toch te vergeven is een vrucht van Gods genade. [dia 12 leeg scherm] Heb je de bereidheid niet om anderen te vergeven, dan loop je ook Gods vergeving mis. Ik kan dat duidelijk maken aan de hand van een voorbeeld.
Stel, ik bidt: Vader, vergeeft mij mijn zonden. Tegelijk maak ik elke dag ruzie thuis, of stel ik me onverzoenlijk op op het werk, in de familie of erger nog: in de kerk. Ik bid dus s avonds om vergeving, maar dan kom ik de volgende dag de persoon tegen met wie ik een probleem heb. Dan denk en doe en zeg ik allerlei slechte, vervelende en kwetsende dingen (of ik zeg juist niets, dat kan ook kwetsend zijn). En s avonds ga ik weer op de knieën en vraag ik vergeving voor wat ik gezegd of gedacht heb. Enz. Enz. Het is een cirkel waar je vervolgens moedeloos van wordt, omdat je wel aanvoelt dat zolang jij van jouw kant niet bereid bent een ander tegemoet te komen, je steeds weer om vergeving zult moeten vragen voor alles dat je verkeerd doet, zegt of denkt. Je blijft sorry zeggen. Het lijkt een spiraal die maar een weg kent: naar beneden. Door een ander niet te vergeven, blokkeer je Gods vergeving in jouw leven. Het verband tussen het één en het ander kan je dus gewoon merken. Gods vergeving verandert niets, het haalt niets uit zolang je zelf niet bereid bent te vergeven. Dit is het verband tussen Gods vergeving en onze vergeving: [dia 13] als jij niet bereid bent om te vergeven, blokkeert de doorwerking van Gods vergeving in jouw leven. Wat wij tegen een ander hebben blokkeert direct het effect van Gods vergeving in jouw leven. Je kunt God niet oprecht vragen om met een schone lei te beginnen, zolang je zelf van een ander de rekening blijft bijhouden. Dat merk je gewoon. Tot slot. [dia 14 leeg scherm] Dit doen is moeilijk. Sommige conflicten duren al zo lang, of zijn zo ingewikkeld dat het wel onmogelijk lijkt om iemand te vergeven. Of de dingen die mensen elkaar aandoen zijn soms zo erg dat ze niet, of pas na een hele lange tijd vergeven kunnen worden.
Ik denk aan dingen die mensen elkaar aandoen in de familiesfeer. Ook wat mensen elkaar in de kerk aandoen kan moeilijk te vergeven zijn. Denk maar aan dingen die gebeurd zijn tussen broeders en zusters in onze gemeente. Wat dan? Maar niet doen? Let op de catechismus: ik merk als bewijs van Gods genade in mij, dat ik het vaste voornemen heb, een ander ook te vergeven. Dat is realistisch. Dat betekent niet, laat dan maar zitten. Dat betekent wel: vergeven kan soms bijna niet te doen zijn. Sommige mensen lukt het nooit helemaal in dit leven. Vergeven mag tijd kosten. Je mag een tijd lang bidden: Vader vergeef, en help ook mij te vergeven. Maar het blijft nodig om, waar mogelijk, de concrete stap ook echt te zetten. De rekening van de ander weg te gooien. Door de papiervernietiger. Denkend aan je eigen miljoenenschuld: kwijtgescholden. [amen]