ECLI:NL:GHARL:2017:634

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:GHARL:2017:9611

ECLI:NL:GHARL:2016:8884

ECLI:NL:GHARL:2017:4777

ECLI:NL:GHARL:2017:613

ECLI:NL:GHARL:2017:5327

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amersfoort (hierna: de Inspecteur)

ECLI:NL:GHARL:2013:8624

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende

ECLI:NL:GHARL:2014:6759

ECLI:NL:GHARL:2014:2681

ECLI:NL:GHARL:2017:1064

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341

ECLI:NL:GHSHE:2017:1064

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024

ECLI:NL:GHARL:2015:708

ECLI:NL:GHARL:2015:814

ECLI:NL:GHAMS:2015:382 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00712

ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901

ECLI:NL:GHDHA:2014:3701

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388

ECLI:NL:GHARL:2015:3296

ECLI:NL:RBZWB:2016:4850

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)

ECLI:NL:GHARL:2017:4367

ECLI:NL:GHAMS:2017:789 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00218

Afkoopsom lijfrente belast in het jaar waarin de afkoopsom vorderbaar en inbaar is

ECLI:NL:GHDHA:2017:2098

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

ECLI:NL:GHARL:2017:1065

ECLI:NL:GHDHA:2017:1563

ECLI:NL:GHLEE:2012:BV0713 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:GHARL:2015:20

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773

ECLI:NL:GHSHE:2015:1379

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

ECLI:NL:RBZWB:2015:2857


ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9268

ECLI:NL:GHARL:2015:536

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00/2559

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 14 april 2016, nummer Awb 15/2747, in het geding tussen belanghebbende en

Uitspraak. Viditax (FutD), FutD GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN. locatie Arnhem nummer: 16/00615 uitspraakdatum: 8 augustus 2017

ECLI:NL:GHSHE:2010:BM7477

ECLI:NL:GHARN:2011:BP8393

ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044

ECLI:NL:GHARL:2015:2216

ECLI:NL:RBARN:2012:BY0157

ECLI:NL:GHAMS:2017:2886 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00546

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123

Geen recht op stakingslijfrente-aftrek ter gelegenheid van overdracht melkveebedrijf


ECLI:NL:GHSHE:2016:2733

ECLI:NL:GHARL:2016:1535

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)

ECLI:NL:GHARL:2014:7457

ECLI:NL:RBGEL:2016:6941

ECLI:NL:RBARN:2009:BI3591

ECLI:NL:GHDHA:2013:3180

ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1234

ECLI:NL:GHSHE:2017:190

de voorzitter van het managementteam van de eenheid Belastinqdienat^ÉI^ van de rijksbelastingdienst, hierna: de Inspecteur,

ECLI:NL:GHAMS:2008:BD7995 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/00429

ECLI:NL:GHARL:2014:1748

NTFR 2010/203 met annotatie van Castelijn FutD V-N 2009/65.1.1

ECLI:NL:GHAMS:2014:1149 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/01135

ECLI:NL:GHARL:2013:8747

ECLI:NL:GHARN:2007:AZ6619

ECLI:NL:RBDHA:2014:5556

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ2891

ECLI:NL:GHDHA:2016:1495


ECLI:NL:RBZWB:2013:4673

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Amersfoort (hierna: de Inspecteur)

ECLI:NL:RBZWB:2013:5523

Advocaatkosten tot behoud van toekomstige uitkeringen uit lijfrentepolis aftrekbaar

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6992 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/00490

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO9334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00549

ECLI:NL:GHARN:2012:BW7826

ECLI:NL:RBZWB:2017:3691

ECLI:NL:RBNNE:2016:2318

ECLI:NL:GHAMS:2009:BI1981 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 08/00054

ECLI:NL:GHARL:2017:6787

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ6206

ECLI:NL:RBDHA:2015:7800

ECLI:NL:GHARN:2005:AT7887

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur).

ECLI:NL:GHSHE:2007:BB2231

ECLI:NL:RBZWB:2015:5573

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO4752 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00638


Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art , lid 1, ond.

ECLI:NL:GHSGR:2011:BP5815

Geen plaats voor vergrijpboete bij niet verantwoorde afkoopsom lijfrentepolis

ECLI:NL:GHARL:2014:5066

ECLI:NL:GHDHA:2017:1555

ECLI:NL:GHARL:2014:1299

ECLI:NL:RBGEL:2014:2198

Transcriptie:

ECLI:NL:GHARL:2017:634 Instantie Datum uitspraak 31-01-2017 Datum publicatie 10-02-2017 Zaaknummer 15/01571 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:7235, Bekrachtiging/bevestiging Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:2341 Belastingrecht Hoger beroep Inkomstenbelasting. Persoonsgebonden aftrek. Kosten levensonderhoud dochter. Aftrek advocaatkosten. Vindplaatsen Rechtspraak.nl FutD 2017-0389 V-N Vandaag 2017/318 V-N 2017/20.1.2 Viditax (FutD), 15-09-2017 Mr. P.T. van Arnhem annotatie in NTFR 2017/669 Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN Afdeling belastingrecht Locatie Arnhem nummer 15/01571 uitspraakdatum: 24 januari 2017 Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 24 november 2015, nummer AWB 15/1941, ECLI:NL:RBGEL:2015:7235, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur) 1 Ontstaan en loop van het geding 1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Bij beschikking is heffingsrente berekend. 1.2. De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard. 1.3. Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. 1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. 1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 november 2016 te Arnhem. Partijen zijn daar na kennisgeving aan het Hof niet verschenen. 1.6. Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het Hof aanleiding gezien het onderzoek op grond van het bepaalde in artikel 8:108 juncto artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht te heropenen. 1.7. De Inspecteur heeft een nader stuk ingediend, waarop belanghebbende schriftelijk heeft gereageerd. 1.8. Partijen hebben vervolgens schriftelijk erin toegestemd dat een nadere zitting achterwege kan blijven. Het Hof heeft daarop het onderzoek gesloten. 2 De vaststaande feiten 2.1. Belanghebbende heeft met zijn voormalige echtgenote, [A], twee dochters: [B] ( [B] ), geboren [in] 1992 en [C], geboren [in] 1996. Beide dochters wonen in 2011 bij [A]. 2.2. Belanghebbende is vanaf het moment dat [B] achttien jaar is geworden, gestopt met het betalen van een bijdrage in de kosten van levensonderhoud. [A] en [B] hebben daarop aanspraak gemaakt op doorbetaling van de alimentatie. De achterstand in de bijdrage in de kosten van levensonderhoud voor [B] is door middel van loonbeslag geïncasseerd bij belanghebbende. Belanghebbende heeft in 2011 een advocaat ingeschakeld om zich te verweren tegen het optreden van de deurwaarder die loonbeslag heeft gelegd. 2.3. Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV 2011 verzocht om de toekenning van persoonsgebonden aftrek wegens uitgaven voor levensonderhoud van zijn dochters. Nadien heeft hij een herziene aangifte ingediend. De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag de aftrek van uitgaven voor levensonderhoud van [B] geweigerd, omdat voor haar niet aan de voorwaarde is voldaan dat zij geen recht had op studiefinanciering, een tegemoetkoming in de studiekosten of een vergelijkbare (buitenlandse) regeling.

2.4. De cijfermatige samenvatting van de aangifte, de herziene aangifte en de aanslag luidt als volgt: aangifte herziene aanslag aangifte Inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking 41.796 41.796 41.796 Belastbare inkomsten uit eigen woning -6.161-4.965-4.965 Premies voor inkomensvoorzieningen -758-758 -758 Persoonsgebonden aftrek: [B] 1.400 1.400 - [C] 1.640 1.640 1.640-3.040-3.040-1.640 Belastbaar inkomen uit werk en woning 31.837 33.033 34.433 3 Het geschil 3.1. In geschil is of de Inspecteur bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2011 terecht niet in aanmerking heeft genomen: 1. de uitgaven voor levensonderhoud van [B] als persoonsgebonden aftrek en 2. de aftrek van kosten als bedoeld in artikel 3.108 van de Wet IB 2001. 3.2. Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend, de Inspecteur beantwoordt deze bevestigend. 4 Beoordeling van het geschil 4.1. Ingevolge artikel 6.13, eerste lid, van de Wet IB 2001 (tekst 2011) worden als uitgaven voor levensonderhoud van kinderen aangemerkt, uitgaven voor levensonderhoud van kinderen jonger dan 30 jaar die ten minste in belangrijke mate door de belastingplichtige worden onderhouden. In artikel 6.14, aanhef en onder c, van de Wet IB 2001 (tekst 2011) worden uitgaven voor levensonderhoud van een kind niet in aanmerking genomen indien het kind recht heeft op een gift, een voorwaardelijke gift of een prestatiebeurs volgens de Wet studiefinanciering 2000 die niet uitsluitend bestaat uit een reisvoorziening in de zin van die wet, op financiële ondersteuning als bedoeld in de artikelen 7.51, eerste tot en met zesde lid, en 17.10 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, op tegemoetkoming volgens hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten of op een tegemoetkoming volgens een naar aard en strekking van genoemde regelingen overeenkomende buitenlandse regeling. 4.2. Belanghebbende verzoekt om de aftrek van uitgaven voor levensonderhoud van [B], zodat op hem de bewijslast rust dat aan de voorwaarden voor aftrek is voldaan. Belanghebbende draagt daarvoor aan dat aan hem niet bekend is gemaakt of aan [B] studiefinanciering is verstrekt en hem evenmin bekend is of zij studiefinanciering heeft ontvangen. 4.3. De Inspecteur geeft aan dat hij van de DUO-groep een opgaaf heeft ontvangen van de studiefinanciering die [B] gedurende het gehele jaar 2011 heeft ontvangen, zodat volgens hem in ieder geval aan één van de voorwaarden voor aftrek niet is voldaan.

4.4. Tegenover de gemotiveerde weerspreking van de Inspecteur heeft belanghebbende met hetgeen hij heeft ingebracht, niet aannemelijk gemaakt dat hij aan de voorwaarden voor aftrek heeft voldaan. 4.5. Belanghebbende verzoekt om aftrek van advocaatkosten als aftrekbare kosten van uitkeringen en verstrekkingen. Ingevolge artikel 3.108 van de Wet IB 2001 zijn aftrekbare kosten van uitkeringen en verstrekkingen de daarop drukkende kosten voor zover zij zijn gemaakt tot verwerving, inning en behoud van die uitkeringen en verstrekkingen. 4.6. Aangezien belanghebbende geen uitkeringen of verstrekkingen als bedoeld in afdeling 3.5 van de Wet IB 2001 geniet en hij evenmin aannemelijk heeft gemaakt dat hij daarop aanspraak maakt, kan van daarop drukkende kosten geen sprake zijn. Voor zover belanghebbende om aftrek van kosten als bedoeld in artikel 6.2 van de Wet IB 2001 heeft verzocht, merkt het Hof op dat proceskosten die zijn gemaakt ter beëindiging of vermindering van een alimentatieverplichting geen aftrekbare kosten of persoonsgebonden aftrek vormen (HR 1 oktober 2010, nr. 09/05123, ECLI:NL:HR:2010:BN8742 en HR 26 februari 2016, nr. 15/02165, ECLI:NL:HR:2016:317 (https://www.navigator.nl/document/id41e9cac0b3c54ac1a31729305aef8c09?anchor=id- 4b33dafd-2145-45df-9918-54575c68e4b2)). 4.7. Het hoger beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op het verzamelinkomen en de heffingsrente. Belanghebbende heeft hiertegen geen zelfstandige grieven aangevoerd. Nu het belastbare inkomen uit werk en woning en daarmee de aanslag niet zal worden verminderd, blijven het verzamelinkomen en de heffingsrente ongewijzigd en is het hoger beroep ook in zoverre ongegrond. Slotsom Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond 5 Griffierecht en proceskosten Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten. 6 Beslissing Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.F.C. Spek, voorzitter, mr. A.J.H. van Suilen en mr. R.A.V. Boxem, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier. De beslissing is op 24 januari 2017 in het openbaar uitgesproken.

De griffier, De voorzitter, (J.L.M. Egberts) (R.F.C. Spek) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 1 februari 2017 Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: 1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd; 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht; d. de gronden van het beroep in cassatie. Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.