Titel: Pestpersoonlijkheid op basis van de Big Five Laura van Ostaden Begeleider: Andreas Wismeijer Bachelorthesis Psychologie en Gezondheid Departement Ontwikkelingspsychologie 10 Juni 2016 1
Abstract Pesten, een probleem met mogelijk negatieve gevolgen voor zowel het slachtoffer als de pester zelf. Gevolgen zoals kans op depressie, gevoelens van eenzaamheid en een vergrote kans op verschillende fysieke en psychologische problemen Is er een manier waaraan een pester vroegtijdig herkend zou kunnen worden, zoals aan bepaalde scores op Big Five persoonlijkheidsdimensies? Deze studie richt zich op de dimensies extraversie, emotionele stabiliteit en vriendelijkheid bij pesters, daarnaast worden de resultaten van offline- en online pesters vergeleken. De resultaten zijn verkregen via een vragenlijstafname in 1 e en 2 e klassen van de middelbare school. De belangrijkste resultaten zijn de significante negatieve correlaties op vertonen van pestgedrag en de dimensie vriendelijkheid. De dimensies extraversie en emtoionele stabiliteit bleken niet significant gecorreleerd te zijn met het vertonen van pestgedrag. Geconcludeerd uit dit onderzoek is dat het moeilijk is om een eenduidig antwoord te geven over hoe een pestpersoonlijkheid er uit ziet en of er wel zo n pestpersoonlijkheid bestaat. Trefwoorden: pestpersoonlijkheid, Big Five, persoonlijkheid, pesters, offline pesten, online pesten 2
Inleiding Laura (12) stapte vorige week plotseling uit het leven. Ze werd via Facebook gepest. Volgens de ouders stond hun dochter positief in het leven. "Ze was alleen heel erg gevoelig." Het meisje was teruggekomen van school. Alles leek normaal. Een uur later vond haar zus haar dood in haar kamer. In een achtergelaten brief schreef Laura dat ze gepest werd via Facebook. Niemand wist daar iets van. (10 december 2015) Pesten, een probleem met mogelijk negatieve gevolgen (Berger, 2007). Uit het onderzoek van Berger blijkt dat kinderen die herhaaldelijk gepest worden last kunnen krijgen van sociale en emotionele problemen. Gevoelens van eenzaamheid en depressie worden vergroot en bestaande problemen verergert. Slachtoffers vinden zichzelf minder leuk, hebben minder vertrouwen in klasgenoten en zijn bang om naar school te gaan. Bij scholieren op het voortgezet onderwijs geeft 7 procent aan gepest te worden (HBSC, 2013). Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen verschillende soorten pesten, zoals fysiek pesten(schoppen/slaan) of verbaal pesten(uitschelden). Ook valt bepaald gedrag zoals buitensluiten, negeren en roddelen onder pesten (Berger, 2007). Het thema pesten heeft de laatste decennia veel onderzoekers getrokken en er zijn dus ook veel studies te vinden over pesten. Deze studies richten zich vooral op de gevolgen voor de slachtoffers en er is maar weinig te vinden over de pesters. Want wat kenmerkt een pester? Is er misschien sprake van een pestpersoonlijkheid? Om persoonlijkheid te meten wordt vaak de Big Five gebuikt. De Big Five is een theorie die vijf dimensies, kenmerken, onderscheid waarmee iemands persoonlijkheid wordt omschreven. De Big Five bevat de dimensies: extraversie, vriendelijkheid, zorgvuldigheid, emotionele stabiliteit en openheid. Al deze dimensies hebben ook tegenpolen, namelijk: introversie, onvriendelijkheid, onzorgvuldigheid, emotionele instabiliteit en geslotenheid (de Raad, 2006). Bij de verschillende dimensies horen verschillende gedragingen, zo kun je spontaan/lawaaierig/spraakzaam schalen onder extraversie en zeker/beheerst bij emotionele stabiliteit. Er zijn verschillende studies die kijken naar de scores op deze persoonlijkheidsdimensies bij pesters. Deze onderzoeken wijzen uit dat pesters hoger of lager scoren op bepaalde dimensies dan de controlegroepen. Het onderzoek van Connolly en O Moore (2003) laat zien dat pesters hoger scoren op de dimensie extraversie en lager op de dimensie emotionele stabiliteit, zij 3
concluderen dus dat pesters extraverter en minder emotioneel stabiel zijn dan de controlegroep. Ook de studies van Tani et al. (2003) en Menisini et al. (2010) vinden deze resultaten. Tani et al. (2003) vonden ook nog een effect op de persoonlijkheidsdimensie vriendelijkheid, pesters scoorden lager op deze dimensie. De studie van Bollmer et al. (2006) vond hetzelfde effect bij de dimensie vriendelijkheid maar vond geen effect op de dimensie emotionele stabiliteit. De Wit et al. (2005) vonden ook hogere scores voor extraversie en lagere scores op vriendelijkheid bij pesters. De bevindingen op de Big Five dimensies komen overeen met andere kenmerken die gevonden zijn bij pesters. Studies wijzen uit dat pesters agressieve strategieën hebben voor het oplossen van problemen (Slee, 1993), weinig empathie hebben voor anderen (Olweus, 1993) en kennis over anderen gebruiken om te manipuleren (Suton et al., 1999). Deze bevindingen passen bij de lagere score op de dimensie vriendelijkheid. Andere studies wijzen uit dat pesters vaak assertiever reageren in sociale situaties (Costa et al., 1992), dit past dan weer bij de hogere score die gevonden wordt bij de dimensie extraversie. Wanneer bepaalde kenmerken correleren met pestgedrag zou je kunnen zien welke leerlingen voldoen aan het patroon van een pestpersoonlijkheid en met die informatie al preventief ingrijpen. Uit de voorgaande studies wordt duidelijk dat pesten negatieve gevolgen heeft voor de slachtoffers maar pesten kan ook negatieve gevolgen voor de pesters hebben. Pesters hebben, net als de slachtoffers, meer kans op fysieke en psychologische problemen dan andere kinderen (Berger, 2007). In de huidige tijd heeft het pesten er ook een nieuwe dimensie bij gekregen, namelijk online pesten, ook wel cyberpesten genoemd. Cyberpesten is pesten doormiddel van het gebruik van internet en bijvoorbeeld mobiele telefoons. Doordat de verzender van de pesterijen anoniem kan blijven zijn de pesterijen vaak ook heftiger en hardnekkiger dan de traditionele/offline pesterijen (Bolman et al., 2006). Online pesten dringt de beschermde privéomgeving binnen, ook thuis zijn slachtoffers niet meer veilig voor pesterijen. Onder online pesten valt bijvoorbeeld het sturen van bedreigingen via Facebook en Twitter of het doorsturen van vervelende foto s via WhatsApp. In 2014 is bijna 8 procent van de jongeren van 15 tot 25 jaar geconfronteerd met cyberpesten (CBS, 2015). De online pesterijen vallen meestal buiten de radar van leerkrachten op school (Bressers et al., 2007). 4
Wat kenmerkt nou een pester en bestaat er een aanwijsbare pestpersoonlijkheid? Is dit dan ook nog verschillend voor offline en online pesrters? Er is nog maar weinig bekend over de verschillen/overeenkomsten tussen online en offline pesters. Uit een studie van Gӧrzig (2011) blijkt wel dat offline pesters vaker jongens en online pesters vaker meisjes zijn. Aangezien er bij offline pesters afwijkende scores worden gevonden op de persoonlijkheidsdimensies is het interessant om te kijken of dit ook het geval is bij online pesters. Daarnaast is het mogelijk dat offline en online pesters ook van elkaar verschillen op de persoonlijkheidsdimensies aangezien het twee verschillende vormen van pesten zijn, bij offline pesten wordt de confrontatie aangegaan en bij online pesten kan de pester ook anoniem blijven. Met deze gedachte en de effecten die bij offline pesters gevonden werden op de dimensies extraversie/vriendelijkheid/emotionele stabiliteit in het achterhoofd worden de volgende hypotheses opgesteld: 1) Extraversie Pesters scoren hoger op de dimensie extraversie, de relatie tussen pesten en de dimensie extraversie is dus positief gecorreleerd. Online pesters zullen lager scoren op de dimensie extraversie omdat er bij online pesten minder assertiviteit getoond hoeft te worden, vanachter een scherm iemand pesten vraagt een andere persoonlijkheid dan pesten op een vol schoolplein. Ook een persoon die introvert is kan op deze manier pesten. 2) Emotionele stabiliteit Pesters scoren lager op de dimensie emotionele stabiliteit, de relatie tussen pesten en de dimensie emotionele stabiliteit is dus negatief gecorreleerd. Online pesters zullen lager scoren op de dimensie emotionele stabiliteit omdat offline pesters wellicht nog minder zeker van zichzelf zijn waardoor ze op een anonieme/veilige wijze pesten. 3) Vriendelijkheid Pesters scoren lager op de dimensie vriendelijkheid, de relatie tussen pesten en de dimensie vriendelijkheid is dus negatief gecorreleerd. Offline pesters zullen lager scoren op de dimensie vriendelijkheid omdat offline pesters vaak als bazig/dominant worden gezien maar voor een online pester is dit niet een noodzakelijke eigenschap. Naast het online pesten kan een pester zich vriendelijk voordoen. 5
Methode Deelnemers Voor deze studie is er vragenlijst afname gedaan bij 157 scholieren, de afname is deel van het project I AM. Het project doet onderzoek naar de relatie tussen online en offline pesten en de identificatie van risicoprofielen. De scholieren die alle drie de vragenlijsten die in deze studie onderzocht worden hebben ingevuld worden meegenomen in de resultaten, dit zijn er 155. Deze steekproef bestond uit 66 1 e en 91 2 e klassers van het VMBO, in de leeftijd tussen 13-16 (gem: 14,04, SD: 0,77) waarvan 65 jongens en 90 meisjes. Vanuit het project zijn verschillende scholen in de provincie Noord-Brabant benaderd voor deelname aan het onderzoek (schema 1). Voorafgaande aan het onderzoek is er een toestemmingsformulier verzonden naar de ouders, deze konden hiermee bezwaar aantekenen tegen deelname van hun kinderen. Schema 1 Benadering van scholen Benaderd: 16 scholen Reactie: 4 scholen Geen reactie: 12 scholen Interesse: 2 scholen Geen interesse: 2 scholen Deelname: 1 school Procedure De test batterij bestaande uit 10 vragenlijsten waaronder de Big Five Inventory en de Dark Triad met in totaal 205 vragen, is afgenomen tijdens een lesuur van 50 minuten. Voor deze studie zijn er drie van de tien vragenlijsten gebruikt. Dit zijn de Big Five Inventory (John, Donahue & Kentle, 1991), The Bullying Prevalence Questionnaire (BPQ: Rigby & Slee, 1993) en The Cyberbullying Questionnaire (CBQ: Calvete, Orue, Estévez, Villardón, & Padilla, 2010). Voorafgaand aan de afname werd de scholieren uitgelegd wat wetenschappelijk onderzoek inhoud. Zo werd het voor de scholieren duidelijk dat ze het recht hadden om te stoppen als ze dat wilden en dan alles volledig anoniem was. Tijdens de afname was er een woordenlijst met uitleg voor moeilijke woorden beschikbaar. Wanneer er vragen waren over de betekenis van woorden kon er daardoor een gestandaardiseerd antwoord gegeven worden, hierdoor werd beïnvloeding zo veel mogelijk beperkt. 6
Instrumenten Persoonlijkheid Om persoonlijkheid te meten is de Big Five Inventory (John, Donahue & Kentle, 1991) gebruikt. Deze vragenlijst bestaat uit 25 items en is gebruikt om de persoonlijkheidsdimensies van de Big Five te meten. Er werd gebruik gemaakt van een Likert schaal van 9 punten, waarbij 1 staat voor helemaal oneens en 9 voor helemaal eens. Voorbeeld items zijn; ik zie mijzelf als iemand die doorgaans stil is / dingen efficiënt doet. De interne consistenties (Guttmans Lambda-2) van de dimensies Extraversie, Emotionele stabiliteit en Vriendelijkheid liggen respectievelijk op 0.750, 0.710 en 0.490. Offline pesten Offline pestgedrag is gemeten door The Bullying Prevalence Questionnaire (BPQ: Rigby & Slee, 1993). Deze vragenlijst bestaat uit 20 items en meet o.a. in hoe verre scholieren offline pestgedrag vertonen. Er werd gebruik gemaakt van een Likert schaal van 4 punten, waarbij 1 staat voor nooit en 4 voor heel vaak. Voorbeeld items zijn; Ik zorg ervoor dat zwakkere kinderen het zwaar te verduren krijgen. / Ik geniet ervan om anderen die ik makkelijk kan hebben van streek te maken. De interne consistenties (Guttmans Lambda-2) van de vragenlijst ligt op 0.648. Online pesten Online pestgedrag is gemeten door The Cyberbullying Questionaire (CBQ: Calvete, Orue, Estévez, Villardón, & Padilla, 2010). Deze vragenlijst bestaat uit 18 items en meet oa. in hoe verre scholieren online pestgedrag vertonen. Er werd gebruik gemaakt van een Likert schaal van 5 punten, waarbij 1 staat voor nooit en 5 voor heel vaak. Voorbeeld items zijn; Hoe vaak stuur je bedreigende of beledigende mailtjes of smsjes? / Hoe vaak zet je geheimen van een ander op internet? De interne consistenties (Guttmans Lambda-2) van de vragenlijst ligt op 0.696. Resultaten Om te beginnen zijn voor elke participant de gemiddelde scores op de Big Five dimensies en op het vertonen van offline en online pestgedrag berekend. De gemiddelde scores op de variabelen die voor dit onderzoek worden gebruikt zijn als volgt: Extraversie 6.12 (SD = 1.49), Emotionele Stabiliteit 5.23 (SD = 1.59), Vriendelijkheid 6.30 (SD = 1.14), Offline pesten 1.22 (SD =.21) en Online pesten 1.21 (SD =.30). Er is ook gekeken of er een significant verschil is gemiddelden tussen jongens en meisjes. De resultaten zijn samengevat in Tabel 1. 7
Tabel 1 Gemiddelden score M M jongens M meisjes t Extraversie 6.12 (SD=1.49) 6.22 (SD=1.43) 6.04 (SD=1.54).75 Emotionele stabiliteit 5.23 (SD=1.59) 4.49 (SD=1.43) 5.76 (SD=1.49) -5.36** Vriendelijkheid 6.3 (SD=1.14) 6.11 (SD=1.28) 6.44 (SD=1.00) -1.72 Offline pesten 1.21 (SD=0.30) 1.28 (SD=0.34) 1.17 (SD=0.26) 2.21* Online pesten 1.11 (SD=0.21) 1.12 (SD=0.21) 1.11 (SD=1.49).34 ** = significant bij p <.001. * = significant bij p = 0.05. Correlaties Om de onderzoeksvraag en bijbehorende hypotheses te kunnen beantwoorden was het noodzaak correlaties te berekenen. Offline pesten en de Big Five dimensies zijn als volgt gecorreleerd, de score op extraversie is positief gecorreleerd met het vertonen van offline pestgedrag, de correlatie is zwak (R =.176, N = 155, p.05, tweezijdig getoetst). De correlatie van score op emotionele stabiliteit en het vertonen van offline pestgedrag is niet significant (R = -.141, N = 155, p =.081, tweezijdig getoetst). De score op vriendelijkheid is negatief gecorreleerd met het vertonen van offline pestgedrag, de correlatie is zwak (R = -.262, N = 155, p.01, tweezijdig getoetst). Online pesten en de Big Five dimensies zijn als volgt gecorreleerd, de correlatie van score op extraversie en het vertonen van online pestgedrag is niet significant (R =.094, N = 155, p =.243, tweezijdig getoetst). De correlatie van score op emotionele stabiliteit en het vertonen van online pestgedrag is niet significant ( R = -.052, N = 155, p =.523, tweezijdig getoetst). De score op vriendelijkheid is negatief gecorreleerd met het vertonen van online pestgedrag, de correlatie is laag ( R = -.345 (N = 155, p.01, tweezijdig getoetst). De resultaten zijn samengevat in tabel 2. 8
Tabel 2 Correlaties Extraversie Emotionele stabiliteit Vriendelijkheid Offline pesten Online pesten Offline pesten.176* -.141 -.262** 1.459** Online pesten.094-0.52 -.345**.459** 1 ** = significant bij p <.001. * = significant bij p = 0.05. Regressies Na de correlaties zijn er lineaire regressies uitgevoerd om het voorspellende verband te onderzoeken. In Tabel 3.1 zijn de resultaten van de regressie analyse van offline pesten gekoppeld aan Big Five scores te zien, offline pesten was in dit geval de onafhankelijke variabele en de dimensies de afhankelijke variabelen. Bij de correlaties waren extraversie en vriendelijkheid beiden significant, bij de regressieanalyse is alleen nog de dimensie vriendelijkheid significant. Tabel 3.1 Resultaten van de lineaire regressie analyse op offline pesten Big Five Β T P Extraversie.125 1.57.12 Emotionele -.089-1.11.27 Stabiliteit Vriendelijkheid -.191-2.25.03* Zorgvuldigheid -.204-2.19.03* 9
Openheid.059.70.49 ** = significant bij p <.001. * = significant bij p = 0.05. R 2 =.139. In Tabel 3.2 zijn de resultaten van de regressie analyse van online pesten gekoppeld aan Big Five scores, online pesten was in dit geval de onafhankelijke variabele en de dimensies weer de afhankelijke variabelen. Bij de correlaties was alleen vriendelijkheid significant, bij de regressieanalyse is dat nog steeds het geval. Tabel 3.2 Resultaten van de lineaire regressie analyse op online pesten Big Five Β T P Extraversie.083 1.07.29 Emotionele Stabiliteit.000.005.99 Vriendelijkheid -.268-3.23.00* Zorgvuldigheid -.091-1.00.32 Openheid -.180-2.17.03* ** = significant bij p <.001. * = significant bij p = 0.05. R 2 =.149. Met de gevonden resultaten kunnen de hypotheses beantwoord worden. 1) Extraversie Er zijn geen significante resultaten gevonden op de correlaties tussen de dimensie extraversie en het vertonen van offline/online pestgedrag. De hypothese die stelt dat er een positieve correlatie gevonden wordt en het effect groter is bij offline dan online pesters wordt dus verworpen. 10
2) Emotionele stabiliteit Er zijn geen significante resultaten gevonden op de correlaties tussen de dimensie emotionele stabiliteit en het vertonen van offline/online pestgedrag. De hypothese die stelt dat er een negatieve correlatie gevonden wordt en het effect groter is bij online dan offline pesters wordt dus verworpen. 3) Vriendelijkheid Er zijn significante resultaten gevonden op de correlaties tussen de dimensie vriendelijkheid en het vertonen van offline/online pestgedrag. De hypothese die stelt dat er een negatieve correlatie gevonden wordt zal voorlopig niet worden verworpen. Het effect dat gevonden is, is groter bij online pesters dan offline pester. De hypothese die stelde dat het effect groter is bij offline dan online pesters wordt dus verworpen. Discussie Uit deze studie is nog geen duidelijk antwoord gekomen aan welke scores op de persoonlijkheidsdimensies je een pester zou kunnen herkennen. Extraversie Bij de hypothese over de positieve correlatie van pestgedrag en de dimensie extraversie zijn geen significante resultaten gevonden. In eerdere studies, zoals die in van Tani et al. (2003) zijn deze resultaten wel gevonden. Die gevonden resultaten waren al erg minimaal en de huidige studie heeft een relatief kleine steekproef dus dat zou een verklaring kunnen zijn voor het uitblijven van de verwachte correlatie. Emotionele stabiliteit Bij de hypothese over de negatieve correlatie van pestgedrag en de dimensie emotionele stabiliteit zijn ook geen significante resultaten gevonden. Deze resultaten zijn wel weer in de studie van Tani et al. (2003) gevonden, de studie van Bollmer et al. (2006) heeft echter ook geen correlatie gevonden tussen pestgedrag en de dimensie emotionele stabiliteit. Voor deze hypothese was ook het minste bewijs te vinden als in achtergrond informatie in de literatuur. Vriendelijkheid Bij de hypothese over de negatieve correlatie van pestgedrag en de dimensie vriendelijkheid zijn wel significante resultaten gevonden. Deze resultaten kwamen ook naar voren in de studies van Tani et al. (2003), Bollmer et al. (2005) en de Wit et al. (2006). De 11
hypothese stelde dat de correlatie groter zou zijn bij offline pesters dan online pesters, in de huidige studie is echter het tegengestelde resultaat gevonden. De gedachte achter de gestelde hypothese was dat de correlatie groter was bij offline pesten omdat offline pesters vaak als bazig/dominant worden gezien maar dit voor een online pester niet een noodzakelijke eigenschap is. De hypothese werd gesteld met de gedachte dat online pesters naar de buitenwereld vriendelijk overkomen maar de resultaten van de Big Five in dit onderzoek resulteren vanuit zelfrapportage. In dit geval beoordeeld de pester zelf zijn/haar vriendelijkheid dus gaat deze beredenering niet meer op. Wanneer dit onderzoek herhaald zou worden met beoordeling door klasgenoten in plaats van zelfreportage kunnen de resultaten er mogelijk heel anders uit zien. Er is ook een positieve correlatie tussen het vertonen van offline en online pesten gevonden. Een offline pester zal ook sneller online pesten en andersom. Deze correlatie tussen offline en online pesten is al in meerdere studies aangetoond, in onder andere in die van Raskauskas & Stoltz (2007) en Ybarra et al. (2007). Offline en online pesten lijken elkaar aan te vullen, wanneer een kind op het schoolplein wordt gepest is de kans groot dat het na schooltijd op internet door gaat. Het onderzoek van Ybarra laat wel zien dat deze overlap niet erg groot is, er is 32% overlap voor slachtofferschap bij offline en online pesten en 26% overlap voor pesters bij offline en online pesten. Het onderzoek van Erdur-Baker (2010) stelt daarom ook dat ondanks de correlatie tussen offline en online pesten het om twee totaal unieke fenomenen gaat met eigen unieke kenmerken. In de studie van Bolman et al. (2006) wordt al gesproken over online pesten als heftiger en hardnekkiger. In deze studie is er gericht op de dimensies extraversie, emotionele stabiliteit en vriendelijkheid maar er zijn ook correlaties gevonden bij het vertonen van pestgedrag met de dimensies zorgvuldigheid en openheid. Deze dimensies zijn niet meegenomen in de hypotheses omdat alleen in de studie van Tani et al. (2003) deze correlaties ook gevonden zijn.. Er is geen literatuur te vinden die deze resultaten kunnen verklaren. De Raad (2006) koppelt in zijn boek verschillende eigenschappen aan de dimensies, met die eigenschappen valt misschien een verklaring te construeren. Zorgvuldigheid Offline pesten vertoont een negatieve correlatie met de dimensie zorgvuldigheid. Een offline pester is dus eerder ongedisciplineerd, gemakzuchtig en chaotisch dan ijverig,voorzichtig en geplichtsgetrouw. Iemand die lager scoort op zorgvuldigheid denkt mogelijk minder lang na over zijn/haar keuzes, en daarbij ook minder lang over de 12
gevolgen. Dit kan verklaren waarom iemand dan sneller in pestgedrag zou vallen. Deze mogelijke verklaring wordt in de literatuur niet ondersteunt. Openheid Online pesten vertoont een negatieve correlatie met de dimensie openheid. Een online pester is dus eerder behoudend, volgzaam en onkritisch dan origineel, onafhankelijk en rebels. Iemand die lager scoort op openheid zal mogelijk eerder meegaan in pestgedrag op internet en denkt mogelijk minder kritisch na over de gevolgen van zijn/haar daden. Deze mogelijke verklaring wordt in de literatuur niet ondersteunt. Beperkingen van het onderzoek De scores op de variabelen offline en online pesten waren bij alle proefpersonen erg laag. Antwoorden konden gegeven worden op een likert schaal, bij de variabelen offline pesten was dit een vierpuntsschaal en bij online pesten een vijfpuntsschaal, de gemiddelden antwoorden kwamen respectievelijk niet hoger dan 2.5 en 2.22 met gemiddelde van 1.21 en 1.11. De lage antwoorden zouden twee oorzaken kunnen hebben, ten eerste kan er sprake zijn van sociale wenselijkheid. De proefpersonen waren misschien toch bang dat andere hun antwoorden konden zien en vulde sociaal wenselijke antwoorden in, wat in deze studie neer komt op het niet vertonen van pestgedrag. De lage antwoorden kunnen ook komen doordat er in de onderzochte klassen onderling minimaal gepest wordt. De steekproef is met 157 proefpersonen aan de redelijk kleine kant en daarbij komen alle proefpersonen van één middelbare school. Wanneer er meerdere scholen zouden deelnemen aan het onderzoek zouden er verschillen gevonden kunnen worden de scholen en is het duidelijker of er sprake is van sociale wenselijkheid of dat er in bepaalde klassen/op bepaalde scholen minder wordt gepest. In deze studie zijn alleen de dimensies extraversie, emotionele stabiliteit en vriendelijkheid onderzocht, hiervoor is gekozen omdat de hypotheses rondom deze variabelen ondersteund werden door de gevonden literatuur. Voor aanvang van deze studie was er geen reden om aan te nemen dat de dimensies zorgvuldigheid en openheid zouden correleren met pestgedrag. Aan de hand van de gevonden resultaten is het misschien interessant om deze twee dimensies in het vervolg ook mee te nemen in het onderzoek naar persoonlijkheid van pesters. Uiteraard zou de studie ook nog uitgebreid kunnen worden met bijvoorbeeld de Dark Triad, om zo een nog vollediger beeld van pesters te kunnen schetsen Al met al staat het nog niet vast hoe een pestpersoonlijkheid er nou uitziet, als er al een pestpersoonlijkheid bestaat. 13
Referenties: Berger, K. S. (2007). Update on bullying at school: Science forgotten?. Developmental review, 27(1), 90-126. Bollmer, J. M., Harris, M. J., & Milich, R. (2006). Reactions to bullying and peer victimization: Narratives, physiological arousal, and personality. Journal of Research in Personality, 40(5), 803-828. Bolman, C., Dehue, F., Völlink, T., & Limburg, G. Z. (2006). Cyberpesten: Big Deal?!. Open Universiteit in opdracht van GGD Zuid Limburg, Heerlen. Bressers, K., Laeremans, J., Ravyst, J., & Schokkaert, J. (2007). Pesten, cyberpesten en steaming van leerlingen door leerlingen: preventie en aanpak. Centraal Bureau voor de Statistiek (2015). Cyberpesten. Connolly, I., & O'Moore, M. (2003). Personality and family relations of children who bully. Personality and Individual Differences, 35(3), 559-567. Costa, P.T. and McCrae, R.R. (1992) Revised NEO Personality Inventory and NEO Five-Factor Inventory Professional Manual. Odessa, FL: Psychological Assessment Resources, Inc. Erdur-Baker, Ö. (2010). Cyberbullying and its correlation to traditional bullying, gender and frequent and risky usage of internet-mediated communication tools. New Media & Society, 12(1), 109-125. Görzig, A. (2011). Who bullies and who is bullied online. A study of 9-16 year old internet users in 25 European countries. Harcèlement entre pairs: Agir dans les tranchées de l école, 108. Looze, M. de, Dorsselaer, S. van. Roos, S. de, Verdurmen, J., Stevens, G., Gommans, R,. Bon- Martens, M. van, Bogt, T. ter, Vollebergh, W. (2014). Gezondheid, welzijn en opvoeding van jongeren in Nederland. HBSC 2013. Utrecht/Den Haag: Universiteit Utrecht/Trimbosinstituut/Sociaal en Cultureel Planbureau. 14
Menesini, E., Camodeca, M., & Nocentini, A. (2010). Bullying among siblings: The role of personality and relational variables. British Journal of Developmental Psychology, 28(4), 921-939. Olweus, D. (1993) Bullying at School: What We Know and What We Can Do. Cambridge, MA: Blackwell, 140. de Raad, B. (2006). De big 5 persoonlijkheidsfactoren. Uitgeverij Nieuwezijds. Raskauskas, J., & Stoltz, A. D. (2007). Involvement in traditional and electronic bullying among adolescents. Developmental psychology, 43(3), 564. RTL-nieuws. (2015, 10 December). Ouders na dood Laura(12): Stop pesten! http://www.rtlnieuws.nl/nieuws/binnenland/ouders-na-dood-laura-12-stop-pesten Slee, P. T., & Rigby, K. (1993). The relationship of Eysenck's personality factors and self-esteem to bully-victim behaviour in Australian schoolboys. Personality and individual differences, 14(2), 371-373. Sutton, J., Smith, P. K., & Swettenham, J. (1999). Social cognition and bullying: Social inadequacy or skilled manipulation?. British Journal of Developmental Psychology, 17(3), 435-450. Tani, F., Greenman, P. S., Schneider, B. H., & Fregoso, M. (2003). Bullying and the big five a study of childhood personality and participant roles in bullying incidents. School Psychology International, 24(2), 131-146. de Wit, C. A., van Aken, M. A., van Lieshout, C. F. M., & Scholte, R. (2005). Adolescent personality types and subtypes and their psychosocial adjustment. Merrill-Palmer Quarterly, 51(3), 258-286. Ybarra, M. L., Diener-West, M., & Leaf, P. J. (2007). Examining the overlap in internet harassment and school bullying: Implications for school intervention. Journal of Adolescent Health, 41(6), S42-S50. 15