Datum van inontvangstneming : 07/02/2017

Vergelijkbare documenten
Datum van inontvangstneming : 22/08/2017

Date de réception : 18/10/2011

Datum van inontvangstneming : 17/10/2017

Datum van inontvangstneming : 07/09/2018

Datum van inontvangstneming : 23/01/2019

Datum van inontvangstneming : 02/10/2015

Datum van inontvangstneming : 28/06/2012

Datum van inontvangstneming : 21/08/2017

Datum van inontvangstneming : 21/03/2017

Datum van inontvangstneming : 25/10/2013

Datum van inontvangstneming : 31/08/2015

Datum van inontvangstneming : 07/04/2017

Datum van inontvangstneming : 03/09/2012

Datum van inontvangstneming : 02/07/2015

Datum van inontvangstneming : 28/02/2013

Date de réception : 01/12/2011

Datum van inontvangstneming : 12/03/2015

Datum van inontvangstneming : 24/03/2016

Datum van inontvangstneming : 11/06/2013

Datum van inontvangstneming : 21/11/2017

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 23/11/2015

Datum van inontvangstneming : 23/07/2013

Datum van inontvangstneming : 04/04/2013

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017

Datum van inontvangstneming : 29/01/2019

Datum van inontvangstneming : 01/08/2016

Datum van inontvangstneming : 06/02/2017

Datum van inontvangstneming : 13/11/2015

Datum van inontvangstneming : 17/12/2013

Datum van inontvangstneming : 10/10/2017

Datum van inontvangstneming : 16/09/2014

Datum van inontvangstneming : 26/01/2016

Datum van inontvangstneming : 20/01/2017

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016

Datum van inontvangstneming : 19/04/2013

Datum van inontvangstneming : 12/07/2013

Datum van inontvangstneming : 11/03/2014

Datum van inontvangstneming : 17/07/2018

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 15/09/2017

Vertaling C-291/13-1. Zaak C-291/13. Verzoek om een prejudiciële beslissing. Eparchiako Dikastirio Lefkosias (Cyprus)

Datum van inontvangstneming : 11/12/2012

Datum van inontvangstneming : 30/09/2014

Datum van inontvangstneming : 08/05/2017

Datum van inontvangstneming : 26/04/2016

Datum van inontvangstneming : 25/06/2012

Datum van inontvangstneming : 25/08/2014

Datum van inontvangstneming : 13/11/2018

Datum van inontvangstneming : 02/06/2015

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016

Datum van inontvangstne ming : 13/04/2012

Datum van inontvangstneming : 23/09/2016

BESCHIKKING VAN HET HOF 5 maart 1986 *

Datum van inontvangstneming : 05/06/2015

Datum van inontvangstneming : 19/06/2012

Datum van inontvangstneming : 16/12/2016

Datum van inontvangstneming : 19/06/2015

Datum van inontvangstneming : 03/10/2013

Datum van inontvangstneming : 28/01/2016

Datum van inontvangstneming : 31/01/2014

Datum van inontvangstneming : 05/08/2014

Datum van inontvangstneming : 07/09/2015

Datum van inontvangstneming : 11/07/2014

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014

Datum van inontvangstne ming : 24/05/2012

Datum van inontvangstneming : 27/10/2015

Datum van inontvangstneming : 07/02/2018

Datum van inontvangstneming : 13/10/2017

Datum van inontvangstneming : 07/05/2015

Datum van inontvangstneming : 30/08/2017

Datum van inontvangstneming : 11/06/2013

Datum van inontvangstneming : 20/05/2013

Datum van inontvangstneming : 14/02/2017

Datum van inontvangstneming : 27/01/2014

Datum van inontvangstneming : 02/04/2018

Datum van inontvangstneming : 23/10/2015

Datum van inontvangstneming : 19/07/2016

Date de réception : 28/11/2011

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017

Datum van inontvangstneming : 09/02/2015

Datum van inontvangstneming : 05/09/2016

Datum van inontvangstneming : 09/06/2015

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

Datum van inontvangstneming : 13/03/2019

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 01/09/2015

Arrest van het Hof (Zesde Kamer) 13 november 1990 *

Datum van inontvangstneming : 21/09/2017

Datum van inontvangstneming : 18/10/2018

Datum van inontvangstneming : 06/02/2014

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Datum van inontvangstneming : 30/01/2019

Datum van inontvangstneming : 16/02/2018

Datum van inontvangstneming : 08/12/2015

Datum van inontvangstneming : 06/02/2017

Date de réception : 10/01/2012

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Transcriptie:

Datum van inontvangstneming : 07/02/2017

Samenvatting C-683/16-1 Zaak C-683/16 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie Datum van indiening: Verwijzende rechter: 27 december 2016 Verwaltungsgericht Köln (Duitsland) Datum van de verwijzingsbeslissing: Verzoekende partij: Verwerende partij: 29 november 2016 Deutscher Naturschutzring, Dachverband der deutschen Natur- und Umweltschutzverbände e.v. Bundesrepublik Deutschland Voorwerp van het hoofdgeding Beroep van een milieubeschermingsorganisatie strekkende tot het verkrijgen van een verbod op beroepsmatige zeevisserij met vanginstrumenten die de zeebodem raken en met geankerde kieuwnetten in Natura 2000-gebieden Verbod dat gevolgen zou kunnen hebben voor vissersvaartuigen van andere lidstaten Door de betrokken lidstaat op basis van artikel 3, lid 1, onder d), VWEU en op basis van artikel 11 van verordening nr. 1380/2013 aangevoerd bezwaar inzake onbevoegdheid voor het treffen van de verlangde maatregelen Voorwerp en rechtsgrondslag van het verzoek om een prejudiciële beslissing Uitlegging van het recht van de Unie, artikel 267 VWEU N

SAMENVATTING VAN HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING ZAAK C-683/16 Prejudiciële vragen 1. Moet artikel 11 van verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en besluit 2004/585/EG van de Raad, aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan maatregelen van een lidstaat voor onder zijn soevereiniteit of jurisdictie vallende wateren die noodzakelijk zijn voor de nakoming van verplichtingen van de lidstaat op grond van artikel 6 van richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, die gevolgen hebben voor vissersvaartuigen van andere lidstaten en waarmee in Natura 2000-gebieden beroepsmatige zeevisserij met gebruikmaking van vanginstrumenten die de zeebodem raken en van geankerde kieuwnetten ( kieuwnetten, warnetten ) volledig wordt verboden? 2 Meer in het bijzonder: a) Moet artikel 11 van verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en besluit 2004/585/EG van de Raad, aldus worden uitgelegd dat het begrip instandhoudingsmaatregelen de in de eerste vraag bedoelde vangmethoden omvat? b) Moet artikel 11 van verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en besluit 2004/585/EG van de Raad, aldus worden uitgelegd dat onder het begrip vissersvaartuigen van andere lidstaten mede vallen vissersvaartuigen van een andere lidstaat die onder de Bondsvlag van de lidstaat Bondsrepubliek Duitsland varen? c) Moet artikel 11 van verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en besluit 2004/585/EG van de Raad, aldus worden uitgelegd dat het begrip de doelstellingen verwezenlijken van

DEUTSCHER NATURSCHUTZRING, DACHVERBAND DER DEUTSCHEN NATUR-EN UMWELTSCHUTZVERBÄNDE E.V. de toepasselijke wetgeving van de Unie zich mede uitstrekt tot door de lidstaat getroffen maatregelen die de in de daar vermelde Unievoorschriften genoemde doelstellingen enkel bevorderen? 2. Moet artikel 11 van verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en besluit 2004/585/EG van de Raad, aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan maatregelen van een lidstaat voor onder zijn soevereiniteit of jurisdictie vallende wateren die noodzakelijk zijn voor de nakoming van zijn verplichtingen ingevolge richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade? 3. Voor het geval de eerste en de tweede vraag alternatief of cumulatief ontkennend moeten worden beantwoord: Staat de uitsluitende bevoegdheid van de Europese Unie op het gebied van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder d), VWEU eraan in de weg dat de lidstaat bovengenoemde maatregelen treft? Aangevoerde bepalingen van het Unierecht Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), meer bepaald artikel 3, lid 1, onder d) Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en besluit 2004/585/EG van de Raad, meer bepaald de artikelen 11 en 18 Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, inzonderheid artikel 6 Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade, meer in het bijzonder de artikelen 5, lid 3, en 6, lid 2 3

SAMENVATTING VAN HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING ZAAK C-683/16 Korte weergave van de feiten en van de procedure 1 Verzoeker is een in de Bondsrepubliek Duitsland voor het optreden in rechte erkende milieubeschermingsorganisatie. Op 30 juli 2014 verzocht hij het Bundesamt für Naturschutz, zeevisserijmethoden waarbij de zeebodem wordt geraakt alsook de gebruikmaking van kieuwnetten in enkele Natura 2000- gebieden die zich in de exclusieve economische zone van de Duitse Noord- en Oostzee bevinden, naar nationaal recht te verbieden. In deze gebieden vindt onder meer door vissersvaartuigen van andere lidstaten, die echter alle onder de Bondsvlag van de Bondsrepubliek Duitsland varen zeevisserij plaats met gebruikmaking van verschillende vangmethoden. Daarbij wordt door de inzet van mobiele vangtechnieken waarmee de zeebodem wordt geraakt onbetwist schade toegebracht aan riffen en zandbanken en worden door de inzet van stationaire kieuwnetten en warnetten ook zeevarkens en zeevogels gevangen. 2 Het Bundesamt für Naturschutz heeft het verzoek van verzoeker bij besluit van 29 oktober 2014 afgewezen. Verzoeker heeft op 27 januari 2015 beroep ingesteld. 3 Verweerder heeft tegen de ingediende verzoeken als argument aangevoerd dat hij niet bevoegd was tot het treffen van de door verzoeker gevraagde maatregelen, daar die ingevolge artikel 3, lid 1, onder d), VWEU onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie vallen. Bovendien zouden maatregelen waardoor de zeevisserij door vissersvaartuigen van andere lidstaten in de Duitse exclusieve economische zone wordt geraakt, overeenkomstig de artikelen 11 en 18 van verordening nr. 1380/2013 enkel door organen van de Unie mogen worden getroffen. Dit strookt ook met de opvatting van de Europese Commissie. Korte uiteenzetting van de motivering van de verwijzingsbeslissing Eerste vraag 4 Deze vraag strekt ertoe te vernemen of artikel 11 van verordening nr. 1380/2013 in de weg staat aan de door verzoeker verlangde maatregelen, die gevolgen hebben voor vissersvaartuigen van nadere lidstaten, voor zover naar het oordeel van verzoeker de lidstaat de ingevolge richtlijn 92/43 op hem rustende verplichtingen moet nakomen. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat met verordening nr. 1380/2013 zoals meer in het bijzonder uit de overwegingen 2 en 11 en de artikelen 2, lid 1, en 5, onder j), volgt ook doelstellingen van de habitatrichtlijn worden nagestreefd. 5 In dit verband moet vooral het begrip instandhoudingsmaatregel in de zin van artikel 11 van verordening nr. 1380/2013 worden verduidelijkt. De verordening geeft geen definitie van dit begrip, maar in de niet-uitputtende opsomming in artikel 7 worden verscheidene maatregelen genoemd die instandhoudingsmaatregelen vormen. In het onderhavige geval zouden de door verzoeker verlangde maatregelen vooral onder artikel 7, lid 1, onder j), juncto 4

DEUTSCHER NATURSCHUTZRING, DACHVERBAND DER DEUTSCHEN NATUR-EN UMWELTSCHUTZVERBÄNDE E.V. lid 2, onder c) of in voorkomend geval onder e) kunnen vallen. Voor het geval de gevraagde maatregelen geen instandhoudingsmaatregelen mochten vormen, zou verordening nr. 1380/2013 niet in de weg staan aan toewijzing van de vordering. 6 Voorts moet worden vastgesteld of een vissersvaartuig van een andere lidstaat dat onder de Bondsvlag vaart, nog als vissersvaartuig van een andere lidstaat in de zin van artikel 11, lid 1, van verordening nr. 1380/2013 kan worden beschouwd. In dit verband moet in de beschouwing worden betrokken dat in artikel 4, lid 1, onder 5), van de verordening alleen het begrip Unievissersvaartuig wordt gedefinieerd. Volgens die definitie voert een dergelijk vissersvaartuig de vlag van een lidstaat en is het in de Unie geregistreerd. Zo daarmee (minstens ook) de gevoerde vlag bepalend kan zijn om een vissersvaartuig als vissersvaartuig van de Unie aan te merken, rijst daarmee de vraag in hoeverre het voeren van de vlag van een lidstaat (in het onderhavige geval de Bondsrepubliek Duitsland) gevolgen heeft voor het in de verordening niet nader bepaalde begrip vissersvaartuig van een andere lidstaat. 7 Daarnaast moet worden verduidelijkt of onder de doelstellingen verwezenlijken van de toepasselijke wetgeving van de Unie die zij beogen uit te voeren in de zin van artikel 11, lid 1, van verordening nr. 1380/2013 ook kan worden verstaan het louter bevorderen van de doelstellingen van dergelijke wetgeving van de Unie. Tweede vraag 8 Zo het standpunt van het Hof mocht luiden dat de lidstaten wegens artikel 11 van verordening nr. 1380/2013 maatregelen op basis van (nationale wetten ter uitvoering van) richtlijn 92/43 enkel mogen treffen voor zover deze geen gevolgen hebben voor vissersvaartuigen van andere lidstaten, bestaat nog de mogelijkheid dat de lidstaat mag optreden op grond van de wetten ter uitvoering van de artikelen 5, lid 3, en 6, lid 2, van richtlijn 2004/35, en dat de vordering op deze grond geheel of gedeeltelijk kan worden toegewezen. Daartoe zou inzonderheid kunnen worden aangevoerd dat richtlijn 2004/35 anders dan richtlijn 92/43 in artikel 11, lid 1, van verordening nr. 1380/2013 niet uitdrukkelijk wordt vermeld. Derde vraag 9 Tot slot zou artikel 3, lid 1, onder d), VWEU eraan in de weg kunnen staan dat een lidstaat bevoegd is tot het treffen van de door verzoeker gevraagde maatregelen. In dat geval zou het beroep ongegrond moeten worden verklaard. 5