MEDEDELING AAN DE LEDEN

Vergelijkbare documenten
MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Datum van inontvangstneming : 25/04/2016

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL 2011/2275(INI)

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

BIJLAGE. bij MEDEDELING VAN DE COMMISSIE. EU-wetgeving: betere resultaten door betere toepassing

ARREST van 20 oktober 1997 in de zaak A 96/ ARRET du 20 octobre 1997 dans l affaire A 96/

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Datum van inontvangstne ming : 22/05/2012

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

GEMOTIVEERD ADVIES VAN EEN NATIONAAL PARLEMENT INZAKE DE SUBSIDIARITEIT

Rapport. Hoe is jouw Zweeds? Oordeel

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

2. kennelijk ook van mening is dat verzoeker geen recht had op schadevergoeding.

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Date de réception : 01/03/2012

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië)

Datum van inontvangstneming : 08/11/2013

Datum van inontvangstneming : 13/11/2018

Jurisprudentie. BESCHIKKING VAN HET HOF (Zesde kamer) 14 juni 2017 *

Zwaarlijvigheid kan een handicap vormen in de zin van de richtlijn betreffende gelijke behandeling inzake arbeid

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Datum van inontvangstneming : 19/04/2013

Datum van inontvangstneming : 08/07/2016

Datum van inontvangstneming : 23/01/2019

Jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen wat micro-entiteiten betreft ***I

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332

Rapport. Datum: 23 juni 2004 Rapportnummer: 2004/248

Datum van inontvangstneming : 06/02/2017

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014

Datum van inontvangstneming : 31/07/2014

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Vertaling C-291/13-1. Zaak C-291/13. Verzoek om een prejudiciële beslissing. Eparchiako Dikastirio Lefkosias (Cyprus)

Informatie over de follow-up van de onder kenmerk CHAP(2013)01917 geregistreerde klachten

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

*** ONTWERPAANBEVELING

RICHTLIJN 98/59/EG VAN DE RAAD van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013

Rapport. Datum: 25 maart 1998 Rapportnummer: 1998/083

ONTWERPADVIES. NL In verscheidenheid verenigd NL 2010/0383(COD) van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken

Rapport. Datum: 22 september 2003 Rapportnummer: 2003/329

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Datum van inontvangstneming : 04/02/2014

EUROPEES PARLEMENT. Commissie werkgelegenheid en sociale zaken * ONTWERPVERSLAG. Commissie werkgelegenheid en sociale zaken

Datum van inontvangstneming : 08/04/2014

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 *

Rolnummer Arrest nr. 27/2013 van 28 februari 2013 A R R E S T

1. Onderwerp van d e klacht Onjuiste interpretatie van ondeugdelijke meetgegevens. 2. Advies van de voorzitter van de commissie.

VERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL A7-0160/

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

Transcriptie:

EUROPEES PARLEMENT 2014-2019 Commissie verzoekschriften 29.4.2015 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift nr. 1153/2009, ingediend door Gino Trevisanato (Italiaanse nationaliteit), over mogelijke schending van Richtlijn 98/59/EG inzake collectief ontslag door de Italiaanse wetgeving 1. Samenvatting van het verzoekschrift Indiener beweert dat de Italiaanse omzetting van Richtlijn 98/59/EG inzake collectief ontslag niet in overeenstemming met de richtlijn is. Volgens de Italiaanse wet hoeft het management niet te worden betrokken bij overleg met de vakbonden over collectieve ontslagen. Dit heeft nadelige gevolgen voor de ontslagvergoeding. Indiener vraagt alle EU-instellingen en organen om ondersteuning om de Italiaanse wetgeving in overeenstemming te brengen met het Gemeenschapsrecht inzake collectief ontslag. 2. Ontvankelijkheid Ontvankelijk verklaard op 27 november 2009. De Commissie is om inlichtingen verzocht (artikel 216, lid 6, van het Reglement). 3. Antwoord van de Commissie, ontvangen op 25 maart 2010 Indiener beweert dat de Italiaanse Wet nr. 223/1991 tot omzetting van Richtlijn 98/59/EG inzake collectief ontslag niet alle in deze richtlijn genoemde categorieën werknemers beschermt, met name leidinggevende werknemers niet. Volgens indiener worden managers (dirigenti) naar Italiaans recht wel opgenomen in de berekening van het aantal werknemers van een onderneming, maar niet bij de berekening van CM\1059907.doc PE440.060v09-00 In verscheidenheid verenigd

het aantal ontslagen werknemers. Zo bestaat de mogelijkheid de procedurele regels te omzeilen, aangezien niet het vereiste aantal ontslagen werknemers wordt bereikt voor het in gang zetten van de procedure wanneer naast andere werknemers ook een aantal leidinggevenden worden ontslagen. Indiener acht dit in tegenspraak met het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in zaak C-385/05 (CGT) waarin het Hof stelt dat artikel 3, lid 1 van Richtlijn 2002/14/EG betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers zich verzet tegen "een nationale regeling waarbij een bepaalde categorie van werknemers, zij het tijdelijk, wordt uitgesloten bij de berekening van het aantal werknemers in de zin van deze bepaling". Verder is indiener van mening dat de Italiaanse overheid in gebreke blijft door in deze zaak geen verzoek om een prejudiciële beslissing in te dienen bij het Hof over de uitlegging van artikel 4, lid 9 van Wet nr. 223/91. Het oorspronkelijke probleem Het oorspronkelijke probleem bestond uit twee verschillende kwesties: de ene betrof de omzetting en toepassing van Richtlijn 98/59/EG inzake collectief ontslag in Italië. De andere betrof de toegang tot rechtsmiddelen in een nationale gerechtelijke procedure. - Indiener was als manager (categorie dirigenti) werkzaam bij I.B.M. Italia spa en werd in november 1994 ontslagen als gevolg van een collectief ontslag. Het Hof van Beroep in Milaan oordeelde in deze zaak in januari 2007 dat artikel 4, lid 9, van Wet nr. 223/1991, die met inbegrip van de wijzigingen Richtlijn 98/59/EG inzake collectief ontslag omzet, bepaalt dat leidinggevenden geen aanspraak kunnen maken op bescherming uit hoofde van de procedureregels van deze wet. Op grond hiervan acht indiener de Italiaanse omzettingswetgeving in tegenspraak met de bevindingen van het Hof in zaak C-385/05 (CGT) en met Richtlijn 98/59/EG. - Op grond van artikel 360 van het Italiaanse wetboek van burgerlijke rechtsvordering kan een uitspraak van het Hof van Beroep worden aangevochten door beroep in te stellen wegens onjuiste toepassing van de rechtsregels. Op grond van artikel 365 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering kan het bij het Hooggerechtshof aangetekende beroep alleen ontvankelijk verklaard worden wanneer het ondertekend is door een ingeschreven advocaat. Indiener gaf aan dat hij geen advocaat wist te vinden die zijn zaak aanhangig wilde maken bij het Hooggerechtshof. Zijn advocaten hadden hun mandaat teruggegeven en de advocatenvereniging, de nationale orde van advocaten, de vakbonden en de Italiaanse organisatie Consulta per la Giustizia Europea dei Diritti Umani gingen niet in op zijn verzoek om ondersteuning. Indiener bracht zijn zaak onder de aandacht van de procureur-generaal van het Hof van Cassatie, zodat het Hof cassatie in het belang der wet kon instellen, maar zonder resultaat. Indiener gaf aan dat een advocaat hem had geschreven dat in de richtsnoeren van hogere gerechten wordt aanbevolen geen cassatieberoep in te stellen wegens de beperkte werkingssfeer van artikel 4, lid 9, van Wet nr. 223/1991. PE440.060v09-00 2/11 CM\1059907.doc

Indiener is van mening dat de Italiaanse overheid in gebreke is gebleven door geen cassatieberoep toe te laten. Indiener is van mening dat de overheid een cassatieberoep in belang van de wet had moeten aanvaarden, om deze kwestie vervolgens voor te leggen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie met het verzoek om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 4, lid 9 van Wet nr. 223/91. Verdere ontwikkelingen Sinds het eerste contact in juli 2007 heeft de Commissie een lange briefwisseling met indiener gevoerd, alsook met de Italiaanse autoriteiten, om inzicht te krijgen in de feiten en de juridische achtergrond. In een van zijn brieven deelde het Italiaanse ministerie van Werkgelegenheid, Gezondheid en Sociale Zaken mee dat in de Italiaanse wetgeving inzake individueel en collectief ontslag, werktijden, vakantierechten en arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur het onderscheid wordt gemaakt tussen de categorie "dirigenti" en de algemene categorie "werknemers". Bijgevolg zijn in geval van beëindiging van de dienstbetrekking noch de "procedurele" bescherming uit hoofde van artikel 4, lid 9 van Wet nr. 223 van 1991 inzake collectief ontslag, noch de algemene bescherming van werknemers in geval van een eenzijdige opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever volgens de Wetten nr. 604 van 1966, nr. 300 van 1970 en nr. 108 van 1990 van toepassing op dirigenti. Het voorwerp van de klacht had echter betrekking op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van iemand van deze categorie, die sterk afwijkt van die van werknemers. Voorts verwees het Italiaanse ministerie naar de jurisprudentie vanaf eind jaren 1960, waarin de rechtbanken als volgt oordeelden:: gezien het feit dat dirigenti en hun werkgever een betrekking hebben met een intuitu personae-karakter en verantwoordelijk zijn voor het bedrijfsmanagement, is het wellicht beter te rechtvaardigen dat voor de beëindiging van een arbeidsovereenkomst met dirigenti minder strenge materiële en procedurele beperkingen gelden dan voor de beëindiging van een arbeidsovereenkomst met werknemers. Daarnaast antwoordde het ministerie met betrekking tot collectieve arbeidsovereenkomsten dat dirigenti alleen ontslagen mogen worden op grond van ernstige nalatigheden of om ernstige organisatorische redenen. Anders dan bij werknemers zouden de gevolgen van een dergelijk onrechtmatig ontslag alleen financieel van aard zijn (schadevergoeding) en de werkgever niet verplichten om de onrechtmatig ontslagen dirigenti weer in dienst te nemen. Aangezien de Commissie niet overtuigd was door de uitleg van het Italiaanse ministerie, met name wat de rechtsgrondslag voor de afwijkende berekeningsmethode die wordt toegepast voor het totale personeelsbestand en het aantal ontslagen werknemers uit de categorie leidinggevenden betreft, stuurde zij op 26 juni 2009 een schriftelijke aanmaning aan de Italiaanse regering. Daarin gaf zij aan dat de ongelijke behandeling van dirigenti, door hen enerzijds wel mee te nemen in de berekening van het totale personeelsbestand van een onderneming maar hen anderzijds buiten beschouwing te laten bij de berekening van ontslagen als bedoeld in Richtlijn 98/59/EG, niet in overeenstemming is met de in artikel 1 van de richtlijn genoemde eisen. In haar antwoord van 7 september 2009 bleef Italië bij zijn eerdere standpunt. Er werd op gewezen dat dirigenti beslissingsbevoegdheid hebben en niet binnen een hiërarchische arbeidsverhouding functioneren. Voorts rechtvaardigt een vertrouwensfunctie zoals die van CM\1059907.doc 3/11 PE440.060v09-00

een dirigente een andere behandeling, zo ook bij collectief ontslag en de individuele arbeidsvoorwaarden. Daarnaast liet de Italiaanse overheid weten dat in de recente jurisprudentie een onderscheid wordt gemaakt tussen top-dirigenti en pseudo-dirigenti; waarbij de laatste categorie handelt in opdracht van een onderneming of een ander lid van deze categorie en beperkte bevoegdheden heeft. Uit het Italiaanse antwoord valt niet af te leiden welke inhoudelijke betekenis deze jurisprudentie heeft, met name met betrekking tot de juridische gevolgen van het gemaakte onderscheid tussen top-dirigenti en pseudo-dirigenti, en op welke juridische grondslag het niet meerekenen van dirigenti als werknemers berust. Om haar standpunt nog eens te benadrukken verwees de Italiaanse overheid naar arrest nr. 17965 van het Hooggerechtshof van 9 augustus 2006, waarin het een dergelijke procedure niet van toepassing verklaarde op personeel met uitvoeringsbevoegdheden. De Commissie deed indiener de inhoud van het antwoord toekomen en ontving zijn reactie in november 2009. Aangezien het Italiaanse antwoord nadere informatie bevatte, vroeg de Commissie de Italiaanse overheid om opheldering over de recente jurisprudentie, met name met betrekking tot het onderscheid tussen top-dirigenti en pseudo-dirigenti en over het arrest nr. 17965 van het Corte suprema van 9 augustus 2006, mede om een beter inzicht te krijgen in de Italiaanse situatie. Deze brief is verstuurd op 8 december 2009, het Italiaanse antwoord laat nog steeds op zich wachten (de Italiaanse autoriteiten hebben na ontvangst van een brief twee maanden de tijd om te antwoorden). De Commissie stelde indiener ook op de hoogte van het versturen en de inhoud van deze brief. Naar aanleiding van de tweede kwestie wijst de Commissie erop dat zij niet tussenbeide kan komen in nationale gerechtelijke procedures, waaronder beroepsprocedures en uitspraken van de nationale rechter. Op grond van Richtlijn 98/59/EG betreffende de aanpassing van de nationale wetgeving inzake collectief ontslag moeten de lidstaten erop toezien dat vertegenwoordigers van werknemers en/of werknemers zelf toegang hebben tot gerechtelijke en/of administratieve procedures ter handhaving van de verplichtingen die deze richtlijn stelt. Na analyse van de door indiener en de Italiaanse autoriteiten verstrekte informatie over de betekenis van het begrip dirigenti in het Italiaanse recht, moet de Commissie op het volgende wijzen: - Om opheldering te verschaffen over een mogelijk misverstand met betrekking tot de bovengenoemde feiten dient opgemerkt te worden dat ondanks dat de betreffende zaak al in 1994 aanhangig was en de nationale omzettingswetgeving van 1991 dateert, terwijl de toepasselijke richtlijn in 1998 in werking trad, de klacht nog steeds ontvankelijk is op grond van de volgende feiten. Richtlijn 75/129/EEG van 17 februari 1975 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag en Richtlijn 92/56/EEG tot wijziging hiervan zijn geconsolideerd door Richtlijn 98/59/EG. Richtlijn 75/129/EEG bevatte dezelfde bepaling ten aanzien van de berekening van de drempel voor het aantal ontslagen bij collectief ontslag en de materiële werkingssfeer van de richtlijn, met uitzondering van één uitsluiting van deze PE440.060v09-00 4/11 CM\1059907.doc

werkingssfeer, die echter niet van belang is voor deze zaak 1. Derhalve is een verwijzing naar Richtlijn 98/59/EG aanvaardbaar. De bepalingen van deze richtlijnen zijn omgezet bij de Italiaanse Wet nr. 223/1991 en de wijzigingen ervan. In Richtlijn 2002/14/EG betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers wordt het begrip werknemer gedefinieerd als "een persoon die in de betrokken lidstaat op grond van het nationale arbeidsrecht en volgens de nationale praktijk bescherming geniet als werknemer", terwijl Richtlijn 98/59/EG geen definitie geeft van het begrip werknemer. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft nog geen uitspraak gedaan over deze definitie in de bewuste richtlijn, maar in andere gevallen heeft het wel beslist dat het begrip werknemer in de context van de arbeidsrechtrichtlijnen geen uniforme betekenis heeft in de Unie, en daarom altijd moet worden uitgelegd in het licht van de context en het doel van het betreffende rechtsinstrument. Het feit dat artikel 1, lid 2, uitzonderingen bevat op de algemene regel, lijkt de conclusie te rechtvaardigen dat de werkingssfeer van Richtlijn 98/59/EG van toepassing is op alle werknemers, behalve de in artikel 1, lid 2 genoemde categorieën. Dit artikel heeft echter geen betrekking op dirigenti en managersfuncties als dusdanig. Dit standpunt wordt ondersteund door de volgende uitspraken van het Europees Hof van Justitie: zaak C-215/83 (Commissie/België, punt 21), zaak C-32/02 (Commissie/Italië, punt 22), zaak C-385/05 (Confédération général du Travail, punt 47). Anderzijds heeft de richtlijn tot doel de wetgeving van de verschillende lidstaten inzake collectief ontslag op elkaar af te stemmen door minimumvereisten vast te stellen, en niet om de in heel Europa toepasselijke wetgeving tot in de kleinste details te harmoniseren. Bovendien vallen alle niet in deze richtlijn opgenomen bepalingen onder de bevoegdheid van de lidstaten. De positie van leidinggevenden wordt in de verschillende lidstaten vaak geregeld door civielrechtelijke overeenkomsten (met inbegrip van aansprakelijkheidsregels, bijzondere arbeidsvoorwaarden en ontslagclausules). Daarom zijn niet alle arbeidsrechtelijke bepalingen op dit soort overeenkomsten van toepassing. Dit is vooral bij topmanagers niet ongebruikelijk. Uit de ontvangen informatie wordt niet duidelijk of een arbeidsovereenkomst van een leidinggevende in Italië onder het arbeidsrecht, onder het burgerlijk recht, of onder beide valt. Daarom is het vrijwel onmogelijk om de status van managers (dirigenti) en de hierop in Italië van toepassing zijnde bepalingen te beoordelen, mede gezien de uitzonderingen hierop, die in de eerste plaats voortvloeien uit jurisprudentie en het onderscheid als gevolg van de dubbele indeling van managers: echte dirigenti en pseudo-dirigenti. Dit onderscheid en het mogelijke belang ervan vragen om nadere opheldering, vooral in het licht van het concrete geval van indiener. Daarbij moet rekening worden gehouden met het gegeven dat de feitelijke beoordeling van dit geval binnen de bevoegdheid van de nationale rechter valt. Als de Italiaanse wetgeving dirigenti ooit als werknemers heeft gekwalificeerd, moeten deze volgens de Commissie worden meegenomen bij de berekening van het personeelsbestand, met 1 In Richtlijn 92/56/EEG werd het punt dat verwees naar "op werknemers die worden getroffen door het beëindigen van de werkzaamheden van de plaatselijke eenheid dat voortvloeit uit een rechterlijke beslissing" geschrapt. CM\1059907.doc 5/11 PE440.060v09-00

inbegrip van de ontslagen werknemers. Derhalve lijkt de Italiaanse omzettingswetgeving waarin wordt bepaald dat dirigenti wel worden meegeteld bij de berekening van het personeelsbestand van een onderneming, maar niet worden meegeteld bij de berekening van ontslagen werknemers, niet in overeenstemming te zijn met de in artikel 1 van Richtlijn 98/59/EG gestelde eisen. De Italiaanse wetgeving doet geen duidelijke uitspraak over de kwalificatie dirigenti, die kennelijk van geval tot geval wordt beoordeeld door Italiaanse rechtbanken aan de hand van de feiten. De vraag of indiener onder de bescherming van de richtlijn valt, hangt daarom af van de kwalificatie van zijn functie in het Italiaanse recht. Of hij behoorde tot de categorie van de dirigenti of die van de pseudo-dirigenti met een civielrechtelijke of arbeidsrechtelijke overeenkomst en of hij al dan niet wordt gekwalificeerd als werknemer, zijn feiten die een nationale rechter moet vaststellen. Ten aanzien van het door indiener verlangde verzoek om een prejudiciële beslissing door de Italiaanse rechters aan het Hof van Justitie van de Europese Unie, wijst de Commissie erop dat nationale rechters op grond van artikel 234 van het EG-Verdrag hiertoe niet verplicht zijn. Daarom kan de Commissie voor dit deel van het verzoekschrift niet ten gunste van indiener optreden. 4. Aanvullend antwoord van de Commissie (REV), ontvangen op 13 januari 2011 De Commissie herinnert eraan dat op 26 juni 2009 een schriftelijke aanmaning betreffende deze zaak aan Italië is gestuurd. De Italiaanse autoriteiten antwoordden per brief op 7 september 2009. Dit antwoord en aanvullende brieven van indiener bevatten nieuwe informatie over de categorie dirigenti en de desbetreffende Italiaanse jurisprudentie, hetgeen om nadere opheldering vroeg. Daarom werd op 8 december 2009 een brief aan Italië gestuurd met de vraag om opheldering. Italië antwoordde per brief op 17 maart 2010, en voegde arrest nr. 17965 van het Hooggerechtshof van 9 augustus 2006 bij. In het antwoord werd bevestigd dat, hoewel dirigenti worden meegeteld bij de berekening van het totale personeelsbestand, zij niet in aanmerking worden genomen bij de berekening van het drempelaantal ontslagen bij collectief ontslag. Deze uitsluiting, die gebaseerd is op de Italiaanse omzettingswetgeving zoals geïnterpreteerd in de jurisprudentie, lijkt niet in overeenstemming te zijn met de in artikel 1 van Richtlijn 98/59/EG geformuleerde vereisten. Ondertussen heeft de Commissie brieven 2 naar indiener gestuurd om hem de stand van zaken mee te delen en hem te vragen om een kopie van de twee arresten van de Milanese rechtbanken over zijn zaak. Indiener bezorgde de gevraagde arresten op 2 november 2010. Vervolgens deelde hij de Commissie op 22 november 2010 in een brief mee dat het hoogste gerecht van cassatie van Italië zijn beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard, en dat hij enkel het inhoudelijke deel van 2 De laatste brief was van 26 oktober 2010. PE440.060v09-00 6/11 CM\1059907.doc

het arrest heeft ontvangen en niet de motivering van de uitspraak. De Commissie onderzoekt de zaak momenteel op basis van alle huidige informatie en zal het Europees Parlement inlichten wanneer zij hierover een beslissing heeft genomen. 5. Antwoord van de Commissie (REV II), ontvangen op 10 juni 2011 Zoals aangegeven in de eerdere mededeling, hebben de diensten van de Commissie de zaak grondig bestudeerd. Daarbij hebben zij zich niet alleen gebaseerd op de door indiener en de Italiaanse overheid verstrekte informatie, maar hebben zij ook een uitgebreid onderzoek verricht en een Italiaanse juridisch expert om advies gevraagd. Naar aanleiding van dit onderzoek kwam de Commissie tot de conclusie dat het grootste probleem in de Italiaanse jurisprudentie schuilt, die dirigenti enerzijds uitsluit van de in de Richtlijn voorziene procedurele voordelen, ondanks hun status als werknemers, en anderzijds de categorie van dirigenti breed opvat, zodat bijvoorbeeld ook uitvoerend personeel zonder vergaande bevoegdheden op het gebied van beleidsvorming eronder valt (vgl. in dit verband de uitspraak van het Corte suprema van 30 maart 2007 in zaak 7880). Het feit dat dirigenti niet worden meegeteld bij de berekening van de drempel voor collectief ontslag lijkt echter geen probleem te vormen, aangezien de Italiaanse omzettingswetgeving in dit verband meer bescherming biedt dan de richtlijn (Wet 223/1991 voorziet in een drempel van vijf werknemers, terwijl de richtlijn een drempel van twintig werknemers verplicht stelt). Evenmin plaatst de Commissie vraagtekens bij de situatie van topmanagers die als alter ego van een werkgever beschouwd kunnen worden. Dit heeft bijvoorbeeld betrekking op dirigenti aan wie de werkgever uitgebreide besluitvormingsbevoegdheden heeft gedelegeerd, in het bijzonder de mogelijkheid om zelfstandig werknemers te ontslaan. Het is aan de Italiaanse nationale autoriteiten, waaronder de rechtbanken, om op basis van alle relevante feiten van een specifieke zaak te beoordelen of een bepaalde manager onder deze categorie valt. De Commissie heeft indiener per brief op de hoogte gesteld van de voornoemde ontwikkelingen. In het kader van de lopende inbreukprocedure naar aanleiding van deze zaak is de Commissie van plan om nogmaals contact op te nemen met de Italiaanse autoriteiten over bovengenoemde kwesties, daarbij te verwijzen naar de betreffende jurisprudentie (in het bijzonder de voornoemde uitspraak van 30 maart 2007), en Italië te vragen naar zijn standpunt. De Commissie zal het Europees Parlement op de hoogte houden van de ontwikkelingen. 6. Aanvullend antwoord van de Commissie (REV III), ontvangen op 16 december 2011 Zoals aangegeven in haar eerdere mededeling heeft de Commissie in het kader van de inbreukprocedure die naar aanleiding van deze zaak werd geopend, de Italiaanse Republiek op 30 september 2011 een aanvullende schriftelijke aanmaning gestuurd. Daarin vraagt de Commissie om een reactie op het in de brief verwoorde standpunt. De Commissie heeft indiener ook een brief gestuurd waarin hij in detail op de hoogte is gebracht van deze CM\1059907.doc 7/11 PE440.060v09-00

ontwikkelingen. In haar aanvullende aanmaning bevestigde de Commissie de conclusies van haar aanmaningsbrief van 26 juni 2009, namelijk dat uitsluiting van dirigenti van de werkingssfeer van de in artikel 4 juncto artikel 24 van Wet nr. 223/1991 bedoelde mobiliteitsprocedure, niet strookt met de eisen van artikel, lid 1 en 2, van Richtlijn 98/59, en dat deze bepaling bijgevolg niet correct is omgezet in de Italiaanse wetgeving. De Commissie wees er met name op dat het begrip "werknemer" gebruikt in artikel 1, lid 1 en 2, van Richtlijn 98/59 om de werkingssfeer van de richtlijn te bepalen op dezelfde manier moet worden geïnterpreteerd en dat deze interpretatie niet aan de lidstaten mag worden overgelaten. Gezien de doelstellingen van deze richtlijn op het gebied van bescherming van werknemers, artikel 30 van het Handvest van de grondrechten en de artikelen 7, 17 en 18, van het Europees Sociaal Handvest, kunnen top-dirigenti, dat wil zeggen dirigenti die in feite als alter ego van hun werkgever fungeren, worden uitgesloten van de werkingssfeer ervan. Deze dirigenti zijn namelijk bevoegd besluiten te nemen over het beheer van de onderneming en over de productiemiddelen ervan, alsook over het aantal, de soort en zelfs de identiteit van de werknemers die te maken krijgen met de procedure van collectief ontslag. Het is daarom evident dat zij de door deze procedure geboden bescherming niet nodig hebben. In elk geval zijn de top-dirigenti niet de enige dirigenti die op grond van de jurisprudentie van het Hof van Cassatie zijn uitgesloten van de werkingssfeer van de in artikel 4 van Wet nr. 223/1991 bedoelde mobiliteitsprocedure. Uit informatie van de Commissie blijkt namelijk dat arrest nr. 17965 van 2006 een nieuwe impuls heeft gegeven aan de jurisprudentie van het Hof van Cassatie. Voortaan wordt aan alle werknemers die in hun collectieve arbeidsovereenkomsten als zodanig worden gedefinieerd, de status van echte dirigenti toegekend. Niet alleen top-dirigenti vallen onder deze categorie, maar ook dirigenti van het middenkader of lager, die niet als alter ego van de onderneming fungeren en niet bevoegd zijn de productiemiddelen van de onderneming te beheren, maar toch beschikken over zeer gespecialiseerde professionele kennis en daarom een bijzonder sterke positie op de arbeidsmarkt hebben. Op grond van deze interpretatie geldt de bescherming van de mobiliteitsprocedure in de zin van artikel 4 juncto artikel 24 van Wet nr. 223/1991 niet alleen niet voor de top-dirigenti, die bevoegd zijn tot het nemen van besluiten over het personeelsbeheer van de onderneming, inclusief collectieve ontslagen, maar evenmin voor dirigenti die in de collectieve arbeidsovereenkomsten alleen op basis van hun hooggespecialiseerde professionele kwaliteiten als zodanig worden gekwalificeerd. Volgens de Commissie strookt deze uitsluiting echter niet met de richtlijn. Zoals blijkt uit bovenstaande beschrijving van de Italiaanse wetgeving tot omzetting van Richtlijn 98/59, heeft uitsluiting van dirigenti van de werkingssfeer van de mobiliteitsprocedure in de zin van artikel 4 juncto artikel 24 van Wet nr. 223/1991 tot gevolg dat deze categorie werknemers geen bescherming geniet op grond van deze procedure. Tevens maakt deze uitsluiting het moeilijker om de drempel voor ontslagen te bereiken die is voorzien in artikel 24 van dezelfde wet en waarmee kan worden bepaald voor welke ondernemingen de betreffende procedure geldt. Daarmee wordt ook de werkingssfeer van de PE440.060v09-00 8/11 CM\1059907.doc

procedure beperkt in het nadeel van andere categorieën werknemers. De in het kader van deze bepaling voorziene drempels voor werknemers en ontslagen liggen veel lager dan de drempels van artikel 1, lid 1, onder a) van de richtlijn ter bepaling van de werkingssfeer. Gezien de ruime definitie die het Hof van Cassatie aan het begrip dirigenti geeft, is het, afhankelijk van de omstandigheden, niet uitgesloten dat het feit dat deze categorie niet wordt opgenomen in de berekening van de drempel voor ontslagen in de zin van artikel 24 van Wet nr. 223/1991, een schending is van de in artikel 1, lid 1, onder a) van de richtlijn voorziene drempels. In dergelijke gevallen leidt de uitsluiting van dirigenti van de werkingssfeer van artikel 4 juncto artikel 24 van Wet nr. 223/1991 niet alleen tot onrechtmatige discriminatie van dirigenti, maar ook tot een eveneens onrechtmatige afzwakking van de bescherming van andere categorieën werknemers. De Commissie houdt het Parlement uiteraard op de hoogte van de verdere behandeling van deze zaak. 7. Antwoord van de Commissie (REV IV), ontvangen op 30 augustus 2012 De Commissie heeft Italië op 22 juni 2012 3 een met redenen omkleed advies toegezonden en de indiener hiervan op de hoogte gebracht. De Commissie heeft Italië verzocht dirigenti niet langer uit te sluiten van de in Richtlijn 98/59/EG vastgelegde procedurele waarborgen inzake informatie en raadpleging van werknemers op de werkplek. Italië kreeg twee maanden de tijd de Commissie te informeren over de maatregelen die het land heeft genomen om zijn wetgeving in overeenstemming met het EU-recht te brengen. Indien de Commissie geen antwoord ontvangt, kan zij besluiten Italië voor het Hof van Justitie te dagen. De Commissie houdt de Commissie verzoekschriften op de hoogte van het vervolg van deze zaak. 8. Aanvullend antwoord van de Commissie (REV V), ontvangen op 27 november 2012 De Commissie heeft op 24 oktober 2012 besloten Italië naar het Europese Hof van Justitie te verwijzen wegens het uitblijven van maatregelen waarmee de EU-wetgeving inzake collectief ontslag naar behoren wordt omgezet 4. Op grond van het Italiaanse recht en de betreffende Italiaanse jurisprudentie worden dirigenti momenteel uitgesloten van procedurele waarborgen met betrekking tot informatie en raadpleging van werknemersvertegenwoordigers op de werkplek. Volgens de Italiaanse jurisprudentie vallen niet alleen hoge managers met verstrekkende beslissingsbevoegdheden waaronder het personeelsmanagement onder de categorie dirigenti, maar ook managers van het middenkader en jonge managers, die beschikken over 3 http://europa.eu/rapid/press-release_ip-12-665_nl.htm 4 http://europa.eu/rapid/press-release_ip-12-1145_nl.htm CM\1059907.doc 9/11 PE440.060v09-00

professionele kennis op hoog niveau, maar niet fungeren als alter ego van de werkgever en geen echte bevoegdheden hebben inzake het beheer van de productiemiddelen van de onderneming. Om een behoorlijke tenuitvoerlegging van de richtlijn te garanderen, kan de definitie van het begrip "werknemer" niet aan de lidstaten worden overgelaten. Integendeel: het begrip "werknemer" moet in de hele EU uniform en overeenkomstig de doelstellingen van de richtlijn, het gelijkheidsbeginsel en het EU-Handvest van de grondrechten gedefinieerd worden. De Commissie houdt het Parlement op de hoogte van de verdere behandeling van deze zaak. 9. Aanvullend antwoord van de Commissie (REV VI), ontvangen op 27 maart 2013 Nadat de Commissie had besloten Italië voor het Hof van Justitie te dagen 5, heeft zij daartoe op 20 december 2012 een verzoek ingediend 6. De Commissie informeert het Europees Parlement over de uitspraak van het Hof zodra deze openbaar gemaakt wordt 7. 10. Aanvullend antwoord van de Commissie (REV VII), ontvangen op 30 april 2014 Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft op 13 februari 2014 zijn arrest uitgesproken in de zaak C-596/12. Het Hof oordeelde het volgende: "Door bij artikel 4, lid 9, van legge n. 223 Norme in materia di cassa integrazione, mobilita, trattamenti di disoccupazione, attuazione di direttive della Comunita europea, avviamento al lavoro ed altre disposizioni in materia di mercato del lavoro (wet nr. 223 betreffende voorschriften op het gebied van technische werkloosheid, mobiliteit, werkloosheidsuitkeringen, tenuitvoerlegging van gemeenschapsrichtlijnen, arbeidsbemiddeling en andere bepalingen inzake de arbeidsmarkt) van 23 juli 1991 de categorie van "dirigenti" uit te sluiten van de werkingssfeer van de in artikel 2 van Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag bedoelde procedure, is de Italiaanse Republiek de krachtens artikel 1, leden 1 en 2, van deze richtlijn op haar rustende verplichtingen niet nagekomen." Indiener, die bij de Commissie een klacht had ingediend samen met onderhavig verzoekschrift, is bij schrijven van 17 februari 2014 op de hoogte gebracht van dit arrest. De Commissie zal de uitvoering van het arrest door de Italiaanse autoriteiten van nabij volgen. 5 wegens het uitblijven van maatregelen waarmee het EU-recht inzake collectief ontslag naar behoren wordt omgezet. http://europa.eu/rapid/press-release_ip-12-1145_nl.htm 6 C-596/12 (Commissie/Italië). 7 De uitspraak wordt tevens gepubliceerd op de website van het Hof van Justitie (zoekformulier): http://curia.europa.eu/juris/recherche.jsf?language=nl PE440.060v09-00 10/11 CM\1059907.doc

11. Aanvullend antwoord van de Commissie (REV VIII), ontvangen op 29 april 2015 Naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 13 februari 2014 in zaak C-596/12, nam Italië op 21 oktober 2014 de "Legge europea 2013-bis" aan om aan het EU-recht te voldoen. De gewijzigde wetgeving lijkt de in het onderhavige verzoekschrift aangehaalde problemen op te lossen en de situatie in overeenstemming te brengen met Richtlijn 98/59/EG als uitgelegd in het hiervoor vermelde arrest. Op 17 november 2014 werd een aankondiging van afsluiting toegezonden aan indiener, die een klacht had ingediend samen met onderhavig verzoekschrift, waarin hij werd uitgenodigd om binnen de vier weken te antwoorden en eventueel nieuwe informatie over te leggen. Hij bevestigde in een e-mail van 7 december 2014, en later in een aanvullende brief van 30 december 2014, dat de nieuwe wet ervoor zorgt dat de situatie voortaan in overeenstemming is met de richtlijn, maar hij voegde eraan toe dat volgens hem de zaak te snel wordt afgesloten aangezien hij nog een zaak tegen Italië hangende heeft voor schadeloosstelling als gevolg van de schending van het EU-recht. Dergelijke zaken van individuele schadeloosstelling vallen echter buiten het toepassingsgebied van het EU-recht. Gezien het voorgaande sloot de Commissie de inbreukprocedure af op 26 februari 2015. CM\1059907.doc 11/11 PE440.060v09-00