Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Hoofdstuk 5. Bestuursrechtelijke handhaving Algemene bepalingen

Vergelijkbare documenten
Besluit kwaliteitseisen handhaving milieubeheer - kwaliteitscriteria - Besluit omgevingsrecht

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal 1

Aanwijzingsbesluit toezichthouders RUD Limburg-Noord

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (incl. wijzigingen Invoeringswet)

Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

1 van :17

Aanwijzingsbesluit toezichthouders Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) Limburg Noord

Wetsvoorstel algemene bepalingen omgevingsrecht

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Gemeente Heerde. cittamow. Advies aan het college

Mandaatbesluit Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB)

MONUMENTENVERORDENING GEMEENTE HAARLEMMERMEER 2004

PROVINCIAAL BLAD. Mandaatbesluit OD NZKG 2015 provincie Utrecht en de bijlage

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

3 december 1992, houdende plaatsing in het

WET OP DE MEDISCHE HULPMIDDELEN

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxtel;

CONCEPT-INVOERINGSWET WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT

Algemene toelichting. Hoofdstuk 2 Herstellend traject

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Toelichting. Algemene toelichting. Hoofdstuk 2 Herstellend traject

RUD UTRECHT. MANDAATLIJST Gemeente Nieuwegein RUIM MANDAAT Bijlage bij mandaatbesluit RUD Utrecht gemeente Nieuwegein

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Toelichting op gemeenschappelijke regeling

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Handhavingsinstrumenten

Wet van 20 december 1984, houdende nieuwe bepalingen met betrekking tot gemeenschappelijke regelingen

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Deze compare is gemaakt op 15 januari Bij het opstellen is gebruik gemaakt van de teksten zoals gepubliceerd op wetten.overheid.nl.

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland; Hoofdstuk II Beschermde monumenten. Monumentenlijst en plaatsing. Provinciale Staten van Noord-Holland;

Provinciaal blad van Noord-Brabant

De Provinciale Monumentenverordening Noord-Holland 2010 wordt als volgt aangepast:

DE NIEUWE OMGEVINGSVERGUNNING OP WEG NAAR ÉÉN INTEGRALE VERGUNNING IN DE GEMEENTE BARNEVELD. Presentatie 15 oktober 2009 Raadscommissie Grondgebied

2. Aanwijzing van beschermde gemeentelijke cultuurgoederen en verzamelingen

RUD UTRECHT. MANDAATLIJST Gemeente, BEPERKT MANDAAT BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN VOORWAARDEN EN REIKWIJDTE (INSTRUCTIES) OPMERKING

: LANDSVERORDENING van 28 maart 2013 houdende vaststelling van nieuwe regels inzake de handhaving van de arbeidswetgeving

VERORDENING PEUTERSPEELZALEN OEGSTGEEST gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 november 2004, nr.

Besluit van Provinciale Staten van Noord-Holland van 6 november 2017 tot vaststelling van de Erfgoedverordening Noord-Holland 2017

Erfgoedverordening Boxtel 2010

Hoofdstuk 9 Awb: Klachtbehandeling

Eerste Kamer der Staten-Generaal

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Almere (Flevoland)

Hoofdstuk 1. Algemeen

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Integraal Handhavingsbeleidsplan De Ronde Venen, 26 september Bijlage VI Toelichting op de bestuursrechtelijke sanctiemiddelen

A 2014 N 55 (G.T.) PUBLICATIEBLAD. De Gouverneur van Curaçao, de Algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur Land Curaçao;

Het college van gedeputeerde staten van Utrecht;

Gezien het advies van de Provinciale adviescommissie leefomgevingskwaliteit d.d. 8 juni 2009;

Erfgoedverordening Nissewaard 2016

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 16 januari 2004, nr ;

Gelezen het voorstel van de burgemeester en wethouders d.d. 22 november 2006, nr.

Instructie voor ambtenaren Bouw- en Woningtoezicht.

Wet op de bijzondere opsporingsdiensten Geldend van t/m heden

Toelichting op de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Heemstede 2014

MANDAAT- EN MACHTIGINGSBESLUIT HANDHAVING GEMEENTE VELSEN

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Provinciewet en de Gemeenschappelijke regeling Samenwerkingsverband Noord-Nederland;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 november 2017;

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Deze compare van de Wabo gaat uit van de tekst van de Wabo van 1 januari 2014 vergeleken met de tekst van de Wabo van 1 januari 2013.

Mandaat en delegatie. mr. M.C. de Voogd

Ontwerpbesluit omgevingsrecht

Erfgoedverordening gemeente Houten

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Bijlage A: Wijzigingsvoorstellen APV Nuth 2016

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Besluit van Provinciale Staten

Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Delfland

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Wet van 18 januari 1996, betreffende de kwaliteit van zorginstellingen

Afdeling 3.4A Informatie over samenhangende besluiten

Wet van 20 oktober 2006, houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening (Wet ruimtelijke ordening)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend overeenkomstig de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte documenten.

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen. Provinciale Staten van Groningen; Besluiten: Artikel 1 Begripsomschrijvingen. Dit reglement verstaat onder:

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken

Kaderverordening subsidies provincie Groningen 1998

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Breda houdende regels omtrent taxi s Taxiverordening Breda

Wijzigingsverordening Algemene plaatselijke verordening gemeente Tholen 2017

GEMEENTE VALKENBURG AAN DE GEUL. gezien het voorstel van burgemeester en 'Wethouders van 8 december 1987;

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Mandaatbesluit gemeente Hardinxveld-Giessendam voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid

Gemeenschappelijke regeling samenwerking belastingen Amstelland- Meerlanden

Transcriptie:

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Hoofdstuk 5. Bestuursrechtelijke handhaving 5.1. Algemene bepalingen Artikel 5.1 Dit hoofdstuk is van toepassing met betrekking tot de handhaving van het bij of krachtens deze wet bepaalde, alsmede met betrekking tot de handhaving van het bepaalde bij of krachtens de: Flora- en faunawet, Kernenergiewet, Monumentenwet 1988, Natuurbeschermingswet 1998, Ontgrondingenwet, Wet bescherming Antarctica, Wet bodembescherming, Wet geluidhinder, Wet inzake de luchtverontreiniging, Wet milieubeheer, Wet ruimtelijke ordening, Waterwet en Woningwet, voor zover dit bij of krachtens de genoemde wetten is bepaald. Artikel 5.2 1. Het bevoegd gezag heeft tot taak: a. zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de op grond van het bepaalde bij of krachtens de betrokken wetten voor degene die het betrokken project uitvoert, geldende voorschriften; b. gegevens die met het oog op de uitoefening van de taak als bedoeld onder a van belang zijn, te verzamelen en te registreren; c. klachten te behandelen die betrekking hebben op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de betrokken wetten met betrekking tot het uitvoeren van het betrokken project. 2. Indien met betrekking tot het uitvoeren van het betrokken project door het bevoegd gezag een beschikking tot oplegging van een last onder bestuursdwang, oplegging van een last onder dwangsom of intrekking van een vergunning op grond van artikel 5.19 is gegeven en, nadat die beschikking is gegeven, als gevolg van een verandering van het betrokken project een ander bestuursorgaan bevoegd wordt de vergunning te verlenen, blijft het bestuursorgaan dat de beschikking heeft gegeven, bevoegd met betrekking tot die beschikking totdat zij a. onherroepelijk is geworden en is tenuitvoergelegd, of de dwangsom is ingevorderd, of b. is ingetrokken, of de bij de beschikking opgelegde last onder dwangsom overeenkomstig artikel 5:34 van de Algemene wet bestuursrecht is opgeheven. 3. Bij het uitoefenen van de taak, bedoeld in het eerste lid, houdt het bevoegd gezag, voorzover er sprake is van een activiteit met betrekking tot een inrichting of mijnbouwwerk, rekening met het voor hem geldende milieubeleidsplan. 4. In bij wet of algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën gevallen heeft tevens het bestuursorgaan dat bevoegd is een verklaring te geven als bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving, bedoeld in het eerste lid, onder a. Deze taak blijft beperkt tot de activiteiten van het project waarvoor de verklaring is vereist. Op het uitoefenen van deze taak is het derde lid van overeenkomstige toepassing. Artikel 5.2a 1. Voor zover dit hoofdstuk bij of krachtens een in artikel 5.1 genoemde wet van toepassing is, en een orgaan van een waterschap een bij of krachtens dit hoofdstuk gevorderde beslissing niet of niet naar behoren neemt dan wel een bij of krachtens dit hoofdstuk gevorderde handeling niet of niet naar behoren verricht, zijn de artikelen 121 tot en met 121f van de Provinciewet van overeenkomstige toepassing. 1

2. In afwijking van het eerste lid zijn, voor zover 5.2 bij of krachtens een in artikel 5.1 genoemde wet van toepassing is en een orgaan van een waterschap een bij of krachtens 5.2 gevorderde beslissing niet of niet naar behoren neemt dan wel een bij of krachtens 5.2 gevorderde handeling niet of niet naar behoren verricht, zijn de artikelen 124, 124a en 124c tot en met 124h van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. 3. Hoofdstuk XVIII van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van door een orgaan van een waterschap bij of krachtens dit hoofdstuk genomen besluiten en niet-schriftelijke beslissingen, gericht op enig rechtsgevolg. 4. In afwijking van het derde lid is hoofdstuk XVII van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing ten aanzien van door een orgaan van een waterschap bij of krachtens 5.2 genomen besluiten en niet-schriftelijke beslissingen, gericht op enig rechtsgevolg. 5.2. Afstemming en coördinatie in het belang van een doelmatige handhaving Artikel 5.3 1. Bij algemene maatregel van bestuur worden in het belang van een doelmatige handhaving regels gesteld. De maatregel bevat geen regels met betrekking tot activiteiten als bedoeld in artikel 2.2. 2. Bij de maatregel worden in ieder geval regels gesteld met betrekking tot een strategische, programmatische en onderling afgestemde uitoefening van de handhavingsbevoegdheden door de bestuursorganen die belast zijn met de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens de betrokken wetten en van het toezicht op de naleving door de onder hun gezag werkzame toezichthouders. 3. Bij de maatregel kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de afstemming van de werkzaamheden van de bestuursorganen en toezichthouders, bedoeld in het tweede lid, op die van andere organen en ambtenaren die belast zijn met de handhaving van het bepaalde bij of krachtens de betrokken wetten. 4. Bij regeling van Onze Minister kunnen, in overeenstemming met Onze betrokken Minister, nadere regels worden gesteld met betrekking tot het bepaalde bij de maatregel. Artikel 5.4 Gedeputeerde staten dragen zorg voor de coördinatie van de uitvoering van het bepaalde krachtens artikel 5.3 in de provincie. Artikel 5.5 1. Ter uitvoering van artikel 5.4 wordt in iedere provincie regelmatig overleg gevoerd tussen de bestuursorganen die belast zijn met de handhaving van het bepaalde bij of krachtens de betrokken wetten. 2. Gedeputeerde staten stellen voor dat overleg een of meer overlegorganen in. Aan het overleg kunnen, op uitnodiging, andere organen en ambtenaren, die belast zijn met de handhaving van het bepaalde bij of krachtens de betrokken wetten, deelnemen. 3. In dat overleg maken die bestuursorganen in ieder geval afspraken over de wijze waarop zij uitvoering zullen geven aan het bepaalde krachtens artikel 5.3 en aan artikel 5.4 en over de voorzieningen die zij voor die uitvoering zullen treffen. Artikel 5.6 Onze Minister draagt zorg voor de coördinatie van de uitvoering van het bepaalde krachtens artikel 5.3, voorzover die coördinatie naar zijn oordeel van meer dan provinciaal belang is. 5.7 [Vervallen per 01-10-2012] Artikel 5.8 1. Gedeputeerde staten kunnen, indien zij hebben vastgesteld dat een behoorlijke uitvoering van het bepaalde krachtens artikel 5.3 in de provincie onvoldoende gewaarborgd is, gemeenten of waterschappen aanwijzen waarvan burgemeester en wethouders, onderscheidenlijk de dagelijkse besturen een gemeenschappelijke regeling moeten treffen als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen, ter behartiging van het belang van een doelmatige handhaving. Artikel 99, eerste lid, van die wet is niet van toepassing. Een waterschap wordt niet aangewezen dan nadat Onze Minister van Verkeer en Waterstaat in overeenstemming met Onze Minister heeft verklaard dat hij daartegen geen bedenkingen heeft. 2

2. Gedeputeerde staten houden bij een aanwijzing rekening met de regio s die overeenkomstig de bijlage, behorend bij de Wet veiligheidsregio s, zijn vastgesteld. 3. Gedeputeerde staten kunnen te allen tijde bepalen dat de provincie deelneemt aan een regeling. Indien een aan te wijzen waterschap in meer dan een provincie ligt, geschiedt de aanwijzing in overeenstemming met gedeputeerde staten van de betrokken provincie. 4. Bij de regeling wordt een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen ingesteld. 5. Bij de regeling worden door de deelnemende gemeenten of waterschappen aan het bestuur van het openbaar lichaam ten minste de volgende taken opgedragen: a. het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de betrokken wetten, het verzamelen en registreren van gegevens, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, onder b, en het behandelen van klachten, bedoeld in dat artikellid, onder c, en b. het voorbereiden en het uitvoeren van door burgemeester en wethouders van een deelnemende gemeente of van door het dagelijks bestuur van een deelnemend waterschap te geven, of gegeven beschikkingen tot oplegging van een last onder bestuursdwang, oplegging van een last onder dwangsom of intrekking van een vergunning of ontheffing op grond van artikel 5.19. 6. Gedeputeerde staten doen van het besluit, houdende de aanwijzing, mededeling door overlegging van het besluit aan Onze betrokken Minister en aan provinciale staten en door plaatsing ervan in de Staatscourant. 5.9 [Vervallen per 01-10-2012] 5.3. Aanwijzing ambtenaren met toezichthoudende of opsporingsbevoegdheden Artikel 5.10 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de betrokken wet bepaalde, zijn belast de bij besluit van Onze betrokken Minister aangewezen ambtenaren. Ambtenaren, ressorterende onder een ander dan zijn ministerie, wijst hij niet aan dan in overeenstemming met Onze Minister onder wiens ministerie zij ressorteren. 2. Voor de krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren, ressorterende onder een ander ministerie dan dat van Onze betrokken Minister, worden regels betreffende de vervulling van hun in het eerste lid bedoelde taak niet gesteld dan in overeenstemming met Onze betrokken Minister. 3. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de betrokken wet bepaalde binnen hun ambtsgebied zijn eveneens belast de bij besluit van gedeputeerde staten, burgemeester en wethouders of andere met de uitvoering van de betrokken wet belaste bestuursorganen aangewezen ambtenaren. 4. Bij een besluit als bedoeld in het eerste lid kan Onze betrokken Minister gevallen of categorieën gevallen aanwijzen met betrekking waartoe, in afwijking van het derde lid bij zijn besluit aangewezen ambtenaren uitsluitend belast zijn met het toezicht op de naleving. 5. Van een besluit als bedoeld in het eerste en vierde lid, wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant. 5.11 [Vervallen per 01-10-2012] Artikel 5.12 1. Met de opsporing van de bij of krachtens de betrokken wet strafbaar gestelde feiten zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de in artikel 5.10 bedoelde ambtenaren, voor zover zij bij besluit van Onze Minister van Veiligheid en Justitie daartoe zijn aangewezen. Deze ambtenaren zijn tevens belast met de opsporing van de feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover deze feiten betrekking hebben op een bevel, vordering of handeling, gedaan of ondernomen door henzelf. 2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant. 3

Artikel 5.13 De ambtenaren die zijn belast met het toezicht op de naleving of de opsporing van strafbaar gestelde feiten ter zake van het bepaalde bij of krachtens: a. deze wet met betrekking tot activiteiten als bedoeld in: 1. artikel 2.1, eerste lid, onder a, b, c, d, e, voorzover deze betrekking hebben op gevaarlijke afvalstoffen, f, g en h, 2. artikel 2.1, eerste lid, onder i, voor zover dat bij de betrokken algemene maatregel van bestuur is bepaald, en 3. artikel 2.2, voor zover dat bij de betrokken verordening is bepaald, b. de Monumentenwet 1988, c. de Wet milieubeheer, ten aanzien van gevaarlijke afvalstoffen, d. de Wet ruimtelijke ordening en e. de hoofdstukken I tot en met IV van de Woningwet, zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner. 5.4. Last onder bestuursdwang, last onder dwangsom en intrekking van een vergunning of ontheffing Artikel 5.14 Het bestuursorgaan dat bevoegd is tot bestuursrechtelijke handhaving is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover het betreft de verplichting tot het verlenen van medewerking aan de krachtens artikel 5.10 aangewezen ambtenaren. Artikel 5.15 Onze betrokken Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens de betrokken wet in gevallen waarin: a. hem de zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving daarvan is opgedragen, of b. geen ander bestuursorgaan daartoe bevoegd is. Artikel 5.16 Het bestuursorgaan dat een beschikking tot oplegging van een last onder bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom heeft gegeven terzake van overtreding van het bepaalde waarvoor bij of krachtens de betrokken wetten ook andere organen bevoegd zijn tot bestuursrechtelijke handhaving, zendt die organen onverwijld een exemplaar van die beschikking. Artikel 5.17 Een besluit tot oplegging van een last onder bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom gericht op naleving van het bepaalde bij of krachtens de betrokken wet kan inhouden dat het bouwen, gebruiken of slopen van een bouwwerk wordt gestaakt of dat voorzieningen, met inbegrip van het slopen van een bouwwerk, gericht op het tegengaan of beëindigen van gevaar voor de gezondheid of de veiligheid worden getroffen. Artikel 5.18 Bij een besluit tot oplegging van een last onder bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom gericht op naleving van het bepaalde bij of krachtens de betrokken wet kan het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen bepalen dat het besluit mede geldt jegens de rechtsopvolger van degene aan wie het besluit is opgelegd alsmede jegens iedere verdere rechtsopvolger. In dat geval kan het besluit, tenzij bijzondere omstandigheden zich daartegen naar het oordeel van dat bestuursorgaan verzetten, jegens die rechtsopvolger of iedere verdere rechtsopvolger worden ten uitvoer gelegd en kunnen de kosten van die tenuitvoerlegging en een te innen dwangsom bij die rechtsopvolger of verdere rechtsopvolger worden ingevorderd. Artikel 5.19 1. Het bestuursorgaan dat bevoegd is een vergunning of ontheffing te verlenen, kan de vergunning of ontheffing geheel of gedeeltelijk intrekken, indien: a. de vergunning of ontheffing ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend; b. niet overeenkomstig de vergunning of ontheffing is of wordt gehandeld; 4

c. de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften of beperkingen niet zijn of worden nageleefd; d. de voor de houder van de vergunning of ontheffing als zodanig geldende algemene regels niet zijn of worden nageleefd. 2. Een vergunning of ontheffing, die betrekking heeft op het beheer van gevaarlijke afvalstoffen, of van andere afvalstoffen die van elders afkomstig zijn, kan, voor zover zij het beheer van afvalstoffen betreft, tevens worden ingetrokken, indien op grond van hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer voor de houder geldende voorschriften niet worden nageleefd. 3. Een bestuursorgaan gaat niet tot intrekking als bedoeld in het eerste of tweede lid over dan nadat het de betrokkene de gelegenheid heeft geboden binnen een daartoe te bepalen termijn zijn handelen alsnog in overeenstemming te brengen met de vergunning of ontheffing, onderscheidenlijk de voorschriften of algemene regels, bedoeld in het eerste of tweede lid, na te leven. 4. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning tevens geheel of gedeeltelijk intrekken: a. in gevallen als bedoeld in artikel 2.25, derde lid, indien het project niet overeenkomstig het krachtens dat artikellid bepaalde wordt uitgevoerd door een ander dan degene aan wie de vergunning is verleend; b. in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur; artikel 2.20, tweede lid, is in dat geval van overeenkomstige toepassing. Artikel 5.20 1. Een bestuursorgaan dat bij de totstandkoming van de vergunning of ontheffing bevoegd was een verklaring als bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, te geven of advies uit te brengen kan een bestuursorgaan dat op grond van dit hoofdstuk bevoegd is tot oplegging van een last onder bestuursdwang, oplegging van een last onder dwangsom of intrekking van een vergunning of ontheffing, verzoeken een daartoe strekkende beschikking te geven. 2. In gevallen waarin vanuit een inrichting of mijnbouwwerk afvalwater of andere afvalstoffen in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater worden gebracht tengevolge waarvan: a. de doelmatige werking van het zuiveringtechnisch werk, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Waterwet wordt belemmerd, of b. de bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet milieubeheer ter uitvoering van een EU-richtlijn of EU-verordening gestelde milieukwaliteitseisen voor oppervlaktewaterlichamen worden overschreden, kan het bestuursorgaan dat zorg draagt voor het beheer van het zuiveringtechnisch werk, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Waterwet, of het oppervlaktewaterlichaam waarop het afvalwater vanuit de voorziening wordt gebracht, voor zover dat nodig is om die gevolgen te beperken of weg te nemen, een verzoek doen, als bedoeld in het eerste lid en geeft het bevoegde bestuursorgaan daaraan gevolg, voor zover dat niet in strijd is met het belang van de bescherming van het milieu. Artikel 5.21 1. Indien meer dan een bestuursorgaan bevoegd is tot bestuursrechtelijke handhaving geeft het bestuursorgaan waarbij een verzoek tot oplegging van een last onder bestuursdwang, oplegging van een last onder dwangsom of intrekking van een vergunning of ontheffing is ingediend, een beschikking op het verzoek. 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien: a. een ander bestuursorgaan dat eveneens bevoegd is tot handhaving, schriftelijk heeft verklaard het verzoek in behandeling te willen nemen, en b. het bestuursorgaan waarbij het verzoek tot oplegging van een last onder bestuursdwang is ingediend, het verzoek binnen twee weken na de datum waarop het is ontvangen, heeft doorgezonden aan dat andere bestuursorgaan. 3. In een geval als bedoeld in het tweede lid: a. deelt het bestuursorgaan waarbij het verzoek is ingediend, onverwijld aan de afzender mede dat zijn verzoek is doorgezonden; b. geeft het bestuursorgaan waaraan het verzoek is doorgezonden, een beschikking op het verzoek. 5

Artikel 5.22 Indien het verzoek wordt ingewilligd, voegt het bestuursorgaan bij de bekendmaking van de beschikking aan de verzoeker een exemplaar van de beschikking tot oplegging van een last onder bestuursdwang, oplegging van een last onder dwangsom of intrekking van de vergunning of ontheffing. Artikel 5.23 Het bestuursorgaan zendt een exemplaar van de beschikking tot oplegging van een last onder bestuursdwang, tot oplegging van een last onder dwangsom of tot intrekking van zodanige beschikkingen of van de beschikking tot intrekking van een vergunning of ontheffing aan de inspecteur en de andere bij of krachtens artikel 2.26 aangewezen adviseurs. 5.5 [Vervallen per 01-10-2012] Artikel 5.24 [Vervallen per 01-10-2012] Artikel 5.25 [Vervallen per 01-10-2012] 5.6. Verhaal van kosten Artikel 5.26 1. Een overheidslichaam kan behoudens matiging door de rechter de te zijnen laste komende kosten van het beheer van afvalstoffen ten aanzien waarvan in strijd is gehandeld met het bij of krachtens deze wet of de Wet milieubeheer bepaalde, verhalen op degene door wiens onrechtmatige daad die kosten zijn veroorzaakt, of op degene die anderszins krachtens burgerlijk recht buiten overeenkomst aansprakelijk is voor de gevolgen daarvan. 2. Een overheidslichaam kan in een geval als bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig de regels betreffende ongerechtvaardigde verrijking, de daar bedoelde kosten verhalen op degene die door het beheer van de betrokken afvalstoffen ongerechtvaardigd wordt verrijkt. 3. Voor de toepassing van dit artikel is niet vereist dat op het tijdstip waarop de in het eerste lid bedoelde handeling met de in dat lid bedoelde afvalstoffen zich heeft voorgedaan, al jegens de overheid onrechtmatig werd gehandeld. 6

Besluit omgevingsrecht Hoofdstuk 7. Handhaving Artikel 7.1. Definitie bestuursorgaan In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bestuursorgaan: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 5.3, tweede lid, van de wet. Artikel 7.2. Handhavingsbeleid 1. Het bestuursorgaan stelt het handhavingsbeleid vast in een of meer documenten waarin gemotiveerd wordt aangegeven welke doelen het zichzelf stelt bij de handhaving en welke activiteiten het daartoe zal uitvoeren. Het bestuursorgaan beziet regelmatig, maar in elk geval naar aanleiding van de evaluatie, bedoeld in artikel 7.7, tweede lid, of dit beleid moet worden aangepast en past het zonodig aan. Het bestuursorgaan draagt er zorg voor dat dit beleid en het handhavingsbeleid van de andere betrokken bestuursorganen en de organen die belast zijn met de strafrechtelijke handhaving onderling worden afgestemd. 2. Het handhavingsbeleid is gebaseerd op een analyse van de problemen die zich naar het oordeel van het bestuursorgaan kunnen voordoen met betrekking tot de naleving van het bij of krachtens de betrokken wetten bepaalde in de gevallen waarin de zorg voor de handhaving daarvan aan hem is opgedragen. 3. Het handhavingsbeleid geeft inzicht in: a. de prioriteitenstelling met betrekking tot de uitvoering van de krachtens het eerste lid voorgenomen activiteiten; b. de methodiek die het bestuursorgaan hanteert om te bepalen of de krachtens het eerste lid gestelde doelen worden bereikt. 4. Het handhavingsbeleid geeft voorts inzicht in de strategie die het bestuursorgaan hanteert met betrekking tot: a. de wijze waarop het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de betrokken wetten bepaalde wordt uitgeoefend om de krachtens het eerste lid gestelde doelen te bereiken; b. de rapportage van de bevindingen van degenen die toezicht hebben uitgeoefend en het vervolg dat aan die bevindingen wordt gegeven; c. de wijze waarop bestuurlijke sancties alsmede de termijnen die bij het geven en uitvoeren daarvan worden gehanteerd, en de strafrechtelijke handhaving onderling worden afgestemd, en waarbij tevens aandacht wordt besteed aan de aard van de geconstateerde overtredingen; d. de wijze waarop het bestuursorgaan omgaat met overtredingen die zijn begaan door of in naam van dat bestuursorgaan of van andere organen behorende tot de overheid. 5. Het handhavingsbeleid geeft tevens inzicht in de afspraken die het bestuursorgaan heeft gemaakt met de andere betrokken bestuursorganen en de organen die belast zijn met de strafrechtelijke handhaving, over de samenwerking bij en de afstemming van de werkzaamheden. 6. Burgemeester en wethouders maken het handhavingsbeleid bekend aan de gemeenteraad. Gedeputeerde staten maken het handhavingsbeleid bekend aan provinciale staten. Artikel 7.3. Uitvoeringsprogramma 1. Het bestuursorgaan werkt het handhavingsbeleid jaarlijks uit in een uitvoeringsprogramma waarin wordt aangegeven welke van de voorgenomen activiteiten het bestuursorgaan het komende jaar uitvoert. Daarbij houdt het bestuursorgaan rekening met de krachtens artikel 7.2, eerste lid, gestelde doelen en de krachtens artikel 7.2, derde lid, onder a, gestelde prioriteiten. 2. Het bestuursorgaan stemt het uitvoeringsprogramma af met de andere betrokken bestuursorganen en de organen die belast zijn met de strafrechtelijke handhaving. 3. Burgemeester en wethouders maken het uitvoeringsprogramma bekend aan de gemeenteraad. Gedeputeerde staten maken het uitvoeringsprogramma bekend aan provinciale staten. Artikel 7.4. Uitvoeringsorganisatie 1. Het bestuursorgaan richt zijn organisatie zodanig in dat een adequate en behoorlijke uitvoering van het handhavingsbeleid, bedoeld in artikel 7.2, en het uitvoeringsprogramma, bedoeld in artikel 7.3, gewaarborgd is. Daartoe draagt het bestuursorgaan er in ieder geval zorg voor dat: a. de personeelsformatie ten behoeve van de handhaving en de bij de onderscheiden functies behorende taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden worden vastgelegd; 7

b. de personen die zijn belast met de voorbereiding van besluiten ten aanzien van aanvragen om een omgevingsvergunning voor zover deze betrekking hebben op activiteiten met betrekking tot een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de wet of met de voorbereiding van beslissingen als bedoeld in artikel 8.40a, derde lid, van de Wet milieubeheer of het stellen van voorschriften als bedoeld in artikel 8.42, eerste lid, van de Wet milieubeheer niet worden belast met: 1. het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de betrokken wetten bepaalde met betrekking tot een inrichting, en 2. het voorbereiden of uitvoeren van bestuurlijke sancties met betrekking tot een inrichting; c. een krachtens artikel 5.10 van de wet aangewezen ambtenaar niet voortdurend feitelijk wordt belast met het uitoefenen van toezicht op de naleving van het bij of krachtens de betrokken wetten bepaalde met betrekking tot dezelfde inrichting; d. de organisatie van het bestuursorgaan ook buiten de gebruikelijke kantooruren bereikbaar en beschikbaar is. 2. Het bestuursorgaan draagt er tevens zorg voor dat: a. een beschrijving van de werkprocessen, de procedures en de bijbehorende informatievoorziening inzake het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de betrokken wetten bepaalde en het voorbereiden, geven en uitvoeren van bestuurlijke sancties wordt vastgesteld; b. de uit te voeren werkzaamheden plaatsvinden overeenkomstig deze beschrijving. Artikel 7.5. Borging van de middelen Het bestuursorgaan draagt er zorg voor dat: a. de voor het bereiken van de krachtens artikel 7.2, eerste lid, gestelde doelen en de voor het uitvoeren van de in dat artikellid bedoelde activiteiten benodigde en beschikbare financiële en personele middelen inzichtelijk worden gemaakt en in de begroting worden gewaarborgd; b. de wijze van berekening van de benodigde financiële en personele middelen als bedoeld onder a, inzichtelijk wordt gemaakt; c. voor de uitvoering van het uitvoeringsprogramma, bedoeld in artikel 7.3, eerste lid, voldoende benodigde financiële en personele middelen beschikbaar zijn en dat deze middelen zonodig worden aangevuld of het uitvoeringsprogramma zo nodig wordt aangepast. Artikel 7.6. Monitoring 1. Het bestuursorgaan bewaakt met behulp van een geautomatiseerd systeem de resultaten en de voortgang van: a. de uitvoering van het uitvoeringsprogramma, bedoeld in artikel 7.3, eerste lid; b. het bereiken van de krachtens artikel 7.2, eerste lid, gestelde doelen. 2. In het systeem worden voorts in het kader van de handhaving verkregen gegevens geregistreerd. Artikel 7.7. Rapportage 1. Het bestuursorgaan rapporteert periodiek over: a. het bereiken van de krachtens artikel 7.2, eerste lid, gestelde doelen; b. de uitvoering van de voorgenomen activiteiten, bedoeld in artikel 7.2, eerste lid, in verhouding tot de prioriteitenstelling, bedoeld in artikel 7.2, derde lid, onder a; c. de uitvoering van de afspraken, bedoeld in artikel 7.2, vijfde lid. 2. Het bestuursorgaan evalueert jaarlijks of de in het uitvoeringsprogramma, bedoeld in artikel 7.3, eerste lid, opgenomen activiteiten zijn uitgevoerd en in hoeverre deze activiteiten hebben bijgedragen aan het bereiken van de krachtens artikel 7.2, eerste lid, gestelde doelen. 3. Burgemeester en wethouders maken de rapportage, bedoeld in het eerste lid, en het verslag van de evaluatie, bedoeld in het tweede lid, bekend aan de gemeenteraad. Gedeputeerde staten maken de rapportage, bedoeld in het eerste lid, en het verslag van de evaluatie, bedoeld in het tweede lid, bekend aan provinciale staten. 8