RVB 2017_29 Voorontwerp decreet Lokaal Sociaal Beleid Nota voor de Raad van Bestuur van 3 mei 2017 1 Context In het Vlaams regeerakkoord toonden de meerderheidspartijen de ambitie om een hervorming door te voeren met betrekking tot het Lokaal Sociaal Beleid. Uiteraard staan deze ambities niet los van andere ontwikkelingen, zoals de Vlaamse Sociale Bescherming, de integratie van de OCMW s en de gemeenten, het toekomstig decreet Lokaal Bestuur, het Geïntegreerd Breed Onthaal, etc. Na bijzonder moeilijke gesprekken in het voorjaar van 2016 werd een eerste voorstel van decreet op verschillende punten bijgestuurd en dit na een overleg van de voorzitters en minister Vandeurzen. In het eerste voorstel sprak men nog van coördinatie i.p.v. regie, werden nieuwe planlasten ontwikkeld, werd het Sociaal Huis geschrapt, etc. Sinds dat overleg kwam er meer ruimte voor overleg en bijsturing op diverse punten. Na een reeks formele en informele overlegmomenten werden de principes van een toekomstig decreet Lokaal Sociaal Beleid uit de doeken gedaan, besproken en bijgestuurd. Het huidige voorontwerp van decreet is een kaderdecreet. Het uiteindelijke decreet kan op verschillende punten een stap vooruit betekenen, tenminste als het ook wordt omgezet in bruikbare regelgeving. We geven hieronder de belangrijkste aspecten van het voorontwerp, met inbegrip van een analyse en een voorstel van beslissing. 2 Elementen in de tekst We geven een korte opsomming van de belangrijkste elementen uit het ontwerpdecreet: - Lokale sociale beleidsplanning: het Lokaal Sociaal Beleid krijgt nog steeds haar plaats binnen de meerjarenplanning. Intergemeentelijke of bovenlokale beleidsplanning wordt mogelijk gemaakt; - Regie van de lokale sociale hulp- en dienstverlening: het lokaal bestuur heeft de opdracht om lokale sociale hulp- en dienstverlening af te stemmen op lokale noden. Dit heeft minstens betrekking overleg en afstemming. Er wordt een link gelegd met de bijdrage van door Vlaanderen erkende of vergunde diensten aan de realisering van doelstelling en de uitvoering van acties geformuleerd binnen het lokaal sociaal beleid. Dit heeft minstens betrekking op afstemming van de programmatie op de lokale sociale beleidsdoelstellingen en de mate waarin Vlaamse subsidies en/of criteria gekoppeld zijn aan de bijdrage tot het verwezenlijken van lokale sociale beleidsdoelstellingen. Dit luik moet samen worden gelezen met de vraag om de actoren regierol iets meer in balans te brengen; Voorontwerp decreet LSB - 25 april 2017-1/5
- Toegankelijke sociale hulp- en dienstverlening en aanpakken van onderbescherming: daarin worden het Sociaal Huis en het Geïntegreerd Breed Onthaal naar voor geschoven als de belangrijkste strategieën om deze doelstellingen te bereiken, aangevuld met de Huizen van het Kind; - Vermaatschappelijking van de zorg: in het decreet wordt gestipuleerd dat lokale besturen moeten inzetten op die vermaatschappelijking; - Ondersteuningsbeleid: de minister laat ruimte om een subsidie te verlenen om activiteiten uit te voeren conform de bepalingen in het decreet of aan initiatieven of organisaties die lokale besturen bijstaan en ondersteunen bij de uitvoering van activiteiten conform de bepalingen van het decreet. 3 Analyse van het ontwerp 3.1 Meer engagementen zijn nodig Het nieuwe decreet Lokaal Sociaal Beleid is een kaderdecreet. Vraag is of dit voldoende is. De weg die erin wordt ingeslagen bevat goede elementen. Maar in de eerste plaats is er toch nood aan een kader waarmee lokale besturen hun rol omgezet zien in werkbare instrumenten. Instrumenten die ervoor zorgen dat lokale besturen een voortrekkersrol kunnen spelen in het kader van maatschappelijke problemen die een oplossing behoeven die vertrekt vanuit de grondrechten en dus per definitie integraal moet zijn. Problemen die een ontkokerde oplossing vragen en waarbij samenwerking tussen verschillende actoren uit verschillende sectoren en beleidsdomeinen noodzakelijk is en waarbij de samenwerking zorgt voor doelverrijking. Met andere woorden: hoe zal dit kader worden ingevuld. Een zicht daarop en engagementen op korte termijn vanuit de Vlaamse regering zijn nodig om met dit kaderdecreet akkoord te kunnen gaan. Binnen de discussie over de integratie van het OCMW en de gemeente werd vaak naar het decreet Lokaal Sociaal Beleid verwezen als de plaats waar een sterker lokaal sociaal beleid wordt gegarandeerd. Dat komt er met dit kaderdecreet niet helemaal uit. 3.2 Regie: kans op stevige invulling, maar ook op een nieuwe lege doos Als het bij het kaderdecreet blijft, hebben we opnieuw een decreet met regie als lege doos. Als het kaderdecreet effectief nadien een stevige invulling krijgt, bieden enkele formuleringen interessante aanknopingspunten voor een regie met doorzettingsmacht. Die doorzettingsmacht kan pas vorm krijgen mits daar instrumenten tegenover staan. In een presentatie die we gaven aan het kabinet hebben we verschillende regiemodellen gepresenteerd. Deze regiemodellen werden als voorbeelden opgesomd in de memorie van toelichting. We zijn tevreden over de erkenning voor deze modellen. Zeker het onderdeel slot op (een deel van) de middelen van Vlaams gefinancierde voorzieningen en deze koppelen aan lokaal geformuleerde doelstellingen is een boeiende techniek om voor meer lokale regie te zorgen. Deze werd uiteindelijk opgenomen in het decreetsontwerp zelf, maar heeft ook uitvoeringsbesluiten nodig. De invulling en concretisering van deze techniek zorgt evenwel voor veel zenuwachtigheid bij de partners op het terrein. In de Strategische Adviesraad voor Voorontwerp decreet LSB 25 april 2017-2/5
het Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid (SAR WGG) is dit telkens één van de grootste discussiepunten. Door bepaalde partners (en hun koepels) wordt over die regiemodellen in karikaturen gesproken, alsof dit zou leiden tot een totale dominantie van de lokale besturen ten aanzien van de partners op het terrein. Onze regievoorstellen proberen de wederzijdse afhankelijkheid tussen het lokaal bestuur en Vlaanderen (multi-governance) en die tussen het lokaal bestuur en de partners op het terrein te vergroten. 3.3 Gevaar voor eng sociaal beleid Bij alles wat over regie in de tekst staat, geldt telkens de conclusie dat de regie specifiek per sector moet worden geconcretiseerd. Hoewel er iets voor te zeggen valt dat er soms puur sectorale discussies worden gevoerd (bv. inzet van plaatsen binnen de sector kinderopvang), is een regieaanpak die enkel gericht is op een sectorale insteek, problematisch. Er is wel degelijk nood aan een sector- en zelfs beleidsdomeinoverstijgende aanpak. Als we naar de toenmalige Lokaal Sociaal Beleidsplannen kijken, dan zien we dat beleidsdomeinen wonen en werken centraal staan. Hoewel men in de tekst sterk wijst op de nood aan een integraal en inclusief beleid vanuit een grondrechtenbenadering, lijkt de nieuwe insteek van het decreet te veel vanuit de beleidsdomeinen van de minister vorm te krijgen. De sterkte van de lokale besturen is net dat ze oplossingen kunnen bieden voor problemen die een oplossing behoeven die vertrekt vanuit de grondrechten en dus per definitie integraal moet zijn. Dit als oplossing voor de problemen die een ontkokerde oplossing vragen en waarbij samenwerking tussen verschillende actoren uit verschillende sectoren en beleidsdomeinen noodzakelijk si. Deze samenwerking zorgt voor doelverrijking. 3.4 Sociaal Huis en Geïntegreerd Breed Onthaal: een betere balans In een eerste versie van het decreet werd het Sociaal Huis als dusdanig geschrapt. In wat nu voorligt, wordt zowel het Sociaal Huis als het Geïntegreerd Breed Onthaal behouden. Minister Van Deurzen erkent dat de rol van de lokale besturen in de uitbouw van de Sociale Huizen belangrijk is en dat er de voorbije jaren stappen werden gezet op het terrein. Op plaatsen waar er nog geen of weinig samenwerking is met andere organisaties die generalistisch sociaal werk aanbieden (diensten maatschappelijk werk van de mutualiteiten en de centra voor algemeen welzijnswerk (CAW)), kan het Geïntegreerd Breed Onthaal een goede start voor de samenwerking zijn. Waar er al een samenwerking bestaat binnen de Sociale Huizen, kan het Geïntegreerd Breed voor een verdieping van de samenwerking zorgen. Dat beide samen kunnen bestaan en elkaar aanvullen, is een belangrijke erkenning voor het werk van de lokale besturen. Desondanks is de verhouding tussen beide niet ten volle duidelijk en is de vraag of de minister toch geen voorkeur voor het Geïntegreerd Breed Onthaal zal laten blijken. 3.5 Actor en regie: voldoende nuance Het decreet gaat ook in op de verhouding tussen actor en regie. In de omschrijving zit voldoende nuance en wordt vooral gewezen op een volwassen verhouding tussen actor en Voorontwerp decreet LSB 25 april 2017-3/5
regie. Er wordt niet gevraagd aan de lokale besturen om geen eigen initiatief meer te nemen, maar er wel goed over na te denken en mogelijks organisatorisch een scheiding aan te brengen. De minister ziet in de integratieoefening van het OCMW en de gemeente een mogelijke opportuniteit, bijvoorbeeld door te kiezen voor het verzelfstandigen van een deel van de dienstverlening. Maar dit is niet de enige mogelijkheid. Er worden in de memorie ook andere vormen beschreven om dit te realiseren. 3.6 Vermaatschappelijking van de zorg In lijn met het Vlaamse regeerakkoord vraagt de minister van Welzijn dat ook de lokale besturen inzetten op de vermaatschappelijking van de zorg. De lokale besturen zijn van overheidswege inderdaad de best geplaatste partners om de beoogde verschuiving in de zorg te realiseren, waardoor kwetsbare mensen met hun talenten en mogelijkheden een zinvolle plek in de samenleving kunnen innemen. In de tekst wordt in die optiek verwezen naar de rol van de lokale besturen. In het ontwerp wordt de nadruk zeer sterk gelegd op de inzet van informele netwerken. We volgen de redenering, maar denken dat er ook een luik in het decreet nodig is waarin duidelijk wordt op welke manier de formele zorg wordt gevat, zodat informele en formele zorg elkaar versterken. Lokale besturen moeten ook hier een rol in krijgen. Uit onderzoek rond netwerken in sociaal werk weten we dat netwerken het beste worden gerealiseerd met organisaties die een generalistische aanpak hebben. In heel wat van de huidige omzettingen van bestaande werkingen in de richting van vermaatschappelijking, zien we net een opbouw van netwerken rond specialisten. We weten dat dit soort netwerken vaak minder doelmatig zijn. Bovendien mag de vermaatschappelijking van zorg geen besparingsoperatie zijn. Het gaat over een verschuiving van middelen van residentiële en semi-residentiële zorg naar meer ambulante, mobiele en informele zorg. Dit betekent concreet dat er naast regelgeving ook een financieringskader moet uitgewerkt worden t.b.v. de lokale besturen, zodat lokale besturen ook met financiële en personele middelen in vermaatschappelijking kunnen investeren. 3.7 Schaal In eerste versies van het ontwerpdecreet werd de logica van de zorgregio s ingeschoven. Die zorgregio s sluiten niet altijd even nauw aan bij de (boven)lokale realiteiten en dynamieken. Ze zijn vaak ook contradictorisch met andere beleidsdomeinen met belangrijke linken, zoals werk, welzijn en mobiliteit. Verschillende ministers formuleren andere regio s, denk aan de vervoersregio s van minister Weyts en het versterkt streekbeleid van minister Muyters (pure bottom-up aanpak). Voor lokale besturen is het moeilijk het bos door de bomen te zien. Vanuit die kritiek koos men er nu voor telkens de mogelijkheid te voorzien om intergemeentelijk samen te werken, zonder dat dit een verplichting wordt en zonder een bepaalde schaal op te leggen. Het is inderdaad beter te vertrekken vanuit lokale dynamieken, maar de vraag is of de discussie niet opnieuw binnenkomt via het decreet eerstelijnszorg. Voorontwerp decreet LSB 25 april 2017-4/5
4 Voorstel van beslissing De Raad van Bestuur erkent dat er goede elementen zitten in het nieuwe kaderdecreet Lokaal Sociaal Beleid. De Raad van Bestuur vraagt echter met aandrang aan de bevoegde minister: - te kiezen voor een voldoende breed Lokaal Sociaal Beleid, die uitgaat van de invulling in verschillende sectoren en beleidsdomeinen. Dat betekent ook een keuze voor beleidsdomeinoverschrijdende doelstellingen; - dit ook te vertalen in regieinstrumenten die deze intergale doelstellingen ook mee kunnen realiseren. Dat betekent dat er naast sectorale regieinvulling ook nood is aan regelgeving die de overschrijdende aanpak mogelijk maken; - te zorgen voor een concrete timing en traject om het kaderdecreet om te zetten en te implementeren, nog deze legislatuur. Een groeipad moet kunnen, maar moet concreet en voldoende ambitieus zijn. De Raad van Bestuur vraagt aan de voltallige Vlaamse regering deze ontwikkeling mee te ondersteunen en te faciliteren, waardoor de bevoegde minister ook de kans krijgt ook uit zijn eigen beleidsdomeinen te breken om zo de integrale aanpak te realiseren. Peter Cousaert Stafmedewerker Activering en Lokaal Sociaal Beleid 25/04/17 Voorontwerp decreet LSB 25 april 2017-5/5