REGELING TUSSEN DE BEVOEGDE AUTORITEITEN VAN ESTLAND EN BELGIE INZAKE WEDERZIJDSE ADMINISTRATIEVE BIJSTAND MET BETREKKING TOT BELASTINGEN NAAR HET INKOMEN Op basis van - de Richtlijn 77/799/EEG van de Raad van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen en heffingen op verzekeringspremies zoals gewijzigd (hierna te noemen "de Richtlijn" ), en - artikel 25 van de Overeenkomst tussen de Republiek Estland en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend op 5 november 1999 (hierna te noemen "de Overeenkomst"), en gelet op de wens van beide autoriteiten om de wederzijdse bijstand te verhogen, zijn de bevoegde autoriteiten van Estland en België de volgende bepalingen overeengekomen met betrekking tot : - de uitwisseling van inlichtingen, - gelijktijdige belastingcontroles, - de aanwezigheid van belastingambtenaren van de ene Staat op het grondgebied van de andere Staat. I. AUTOMATISCHE UITWISSELING VAN INLICHTINGEN De bevoegde autoriteiten wisselen regelmatig en zonder voorafgaand verzoek inlichtingen uit waarover ze op grond van hun nationale wetgeving en praktijk beschikken en die betrekking hebben op : 1. inkomsten uit onroerende goederen zoals bedoeld in artikel 6 van de Overeenkomst; 2. ondernemingswinst zoals bedoeld in artikel 7 van de Overeenkomst; 3. vermogenswinst zoals bedoeld in artikel 13 van de Overeenkomst; 4. lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen die zijn verkregen ter zake van een dienstbetrekking, zoals bedoeld in artikel 15 van de Overeenkomst; 5. tantièmes, presentiegelden en andere soortgelijke beloningen zoals bedoeld in artikel 16 van de Overeenkomst; 6. inkomsten van artiesten en sportbeoefenaars zoals bedoeld in artikel 17 van de Overeenkomst; 7. pensioenen en andere soortgelijke beloningen zoals bedoeld in artikel 18 van de Overeenkomst; 8. lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen, betaald door een Staat of door een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan, zoals bedoeld in artikel 19 van de Overeenkomst; 9. andere inkomsten zoals bedoeld in artikel 21 van de Overeenkomst. De in dit onderdeel bedoelde inlichtingen worden zoveel mogelijk elektronisch verstrekt in het OESO Standard Magnetic Format voor automatische uitwisseling of elk later bijgewerkt model dat wordt aanbevolen door de organen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) of van de Europese Gemeenschap. Zo mogelijk zullen die inlichtingen de Fiscale Identificatienummers (FIN) van de belastingplichtigen niet-inwoners bevatten die hen door hun woonstaat werden toegekend. Inlichtingen die betrekking hebben op een bepaald kalenderjaar of tijdvak, zullen zo spoedig mogelijk na het einde van dat jaar of tijdvak worden toegestuurd. 1
II. SPONTANE UITWISSELING VAN INLICHTINGEN De bevoegde autoriteit van een Staat stuurt, zonder daartoe vooraf te zijn verzocht, de inlichtingen zoals bedoeld in artikel 1, 1 van de Richtlijn en in artikel 25 van de Overeenkomst die door zijn belastingadministratie werden gevonden, naar de bevoegde autoriteit van de andere Staat. Die spontane uitwisseling van inlichtingen heeft in het bijzonder betrekking op, maar is niet beperkt tot : 1. de wijzigingen van woonplaats van een persoon van één Staat naar de andere Staat; 2. de aanslagbiljetten of berekeningsnota's die betrekking hebben op de inkomstenbelasting geheven door één Staat ten laste van natuurlijke personen die inwoner zijn van die Staat en die in de andere Staat inkomsten verkrijgen die in die andere Staat belastbaar zijn; 3. situaties zoals bedoeld in artikel 4, 1 van de Richtlijn; 4. commissielonen en andere soortgelijke beloningen, betaald aan natuurlijke personen of aan rechtspersonen. III. UITWISSELING VAN INLICHTINGEN OP VERZOEK De bevoegde autoriteiten verbinden zich ertoe hun macht en autoriteit in de grootst mogelijke mate aan te wenden bij het uitvoeren van de Richtlijn en van artikel 25 van de Overeenkomst. Teneinde deze verbintenis uit te voeren met betrekking tot vragen om inlichtingen, willen de bevoegde autoriteiten de volgende principes toepassen : 1. De gebruikelijke bronnen voor inlichtingen waarin is voorzien in het interne recht moeten worden uitgeput vooraleer om bijstand wordt verzocht. 2. De verzoeken moeten prima facie voldoen aan de vereisten van de Richtlijn en van artikel 25 van de Overeenkomst. 3. De bevoegde autoriteit van de aangezochte Staat moet proberen de inlichtingen te verstrekken binnen : - 2 maanden na ontvangst van het verzoek indien de inlichtingen beschikbaar zijn in de fiscale dossiers ; of - 6 maanden na ontvangst van het verzoek indien een onderzoek en/of contact met derden nodig is ; of - elke andere termijn waarover de bevoegde autoriteiten overeenstemming hebben bereikt met betrekking tot een specifiek geval. 4. De bevoegde autoriteit van de aangezochte Staat moet voor een regelmatige follow-up zorgen met het functionele kantoor (de plaatselijke dienst) teneinde alle hinderpalen uit de weg te ruimen die het tijdig inzamelen en doorsturen van de gevraagde inlichtingen binnen de in paragraaf 3 hierboven vermelde termijnen zouden kunnen hinderen. 5. Het doel van de bevoegde autoriteiten is de verzoeken om inlichtingen binnen 6 maanden na de ontvangst ervan te beantwoorden. 6. Indien de aangezochte bevoegde autoriteit niet in staat is de inlichtingen te verstrekken binnen een tijdvak van 6 maanden, moet zij de bevoegde autoriteit van de andere Staat ten laatste 5 maanden na de ontvangst van het verzoek hiervan op de hoogte brengen en de redenen opgeven waarom de inlichtingen niet binnen de overeengekomen periode kunnen worden verstrekt. 7. Beide bevoegde autoriteiten komen overeen dat er zich bijzondere gevallen kunnen voordoen waarbij het noodzakelijk is om de inlichtingen eerder te ontvangen dan binnen een tijdvak van 6 maanden omdat het onderzoek anders ondoeltreffend zou zijn. De feiten waarmee rekening wordt gehouden om te bepalen of een geval moet worden uitgekozen zijn voornamelijk, maar niet uitsluitend : - aanwijzingen van belastingontduiking, - aanwijzingen van belastingfraude, - aanwijzingen van een aanzienlijke niet-naleving van de belastingwetten, - gevallen waarin de door de belastingplichtigen verschafte inlichtingen twijfelachtig zijn. 2
De verzoekende autoriteit zorgt voor een gedetailleerder toelichting van het bijzonder geval en van alle argumenten die de hoogdringendheid rechtvaardigen. De bevoegde autoriteit zal de vermelding URGENT (DRINGEND) aanbrengen wanneer die bijzondere soorten van gevallen zich voordoen. IV. DE AANWEZIGHEID VAN BELASTINGAMBTENAREN VAN DE ENE STAAT OP HET GRONDGEBIED VAN DE ANDERE STAAT Onder voorbehoud van de volgende bepalingen mogen ambtenaren van de belastingadministratie van de ene Staat aanwezig zijn op het grondgebied van de andere Staat om alle inlichtingen te verkrijgen die van nut kunnen zijn voor het vaststellen van de belasting naar het inkomen van één of van beide Staten. 1. In bijzondere gevallen wordt een verzoek ingediend om de aanwezigheid van belastingambtenaren van de ene Staat op het grondgebied van de andere Staat toe te staan tijdens een controle. Daartoe behoren met name : A. gevallen waarin er indicaties zijn van aanzienlijke grensoverschrijdende onregelmatigheden of fraude in één van beide of in beide Staten; B. gevallen waarvan de complexiteit de aanwezigheid van de belastingambtenaren wenselijk maakt; C. gevallen waarin termijnoverschrijding dreigt en waarin de aanwezigheid van de belastingambtenaren het onderzoek kan bespoedigen; D. gezamenlijke onderzoeken in het kader van bilaterale of multilaterale controles. 2. De bevoegde autoriteiten kunnen de aanwezigheid van belastingambtenaren van de ene Staat op het grondgebied van de andere Staat toestaan in andere gevallen dan bedoeld in punt 1 hierboven. 3. Op basis van wederkerigheid zal een Staat in soortgelijke gevallen de aanwezigheid van belastingambtenaren van de andere Staat op zijn grondgebied toestaan. 4. Het verzoek tot aanwezigheid van belastingambtenaren van de ene Staat op het grondgebied van de andere Staat is gemotiveerd, gebeurt schriftelijk en beoogt een bepaald onderzoek. Het vermeldt de stappen die de verzoekende Staat heeft genomen om de gewenste informatie te verkrijgen. De bevoegde autoriteit van de aangezochte Staat neemt uiterlijk binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek een beslissing aangaande het verzoek. In spoedeisende gevallen, die gemotiveerd moeten zijn, wordt die beslissing binnen één maand genomen. Indien het verzoek wordt ingewilligd, stelt de bevoegde autoriteit van de aangezochte Staat de bevoegde autoriteit van de verzoekende Staat zo spoedig mogelijk in kennis van de datum en de plaats van het onderzoek, alsmede van de identiteit van de autoriteit of van de belastingambtenaar die is aangewezen om het onderzoek te verrichten. 5. Het onderzoek wordt verricht door belastingambtenaren van de aangezochte Staat. Het is de bezoekende ambtenaren toegestaan aanwezig te zijn bij die onderdelen van het onderzoek die interessant kunnen zijn voor het onderzoek van de verzoekende Staat. De bezoekende ambtenaren respecteren daarbij de wetgeving van de aangezochte Staat. 6. Aan de bezoekende ambtenaren wordt op verzoek onder meer inzage verstrekt van rekeningen, documenten en andere gegevens- en informatiedragers die in het kader van het onderzoek van belang kunnen zijn. Desgevraagd worden hun, onder voorbehoud van de bepalingen van de wetgeving van de Staat op wiens grondgebied het onderzoek plaatsvindt, kopieën en/of fotokopieën van de hiervoor aangeduide gegevens en informatie verstrekt. De verzoekende Staat mag de gegevens en informatie die zijn verkregen tijdens het in de andere Staat uitgevoerde onderzoek, niet gebruiken voordat deze via de bevoegde autoriteiten zijn meegedeeld. 3
7. Belastingambtenaren van de ene Staat die aanwezig zijn op het grondgebied van de andere Staat worden daartoe expliciet schriftelijk aangewezen en moeten voorzien zijn van een officiële machtiging waaruit blijkt dat zij optreden namens hun Staat. In alle gevallen moeten de ambtenaren hun hoedanigheid van staatsambtenaar kunnen aantonen door middel van een bewijs van aanstelling of een ander attest dat hun door de dienst waartoe ze behoren is verstrekt. V. GELIJKTIJDIGE BELASTINGCONTROLES 1. Definitie Voor de toepassing van deze Regeling wordt onder "gelijktijdige belastingcontrole" verstaan, een controle ondernomen krachtens een regeling waarbij de twee deelnemende Staten overeenkomen om gelijktijdig en op onafhankelijke wijze, elk op zijn grondgebied, een controle uit te voeren naar de belastingtoestand van één of meerdere belastingplichtige(n) die een gemeenschappelijk of aanvullend belang vertegenwoordigt (vertegenwoordigen), met als doel al de aldus verkregen relevante inlichtingen uit te wisselen. Elke uitwisseling van inlichtingen die uit dergelijke gelijktijdige controle hetzij op verzoek, hetzij spontaan, werden verkregen, vindt plaats door bemiddeling van de bevoegde autoriteiten. 2. Doelstellingen De doelstellingen van de gelijktijdige belastingcontroles zijn onder andere : A. Het juiste bedrag van de door een belastingplichtige verschuldigde belasting te bepalen wanneer : a) de lasten verdeeld of toegerekend zijn en de winst omgedeeld is tussen belastingplichtigen die inwoner zijn van verschillende landen, of meer algemeen, wanneer er zich problemen inzake verrekenprijzen voordoen; b) vastgesteld wordt dat er sprake is van duidelijke technieken van belastingontwijking of - ontduiking, van regelingen die verrichtingen inhouden waarvan de wezenlijke inhoud verschillend is van de door belastingplichtige(n) voorgestelde juridische vorm, van gecontroleerde financieringsverrichtingen, prijsmanipulaties, kostenverdelingen of fiscale schuilplaatsen; c) niet aangegeven inkomsten, fiscale aspecten inzake het witwassen van geld en corruptiepraktijken, betalingen van verborgen commissielonen, smeergeld of andere onwettige betalingen, enz. worden vastgesteld; d) verrichtingen met belastingparadijzen of technieken inzake belastingontwijking of - ontduiking met behulp van belastingparadijzen, worden aangetoond. B. Het vergemakkelijken van het uitwisselen van inlichtingen betreffende : a) handelspraktijken van multinationale ondernemingen, ingewikkelde transacties, problemen inzake belastingcontrole en de trend tot het niet respecteren van de belastingverplichtingen die eigen kunnen zijn aan een industrie of een groep van industrieën; b) akkoorden inzake kostenverdeling; c) de herverdelingsmethoden van winst in specifieke gevallen zoals de wisselverrichtingen op wereldschaal en de nieuwe financiële instrumenten. Een gelijktijdige belastingcontrole vervangt op geen enkele wijze de regeling voor onderling overleg, waarin artikel 24 van de Overeenkomst voorziet. 3. Criteria voor de selectie van de dossiers en controleprocedure De bevoegde autoriteiten van beide Staten leggen de criteria en de procedures vast voor de selectie van de gevallen die aan een gelijktijdige controle onderworpen kunnen worden, alsmede de procedure die bij dergelijke controle dient gevolgd te worden. 4. Personeel De controles zullen afzonderlijk worden verricht door ambtenaren van de belastingadministratie van elke Staat, binnen het kader van de nationale wetten en praktijken en bij toepassing van de bepalingen die van kracht zijn inzake het uitwisselen van inlichtingen. Er zal geen onderlinge uitwisseling van personeel zijn maar het kan voor de doeltreffendheid van de controle gerechtvaardigd zijn dat belastingambtenaren die vertegenwoordigers zijn van de bevoegde autoriteiten van de ene Staat, aanwezig zijn in de andere Staat. 4
VI. DIVERSE BEPALINGEN 1. De bevoegde autoriteiten komen overeen dat de wederkerigheid een fundamenteel aspect is van de wederzijdse bijstand en verbinden zich ertoe om een sfeer van samenwerking in stand te houden bij het uitwisselen van de inlichtingen die het voorwerp zijn van de Richtlijn en van artikel 25 van de Overeenkomst, dit om te verzekeren dat de toepassing ervan in overeenstemming is met het wederkerigheidsbeginsel. 2. De bepalingen van de Overeenkomst en van de Richtlijn met betrekking tot de geheimhouding en de beperkingen bij de uitwisseling van inlichtingen, zijn van toepassing. 3. Indien de door een Staat verstrekte gegevens door de bevoegde autoriteiten van de Staat die de inlichtingen heeft verzonden onjuist of onvolledig worden bevonden, zijn die bevoegde autoriteiten verplicht hierover zo spoedig mogelijk contact op te nemen met de bevoegde autoriteiten van de andere Staat. 4. De bevoegde autoriteiten van de Staat die de inlichtingen ontvangt zou feedback moeten geven, telkens: - wanneer dit relevant zou kunnen zijn voor de Staat die de inlichtingen verstrekt, en - wanneer de inlichtingen onjuist worden bevonden door de bevoegde autoriteiten van de Staat die ze heeft ontvangen. 5. De gewone kosten die worden opgelopen bij het verstrekken van bijstand worden gedragen door de aangezochte Staat, tenzij anders werd overeengekomen door de bevoegde autoriteiten. Buitengewone kosten worden gedragen door de aanzoekende Staat, ingevolge een voorafgaand akkoord ter zake door de bevoegde autoriteiten van beide Staten. 6. Verzoeken om inlichtingen en de antwoorden daarop, alsmede het begeleidend schrijven bij de spontaan uitgewisselde inlichtingen worden opgesteld in het Engels of in enige andere taal waarover de bevoegde autoriteiten van de Staten wederzijds overeenstemming hebben bereikt. 7. De bevoegde autoriteiten van beide Staten staan overeenkomstig artikel 7, 3 van de Richtlijn toe dat de inlichtingen die door de bevoegde autoriteiten van de ene Staat werden verstrekt, door de bevoegde autoriteiten van de andere Staat overeenkomstig de wetgeving van die andere Staat worden gebruikt voor andere doeleinden dan die welke zijn vermeld in artikel 7, 1 van de Richtlijn, indien de inlichtingen overeenkomstig de wetgeving van de Staat die de inlichtingen verstrekt in soortgelijke omstandigheden in die Staat zouden kunnen worden gebruikt voor soortgelijke doeleinden. De bevoegde autoriteiten delen elkaar hun respectieve wetgeving ter zake mee. 8. De bevoegde autoriteiten plegen onderling overleg telkens wanneer zulks nodig is om het vervullen van de door deze regeling opgelegde verplichtingen te vergemakkelijken en om mogelijke ontwikkelingen te bespreken. 9. Deze Regeling zal in werking treden op de datum van de ondertekening ervan door de bevoegde autoriteiten van beide Staten. Ze kan op elk tijdstip worden gewijzigd door een schriftelijk akkoord tussen die bevoegde autoriteiten. 10. Deze Regeling wordt getroffen voor een onbepaalde tijdsduur. Ze kan worden beëindigd door een schriftelijke kennisgeving door de bevoegde autoriteiten van één van beide Staten en zal ophouden van kracht te zijn zes maanden nadat die kennisgeving werd gedaan. 5
11. Voor de toepassing van deze Regeling zijn de bevoegde autoriteiten: In België: a) Uitwisseling van inlichtingen automatisch, spontaan en op verzoek en gelijktijdige belastingcontroles Administration de la fiscalité des Entreprises et des revenus (AFER) Direction III/1 North Galaxy - Tour A Bd. Du Roi Albert II, 33 bte 25 1030 BRUXELLES Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit (AOIF) Directie III/1 North Galaxy Toren A Koning Albert II-laan 33 bus 25 1030 BRUSSEL Voor dringende zaken en ontvangstbevestiging gelieve contact op te nemen met : directtaxeca@minfin.fed.be b) Aanwezigheid van Estlandse belastingambtenaren op Belgisch grondgebied Administration des Affaires fiscales (AAF) Administrateur général adjoint North Galaxy Tour A Bd. Du Roi Albert II, 33 bte 22 1030 BRUXELLES Administratie van fiscale zaken (AFZ) Adjunct-administrateur-generaal North Galaxy Toren A Koning Albert II-laan 33 bus 22 1030 BRUSSEL c) Gevallen met betrekking tot belastingontduiking Administration de l'inspection spéciale des impôts (ISI) Service I North Galaxy Tour A Bd. Du Roi Albert II, 33 bte 48 1030 BRUXELLES Administratie van de bijzondere belastinginspectie (BBI) Dienst I North Galaxy Toren A Koning Albert II-laan 33 bus 48 1030 BRUSSEL De ISI/BBI is gerechtigd om vragen om inlichtingen te richten aan de bevoegde autoriteit van Estland, om de antwoorden aangaande die vragen te ontvangen en om spontaan inlichtingen te verstrekken. Vragen om inlichtingen alsmede het spontaan of automatisch verstrekken van inlichtingen door de bevoegde autoriteit van Estland moeten evenwel aan de AOIF/ AFER worden gericht, die ze, in voorkomend geval, zal doorsturen naar de Administratie van de bijzondere belastinginspectie. In de Republiek Estland: Estonian Tax and Customs Board Narva Road 9J 15176 TALLINN De bevoegde autoriteiten lichten elkaar op regelmatige tijdstippen in over de contactpersonen aan wie de inlichtingen moeten worden verstrekt. Opgemaakt in tweevoud in het Engels. Ondertekend bij schriftelijke procedure. Voor de Minister van Financiën van de Republiek Estland, Estonian Tax and Customs Board Enriko Aav Directeur-generaal Voor de Administratie van fiscale zaken van de Belgische Federale Overheidsdienst Financiën Paul NECKEBROECK Adjunct-administrateur-generaal Te Tallinn, op 04.08.2008 Te Brussel, op 12.06.08 6