INTERNATIONALE PEER REVIEW 2013 DEEL I ALGEMEEN VERSLAG ONDERZOEKSCHOOL 2008-2012. www.iuscommune.eu



Vergelijkbare documenten
MAASTRICHT, JUNI 2013

Bestuurlijke hantering onderzoeksbeoordelingen aan de UvT

- De specifieke eisen hebben betrekking op de kennis die verlangd kan worden van iedere onderzoeker op zijn specifieke onderzoeksgebied.

OPLEIDINGS- EN BEGELEIDINGSPLAN ONDERZOEKSCHOOL IUS COMMUNE

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING ONDERZOEKSCHOOL Huizinga Instituut

Bestuurlijke hantering onderzoeksbeoordelingen Tilburg University

OPLEIDINGS- EN BEGELEIDINGSPLAN

Uitvoeringsregeling bij de Onderwijs- en examenregeling wo-masteropleiding Rechtsgeleerdheid 1 van 5

Formulier Persoonlijke gegevens

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING ONDERZOEKSCHOOL OIKOS

Titel in het Engels: Administrative Law Publiekrecht, sectie Bestuursrecht (in oprichting)

(Voor de EER relevante tekst) (2014/287/EU)

Procedureoverzicht Promotietraject Faculteit der Geesteswetenschappen (Promotiereglement 2015)

Procedureoverzicht Promotietraject (Promotiereglement 2015)

Betrokkenheid van onderzoekscholen bij het ontwikkelen van onderzoeksgerichte masteropleidingen

Richtlijn beoordeling onderzoeksmasters vanaf 1 september april 2015

Leraar in onderzoek. Exacte Wetenschappen. Onderzoeksprogramma voor wis- en natuurkundedocenten

Uitvoeringsregeling bij de Onderwijs- en examenregeling wo-masteropleiding Rechtsgeleerdheid 1 van 5

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra

AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

Uitvoeringsregeling bij de Onderwijs- en examenregeling wo masteropleiding Rechtsgeleerdheid. Masteropleiding

Directeur onderzoeksinstituut

Opleidingsreglement van de PhD-opleiding Graduate School of Natural Sciences Faculteit Bètawetenschappen, Universiteit Utrecht

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING ONDERZOEKSCHOOL OIKOS (Onderzoekschool voor Klassieke Oudheid Studiën)

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onderzoekschool Ius Commune. Wetenschappelijk verslag t.b.v. de midterm review

Protocol Onderzoeksevaluatie Vrije Universiteit Amsterdam

7566/17 eer/gys/sl 1 DGG 3B

KENNISCENTRUM CREATE-IT, FACULTEIT DIGITALE MEDIA EN CREATIEVE INDUSTRIE

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Samenwerkingsprotocol CBP-IGZ

Uitvoeringsregeling bij de Onderwijs- en examenregeling WO masteropleiding Rechtsgeleerdheid

Commissiereglement NBA

Conferentie Promoveren en promotietrajecten. VU Amsterdam, 15 mei 2013

1. De klacht Klager heeft op [ ] bij de ombudsman W.I. [ ] een klacht ingediend tegen Beklaagde. De klacht laat zich als volgt samenvatten.

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Call for proposals. Westerdijk Talentimpuls. Den Haag, maart 2017 Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel van bijzonder decreet. houdende de organisatie van volksraadplegingen in het Vlaamse Gewest

EUROPESE COMMISSIE TEGEN RACISME EN INTOLERANTIE

NWO-Spinozapremie. Den Haag, juni 2018 Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek


REGLEMENT STICHTING NETSPAR

9317/17 pro/gra/sl 1 D 2A

Ontwerp norm met betrekking tot permanente vorming

Ius promovendi UHD. Universiteit Twente-HR In opdracht van het College van Promoties 6 december 2017 Versie 5 CvP 2017/1098

REGLEMENT RISK- EN AUDITCOMMISSIE N.V. NEDERLANDSE SPOORWEGEN

Onderzoeksreglement Deliver studie

Europese sportevenementen zonder winstoogmerk

Nota collectiebeleid 2011 De collectievorming voor de Vakbibliotheek Rechten

Societal Impact: achtergrond & doel. SURFacademy Societal Impact Lieke van Fastenhout (UvA)

Ons kenmerk z Contactpersoon

Nadere uitwerking aanvullende criteria onderzoeksmasters

Brussel, 14 mei 2003 (16.05) SECRETARIAAT. het secretariaat de Conventie De rol van de nationale parlementen in de ontwerp-grondwet

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

De definitieafspraken zijn op de volgende hoofdpunten gebaseerd:

Het Interuniversitair Centrum voor Onderwijswetenschappen De periode nader bekeken

STIPENDIAFONDS KNMP Procedure Criteria lichte beoordeling Criteria zware beoordeling van high potentials

Informatie en voorwaarden voor het aanvragen van een Fulbright-beurs voor promovendi, hoogleraren en docenten

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

AKKOORD TUSSEN DE REGERING VAN DE STAAT ISRAËL DE VLAAMSE REGERING INZAKE DE SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN ONDERZOEK EN ONTWIKKELING IN DE INDUSTRIE

BIJLAGEN. bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat

Afdeling I. Algemene beginselen van Unierecht en de relatie met het HGEU 11. Afdeling III. Onderzoeksvragen, onderzoeksdoelstelling en beperkingen 17

8653/19 voo/mak/hh 1 TREE.1.B

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

HET EUROPEES INSTITUUT VOOR GENDERGELIJKHEID HET BUREAU VAN DE EUROPESE UNIE VOOR DE GRONDRECHTEN. Samenwerkingsovereenkomst

[X] biedt aan Universitaire Medische Centra in Nederland een scholarship, hierna ook te noemen het Budget, aan.

452 ( ) Nr juli 2015 ( ) ingediend op. Ontwerp van decreet

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Samenwerkingsprotocol

NORM VAN HET INSTITUUT VAN DE BEDRIJFSREVISOREN VOORPERMANENTEVORMING

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Advies van 4 maart 2010 omtrent een ontwerp van koninklijk besluit betreffende de inschrijving van auditors

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Rapport ad hoc-commissie Wetenschappelijke Integriteit Tilburg University

*** ONTWERPAANBEVELING

EUROPEES PARLEMENT Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken ONTWERPVERSLAG

Raad van de Europese Unie Brussel, 18 augustus 2016 (OR. en)

voor politiefunctionarissen.

Onderwijs Onderzoekschool Politieke Geschiedenis. Onderzoekschool Politieke Geschiedenis 1

Stimulering Europees Onderzoek

9 Europese regelgevende agentschappen

Inleiding. Geen one size fits all

OPROEP TOT HET INDIENEN VAN VOORSTELLEN EAC/S20/2019. Sport als instrument voor integratie en sociale inclusie van vluchtelingen

Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica

MASTER IN DE RECHTEN OVERHEID EN RECHT RECHTSBEDELING

Bewaking kwaliteit juridisch onderzoek [met ingang van 1 januari 2007]

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 27 oktober 2000 (31.10) (OR. fr) 11037/2/00 REV 2 LIMITE ENFOPOL 58

S T A T E N V O O R S T E L

Reglement Risk Committee Delta Lloyd N.V.

Kootstra Talent Fellowship 2011

PUBLIC RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 9 juli 2004 (14.07) (OR. en) 11091/04 Interinstitutioneel dossier: 2004/001 (COD) LIMITE

RvC-verslagen geven weinig inzicht

IBR SCRIPTIEPRIJS

BIJLAGEN. bij het. Voorstel voor een besluit van de Raad

VUISTREGELS VOOR EEN KWALITEITSVOLLE EXPLAIN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Samenwerkingsprotocol. Consumentenautoriteit Stichting Reclame Code

Transcriptie:

INTERNATIONALE PEER REVIEW 2013 DEEL I ALGEMEEN VERSLAG ONDERZOEKSCHOOL 2008-2012 www.iuscommune.eu

INTERNATIONALE PEER REVIEW 2013 DEEL I ALGEMEEN VERSLAG ONDERZOEKSCHOOL 2008-2012 Commissieleden Prof. Dr. M. Wissink (voorzitter) Prof. Dr. P. Eeckhout Prof. Dr. B. Peeters Mw. Mr. H.A.G. Splinter-van Kan Prof. F. du Toit

INHOUDSOPGAVE INLEIDING LEESWIJZER... vii 1. Doel... vii 2. SEP... vii 3. Onderzoekschool: algemeen... vii 4. Onderzoekersopleiding... vii 5. Promotierendement... viii 6. Onderzoeksresultaten per programma... viii 7. Handreiking commissie... viii 8. Rapport vorige peer review commissie... ix 9. Dagindeling... ix 10. Ondersteuning... ix ZELFEVALUATIE ONDERZOEKSCHOOL IUS COMMUNE... 3 1. Doelstelling, onderzoeksterrein en onderzoeksomgeving... 3 1.1. Visie, missie en doelstelling(en) van de Onderzoekschool Ius Commune... 3 1.2. Onderzoeksterrein en programma s... 3 2. Samenstelling... 4 3. Onderzoeksomgeving en inbedding... 5 3.1. Nationale en internationale positionering... 5 3.2. Gastonderzoekers (intern en extern gefinancierd)... 5 4. Kwaliteit en wetenschappelijke relevantie... 6 4.1. Kernresultaten van de onderzoeksprogramma s van de Onderzoekschool Ius Commune... 6 4.2. Kwaliteitscontrole... 6 5. Output... 7 6. Verdiencapaciteit... 9 7. Academische reputatie... 9 8. Maatschappelijke relevantie: kwaliteit, impact en valorisatie... 9 9. Promotieonderzoek en promovendibeleid... 10 9.1. Inleiding... 10 9.2. Grondslagen van de promovendiopleiding... 11 9.3. Verantwoordelijkheden... 12 9.4. Evaluatie van de promovendiopleiding... 12 9.5. Het algemene deel van de promovendiopleiding in detail... 13 9.5.1. Facultaire (basis)cursussen... 13 9.5.2. Introduction Course Ius Commune (Maastricht)... 14 9.5.3. Jaarlijks Ius Commune Congres (Leuven/Maastricht/Utrecht/Amsterdam)... 14 9.5.4. Foundations of Ius Commune (Maastricht)... 14 9.5.5. Methodology of Comparative Law (Utrecht)... 15 9.5.6. Master Classes (Amsterdam, Leuven)... 15 9.5.7. Aanvullende algemene cursussen... 15 9.6. Nadere uitleg betreffende het individuele deel van de promovendiopleiding... 16 9.7. Begeleiding... 17 9.8 Ius Commune Prize... 17 10. SWOT-analyse... 17 11. Strategie voor de komende periode... 19 v

BIJLAGEN A. Verworven fondsen B. Promovendiopleiding C. Verslag programmaleidersvergadering D. Promotierendement E. Selectiecriteria F. Ius Commune Prize G. Standard Evaluation Protocal H. Handreiking I. Structuur voor rapport J. Erkenningscriteria ECOS K. Rapport Commissie Bocken 2008 vi

INLEIDING LEESWIJZER 1. DOEL Doel van deze korte notitie is om ten behoeve van de leden van de peer review commissie een korte leeswijzer te geven met toelichting bij de verschillende documenten op basis waarvan de evaluatie kan worden uitgevoerd. 2. SEP De basis voor veel van de documenten die u in bijlage aantreft, wordt gevormd door het Standaard Evaluation Protocol (SEP). Dat is een document dat in het kader van de Verenigde Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU) tot stand is gekomen en waarvan de Erkenningscommissie Onderzoekscholen (ECOS) thans ook voorschrijft dat onderzoeksscholen dit dienen te volgen bij de peer review die voorafgaat aan hun vervolgerkenning. Doel van de evaluatie door de peer review commissie is enerzijds om (op basis van het SEP) een algemeen oordeel te geven over de onderzoekschool en meer bepaald over de vraag of de onderzoekschool nog steeds beantwoordt aan de criteria voor een onderzoekschool zoals deze door de ECOS zijn vastgesteld; anderzijds is het doel eveneens om een kwaliteitsoordeel uit te spreken over het binnen de onderzoekschool uitgevoerde onderzoek binnen de afzonderlijke programma s en over de onderzoekersopleiding zoals die voor promovendi in het kader van de school tot stand is gekomen. De documenten in bijlage hebben derhalve betrekking op deze drie doelstellingen: evaluatie van de verenigbaarheid van de school met de algemene criteria voor erkenning van onderzoekscholen door de ECOS; onderzoek van de kwaliteit van het opleidingsprogramma voor promovendi en samenhangend daarmee het promotierendement; evaluatie van de afzonderlijke programma s. 3. ONDERZOEKSCHOOL: ALGEMEEN Een eerste stuk dat u aantreft is een algemeen stuk over de onderzoekschool dat in overeenstemming met het SEP is opgesteld en waarin onder meer het doel, de missie, de historie en de algemene structuur van de onderzoekschool wordt uiteengezet. Daarbij bevinden zich ook vele bijlagen ter ondersteuning van de functionering van de school. Conform het SEP vindt u in dit algemeen onderdeel over de onderzoekschool ook een overzicht van het tweede en derde geldstroomonderzoek dat binnen het kader van de onderzoekschool werd uitgevoerd (bijlage A). Voor de goede orde: de onderzoekschool is geen separate financiële eenheid. Dat betekent derhalve dat het tweede en derde geldstroomonderzoek wordt uitgevoerd binnen de in de onderzoekschool participerende faculteiten. De informatie over dit tweede en derde geldstroomonderzoek heeft derhalve betrekking op het binnen de participerende faculteiten uitgevoerde extern gefinancierde onderzoek. 4. ONDERZOEKERSOPLEIDING Een belangrijk onderdeel van de werkzaamheden van een onderzoekschool (hetgeen reeds vervat is in het concept school) is dat de school een opleiding voor promovendi verzorgt teneinde hen in de geest van de Ius Commune Onderzoekschool op te leiden. U vindt dan ook in bijlage gedetailleerde informatie over de opleiding, structuur van de opleiding evenals de daarin verzorgde algemene en bijzondere cursussen (bijlage B). Tevens zijn daarbij ook evaluatieformulieren gevoegd waarbij promovendi hun reactie geven op de genoten opleiding. In november 2012 heeft een uitgebreide evaluatie van de onderzoekschool plaatsgevonden in het kader van een programmaleidersvergadering. Een belangrijk deel van deze vergadering werd aan de onderzoeksopleiding gewijd. In bijlage vindt u het verslag van deze programmaleidersvergadering en de besluiten die op basis daarvan door het bestuur van de onderzoekschool zijn genomen (bijlage C). vii

Internationale peer review 2013 5. PROMOTIERENDEMENT In bijlage treft u eveneens overzichten aan van de instroom van promovendi en de uitstroom met een schets van het promotierendement (bijlage D). Daarbij dient wel rekening te worden gehouden met het feit dat de feitelijke promotiedatum, mede door roosterproblemen bij de promoties, de facto bij de universiteiten vaak zes tot zeven maanden na de goedkeuring door de leescommissie plaatsvindt. Standaardduur voor een promotietraject is vier jaar, maar zoals aangegeven kan promotie ook later plaatsvinden. Daarnaast hebben sommige promovendi een langere aanstelling, indien zij hun onderzoek met onderwijs combineren. Vandaar dat bij de lijst met promovendi ook telkens wordt aangegeven wanneer er bepaalde redenen zijn waarom een promotie binnen vier jaar (dat wil zeggen afsluiten van het onderzoek na vier jaar) niet kon worden gehaald. 6. ONDERZOEKSRESULTATEN PER PROGRAMMA Het belangrijkste onderdeel vormt een overzicht van de onderzoeksresultaten over de aangegeven jaren (2008-2012) van de afzonderlijke programma s (separate Bijlage I). Deze overzichten zijn steeds per programma opgegeven en omvatten onder meer: een zelfevaluatie door de betrokken (coördinerend) programmaleider(s); een overzicht van de deelnemers binnen het programma, waarbij ook is aangegeven voor welke deeltijdfactor zij bij het programma voor hun onderzoek zijn aangesloten en in welke periode zij onderzoek verrichtten bij de school; een overzicht van formulieren ingevuld door de senior onderzoekers met een overzicht van elementen waaruit academische en maatschappelijke reputatie van deze seniores blijkt; een overzicht van alle promotie-onderzoeksprojecten per programma. Deze overzichten per programma zijn, wat de feitelijke informatie betreft, verzorgd door het secretariaat van de onderzoekschool, dat wil zeggen door de beheerder van de onderzoekschool. De zelf-evaluaties zijn, conform het SEP, door de programmaleiders uitgevoerd. Echter, omdat de programma s verschillen, zijn er uiteraard zowel qua vorm als qua inhoud door de programmaleiders verschillende accenten aan deze zelf-evaluaties gegeven. Tevens wordt bijgevoegd: de criteria voor lidmaatschap van de onderzoekschool en meer bepaald voor kwalificatie als onderzoeker dan wel senior onderzoeker; de publicatievereisten zoals die binnen de onderzoekschool worden gehandhaafd (bijlage E). Deze criteria worden door de programmaleider, wetenschappelijk directeur en bestuur van de onderzoekschool gehanteerd in het kader van de quality assurance. Niet-naleving van deze publicatiecriteria kan, wanneer zich zulks over langere perioden uitstrekt, tot maatregelen leiden, zoals: reductie van de aanstellingstijd binnen de onderzoekschool; eventuele beëindiging van het lidmaatschap van de onderzoekschool. De commissie zal vaststellen dat per programma door de programmaleiders steeds, conform het SEP, enkele kernpublicaties zijn geïdentificeerd. Deze kernpublicaties zijn doorgaans opgevoerd in onderdeel 5 van het zelf-evaluatierapport, dat de onderzoeksresultaten bespreekt. Teneinde de commissie niet al te zeer te belasten met een overdaad aan informatie en papier, zijn deze kernpublicaties per programma niet vooraf aan de leden van de peer review commissie toegezonden. Echter, wanneer enkele leden gaarne over enkele van de publicaties zouden willen beschikken, hetzij voorafgaand aan de site visit hetzij ter plaatse, kunnen de desbetreffende kernpublicaties via mevrouw Marjo Mullers worden opgevraagd. 7. HANDREIKING COMMISSIE In bijlage treft u behoudens het Standard Evaluation Protocol (bijlage G) tevens een handreiking aan voor de commissie met algemene informatie over het type vragen waarop de onderzoekschool gaarne van de viii

Leeswijzer commissie een antwoord zou krijgen (bijlage H). Er is tevens een ontwerpstructuur voor het rapport van de commissie opgenomen met de vragen waarop de onderzoekschool gaarne een antwoord zou hebben (bijlage I). Die vragen hebben dus betrekking op de hierboven genoemde onderdelen, namelijk: verenigbaarheid van de onderzoekschool met de erkenningscriteria voor onderzoekscholen; kwaliteit van de promovendiopleiding in het kader van de onderzoekschool; kwaliteit van de afzonderlijke programma s. Uit deze handleiding (en uit het SEP protocol) zal duidelijk worden dat de programma s beoordeeld dienen te worden op grond van vier criteria waarvoor steeds een cijfer van 1 tot 5 dient te worden gegeven. De betekenis van deze cijfers is in het SEP protocol aangegeven. Als separate bijlage wordt eveneens het document gegeven uitgaande van de KNAW met erkenningscriteria voor onderzoekscholen (bijlage J). 8. RAPPORT VORIGE PEER REVIEW COMMISSIE Hoewel twee van de leden van de huidige commissie eveneens deel uitmaakten van de commissie die naar aanleiding van de vorige vervolgerkenning van de onderzoekschool de peer review heeft uitgevoerd, heeft het bestuur van de onderzoekschool het toch nuttig geacht om het rapport van de vorige commissie, naar haar voorzitter de Commissie Bocken genaamd, als bijlage bij te voegen (bijlage K). Aan de programmaleiders is steeds gevraagd om aan te geven in welke mate zij met de aanbevelingen van de Commissie Bocken rekening hebben gehouden derwijze dat een vergelijking mogelijk is en ook voortgang kan worden getoetst. 9. DAGINDELING Uiteraard is naast deze inhoudsopgave ook een gedetailleerde dagindeling aan de commissie verstrekt. Deze kan de commissie eveneens in bijlage vinden. Het betreft de agenda voor de site visit. Deze leeswijzer evenals alle documentatie in bijlage wordt in eerste instantie elektronisch aan de leden van de peer review commissie verzonden. Echter, de integrale evaluatie zal ook worden gedrukt. In de mate van het mogelijke zullen deze gedrukte exemplaren ook voordien nog aan de postadressen van de commissieleden worden gezonden. In het geval dit moeilijk is (bijvoorbeeld ten gevolge van de verbindingen met Zuid-Afrika), zullen de gedrukte versies van de rapportage ter beschikking worden gehouden voor de site visit. 10. ONDERSTEUNING Tijdens de visitatie in Maastricht zal de commissie worden ondersteund door de beheerder van de onderzoekschool, mevrouw Marjo Mullers. Daarnaast zal ook mevrouw Marina Jodogne ter beschikking staan voor de ondersteuning van de commissie. De voorzitter van het bestuur van de onderzoekschool, Prof. Mr. C.A. Schwarz, evenals enkele andere leden van het bestuur zullen ook gedurende de peer review periode aanwezig zijn in Maastricht. Ook zal de wetenschappelijk directeur van de onderzoekschool, Prof. Dr. Michael G. Faure LL.M., gedurende de hele periode van de site visit van de commissie aanwezig zijn om de commissie desgevallend te ondersteunen of eventuele vragen te beantwoorden. ix

ZELFEVALUATIE ONDERZOEKSCHOOL IUS COMMUNE www.iuscommune.eu

ZELFEVALUATIE ONDERZOEKSCHOOL IUS COMMUNE 1. DOELSTELLING, ONDERZOEKSTERREIN EN ONDERZOEKSOMGEVING 1.1. Visie, missie en doelstelling(en) van de Onderzoekschool Ius Commune De Onderzoekschool Ius Commune onderzoekt internationale en transnationale juridische problemen. Het onderzoek binnen de Onderzoekschool wordt gestuurd door drie hoofdvragen: Welke rol vervult het recht in de politiek (beleid) en de praktijk (implementatie) van internationale integratieprocessen en in welke mate is internationale integratie afhankelijk van gemeenschappelijkheid van recht (ius commune)? Welke positieve en negatieve effecten heeft internationale integratie op de gemeenschappelijkheid (ius commune) en de eigenheid van nationale rechtscultuur en rechtssystemen (rechtscultuur)? Kunnen de beginselen van democratie en rechtsstaat dienen als leidend gezichtspunt en beoordelingsmaatstaf bij processen van internationale integratie (beginselen van democratie en rechtsstaat als fundament van een ius commune), zowel op het terrein van het publiekrecht, als dat van het privaatrecht (doorwerking van grondrechten en fundamentele vrijheden in het privaatrecht)? Deze missie wordt uitgevoerd door: Binnen de afzonderlijke rechtsgebieden (privaatrecht, publiekrecht) onderzoek naar grondslagen te doen vanuit de gedachte dat inzicht in deze grondslagen kan bijdragen aan (kennis over) integratieprocessen; het uitvoeren van rechtsvergelijkend onderzoek met hetzelfde doel; de bestudering van de rol van het Europees en internationaal recht bij genoemde integratieprocessen. Veel van het onderzoek in de Ius Commune Onderzoekschool is gericht op de (on)mogelijkheid van integratie/harmonisatie van rechtsregels in regionale samenwerkingsverbanden (zoals de Europese Unie), zonder dat evenwel harmonisatie op normatief vlak door de school wordt nagestreefd of bevorderd. De onderzoeksprogramma s van de Onderzoekschool behoeven derhalve niet bij te dragen aan de ontwikkeling of totstandbrenging van een (Europees) ius commune in enge zin, maar beogen veeleer bij te dragen aan de wetenschappelijke kennis over de rol die het recht speelt bij integratieprocessen. De afzonderlijke onderzoeksprogramma s van de Onderzoekschool kunnen bovendien voor zich bepalen op welke wijze aandacht wordt besteed aan de vraag op welke wijze het recht relevant is voor integratie- of harmonisatieprocessen. De missie van de Onderzoekschool is niet beperkt tot integratieprocessen in Europa laat staan binnen de Europese Unie maar omvat ook onderzoek betreffende de invloed van globalisering op het recht. In sommige onderzoeksprogramma s in het bijzonder de privaatrechtelijk georiënteerde programma s wordt de centrale missie van de Onderzoekschool Ius Commune voornamelijk uitgevoerd op basis van rechtsvergelijkend onderzoek, al wordt ook gebruik gemaakt van andere methodologieën, zoals de rechtseconomie. In andere onderzoeksprogramma s in het bijzonder de meer publiekrechtelijk georiënteerde programma s wordt meer aandacht besteed aan institutionele processen die sturing geven aan de wijze en richting die wordt gekozen met betrekking tot integratie, en aan de verhouding tussen supranationale (d.w.z. internationale of Europese) regelgeving en nationaal recht. Van elk van deze methodologieën kan overigens ook gebruik worden gemaakt door de andere onderzoeksprogramma s wanneer de betreffende methodologie geëigend wordt geacht om betere inzichten te verwerven in internationale en grensoverschrijdende juridische problemen. Een ander belangrijk doel van de Onderzoekschool is uiteraard het verzorgen van de opleiding van de jonge onderzoekers. Zie paragraaf 9. 1.2. Onderzoeksterrein en programma s Zoals volgt uit de missie van de Onderzoekschool Ius Commune richt het onderzoek binnen de Onderzoekschool zich op internationale en grensoverschrijdende juridische problemen. De Onderzoekschool bestaat op dit moment uit twee groepen onderzoeksprogramma s: Ius Commune en privaatrecht, en Ius Commune 3

Internationale peer review 2013 en publiekrecht, en kent in totaal 13 onderzoeksprogramma s: Algemeen verbintenissen- en contractenrecht, Europees personen-, familie- en erfrecht, Goederenrecht, Aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht, Grensoverschrijdend milieurecht, Rechtspersonenrecht in Europa, Fiscale vraagstukken in de interne markt, Grondslagen en beginselen van burgerlijk procesrecht, Intellectueel eigendomsrecht, Constitutionele processen: de wisselwerking tussen de nationale en de Europese dimensie, Rechtsbescherming en rechtshandhaving: de wisselwerking tussen de nationale en de Europese dimensie, Integratie, differentiatie en flexibiliteit: nieuwe perspectieven op EU recht en beleid, en Constitutionele processen in de internationale rechtsorde. De overkoepelende doelstelling van de eerste groep onderzoeksprogramma s, Ius Commune en privaatrecht, is de bestudering van de spanning tussen nationaal privaatrecht en het door de Europese instituties (in het bijzonder door de Europese Unie en de Raad van Europa) ontwikkelde recht, en de bestudering van de mogelijkheden om een Europees privaatrecht te ontwikkelen buiten deze supranationale organisaties. In dit opzicht verdient aantekening dat de regelgeving van de Europese Unie in toenemende mate van belang is geworden voor het privaatrecht van de lidstaten van de Europese Unie als gevolg van de voortdurende en toenemende economische, sociale en politieke integratie van de lidstaten van de Europese Unie. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden en de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens oefent ook een harmoniserende invloed uit op het recht van de lidstaten bij dit Verdrag. Op sommige terreinen dragen ook andere belangrijke verdragen bij aan een verdere integratie en harmonisatie van nationaal recht (bijv. verdragen op het terrein van het familierecht en het Weens Koopverdrag). Deze integratie en harmonisatie kunnen leiden tot uniformering op het Europese niveau, maar ook tot destabilisering of zelfs disintegratie van het verbintenissenrecht op nationaal niveau: aangezien harmonisatie beperkt is tot specifieke onderdelen van het nationale recht ontstaan disharmonieën en incoherenties binnen het nationale recht van de lidstaten, als gevolg waarvan een scheiding ontstaat tussen geharmoniseerd nationaal recht en nationaal recht van binnenlandse herkomst. Ten einde dergelijke disharmonieën en incoherenties weg te nemen wordt in deze onderzoeksprogramma s ook aandacht besteed aan alternatieve wijzen voor de ontwikkeling van een Europees privaatrecht, in het bijzonder door middel van rechtsvergelijkend onderzoek en de ontwikkeling van gemeenschappelijke beginselen van privaatrecht op een bepaald terrein. De tweede groep onderzoeksprogramma s, Ius Commune en publiekrecht, richt het onderzoek rond constitutionele processen op het nationale, Europese en internationale niveau en de constitutionele interacties tussen deze niveaus (multilevel governance). Het debat over de constitutionele dimensies van het recht van de Europese Unie en dat van andere supranationale en internationale organisaties heeft het afgelopen decennium een grote vlucht genomen. Tot op zekere hoogte lopen de ontwikkelingen op deze terreinen parallel aan constitutionele processen die in het verleden hebben plaatsgevonden op het nationale niveau. In de publiekrechtelijke programma s worden op basis van rechtsvergelijkend onderzoek de gemeenschappelijke tradities, beginselen en rechtsinstituten op het terrein van het constitutioneel recht ontwikkeld, geanalyseerd en beschreven, en getoetst als mogelijke onderdelen voor de toekomstige institutionele constitutie van de Europese Unie en andere internationale organisaties, zoals de Verenigde Naties en de Wereldhandelsorganisatie. Een tweede onderdeel van het onderzoek op het terrein van het publiekrecht heeft betrekking op het verschijnsel dat constitutionele structuur steeds meer met elkaar verweven worden. Publieke taken worden voorbereid, gereguleerd en uitgevoerd op diverse niveaus (internationaal, Europees, nationaal) op basis van multilevel governance. Nationale instanties worden voorzien van Europeesrechtelijke bevoegdheden, en Europese instanties krijgen de bevoegdheid om op het nationale niveau op te treden. Wat zijn de constitutionele gevolgen van dergelijke ontwikkelingen? En op welke wijze en aan wie zijn dergelijke instanties verantwoording verschuldigd? En wordt inderdaad verantwoording afgelegd? Deze en andere vragen worden diepgaand onderzocht in de vier programma s op het terrein van publiekrecht. 2. SAMENSTELLING De Onderzoekschool Ius Commune is een samenwerking tussen de juridische faculteiten van de Universiteit Maastricht, de Katholieke Universiteit Leuven, de Universiteit Utrecht en de Universiteit van Amsterdam. De Vrije Universiteit Amsterdam, de Université de Liège, de Universiteit Stellenbosch en de University of Edinburgh zijn geassocieerde leden van de Onderzoekschool. Op 1 januari 2013 had de Onderzoekschool 532 leden, tezamen goed voor 186,6 fte s (fulltime equivalents), bestaande uit onderzoekers met een vaste aanstelling, een tijdelijke aanstelling en promovendi. Tabel 1 geeft het aantal onderzoekers weer in elk van deze categorieën, met inbegrip van promovendi die niet in dienst van een universiteit zijn maar wier promotieonderzoek op andere wijze gefinancierd wordt. Tabel 2 biedt een overzicht van de verschillende financieringsbronnen (zowel intern als extern) en (personele) kosten. 4

Zelfevaluatie Onderzoekschool Ius Commune 3. ONDERZOEKSOMGEVING EN INBEDDING 3.1. Nationale en internationale positionering De rol van het recht in internationale integratieprocessen, het effect van multilevel governance en de coherentie van rechtssystemen wordt in een aantal juridische faculteiten in (en buiten) Europa onderzocht. In Nederland richten de onderzoeksprogramma s van de juridische faculteiten van de Rijksuniversiteit Groningen, de Vrije Universiteit Amsterdam en de Universiteit Leiden ten dele op het governance perspectief op het recht. Vanuit deze invalshoek wordt ook de rol van het recht in internationale integratieprocessen belicht, maar dit vormt niet de kern van deze onderzoeksprogramma s. Dat neemt niet weg dat er zonder meer een governance element bestaat in het debat over de rol van het recht in internationale integratieprocessen zoals duidelijk zal zijn geworden in de beschrijving van het onderzoeksterrein en het onderzoeksprogramma van de Onderzoekschool Ius Commune (zie boven, par. 1.2). In het bijzonder vertoont het debat over multilevel governance overlappen tussen de beide onderzoeksterreinen. In dit opzicht verbaast het niet dat sommige onderzoekers van deze faculteiten op persoonlijke titel ook actief deelnemen aan de Onderzoekschool Ius Commune. Hetzelfde geldt voor onderzoekers van de Erasmus Universiteit Rotterdam, waar de onderzoeksprogramma s betreffende behavioural approaches van het contracten- en onrechtmatigedaadsrecht en de rechtstaat een nieuw verband vertonen met de centrale thema s die in het kader van de Onderzoekschool Ius Commune worden bestudeerd. In hetzelfde licht kan een tweede, aan de Universiteit Leiden uitgevoerd onderzoeksprogramma worden gezien betreffende de coherentie van het nationaal privaatrecht dat in de bewoordingen van dit onderzoekprogramma wordt overspoeld door direct en indirect toepasselijke regelgeving van supranationale en internationale aard. De focus van dit onderzoeksprogramma betreft echter de invloed die het Europese en andere internationale recht hebben op het nationale (privaat-)recht. Een vergelijkbare focus kan ook worden gevonden in het onderzoeksprogramma van de Radboud Universiteit Nijmegen, waar het onderzoeksprogramma gericht is op het positieve recht en de samenwerking met in de rechtspraktijk werkzame juristen wordt benadrukt. De onderzoeksprogramma s van de Onderzoekschool Ius Commune zijn meer gericht op de integratieprocessen en op de ontwikkeling van geharmoniseerd of eenvormig recht. De Onderzoekschool draagt nadrukkelijk bij aan het internationale debat op dit terrein. In België hebben verschillende juridische faculteiten onderzoeklijnen ontwikkeld die verwantschap tonen met de thema s die binnen de Onderzoekschool Ius Commune worden behandeld. Het onderzoek in België is in het algemeen niet zo gecentreerd rond centrale onderzoeksthema s als het geval is in Nederland. Op persoonlijke titel participeren onderzoekers van, met name, de Université de Liège en de Vrije Universiteit Brussel in de Onderzoekschool Ius Commune. Hetzelfde geldt voor onderzoekers van de Universiteit Stellenbosch en de University of Edinburgh. De samenwerking met deze onderzoeksgroepen is inmiddels zover gegaan dat het jaarlijkse congres van de Onderzoekschool Ius Commune in twee van deze steden heeft plaatsgevonden (Edinburgh 2005 en Liège 2007), terwijl inmiddels besloten is het congres van 2014 wederom in Edinburgh te doen plaatsvinden. Onderzoekers van de Onderzoekschool Ius Commune nemen deel aan alle belangrijke Europese onderzoeksgroepen die bijdragen aan modelregels of beginselen voor de harmonisatie van privaatrecht in Europa; hun gemeenschappelijke onderzoek is gepubliceerd in de Draft Common Frame of Reference, in de serie Principles of European Law, in de Casebooks for the Common Law of Europe, en de serie van de Commission on European Family Law. Diverse onderzoekers zijn lid geweest van de Expert Group die in opdracht van de Europese Commissie het voorstel voor een Gemeenschappelijk Europees Kooprecht heeft voorbereid, of zijn betrokken bij het commentaar van het European Law Institute (ELI) op dit voorstel. Daarnaast zijn verschillende onderzoekers betrokken geweest bij de oprichting van het ELI of zijn hier thans lid van. 3.2. Gastonderzoekers (intern en extern gefinancierd) De betrokkenheid van gastonderzoekers varieert per programma. Toelating tot de Onderzoekschool als lid staat open voor alle gekwalificeerde onderzoekers en promovendi, ook indien zij niet afkomstig zijn van de aan de Onderzoekschool verbonden juridische faculteiten (zie hierna onder par. 4.2). Derhalve participeren binnen de afzonderlijke programma s ook onderzoekers bijvoorbeeld van de Universiteit Tilburg, de Universiteit Twente en de Erasmus School of Law. Deze worden echter niet formeel als gastonderzoekers gekwalificeerd, maar als gewone deelnemers aan de betreffende programma s. Daarnaast zijn er binnen de afzonderlijke programma s ook onderzoekers die bijvoorbeeld een voltijdse aanstelling in de praktijk hebben, maar wel waardevol wetenschappelijk onderzoek verrichten dat een bijdrage vormt aan de Onderzoek- 5

Internationale peer review 2013 school. Zij worden bij de afzonderlijke programma s als gastonderzoeker opgenomen, afhankelijk van hun mogelijkheden doorgaans voor 0,0 fte. Tenslotte is er binnen de afzonderlijke participerende faculteiten ook een actief beleid om gastonderzoekers aan te trekken die dan ook aan de activiteiten van de afzonderlijke programma s in de school kunnen deelnemen. 4. KWALITEIT EN WETENSCHAPPELIJKE RELEVANTIE 4.1. Kernresultaten van de onderzoeksprogramma s van de Onderzoekschool Ius Commune De kernresultaten van de Onderzoekschool Ius Commune kunnen uiteraard worden teruggevonden in de publicaties van de afzonderlijke programma s. Per programma is steeds een vijftal kernpublicaties aangegeven, waarbij de programmaleiders ook hebben vermeld waarom deze publicaties naar hun oordeel ook kernpublicaties zijn. Deze kernpublicaties worden hier in het algemeen deel uiteraard niet nogmaals vermeld om leeswerk te beperken. 4.2. Kwaliteitscontrole Het onderzoek dat binnen de Onderzoekschool Ius Commune wordt uitgevoerd, is van hoogstaand niveau. De Onderzoekschool streeft echter continu naar verbetering van de kwaliteit van de wetenschappelijke output van zijn onderzoeksprogramma s. In verband hiermee wordt de promovendiopleiding regelmatig tegen het licht gehouden op basis van evaluaties van de in het kader van de opleiding aangeboden cursussen voor promovendi (zie hierna onder 9.5). Ook houdt de Onderzoekschool toezicht op de voortgang en de begeleiding van promovendi (zie in dit verband echter nader het onder par. 10 opgemerkte). De kwaliteitscontrole blijft echter niet beperkt tot de promovendiopleiding: de prestaties van de tot de Onderzoekschool toegelaten individuele (senior) onderzoekers worden evenzeer tegen het licht gehouden. De eerste stap in deze procedure betreft de criteria (zie bijlage E) die worden gebruikt bij de beslissing of een onderzoeker wordt toegelaten als lid van de Onderzoekschool. De Onderzoekschool Ius Commune is een samenwerking van 4 juridische faculteiten, maar het lidmaatschap is gebaseerd op een individuele beoordeling van de desbetreffende onderzoeker en staat ook open voor onderzoekers van andere juridische faculteiten. Het bestuur van de Onderzoekschool Ius Commune beslist, na advies van de wetenschappelijk directeur van de Onderzoekschool en de coördinerende onderzoeksleiders van het onderzoeksprogramma waaraan de onderzoeker wil deelnemen, over verzoeken tot toelating. Daarbij worden in beginsel de volgende criteria gehanteerd: de onderzoeker moet gepromoveerd zijn; de onderzoeker dient te beschikken over minimaal twee kwalitatief hoogwaardige publicaties; de onderzoeker moet in beginsel minstens 0,2 fte aan het onderzoek in de Onderzoekschool kunnen besteden; het onderzoek van de voorgestelde onderzoeker moet passen in de missie van de school; het onderzoek van de voorgestelde onderzoeker moet kunnen worden uitgevoerd binnen één van de bestaande programma s of projecten; bij voorkeur dient tussen de voorgestelde onderzoeker en de betrokken onderzoeksgroep reeds een samenwerking te bestaan. Voor de toelating van onderzoekers als senior onderzoekers gelden strengere vereisten. Met betrekking tot de toelating van promovendi gelden een andere procedure en andere criteria. In dit geval beslist het bestuur van de Onderzoekschool Ius Commune, na advies van de wetenschappelijk directeur van de Onderzoekschool en op voordracht van de coördinerende onderzoeksleiders van het onderzoeksprogramma waaraan de onderzoeker wil deelnemen, op basis van de volgende criteria: aansluiting bij de missie van de school; inpasbaarheid in het desbetreffende onderzoeksprogramma (de betreffende coördinerende onderzoeksleiders dienen zulks te accorderen); beschikbare begeleiding (past-performance en begeleidingscapaciteit van de voorgestelde promotor(es) en begeleider(s)); de kwaliteiten van de promovendus (indien al bekend). 6

Zelfevaluatie Onderzoekschool Ius Commune Ook ter bewaking van de kwaliteit van het onderzoek van al toegelaten onderzoekers zijn kwaliteitsmechanismen vastgesteld. Ten einde zeker te stellen dat kwaliteitsmaatstaven van de Onderzoekschool worden gehaald, dienen de coördinerende onderzoeksleiders per individuele onderzoeker na te gaan of inhoudelijk en kwantitatief aan de publicatie-eisen is voldaan (waarbij overigens rekening wordt gehouden met de deeltijdfactor van de betrokken onderzoeker) en of de afzonderlijke publicaties passen binnen het onderzoeksprogramma van de onderzoeksgroep. Zo nodig dienen de coördinerende onderzoeksleiders te adviseren een publicatie niet te aanvaarden als deel uitmakend van hun onderzoeksprogramma. De wetenschappelijk directeur van de Onderzoekschool neemt de beoordeling van de coördinerende onderzoeksleiders over of legt hun advies voor aan het bestuur van de Onderzoekschool. Op deze wijze wordt de coherentie van het onderzoeksprogramma op 3 niveaus verzekerd dat van de coördinerende onderzoeksleiders, dat van de wetenschappelijk directeur en dat van het bestuur van de Onderzoekschool. Wanneer een onderzoek (op meer dan incidentele basis) in gebreke blijft met de kwaliteitsstandaard van de Onderzoekschool kan het bestuur besluiten de onderzoeker hierop aan te spreken en navraag te doen naar de redenen voor het niet voldoen aan de door de Onderzoekschool gestelde eisen. Wanneer de onderzoeker geen plausibel antwoord kan geven op deze vragen en het bestuur geen aanleiding ziet om in de nabije toekomst substantiële verbeteringen te verwachten ten aanzien van de prestaties van de onderzoeker, kan het bestuur besluiten de onderzoektijd van de onderzoeker binnen de Onderzoekschool terug te brengen of het lidmaatschap van de onderzoeker van de Onderzoekschool Ius Commune te beëindigen. Concreet gelden ten aanzien van onderzoekers in beginsel de volgende publicatie-eisen: In beginsel wordt door de Onderzoekschool bij een voltijdse participatie drie wetenschappelijke publicaties per jaar geëist. De kwantitatieve publicatie-eis wordt gecorrigeerd voor de deeltijdfactor van de individuele onderzoeker. De coördinerende programmaleiders hebben in beginsel de vrijheid te beoordelen of aan de kwantitatieve eis is voldaan. Wanneer bijvoorbeeld publicatie plaatsvond van één substantieel artikel in een belangrijk internationaal tijdschrift kunnen de coördinerende programmaleiders van oordeel zijn dat toch aan deze eis is voldaan. Dit hangt in belangrijke mate met de aard van het vakgebied samen. De vraag in hoeverre een boek dan wel internationale publicaties zwaarder dienen te worden meegewogen, behoort in beginsel aan de beoordeling door de coördinerende programmaleiders. Wanneer een onderzoeker in meerdere programma s participeert, dient zijn output te corresponderen met de input in het specifieke programma. Wetenschappelijke publicaties die niet onder het programma van de Onderzoekschool vallen, worden niet meegewogen in de beoordeling of een onderzoeker heeft voldaan aan de publicatie-eisen van de Onderzoekschool. Ter beoordeling van de vraag of een onderzoeker in het geheel aan de publicatie-eisen heeft voldaan, wordt gekeken naar het totaal van de publicaties (voor zover deze onder het programma van de Onderzoekschool vallen), ook wanneer zulks in onderscheiden programma s heeft plaatsgevonden. 5. OUTPUT Tabel 3 toont het aantal publicaties van de leden van de Onderzoekschool Ius Commune. Overeenkomstig het Standard Evaluation Protocol 2009-2015 for Research Assessment in the Netherlands is onderscheid gemaakt tussen refereed articles, non-refereed articles, boeken, hoofdstukken in boeken, dissertaties, congres papers, vakpublicaties, populariserende publicaties en andere onderzoeksresultaten. Tot op heden bestaat er geen algemeen aanvaarde methode om onderscheid te maken tussen refereed en non-refereed tijdschriften op het terrein van juridisch onderzoek. Als gevolg hiervan hebben wij dit onderscheid zelf moeten maken. Daartoe is de volgende benadering gevolgd. Binnen de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Maastricht die optreedt als penvoerder van de Onderzoekschool is een lijst samengesteld van tijdschriften, die in beginsel als refereed gelden. Dit is gedaan op basis van mededelingen door de betrokken onderzoekers. Het relevante criterium daarbij was of een tijdschriftartikel aan een toets door een onafhankelijke wetenschappelijke redactiecommissie bestaande uit wetenschappers (peers) werd blootgesteld. In dat geval is er sprake van een refereed artikel. Hetzelfde geldt indien het tijdschrift zowel artikelen publiceert die op basis van een dergelijke peer review artikelen zijn beoordeeld als vakpublicaties, mits in het tijdschrift een helder en duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de beide typen publicaties. Anders dan voor veel andere disciplines geldt, behoeft de peer review niet dubbel blind 7

Internationale peer review 2013 te geschieden. De lijst van refereed tijdschriften is vervolgens becommentarieerd door onderzoekers van de andere aan de Onderzoekschool deelnemende faculteiten en als gevolg daarvan op onderdelen aangepast. Een publicatie kan alleen als refereed worden geclassificeerd indien het in een refereed tijdschrift is opgenomen, indien het aan de vereisten voor een wetenschappelijke publicatie voldoet en indien het voorwerp is geweest van peer review als hierboven aangegeven. Volgens de criteria van de VSNU wordt een publicatie als wetenschappelijk aangemerkt wanneer deze voldoet aan het criterium increasing the body of academic knowledge. Daaruit volgt dat publicaties voor het onderwijs, wetboeken, maar ook bijdragen die gericht zijn op het presenteren van een overzicht van rechtspraak of wetgeving in beginsel geen wetenschappelijke publicatie vormen, maar een vakpublicatie. Deze laatsten zijn publicaties die gericht zijn op het verspreiden van kennis aan de vakgenoten, maar (behoudens tegenbewijs) niet bijdragen aan increasing the body of academic knowledge. Het spreekt voor zich dat het hier om uitgangspunten gaat. Een overzicht van rechtspraak kan derhalve wel degelijk als wetenschappelijk worden geclassificeerd wanneer de auteur aantoont dat deze voldoet aan het criterium van increasing the body of academic knowledge en dit als zodanig door de bevoegde coördinerende onderzoeksleider wordt geaccordeerd. Hetzelfde geldt in beginsel ook voor rapporten die in opdracht van derden werden geschreven, zelfs indien zij geschreven zijn voor de Europese Unie of een ministerie na een competitieve procedure. Het probleem bij dergelijke rapporten is dat zij, als zij al werden gepubliceerd, doorgaans niet een wetenschappelijke toets (van bijvoorbeeld een redactie) hebben doorstaan. Wanneer het rapport echter gepubliceerd is met een ISBN-nummer of opgenomen is in een refereed tijdschrift en de auteur aantoont dat de publicatie the body of academic knowledge heeft doen toenemen, kan het alsnog als wetenschappelijke publicatie worden geclassificeerd. Elektronische publicaties kunnen als publicatie worden beschouwd voor zover er wederom een redactionele toets heeft plaatsgevonden. Zogenaamde working papers, zoals die gepubliceerd op SSRN, zijn (nog) geen publicaties in de bovengenoemde zin en worden derhalve ook niet als publicatie opgevoerd. Na publicatie in een tijdschrift of boek wordt alsnog beoordeeld of het artikel een wetenschappelijke of een vakpublicatie is. Annotaties zijn conform de VSNU-richtlijn 2010 in beginsel geclassificeerd als vakpublicaties. In overeenstemming met deze richtlijn geldt echter dat sommige annotaties (met name die welke in enkele Belgische tijdschriften worden gepubliceerd) een zodanige omvang en kwaliteit hebben die de classificatie als refereed of non-refereed wetenschappelijke publicatie rechtvaardigen. Publicaties die volgens de VSNUnormen niet anders dan als vakpublicatie kunnen worden geclassificeerd (o.a. bijdragen aan losbladige uitgaven, aan praktijkuitgaven, etc.) worden als zodanig aangeduid, zelfs indien deze wel bijdragen aan the body of scientific knowledge. Andere wetenschappelijke output, zoals lidmaatschappen van redacties, congres papers, gastlezingen etc. zijn niet opgenomen in de publicatielijsten. Op één belangrijk punt wijkt de onderzoekschool af van de gebruiken binnen de VSNU. Volgens de VSNU-criteria zijn inaugurele redes (oraties) en afscheidsredes in beginsel een vakpublicatie. Omdat binnen de juridische discipline zowel aan de oratie als aan de afscheidsrede door de betreffende hoogleraar doorgaans bijzonder veel aandacht wordt besteed, meent de Onderzoekschool dat deze in beginsel wel de VSNU-toets van wetenschappelijkheid ( increasing the body of academic knowledge ) kunnen doorstaan. Deze worden derhalve, behoudens bewijs van het tegendeel, als wetenschappelijk beschouwd, tenzij de coördinerende onderzoeksleiders tot een ander oordeel komen. Op basis van de lijst van refereed tijdschriften wordt een wetenschappelijk artikel geclassificeerd als hetzij refereed, hetzij non-refereed. De lijst van refereed en non-refereed wetenschappelijke publicaties wordt dan beoordeeld door de wetenschappelijk directeur van de Onderzoekschool Ius Commune en dan voorgelegd aan de verantwoordelijke coördinerende onderzoeksleiders, die verantwoordelijk zijn voor de uiteindelijke classificatie van de publicatie. In bijlage is de lijst opgenomen van tijdschriften die doorgaans als refereed volgens de hierboven aangeven criteria worden beschouwd. De tabellen 4, 5 en 6 geven het aantal (afgeronde en in voorbereiding zijnde) promoties weer. 8

Zelfevaluatie Onderzoekschool Ius Commune 6. VERDIENCAPACITEIT Desbetreffend kan worden verwezen naar het in bijlage gevoegde overzicht (bijlage A) van de fondsen die door de (senior)onderzoekers binnen de Onderzoekschool werden geworven. Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen de navolgende fondsen: Eerstegeldstroom (financiering vanuit de universiteiten) Tweedegeldstroom (NWO, KNAW, FWO, ERC) Derdegeldstroom (contractonderzoek, industrie, ministeries, EU) Overige fondsen Alleen de extern gefinancierde projecten die door (senior)onderzoekers werden aangevraagd en gehonoreerd zijn daar vermeld. Het merendeel van de externe financiering van de school werd door senior onderzoekers verworven, omdat het doorgaans de seniores zijn die aanvragers zijn van dergelijke extern gefinancierde projecten. 7. ACADEMISCHE REPUTATIE De academische reputatie van de onderzoeksgroep komt op verschillende wijzen tot uitdrukking. Diverse onderzoekers zijn lid van de Koninklijke Academie van Wetenschappen in Nederland (Faure, Giesen, Hondius, Nollkaemper, Prechal, Smits) of van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten (Van Gerven, Cousy, Wouters). Leden van de onderzoeksgroep vervullen maatschappelijk en juridisch belangrijke functies, zoals: afdelingsvoorzitter in het Belgische Hof van Cassatie (Dirix); Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad (Spier); voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Burgerlijk Recht (Van Boom), van de Nederlandse Vereniging voor Rechtsvergelijking (Van Erp) en de Studiekring Prof. mr. J. Offerhaus (Loos). Aan alle senior onderzoekers is gevraagd een overzicht te bieden van activiteiten, zoals tijdschriftredacties, deelname aan peer review commissies, voorzitterschappen van commissies en verworven prijzen. Deze lidmaatschappen en prijzen vormen een indicatie van de academische reputatie van de senior onderzoekers binnen de school. De door de seniores ingevulde overzichten zijn als bijlage bij de onderscheidene programmaverslagen (Deel II) toegevoegd. De collega s uit Edinburgh en Stellenbosch, met wie nauw wordt samengewerkt, hebben een grote reputatie. Reid en Gretton waren, en MacQueen en Steven zijn (allen Edinburgh) Law Commissioner voor Schotland en in die hoedanigheid direct verantwoordelijk voor de grote wetgevende projecten in Schotland op het gebied van het privaatrecht. MacQueen was tevens lid van (onder meer) de Commission on European Contract Law (de Lando-groep) en de Study Group on a European Civil Code. Ook de collega s uit Stellenbosch hebben een internationale reputatie, niet alleen binnen hun eigen land (Zuid-Afrika), maar ook internationaal. Dit geldt onder meer voor de collega s: Marius de Waal, Gerhard Lubbe, Philip Sutherland, Jacques du Plessis en André van der Walt. Al deze onderzoekers zijn regelmatig begunstigde van internationale prijzen en maken deel uit van prestigieuze commissies en redacties. André van der Walt bezet onder meer een leerstoel gefinancierd door de Zuid-Afrikaanse Academie van Wetenschappen. De academische reputatie van de onderzoeksgroep blijkt bovendien uit de participatie (voor en tijdens de verslagperiode) door gerenommeerde buitenlandse juristen als spreker tijdens studiedagen en deelnemer aan onderzoeksprojecten van de onderzoeksgroep. In dit verband kan onder meer worden verwezen naar het optreden van Prof. G. Teubner tijdens het jaarlijks Ius Commune congres 2008 in Amsterdam. 8. MAATSCHAPPELIJKE RELEVANTIE: KWALITEIT, IMPACT EN VALORISATIE Het onderzoek van de Onderzoekschool Ius Commune is erop gericht inzicht te verkrijgen in de rol die het recht speelt in de integratieprocessen die plaatsvinden, in het bijzonder die in Europa, en de governance problemen die uit dergelijke processen voortvloeien. Dergelijke processen kunnen niet vanuit een ivoren toren worden bestudeerd. Veel onderzoekers van de Onderzoekschool Ius Commune zijn dan ook betrokken bij internationale netwerken van onderzoekers en praktijkjuristen, zoals het European Law Institute. Veel onderzoekers dragen bij aan zogenaamde stakeholder meetings betreffende door de Europese Commissie op verschillende terreinen genomen initiatieven of hebben in opdracht van de Europease Commissie of het Europees Parlement rapporten geschreven. De resultaten van dergelijke onderzoeksprojecten wordt 9

Internationale peer review 2013 hetzij rechtstreeks gepubliceerd of de verzamelde informatie wordt gebruikt in wetenschappelijke publicaties. Daarnaast worden over deze onderwerpen congressen en voordrachten gehouden, welke openstaan voor zowel academici en praktijkjuristen de laatste verkrijgen met het bijwonen en eventueel spreken tijdens dergelijke gelegenheden gewoonlijk studiepunten in het kader van hun éducation permanente. Wetenschappelijke kennis wordt voorts verspreid onder praktijkjuristen door middel van vakpublicaties, in het bijzonder in de vorm van kronieken en rechtspraak- en wetgevingsoverzichten en annotaties. Hierdoor wordt op aanschouwelijke en toegankelijke wijze aan praktijkjuristen duidelijk gemaakt welke gevolgen de Europese integratie heeft en worden de implicaties van de Europeanisering van zowel het privaat- als het publiekrecht inzichtelijk gemaakt. De Onderzoekschool Ius Commune ondersteunt in het bijzonder de organisatie van congressen die zich tot zowel academici en praktijkjuristen richten door bijstand te bieden bij de organisatie van de congressen en bij de publicatie van de congres papers in de serie Ius Commune Europaeum, die wordt uitgegeven door Intersentia onder auspiciën van METRO, het Instituut voor Grensoverschrijdend Juridisch Onderzoek van de Universiteit Maastricht. 9. PROMOTIEONDERZOEK EN PROMOVENDIBELEID 9.1. Inleiding Een van de belangrijkste kenmerken van de Onderzoekschool Ius Commune is dat promovendi geen gaststatus of geassocieerd lidmaatschap hebben, maar lid zijn van de Onderzoekschool. Dit brengt mee dat zij niet alleen een opleiding genieten die hen introduceert in de grondslagen van het Ius Commune onderzoek, maar tevens dat zij als volwaardige leden aan de activiteiten van de Onderzoekschool deelnemen. Tijdens het algemene deel van de promovendiopleiding wordt aandacht besteed aan de structuur van de onderzoekschool, dat wil zeggen het samenwerkingsverband en de mogelijkheden die dergelijke samenwerking inhoudt, evenals aan de Ius Commune onderzoeksmethode, aan rechtsvergelijking in het algemeen en aan interdisciplinaire onderzoeksmethoden zoals rechtseconomie, recht en sociologie, rechtspsychologie en rechtsgeschiedenis (zie bijlage B). Naast dit algemene deel van de opleiding wordt er in een tweetal masterclasses aandacht besteed aan het eigen onderzoek van elke promovendus. Tijdens deze masterclasses presenteert een promovendus zijn onderzoek, waarna zowel andere promovendi als (senior)onderzoekers van binnen en buiten de Onderzoekschool de gehanteerde onderzoeksmethode en de voorlopige resultaten becommentariëren. Daarnaast vinden ook binnen de afzonderlijke onderzoeksprogramma s seminars plaats waaraan de promovendi deelnemen. Ten slotte volgt iedere promovendus een individuele opleiding, die gericht is op de persoonlijke belangen en belangstelling van de promovendus. Tijdens het jaarlijkse Ius Commune congres wordt speciale aandacht aan de promovendi gegeven. Het jaarlijkse congres biedt hen de mogelijkheid om hun eigen onderzoek te presenteren en op die manier ervaring te verkrijgen met het presenteren van hun onderzoek in de academische wereld. De promovendi van de Onderzoekschool vormen samen de promovendiraad. De promovendiraad komt bijeen tijdens het jaarlijkse Ius Commune congres en benoemt een voorzitter en vertegenwoordigers van de vier deelnemende faculteiten. De voorzitter en de vertegenwoordigers nemen deel aan de onderhandelingen met de andere faculteiten voor zover als dit noodzakelijk is in het belang van de promovendi, bijvoorbeeld om ervoor te zorgen dat de promovendiopleiding van de Onderzoekschool Ius Commune wordt gecoördineerd met de promovendiopleiding van de graduate schools van de deelnemende faculteiten. Tussen de Onderzoekschool Ius Commune en de deelnemende faculteiten is overeengekomen dat geschikte facultaire cursussen open staan voor deelname door promovendi van andere faculteiten van de Onderzoekschool Ius Commune. Deelname aan dergelijke cursussen tellen mee bij de beoordeling of de promovendus heeft voldaan aan de vereisten van de Ius Commune promovendiopleiding. De promovendiopleiding wordt gecoördineerd door een senior onderzoeker binnen de Onderzoekschool Ius Commune, Dr. J.M. Milo (Universiteit Utrecht), die rechtstreeks verslag uitbrengt aan het bestuur van de Onderzoekschool. De cursussen die in het kader van het algemene deel van de promovendiopleiding worden verzorgd, worden na afloop geëvalueerd; de uitkomsten van de evaluaties worden binnen het bestuur van de Onderzoekschool besproken. De voorzitter van de promovendiraad is als adviseur aanwezig bij de vergadering van het bestuur van de Onderzoekschool. Een en ander onderstreept het belang dat het bestuur van de Onderzoekschool Ius Commune hecht aan de promovendiopleiding en beoogt te waarborgen dat het programma van hoge kwaliteit is en blijft. De promovendiopleiding draagt niet alleen bij aan 10