A, verblijvende te B, bijgestaan door mr. A.R. van Dolder, advocaat te Heerhugowaard,

Vergelijkbare documenten
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 17 juli 2008 naar aanleiding van de op 17 september 2007 ingekomen klacht van

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

C, tandarts, werkzaam te B, bijgestaan door mr. L. Neuschäfer-Greebe, verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam,

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 10 oktober 2014 naar aanleiding van de op 7 maart 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE. Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 7 juni 2011 binnengekomen

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

C, arts, werkzaam te B, bijgestaan door mr. M.C. Hoorweg-De Boer, verbonden aan de VvAA Rechtsbijstand te Utrecht,

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE. Het College heeft het volgende overwogen over en beslist op de op 9 augustus 2012 ingekomen klacht van

16.053Tb Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

16.053Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

16.046T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 29 december 2016

16.058T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

16.062T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

17.154Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 9 augustus 2018

16.137Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Wijziging tuchtrecht stichting TBNG Tuchtrechtspraak. Hoofdstuk 1 Algemeen. Artikel 1 Definitiebepaling

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

iri werkzaam te s-hertogenbosch Uitspraak: 17juli 2017 HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

15.032T Beslissing van het College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

18.125T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 25 februari 2019

Beslissing d.d. 7 augustus 2008 naar aanleiding van de op 29 mei 2007 ingekomen klacht van

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG. Beslissing naar aanleiding van de op 11 januari 2017 binnengekomen klacht van:

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Rep.nr. G2018/64 18 december 2018 Def. 236 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN. Beslissing op de klacht van:

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 17/1388 Wtra AK van 9 maart 2018 van

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN

16.001T Beslissing van het College van Toezicht van Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

Ontvankelijkheid. Klacht over (nog) niet verrichte handeling. Tuchtrechtelijke laakbaarheid van handelwijze in gerechtelijke procedure.

Beslissing d.d. 13 maart 2008 naar aanleiding van de op 2 maart 2007 ingekomen klacht van

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

17.105Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 7 maart 2018

Beslissing d.d. 8 januari 2009 naar aanleiding van de op 8 oktober 2007 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

ECLI:NL:RBMNE:2016:7750

16.107T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

16.020T Beslissing van het College van Toezicht van Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

- het op 4 juni 2014 ingekomen klaagschrift van [klager] ( klager ), inclusief 5 producties;

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/352 Wtra AK van 20 juli 2015 van

17.008B-2 Beslissing van het College van Beroep van het Kwaliteitsregister Jeugd van 5 december 2017

Uitspraak van het College van Toezicht van het Nederlands Instituut van Psychologen.

Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

A, wonende te B, gemachtigde mr. drs. V.N. Mantel, advocaat te Rotterdam,

14-400/DB/OB ECLI:NL:TADRSHE:2016:37 RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing in de zaak onder nummer van: /DB/OB

Beslissing d.d. 1 augustus 2014 naar aanleiding van de op 27 februari 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE

16.029Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 29 december 2016

Het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle, oordelend inzake de op 19 december 2000 ingekomen klacht van

17.137T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 9 mei 2018

16.039T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

16.031T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

stichting tuchtrechtspraak nap

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Tuchtreglement SRA 1. Afdeling 1 Algemene bepalingen

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

15.106T Beslissing van het College van Toezicht van Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

16.102Tb Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

Beweerdelijk te lage taxatie. Verschil van 10 % tussen verschillende taxatie niet onaanvaardbaar.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

16.050Tb Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 19/340 Wtra AK van 15 juli 2019 van

DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

c. Een afschrift van de beslissing wordt gestuurd aan klager, verweerder en algemeen directeur van de Stichting Opleidingsinstelling GGZ VS.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

15.065T Beslissing van het College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. de Raad voor Rechtsbijstand 's-gravenhage, appellant,

Raad voor Rechtsbijstand

ABN AMRO Bank N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene.

Beslissing d.d. 10 mei 2017 ex art Tuchtrechtreglement Bancaire Sector

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

1.1. De Inspecteur heeft appellante voor het jaar 1993 een taxatieve aanslag in de winstbelasting opgelegd, gedagtekend 3 juni 1996.

16.033Tc Beslissing van het College van Toezicht van Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

Transcriptie:

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE Beslissing van 4 september 2008 naar aanleiding van de op 29 augustus 2006 bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Eindhoven ingekomen en vervolgens naar het onderhavige College doorgezonden klacht van A, verblijvende te B, bijgestaan door mr. A.R. van Dolder, advocaat te Heerhugowaard, k l a g e r -tegen- C, psychiater, werkzaam te D, bijgestaan door mr. R.J. Borghans, advocaat te Nijmegen, v e r w e e r d e r 1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE Klager heeft een klaagschrift met bijlagen ingediend. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Klager heeft vervolgens gerepliceerd en daarbij bijlagen toegezonden. Daarna heeft verweerder gedupliceerd. Op verzoek van de secretaris van het College heeft de gemachtigde van verweerder per telefax van 25 april 2007 nadere informatie aan het College gezonden. Op 11 oktober 2007 zijn klager en verweerder in het kader van het vooronderzoek gehoord door de secretaris van het College. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt. Na het vooronderzoek heeft de gemachtigde van verweerder nog op 22 november 2007 en op 26 juni 2008 aan het College stukken ten behoeve van de procedure toegezonden.

2 De zaak is behandeld ter openbare zitting van 11 juli 2008, waar klager en verweerder, beiden bijgestaan door hun gemachtigden, zijn verschenen. 2. DE FEITEN Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan. 2.1 Aan klager is bij onherroepelijk geworden arrest van 8 oktober 1998 van het Gerechtshof te Amsterdam - voor zover hier van belang - onder meer de maatregel van ter beschikking stelling van de overheid (TBS) met bevel tot verpleging opgelegd. In het kader van de tenuitvoerlegging van deze TBS verblijft klager in juli 2006 in "E", een long-stay voorziening binnen de F. 2.2 Op 11 juli 2006 heeft deze kliniek ten behoeve van de beoordeling van de eventuele noodzaak tot verlenging van de TBS een zogenoemd verlengingsadvies uitgebracht. Dit advies houdt - kort gezegd - in, dat klager onbehandelbaar en nog onverminderd delictgevaarlijk is en dat wordt geadviseerd de TBS-maatregel met twee jaren te verlengen. Het advies is ondertekend door G, plaatsvervangend hoofd van de inrichting, tevens directeur patiëntenzorg, en mede ondertekend door verweerder onder de vermelding manager patiëntenzorg/psychiater. 3. DE KLACHT Klager verwijt verweerder - kort en zakelijk weergegeven - dat hij bovengenoemd verlengingsadvies als (behandelend) psychiater mede heeft ondertekend terwijl hij klager na medio 2005 niet heeft behandeld of onderzocht en/of met hem heeft gesproken, terwijl klager evenmin door een andere psychiater is gezien.

3 4. HET VERWEER 4.1 Verweerder heeft - zakelijk weergegeven - in zijn verweerschrift en de dupliek aangevoerd dat hij als afdelingspsychiater klager in 2005 en bij het ondertekenen van het verlengingsadvies wel degelijk heeft gesproken en onderzocht. Vervolgens heeft verweerder bij brief van 25 april 2007 aan zijn gemachtigde, geschreven dat hij ten tijde van het ondertekenen van het verlengingsadvies niet langer consulent-psychiater was op de afdeling waar klager verbleef. Tijdens het vooronderzoek heeft verweerder betoogd dat hij klager goed genoeg kende om de inhoud van het advies, dat door de behandelcoördinator op basis van behandelgegevens was opgesteld, te kunnen onderschrijven. Na het vooronderzoek heeft verweerder per brief van 22 november 2007 aangevoerd dat hij het verlengingsadvies kon ondertekenen bij afwezigheid van de directeur patiëntenzorg. Tevens heeft verweerder op laatstgenoemde datum zogenaamde beloopsaantekeningen overgelegd, waaruit zou moeten blijken dat hij op 22 maart 2006 en ná 29 juni 2006 contact met klager zou hebben gehad. 4.2 Ter zitting heeft verweerder gesteld dat hij tot 1 mei 2006 in zijn hoedanigheid van psychiater voor klager verantwoordelijk was. Verweerder heeft daarbij gesteld dat hij in de periode van 2004 tot mei 2006 klager vermoedelijk ca 10 maal in zijn hoedanigheid van psychiater heeft gesproken. Van die gesprekken heeft hij aantekeningen gemaakt welke hij later in een Wordbestand heeft verwerkt. De aantekeningen tot en met mei 2005 heeft hij terug kunnen vinden. Dat betreft de in het geding gebrachte beloopsaantekeningen. De aantekeningen die betrekking hebben op de periode daarna heeft verweerder niet terug kunnen vinden.

4 5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE 5.1 Het College wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. 5.2 Kern van de zaak is of aan verweerder een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van het plaatsen van zijn handtekening onder het verlengingsadvies d.d. 11 juli 2006. 5.2.1 Het toepassen van de maatregel van TBS is een ingrijpende vrijheidsbenemende maatregel die slechts wordt toegepast en voortgezet indien sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en/of een ziekelijke stoornis van de geestvermogens waardoor betrokkene - als hij in vrijheid zou worden gesteld - een actueel gevaar voor derden vormt. Om die reden is zowel de procedure voor het opleggen van TBS als die om de maatregel te verlengen met de nodige waarborgen omkleed. Voor de situatie waarop deze klacht betrekking heeft is in dit verband van betekenis artikel 509o Wetboek van Strafvordering (WvSv). Voor zover hier van belang wordt hierin bepaald dat een vordering tot verlenging van de TBS-maatregel wordt vergezeld van een recent opgemaakt, met redenen omkleed en ondertekend advies van het hoofd van de inrichting, alsmede een afschrift van de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de ter beschikking gestelde. Tevens is van betekenis het bij Koninklijk Besluit d.d. 22 mei 1997 ingestelde Reglement verpleging ter beschikking gestelden (verder aan te duiden als het reglement ). Ingevolge artikel 46, derde lid, van dit Reglement dient, indien het hoofd van de inrichting niet zelf psychiater is, bij het verlengingsadvies als bedoeld in artikel 509o WvSv tevens te worden overgelegd het advies van een aan de inrichting verbonden psychiater.

5 5.2.2 Uit de door klager overgelegde kopie van de laatste bladzijde van het verlengingsadvies van 11 juli 2006 blijkt dat dit is ondertekend door het (plaatsvervangend) hoofd van de inrichting, tevens zijnde directeur patiëntenzorg, G. Verweerder heeft derhalve niet bij afwezigheid van de directeur patiëntenzorg in diens plaats getekend, maar zoals de gemachtigde van verweerder ter zitting ook heeft gesteld, in zijn hoedanigheid van psychiater. 5.2.3 Nu het advies is ondertekend door het hoofd van de inrichting, G, en door verweerder als psychiater voldoet het advies aan de hierboven weergegeven wettelijke regelingen. Mede gelet op het betoog van de gemachtigde van verweerder ter zitting dat het verlengingsadvies aan alle op grond van het strafrecht geldende vereisten voldoet overweegt het College dat zulks nog niet met zich brengt dat daarmee ook direct aan de eisen die aan verweerders handelen in zijn hoedanigheid van psychiater - welk handelen in het kader van het tuchtrecht wordt getoetst - is voldaan. 5.2.4 Vraag is of verweerder over voldoende kennis van klagers medische toestand beschikte om het advies als psychiater te mogen ondertekenen. Klager heeft gesteld dat verweerder hem na medio 2005 niet meer heeft gesproken en dat evenmin een andere psychiater nadien met hem heeft gesproken. Verweerder heeft in de loop van de procedure wisselende standpunten ingenomen met betrekking tot de hoedanigheid waarin hij tekende alsmede welke rol hij jegens klager in de loop van de jaren heeft vervuld. De bewering namens verweerder in de brief van 26 juni 2008 dat verweerder degene is die werd bedoeld met de psychiater genoemd in de beloopsaantekeningen van onder meer 29 juni 2006, niet valt te rijmen met de inhoud van verweerders brief van 25 april 2007 aan zijn gemachtigde, waarin hij aangaf dat hij ten tijde van het ondertekenen van het verlengingsadvies niet langer de consulent - psychiater op de afdeling van klager was, wat overigens door verweerder ter zitting is bevestigd, immers verweerder was sinds 1 mei 2006 niet langer in zijn hoedanigheid van psychiater verantwoordelijk voor klager. Uitgaande van de lezing die ter zitting werd gegeven en waarvan verweerder en diens gemachtigde hebben betoogd dat die lezing de juiste is, dient geconstateerd te worden dat verweerder op geen enkele wijze zijn stelling dat hij na mei 2005 nog met klager heeft

6 gesproken heeft onderbouwd. Verweerder heeft op dit punt geen aantekeningen in het geding gebracht en ook anderszins blijkt uit het dossier niet van contacten met klager. 5.2.5 Weliswaar is niet vereist dat verweerder klager voor het ondertekenen van het verlengingsadvies zelf heeft behandeld of onderzocht dan wel het te geven advies met hem heeft besproken. Wel dient vanuit professioneel oogpunt aan de ondertekening minimaal de eis te worden gesteld dat verweerder, als hij klager niet zelf in het kader van de verlenging heeft onderzocht of gesproken, hij er op toe ziet dat een andere psychiater dat heeft gedaan. Verweerder heeft niet aangevoerd dat dit is gebeurd, terwijl ook in het dossier geen enkele aanwijzing is te vinden dat zulks is gebeurd. De klacht is derhalve gegrond. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het College van oordeel dat verweerder, nu niet gebleken is dat het advies door hem dan wel een andere psychiater met klager is besproken, dit niet mede heeft mogen ondertekenen. Het College zal verweerder een maatregel opleggen. Gelet op het feit dat in ieder geval uit de beloopsaantekeningen voldoende aannemelijk is geworden dat verweerder klager tot mei 2005 meerdere malen heeft gesproken en er derhalve van geheel blindelings tekenen geen sprake is geweest, acht het College een waarschuwing een voldoende passende maatregel. 6. DE BESLISSING Het College: Waarschuwt verweerder. Aldus beslist door mr. E.W. de Groot,voorzitter, mr. J.C.J. Dute, lid-jurist, S. de Jong, J.N. Voorhoeve en M.D. Klein Leugemors, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. R.C. Rijkers van den Akker, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 4 september 2008 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

7 voorzitter secretaris Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.