FutD met annotatie van Fiscaal up to Date V-N 2002/ V-N 2002/41.22

Vergelijkbare documenten
de voorzitter van het managementteam van de eenheid Belastinqdienat^ÉI^ van de rijksbelastingdienst, hierna: de Inspecteur,

ECLI:NL:GHARN:2007:AZ6619

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende

ECLI:NL:GHSHE:2017:1064

ECLI:NL:GHARL:2014:6759

ECLI:NL:GHARL:2016:8884

ECLI:NL:GHSHE:2010:BM7477

ECLI:NL:RBARN:2012:BY0157

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Tweede Meervoudige Belastingkamer. een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen Y, de inspecteur.

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

ECLI:NL:GHSHE:2007:BB2231

ECLI:NL:GHARL:2017:4777

tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 10 november 2010, nummer AWB 10/1037, in het geding tussen

ECLI:NL:GHARL:2013:8624

ECLI:NL:GHAMS:2015:382 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00712

ECLI:NL:GHARL:2017:5327

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ2891

ECLI:NL:GHARL:2017:9611

/ Belastingrecht. Hoger beroep

ECLI:NL:GHAMS:2017:789 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00218

Uitspraak. NTFR 2002, 802 FutD BELASTINGKAMER Nr. 98/ HET GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch U I T S P R A A K

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2015:1379

Uitspraak NTFR 2000, 748 V-N 2000/ BELASTINGKAMER Nr. 97/ HET GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch U I T S P R A A K

ECLI:NL:RBSGR:2010:BN3747

ECLI:NL:GHARL:2017:613

ECLI:NL:GHSHE:2016:2327

ECLI:NL:GHSHE:2008:BH0220

ECLI:NL:RBZWB:2013:5523

Uitspraak GERECHTSHOF s-hertogenbosch Uitspraak op het hoger beroep van de heer [belanghebbende], belanghebbende

ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00/2559

ECLI:NL:GHARL:2014:2681

ECLI:NL:RBSHE:2007:BC1229

ECLI:NL:GHSHE:2003:AO2814

ECLI:NL:GHAMS:2016:72

ECLI:NL:GHSHE:2016:2733

Gerechtshof te 's-gravenhage negende enkelvoudige belastingkamer 29 maart 2002 Nr. BK-00/01073 UITSPRAAK

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

ECLI:NL:GHSHE:2017:493

ECLI:NL:GHSHE:2016:2335

Uitspraak. NTFR 2002, 636 FutD V-N 2002/ V-N 2002/ BELASTINGKAMER Nr. 98/ HET GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amersfoort (hierna: de Inspecteur)

ECLI:NL:RBDHA:2015:7800

ECLI:NL:GHARL:2014:7457


ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ4751

ECLI:NL:GHARL:2017:634

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 14 april 2016, nummer Awb 15/2747, in het geding tussen belanghebbende en

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 november 2012, nummer AWB 12/4016, in het geding tussen

ECLI:NL:GHDHA:2017:2098

ECLI:NL:GHARN:2006:AW2040

2.1. De Inspecteur is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6992 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/00490

ECLI:NL:RBARN:2009:BI3591

LJN: BX7144, Gerechtshof 's-hertogenbosch, 11/00755

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024

ECLI:NL:GHDHA:2014:3701

ECLI:NL:GHDHA:2017:1563

ECLI:NL:RBZWB:2013:4673

ECLI:NL:RBHAA:2007:BA6728

ECLI:NL:GHARL:2015:3296

ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1234

ECLI:NL:RBZWB:2015:4441

ECLI:NL:RBZWB:2017:3691

ECLI:NL:RBZWB:2015:8725

ECLI:NL:RBARN:2011:BP6681


ECLI:NL:RBZWB:2016:4850

Het gerechtshof te Arnhem, tweede meervoudige belastingkamer;

GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN. BELASTINGKAMER 13 juni 1986 Nr. 253/85

ECLI:NL:GHARL:2015:20

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO4752 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00638

ECLI:NL:GHAMS:1999:AA7796 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 98/4659

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en

ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ8213

ECLI:NL:RBSGR:2012:BV8097

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773

ECLI:NL:RBGEL:2017:11

ECLI:NL:GHAMS:2008:BD7995 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/00429

ECLI:NL:RBBRE:2012:BZ2838

ECLI:NL:GHAMS:2001:AB0583 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00157

Rechtbank Oost-Nederland 14 maart 2013, nrs. AWB 12/1843 en AWB 12/3008

ECLI:NL:GHARN:2005:AT7887

ECLI:NL:GHSGR:2004:AP1225

ECLI:NL:RBZWB:2015:2161

ECLI:NL:GHAMS:2017:2886 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00546

GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN. Nr. 208/86 10 april 1987

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

ECLI:NL:RBZWB:2015:306

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

ECLI:NL:GHARN:2012:BW7826


de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen Limburg (BsGW)

ECLI:NL:GHAMS:2001:AB0357 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 99/00565

ECLI:NL:RBDHA:2014:241

ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901

ECLI:NL:RBGEL:2016:6801

Transcriptie:

ECLI:NL:GHSHE:2002:AE1466 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 08-04-2002 Datum publicatie 16-04-2002 Zaaknummer 98/04888 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig Inhoudsindicatie - Vindplaatsen Rechtspraak.nl FutD 2002-0841 met annotatie van Fiscaal up to Date V-N 2002/22.2.10 V-N 2002/41.22 Uitspraak BELASTINGKAMER Nr. 98/04888 HET GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch U I T S P R A A K Uitspraak van het Gerechtshof te 's-hertogenbosch, eerste meervoudige Belastingkamer, op het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid ondernemingen te P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de haar opgelegde naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen voor het tijdvak 1 januari 1992 tot en met 30 november 1996, aanslagnummer 00.00.000.A00.000.0. 1. Ontstaan en loop van het geding Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag opgelegd naar een te betalen bedrag van fl. 127.360,- - enkelvoudige belasting met toepassing van een verhoging - na kwijtschelding - van 25% over een bedrag van fl. 27.000,--, ofwel fl. 6.750,--, welke aanslag na een door belanghebbende daartegen ingediend bezwaarschrift bij de bestreden uitspraak is gehandhaafd. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek

ingediend, de Inspecteur een conclusie van dupliek. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Hof van 13 november 2001 te 's-hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Inspecteur. Belanghebbende heeft het Hof met het oog op de mondelinge behandeling een brief met bijlagen d.d. 30 oktober 2001 doen toekomen, waarvan het Hof op 1 november 2001 een afschrift aan de Inspecteur heeft toegezonden. Het Hof heeft deze brief tot de stukken van het geding gerekend. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota moet als hier ingelast worden aangemerkt. Belanghebbende heeft bij zijn pleitnota een bijlage overgelegd, welke zonder bezwaar van de tegenpartij tot de stukken van het geding wordt gerekend. 2. Feiten Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast. 2.1. Belanghebbende is producent/importeur van elektrische huishoudelijke apparaten van de merken A, B en C. 2.2. Belanghebbende verkoopt niet direct aan particulieren, maar brengt haar producten via zogenoemde vakdealers op de markt. De verkoop aan de vakdealers vindt plaats via vertegenwoordigers die in loondienst werkzaam zijn bij belanghebbende. 2.3. Belanghebbende heeft in het verleden verschillende activiteiten ontplooid ten einde de verkoop van haar producten door de vakdealers te bevorderen. In het kader daarvan heeft belanghebbende de vakdealers de mogelijkheid geboden om naar rato van de door hen verkochte producten van belanghebbende, punten te sparen voor zogenoemde "incentive-reizen". Doel was om hiermee economisch voordeel voor het bedrijf te behalen. Door middel van deze acties kon de omzet worden vergroot, het marktaandeel worden uitgebreid of het merk of product onder de aandacht worden gebracht van het publiek. 2.4. Belanghebbende heeft in 1993 twee reizen naar Bali en in 1995 twee reizen naar Thailand voor haar vakdealers georganiseerd (hierna te noemen: de reizen). In 1993 hebben in totaal 400 en in 1995 433 vakdealers (inclusief partners) aan de reizen deelgenomen. Het programma van de reizen behoort tot de stukken van het geding. 2.5. Belanghebbende heeft een aantal van de bij haar werkzame vertegenwoordigers, die tijdens hun dagelijkse werk direct contact met de vakdealers hadden, geselecteerd om de reizen bij te wonen (hierna te noemen: de vertegenwoordigers). In 1993 waren dat in totaal 7 en in 1995 13 vertegenwoordigers. Zij moesten tijdens de reizen fungeren als gastheer voor de vakdealers en hun partners. De vertegenwoordigers hadden ook de mogelijkheid hun partner mee te nemen op de reizen. In 1993 gingen 7 partners mee en in 1995 waren dat er 12. De kosten van de reizen bedroegen voor de deelnemers in 1993 fl. 3.040,-- per persoon en in 1995 fl. 3.100,-- per persoon. De partners van de vertegenwoordigers moesten voor de deelname aan de reis een eigen bijdrage betalen. Deze eigen bijdrage bedroeg zowel voor de reis naar Bali als de reis naar Thailand fl. 1.100,-- per persoon.

2.6. De vertegenwoordigers hebben voor de deelname aan de reizen geen vakantiedagen ingeleverd. De reizen konden door de vertegenwoordigers niet te gelde worden gemaakt. 2.7. In 1996 heeft bij belanghebbende een boekenonderzoek over de jaren 1992 tot en met 1996 plaatsgevonden. In dit onderzoek is de inhouding en afdracht loonbelasting en premieheffing van belanghebbende over die jaren getoetst. Hierbij is onder andere de deelname aan de reizen door de vertegenwoordigers en hun partners onderzocht. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat de deelname door de vertegenwoordigers en hun partners aan de reizen niet als zakelijk kan worden aangemerkt. Als gevolg hiervan is de onderhavige naheffingsaanslag aan belanghebbende opgelegd. 2.8. Het bedrag van de nageheven enkelvoudige belasting ter zake van de deelname door de vertegenwoordigers en hun partners aan de reizen is als volgt berekend: 1993: kosten reis fl. 42.560,-- af: eigen bijdrage fl. 7.700,-- besparing/loon fl. 34.860,-- tegen 50% = fl. 17.430,-- 1995: kosten reis fl. 77.500,-- af: eigen bijdrage fl. 12.000,-- besparing/loon fl. 65.500,-- tegen 50% = fl. 32.750,-- fl. 50.180,-- Brutering wegens niet verhalen op werknemers 50% = fl. 50.180,-- Totaal: fl. 100.360,-- 3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen 3.1. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of het in de bestreden naheffingsaanslag begrepen bedrag van fl. 100.360,-- wegens de kosten van de reizen van de vertegenwoordigers en hun partners naar Thailand en Bali terecht als loon in natura is nageheven. Voorts houdt partijen verdeeld het antwoord op de vraag hoe groot de (besparings)waarde van deze verstrekking aan haar werknemers en partners bedroeg. Belanghebbende stelt hiertoe: Primair: de reizen van de vertegenwoordigers en hun partners moeten als zakelijk worden aangemerkt, zodat deze geen loon (in natura) kunnen vormen; Subsidiair: indien er al een privé-element in de reizen aanwezig zou zijn, dient naheffing desondanks achterwege te blijven, daar de besparingswaarde van de reis voor de vertegenwoordigers op nihil en voor de partners op de eigen bijdrage moet worden gesteld. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat sprake is van toeristische reizen, waarvan de waarde in

het economische verkeer, verminderd met de eigen bijdragen, als loon in natura in aanmerking moet worden genomen. De besparingswaarde dient te worden gesteld op de kostprijs; voor de partners wordt, ter berekening van de besparingswaarde, de kostprijs verminderd met de eigen bijdrage. 3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Partijen hebben daaraan ter zitting, zakelijk weergegeven, nog het volgende toegevoegd. Belanghebbende: Er zijn twee, op elkaar aansluitende reizen naar Bali geweest en twee, eveneens op elkaar aansluitende reizen naar Thailand. Van de meegezonden vertegenwoordigers bleven een aantal in Bali respectievelijk Thailand als de groepen wisselden. Sommige vertegenwoordigers gingen 2 x een halve week. De vertegenwoordigers waren gastheer voor de gehele groep al hadden zij wel meer contact met hun "eigen" dealers. De betreffende vertegenwoordigers werden beloond via een targetsysteem, een vorm van variabel belonen. Er werd op geen enkele wijze een korting op het salaris toegepast bij de naar Bali of Thailand reizende vertegenwoordigers, niet op het vaste en niet op het variabele deel van de beloning. De dealers zijn belast voor de incentive. Belanghebbende heeft de hieruit voortvloeiende belasting voor haar rekening genomen. De Inspecteur: Er is sprake van feestreizen voor de dealers en dan betekent dit niet automatisch dat dit ook voor de vertegenwoordigers geldt, maar de feiten wijzen uit dat het zakelijk aspect ondergeschikt is. Namens de reisorganisatie was ter plaatse een hostess en een arts aanwezig. 3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de aanslag met fl. 100.360,-- aan enkelvoudige belasting. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak. 4. Overwegingen omtrent het geschil 4.1. Het Hof is, gelet op de onder 2.3 vermelde feiten, met partijen van oordeel, dat de reizen voor de dealers als belastbare "incentives" moeten worden beschouwd. 4.2. Dit brengt evenwel niet noodzakelijkerwijs met zich mee, dat voor de vertegenwoordigers en hun partners eveneens sprake is van een, in het geval van de vertegenwoordigers met de dienstbetrekking verbonden, als loon in natura belastbare "incentive". Het feit dat er in casu sprake is van een toeristische reis betekent evenmin dat er noodzakelijkerwijs sprake is van loon in natura. Voor het beantwoorden van de vraag of en in hoeverre er sprake is van loon in natura zal gekeken moeten worden naar de redenen die belanghebbende had om de aan de reizen verbonden kosten voor haar rekening te nemen. Gelet op de onder 2.5 en 2.6 genoemde feiten en tevens gelet op hetgeen belanghebbende ter zitting hieraan nog heeft toegevoegd is het Hof van oordeel dat van de zijde van belanghebbende zakelijke redenen de aanleiding waren om de vertegenwoordigers mee te sturen met de reizen.

Belanghebbende heeft naar het oordeel van het Hof met de reizen niet aan haar vertegenwoordigers een beloning (in natura) willen verstrekken, maar het meesturen van de vertegenwoordigers was erop gericht om tijdens de reizen belanghebbende te vertegenwoordigen, om contacten met de dealers aan te halen en om in zijn algemeenheid mede te zorgen voor een zo prettig mogelijk verloop van de reizen, dit teneinde het effect van de betreffende reizen voor belanghebbende te optimaliseren. In dit kader is, naar het oordeel van het Hof het laten vergezellen van de betreffende vertegenwoordigers door hun partners eveneens een zakelijke bedoelde uitgave, niet gericht op het verstrekken van een beloning in natura; de voor de reizen uitgenodigde dealers werden immers ook vergezeld door partners en in de van de vertegenwoordigers verwachte ambassadeursfunctie werd van de partners van de vertegenwoordigers ook verwacht dat zij, met name gericht op de partners van de dealers, hun deel van de gastheerfunctie zouden vervullen. Dat de partners van de vertegenwoordigers een eigen bijdrage moesten betalen voor de reis doet aan het vorenstaande niet af. 4.3. Gelet op het hiervoor onder 4.2 overwogene behoren de door belanghebbende voor haar rekening genomen kosten van de reizen, voor zover die de vertegenwoordigers en hun partners betreffen, niet in de heffing van de loonbelasting/premieheffing te worden betrokken, met uitzondering evenwel van het gedeelte van die kosten voor zover dat geacht kan worden betrekking te hebben op maaltijden en dranken; in zoverre is immers steeds sprake van loon in natura waarbij de waarde wordt gesteld op ten hoogste het bedrag van de besparing. 4.4. Het Hof stelt de hiervoor bedoelde besparing voor de vertegenwoordigers in goede justitie vast op fl. 25,- per persoon per dag. Voor de onderhavige aanslag betekent dit dat er rekening gehouden dient te worden met een belastbare besparing van fl. 25,-- maal (13 x 9) + (7x 8) = fl. 4.325,-. Het Hof neemt hierover een tarief van 50% in aanmerking, alsmede een brutering tegen een tarief van 50% wegens het niet verhalen op de werknemers. De besparing met betrekking tot de meereizende partners gaat, naar het oordeel van het Hof, op in de van de betrokkenen gevraagde eigen bijdrage en kan derhalve op nihil worden gesteld. 4.5. Het gelijk is gedeeltelijk aan de zijde van belanghebbende. De in de naheffingsaanslag begrepen enkelvoudige belasting dient verminderd te worden tot een bedrag van fl. 31.325,--. 5. Proceskosten Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van haar beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken. Het Hof stelt deze kosten op 2,5 punt maal fl. 710,-- maal wegingsfactor 2 ofwel fl. 3.550,--. Nu het Hof geen bijzondere omstandigheden aanwezig acht voor een veroordeling van de Inspecteur tot vergoeding van een bedrag aan proceskosten dat uitgaat boven het Besluit proceskosten fiscale procedures, wijst het Hof belanghebbendes verzoek om vergoeding van de in de bezwaarfase gemaakte kosten af. 6. Beslissing Het Hof vernietigt de bestreden uitspraak, vermindert de aanslag tot een bedrag van fl. 31.325,-- aan enkelvoudige belasting met verhoging van 25% over fl. 27.000,-- is fl. 6.750,--, veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van 1.610,92 (fl. 3.550,--), wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden, en gelast dat

de Inspecteur aan belanghebbende het griffierecht ten bedrage van 36,30 (fl. 80,--) vergoedt. Aldus vastgesteld op 8 april 2002 door G.J. van Muijen, voorzitter, J.W.J. Huige en H.E. Koning, en op die dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van C.A. Blokx-van Roosmalen, waarnemend-griffier,. Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 8 april 2002 Het aanwenden van een rechtsmiddel: Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: 1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-hertogenbosch). 2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd. 3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht; d. de gronden van het beroep in cassatie. Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.