RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

Vergelijkbare documenten
RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

De melding omvat de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit (IIOA) van de derde klasse.

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

Transcriptie:

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 14 april 2017 met nummer RvVb/UDN/1617/0762 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0516/UDN Verzoekende partij mevrouw Ria VAN STREYDONCK vertegenwoordigd door advocaat Elena PARDON met woonplaatskeuze op het kantoor te 9521 Sint-Lievens-Houtem, Klein Zottegem 51 Verwerende partij de deputatie van de provincieraad van OOST-VLAANDEREN Belanghebbenden 1. de heer Mustafa GUSANI, wonende te 3980 Tessenderlo, Kerkstraat 4 vertegenwoordigd door de heer Silver GUSANI 2. het college van burgemeester en schepenen van de gemeente WACHTEBEKE I. BESTREDEN BESLISSING De verzoekende partij vordert met een aangetekende brief van 4 april 2017 de schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de verwerende partij van 23 maart 2017. De verwerende partij heeft het administratief beroep van de verzoekende partij tegen de beslissing van het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Wachtebeke van 14 november 2016 verworpen. De verwerende partij heeft aan de eerste belanghebbende een stedenbouwkundige vergunning verleend voor de heropbouw, na brand, van een rijwoning op een perceel gelegen te 9185 Wachtebeke, Overslag 64, met als kadastrale omschrijving afdeling 2, sectie B, nummer 469A. II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING De verwerende partij dient een nota in met opmerkingen over de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid en het administratief dossier. De eerste belanghebbende dient geen nota in. De tweede belanghebbende dient een nota in met opmerkingen over de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid. De kamervoorzitter behandelt de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid op de openbare zitting van 7 april 2017. RvVb - 1

Advocaat Elena PARDON en architect Michel VAN DER ELST voeren het woord voor de verzoekende partij. De heer Silver GUSANI voert het woord voor de eerste belanghebbende. De verwerende partij en de tweede belanghebbende verschijnen, alhoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de zitting. Het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet) en het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (Procedurebesluit) zijn toegepast. III. FEITEN De eerste belanghebbende dient op 20 juli 2016 bij de tweede belanghebbende een aanvraag in voor een stedenbouwkundige vergunning voor de heropbouw, na brand, van een rijwoning, op een perceel gelegen te 9185 Wachtebeke, Overslag 64. Het perceel ligt, volgens de bestemmingsvoorschriften van het gewestplan Gentse en Kanaalzone, vastgesteld met koninklijk besluit van 14 september 1977, in woongebied met landelijk karakter. Tijdens het openbaar onderzoek dient de verzoekende partij een bezwaarschrift in. De tweede belanghebbende verleent op 14 november 2016 een stedenbouwkundige vergunning aan de eerste belanghebbende. Tegen deze beslissing tekent de verzoekende partij op 13 december 2016 administratief beroep aan bij de verwerende partij. De provinciale stedenbouwkundige ambtenaar adviseert in zijn verslag van 30 januari 2017 dit administratief beroep in te willigen en een stedenbouwkundige vergunning te weigeren. Na de hoorzitting van 14 februari 2017 verklaart de verwerende partij het administratief beroep op 23 maart 2017 als volgt ongegrond en verleent een stedenbouwkundige vergunning: Het gebouw werd door een brand vernield. De dakbedekkingen zijn verloren gegaan evenals alle houten vloerroosteringen. Voorliggende aanvraag beoogt het heropbouwen van de woning. Het bestaande gabariet wordt volledig behouden, er wordt een nieuw onderdak geplaatst met nieuwe dakpannen. De gevels worden geïsoleerd. Intern worden nieuwe vloerroosters geplaatst. De werken werden reeds aangevat. Er werd hiervoor een proces verbaal van bouwovertreding opgemaakt en stillegging der werken bekrachtigd op 4 juli 2016. 2.4 De goede ruimtelijke ordening RvVb - 2

Voor het betrokken terrein gelden geen specifieke stedenbouwkundige voorschriften, opgelegd door een bijzonder plan van aanleg of een verkaveling, zodat bij de beoordeling van onderhavig beroep naar de inpasbaarheid en verenigbaarheid met het woongebied geen concrete normen of verplichtingen kunnen worden gehanteerd. Bijgevolg zijn de specifieke kenmerken en karakteristieken van de omgeving van het betrokken terrein doorslaggevend. Voorliggende aanvraag beoogt het heropbouwen van een woning die werd vernield door een brand. Het bestaande gabariet blijft behouden, evenals het bouwvolume. De visuele impact op het straatbeeld is zo goed als onbestaande. Enkel wordt de bestaande voorgevel voorzien van buitenisolatie en een nieuwe gevelafwerking in donkergrijze sierpleister. Principieel is er dan ook geen bezwaar tegen de voorgestelde herbouw. Er werd reeds gestart met de werken, met stakingsbevel werden de werken stilgelegd. Met voorliggende aanvraag beoogt aanvrager tevens de regularisatie van de reeds uitgevoerde werken. Regularisatieaanvragen moeten in principe op dezelfde wijze worden behandeld als andere aanvragen, en de overheid moet zich ervoor hoeden dat ze niet zwicht voor het gewicht van het voldongen feit. Er moet worden uitgegaan van de toestand zoals die was voor de uitvoering van de wederrechtelijk uitgevoerde werken en de aanvraag moet worden beoordeeld op dezelfde wijze als elke andere aanvraag in functie van de goede ruimtelijke aanleg van de plaats zoals die thans wenselijk is. Het bevel tot slopen van 26 oktober 2015 opgelegd door de burgemeester, is na het indienen van de herbouwaanvraag teruggedraaid. Stedenbouwkundige vergunning worden verleend onder voorbehoud van burgerlijke rechten, zoals uitdrukkelijk bepaald in art. 4.2.22. Indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden blijkt dat de bestaande muren niet kunnen behouden blijven en dat een volledige nieuwbouw de enige optie is, zal moeten nagegaan worden in hoeverre hiervoor een aanpassing nodig is aan de vergunning. In het aanvraagdossier wordt gesteld dat er op de bouwplaats geen asbest aanwezig is. Door een erkend onderzoeksbureau werd evenwel vastgesteld dat zich in het onderdak asbest bevindt. Hier dient rekening mee gehouden te worden. Met de in de bestreden beslissing opgelegde voorwaarden worden vanuit het college van burgemeester en schepenen voldoende garanties ingebouwd in functie van het garanderen van de stabiliteit en ook veiligheid, o.a. via het opleggen van het verwijderen van het asbestdak conform de geldende regelgeving. Gezien binnen hetzelfde gabariet gebleven wordt is het gevraagde, dat de instandhouding van de bestaande woning op deze plek beoogt, ruimtelijk aanvaardbaar. Stedenbouwkundige vergunning wordt verleend volgens ingediend plan onder volgende voorwaarden : alle materialen afkomstig van de sloopwerken dienen conform de van kracht zijnde wetgeving te worden afgevoerd; een na het stakingsbevel bekomen uitvoerbare stedenbouwkundige vergunning kan worden uitgevoerd voor zover deze vergunning en de voorwaarden strikt worden gevolgd. RvVb - 3

Het niet naleven van deze vergunning geldt als een doorbreking van het stakingsbevel. Na een volledige, correcte uitvoering van de vergunning of het vrijwillig ongedaan maken van de inbreuk (met voorafgaande verwittiging van de stedenbouwkundig inspecteur) kan de stillegging na controle door de stedenbouwkundig inspecteur worden opgeheven. (zie bekrachtigingsbeslissing 4/7/2016); indien er in functie van de uitvoering van de werken het openbaar domein in beslag wordt genomen dient er voorafgaandelijk een toelating te worden bekomen van het gemeentebestuur. De aanvraag dient tijdig te worden aangevraagd; mits er voldaan wordt aan de volgende artikelen in het burgerlijk wetboek met betrekking tot het veluxraam in het achterste dakvlak: o Art. 678. Men mag op het besloten of niet besloten erf van zijn nabuur geen rechtstreekse uitzichten of uitzicht gevende vensters, noch balkons of andere soortgelijke vooruitspringende werken hebben, tenzij er een afstand van negentien decimeter (...) is tussen de muur waar men die maakt, en het erf. o Art. 679. Men mag op datzelfde erf geen zijdelingse of schuine uitzichten hebben, tenzij er een afstand is van zes decimeter (...). o Art. 680. De afstand waarvan sprake in de twee vorige artikelen, wordt gerekend van het buitenvlak van de muur waarin de opening gemaakt wordt, en, indien er balkons of andere soortgelijke vooruitspringende werken zijn, van hun buitenrand tot aan de scheidslijn van beide eigendommen. de aansluitingen op de gevelmuren van de aanpalende percelen dienen volgens de regels van de kunst te gebeuren en op een esthetische manier te worden afgewerkt. Aan deze voorwaarde moet worden voldaan voor het einde van de werken of voor de ingebruikname van de woning. alle asbesthoudende materialen dienen volledig te worden verwijderd en afgevoerd conform de van kracht zijnde bepalingen uiterlijk voor het einde van de werken of de eerste ingebruikname van de woning. gezien de delicate uitvoeringsopdracht dient de architect extra aandacht te besteden aan zijn opdracht en verplichte taak tot een correcte opvolging van de werken en aldus de stabiliteit van de woning te bewaken en de veiligheid van de omgeving te garanderen voor, tijdens en na de uitvoering van de werken. Dit is de bestreden beslissing. IV. ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING TOT SCHORSING BIJ UITERST DRINGENDE NOODZAKELIJKHEID De verwerende partij, noch de belanghebbenden, betwisten de ontvankelijkheid van de vordering. Het ontbreken van excepties belet niet dat de Raad de ontvankelijkheid van een beroep ambtshalve onderzoekt. RvVb - 4

De Raad oordeelt echter dat dit onderzoek alleen nodig is wanneer de voorwaarden vervuld zijn om de schorsing te bevelen en, zoals hierna blijkt, is dat niet zo. V. ONDERZOEK VAN DE VORDERING TOT SCHORSING BIJ UITERST DRINGENDE NOODZAKELIJKHEID Krachtens artikel 40, 2 DBRC-decreet kan de Raad bij uiterst dringende noodzakelijkheid de schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing bevelen op voorwaarde dat er uiterst dringende noodzakelijkheid is en dat de verzoekende partij minstens één ernstig middel aanvoert dat de vernietiging van de bestreden beslissing kan verantwoorden. A. Uiterst dringende noodzakelijkheid Standpunt van de partijen 1. De verzoekende partij benadrukt dat zij de vordering onmiddellijk heeft ingesteld nadat zij, door de start van de met de bestreden beslissing vergunde werken, kennis genomen heeft van de bestreden beslissing. De verzoekende partij stelt dat de eerste belanghebbende de mededeling dat de bestreden vergunningsbeslissing verleend is, nog niet heeft aangeplakt, zodat men nog 36 dagen moet wachten met de uitvoering van de met de bestreden beslissing vergunde werken. Volgens de verzoekende partij is de politie wel ter plaatse gekomen voor de stopzetting van de werken, en die zouden voor vandaag stopgezet worden, maar is het zeer onwaarschijnlijk dat de eerste belanghebbende zich zal schikken naar het bevel om de werken stop te zetten; op 3 april 2017 heeft de verzoekende partij vastgesteld dat de met de bestreden beslissing vergunde werken op het terrein voortgezet worden. Ondanks mogelijke stabiliteitsproblemen is de constructie, volgens de verzoekende partij, niet geschoord, en is er geen maatregel genomen ter hoogte van de gemene muren. Volgens de verzoekende partij wordt het asbesthoudend onderdak afgebroken zonder de vereiste veiligheidsmaatregelen, zodat asbestplaten in de tuin van haar woning belanden. De verzoekende partij stelt dat een gewone schorsingsprocedure te laat komt omwille van ernstige stabiliteitsproblemen en asbestgevaar. Het gevaar is, volgens de verzoekende partij, acuut van zodra de met de bestreden beslissing vergunde werken aan de uitgebrande woning verdergezet worden, en heeft, volgens haar, een rechtstreekse weerslag op haar naburig pand. De verzoekende partij wijst er op dat de verwerende partij in de bestreden beslissing erkent dat er problemen rijzen met betrekking tot de stabiliteit van de woning en de veiligheid van de omgeving. De verzoekende partij stelt dat de verwerende partij haar verantwoordelijkheid om de veiligheid te garanderen ten onrechte doorgeschoven heeft naar de architect. RvVb - 5

De verzoekende partij concludeert dat zij de schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing vraagt, zodat zij de gemeente nu kan dwingen om op te treden tegen aanvrager en/of een burgerlijk kort geding (kan) voeren etc. 2. De verwerende partij wijst er vooreerst op dat de politie de werken op het terrein inmiddels heeft stopgezet. Verder benadrukt de verwerende partij dat de uitgevoerde werken louter afbraakwerken zijn, waarbij loszittende pannen, om veiligheidsredenen, verwijderd werden. Volgens de verwerende partij geldt voor deze afbraakwerken geen vergunningsplicht en hebben deze werken geen uitstaans met de uitvoering van de bestreden beslissing. De mogelijke veiligheidsrisico s, en de instabiliteit ter hoogte van de gemene muur zijn, volgens de verwerende partij, helemaal niet het gevolg van de bestreden beslissing. De verwerende partij wijst er op dat de vermeende nadelen momenteel reeds aanwezig zijn en door de uitvoering van de bestreden beslissing in ieder geval niet zullen toenemen. De verwerende partij werpt op dat de procespartijen verwikkeld zijn in een louter burgerrechtelijk dispuut over de vereiste herbouw van de gemene muur (en de daarmee gepaard gaande kosten). Tot slot wijst de verwerende partij er op dat er geen enkele aanwijzing is dat de eerste belanghebbende de met de bestreden beslissing vergunde werken binnen een korte termijn zal starten: er is een wachttermijn van 36 dagen en momenteel ook bouwverlof. 3. De eerste belanghebbende heeft geen nota ingediend. 4. De tweede belanghebbende wijst er op dat de uitvoering van de met de bestreden beslissing vergunde werken in strijd is met artikel 4.7.23 VCRO. De tweede belanghebbende meldt dat de politiediensten op 3 april 2017 ter plaatse gekomen zijn en gevraagd hebben de werken stop te zetten. De toegang tot het pand werd, volgens de tweede belanghebbende, beveiligd en de lokale politie zal periodiek controleren dat er verder geen overtredingen begaan worden. De tweede belanghebbende wijst er op dat uit de bijlage bij de bestreden beslissing duidelijk blijkt welke handelingen en termijnen een vergunninghouder in acht moet nemen alvorens te kunnen starten met de uitvoering van de met de bestreden beslissing vergunde werken. Beoordeling door de Raad 1. De verzoekende partij die zich op uiterst dringende noodzakelijkheid beroept, moet, krachtens artikel 40, 2 DBRC-decreet en artikel 56, 1, 3 en artikel 57, 2 Procedurebesluit, in haar verzoekschrift, ondersteund met de nodige overtuigingsstukken, de redenen vermelden die aantonen dat de schorsing uiterst dringend noodzakelijk is omwille van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing. RvVb - 6

De vereiste van uiterst dringende noodzakelijkheid impliceert onder meer dat de zaak uiterst dringend noodzakelijk is, zodat de behandeling ervan onverenigbaar is met de behandelingstermijn van een vordering tot schorsing, zoals bedoeld in artikel 40, 1 DBRCdecreet. Meer in het bijzonder moet de verzoekende partij met voldoende concrete, precieze en aannemelijke gegeven bewijzen dat de afhandeling van de gewone schorsingsprocedure te laat zal komen om de verwezenlijking van de aangevoerde nadelige gevolgen, die voor haar persoonlijk voortvloeien uit de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing, te voorkomen. Er moet bovendien een oorzakelijk verband worden aangetoond tussen de aangevoerde nadelige gevolgen en de bestreden beslissing, zodat die nadelige gevolgen voorkomen kunnen worden door een schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing. Tot slot wordt van de verzoekende partij verwacht dat zij met de gepaste spoed en diligentie opgetreden is en de uiterst dringende noodzakelijkheid niet zelf in de hand gewerkt of nadelig beïnvloed heeft. 2. Ter staving van de uiterst dringende noodzakelijkheid stelt de verzoekende partij dat er op 3 april 2017 werken uitgevoerd zijn op het terrein, waarna zij onmiddellijk de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging bij uiterst dringende noodzakelijkheid van de bestreden beslissing ingesteld heeft. Overeenkomstig artikel 4.7.23, 4 VCRO moet de aanvrager de 'mededeling die te kennen geeft dat de vergunning is verleend' aanplakken, en krachtens artikel 4.7.23, 5 VCRO mag van een vergunning gebruik gemaakt worden vanaf de 36 ste dag na de dag van deze aanplakking. De bestreden beslissing dateert van 23 maart 2017 en uit het dossier blijkt dat ze met een aangetekende brief van 3 april 2017 betekend is aan de eerste belanghebbende. De verzoekende partij erkent in haar verzoekschrift dat de eerste belanghebbende de 'mededeling die te kennen geeft dat de vergunning is verleend' nog niet aangeplakt heeft. De decretaal bepaalde wachttermijn is dus nog niet gestart, zodat de bestreden beslissing nog niet kan uitgevoerd worden. 3. Het inleidend verzoekschrift is het basisdocument, zowel voor het verweer van de verwerende partij, de bepaling van de standpunten van de belanghebbenden als voor de beoordeling door de Raad. In dat verzoekschrift verduidelijkt de verzoekende partij helemaal niet op basis van welke concrete omstandigheden de Raad, niettegenstaande de met de bestreden beslissing vergunde werken nog niet kunnen starten, de schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing moet bevelen. Tijdens de zitting van 7 april 2017 verklaart de eerste belanghebbende tot de 36 ste dag na de dag van de aanplakking van de 'mededeling die te kennen geeft dat de vergunning is verleend' niet te zullen starten met de door de bestreden beslissing vergunde werken en op het eerste gezicht lijkt het niet dat men de met de bestreden beslissing vergunde werken na de start ervan ook op korte termijn zal realiseren. RvVb - 7

Wanneer de eerste belanghebbende de met de bestreden beslissing vergunde werken toch uitvoert tijdens de decretale wachttermijn, moeten er desgevallend handhavingsmaatregelen genomen worden, waarvoor de Raad echter niet bevoegd is. De procespartijen bevestigen overigens uitdrukkelijk dat de politie de werken op het terrein inmiddels al stilgelegd heeft. Omwille van al deze vaststellingen kan de Raad niet anders dan concluderen dat er thans alleszins geen noodzaak is om de zaak uiterst dringend te behandelen. 4. Ten overvloede oordeelt de Raad dat de aangevoerde nadelige gevolgen op het eerste gezicht geen rechtstreeks causaal verband lijken te hebben met de bestreden beslissing. Uit het dossier blijkt dat de verwerende partij met de bestreden beslissing (de gedeeltelijke regularisatie en) de heropbouw vergunt van een woning die op 28 mei 2013 afgebrand is. De verzoekende partij vreest voor de instabiliteit van de gemene muur en voor gevaar omwille van asbest. In de bestreden beslissing stelt de verwerende partij onder meer als voorwaarde dat alle asbesthoudende materialen dienen volledig te worden verwijderd en afgevoerd conform de van kracht zijnde bepalingen. Verder legt de verwerende partij in de bestreden beslissing op dat de architect de stabiliteit van de woning (dient) te bewaken en de veiligheid van de omgeving (dient) te garanderen, voor, tijdens en na de uitvoering van de werken. De ingeroepen nadelige gevolgen lijken dan ook niet zozeer voort te vloeien uit de normale tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing op zich, maar wel uit de hypothese dat de met de bestreden beslissing vergunde werken onzorgvuldig, of in strijd met de voorwaarden, worden uitgevoerd. Ook dit is een aspect van handhaving, waarover de Raad niet bevoegd is zich uit te spreken. 5. Er is dan ook niet voldaan aan de in artikel 40, 2 DBRC-decreet en de artikelen 56 en 57 van het Procedurebesluit gestelde voorwaarde dat een bestreden vergunningsbeslissing alleen bij uiterst dringende noodzakelijkheid geschorst kan worden wanneer er een uiterst dringende noodzakelijkheid wordt aangetoond. Deze vaststelling volstaat om de vordering af te wijzen. B. Ernstige middelen Aangezien de Raad in het vorig onderdeel oordeelt dat de verzoekende partij de uiterst dringende noodzakelijkheid niet aantoont, is een onderzoek naar de ernst van de middelen niet nodig. VI. DWANGSOM Omwille van de beoordeling dat de verzoekende partij geen uiterst dringende noodzakelijkheid aantoont, verwerpt de Raad eveneens de vordering tot het opleggen van een dwangsom. RvVb - 8

BESLISSING VAN DE RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN 1. De Raad verwerpt de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing, met inbegrip van de vordering tot het opleggen van een dwangsom. 2. De Raad legt de kosten van de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing, bepaald op 100 euro, ten laste van de verzoekende partij. Dit arrest is uitgesproken te Brussel in openbare zitting van 14 april 2017 door de tiende kamer. De toegevoegd griffier, De voorzitter van de tiende kamer, Yannick DEGREEF Eddy STORMS RvVb - 9