Hoogheemraadschap van Delfland Rapportage milieukundig bodemonderzoek Voorafsche Polder te Berkel en Rodenrijs Alexanderstraat 21 postbus 85948 2508 CP Den Haag telefoon 070 370 07 00 telefax 070 360 00 98
Hoogheemraadschap van Delfland Rapportage milieukundig bodemonderzoek Voorafsche Polder te Berkel en Rodenrijs referentie projectcode status DT204-108/@ DT204-108 definitief projectleider projectdirecteur datum ir. R.P.N. Pater ir. E.A.H. Teunissen 22 januari 2008 autorisatie naam paraaf goedgekeurd mw. drs. M.M.S. Breedveld Alexanderstraat 21 Het kwaliteitsmanagementsysteem van is gecertificeerd volgens ISO 9001 : 2000 postbus 85948 2508 CP Den Haag telefoon 070 370 07 00 telefax 070 360 00 98 Niets uit dit bestek/drukwerk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van Raadgevende ingenieurs b.v., noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd.
INHOUDSOPGAVE blz. 1. INLEIDING 2 2. LOCATIEGEGEVENS EN ONDERZOEKSOPZET 3 2.1. Algemeen 3 2.2. Gegevens bodemkwaliteit 3 2.3. Regionale bodemopbouw en geohydrologie 4 2.4. Onderzoeksopzet 4 3. VELDWERK 6 3.1. Inleiding 6 3.2. Uitgevoerde veldwerkzaamheden 6 3.3. Resultaten veldwerk 6 4. CHEMISCH ONDERZOEK 8 4.1. Analyseprogramma 8 4.1.1. ad. 1 en 2: verkennend bodemonderzoek en hergebruiksmogelijkheden grond8 4.1.2. ad. 3: bemalingswateronderzoek 8 4.2. Toetsingskader 8 4.2.1. Wet bodembescherming 8 4.2.2. Bouwstoffenbesluit 8 4.2.3. Afvalwater 9 4.3. Toetsingsresultaten 9 5. BESPREKING RESULTATEN 10 5.1. ad. 1 en 2: verkennend bodemonderzoek en hergebruiksmogelijkheden grond 10 5.1.1. Toetsing streef- en interventiewaarden 10 5.1.2. Indicatieve toetsing Bouwstoffenbesluit 10 5.2. ad. 3: bemalingswateronderzoek 10 5.3. Risicoklasse 11 6. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 12 6.1. Conclusies 12 6.2. Aanbevelingen 12 7. REFERENTIES 14 laatste bladzijde 14 Bijlagen aantal bladzijden I Regionale ligging 1 II Lokale situatie met monsternamepunten 1 III Boorprofielen en legenda 3 IV Analyseresultaten 7 V Analysecertificaten 17 VI Kwaliteitsborging 1 VII Notitie T&F-klassen 2 1
1. INLEIDING In opdracht van het Hoogheemraadschap van Delfland heeft een milieukundig onderzoek uitgevoerd ter plaatse van de Voorafsche Polder (nabij Kleihoogt) te Berkel en Rodenrijs. aanleiding en doel Aanleiding tot de uitvoering van het milieukundig onderzoek zijn de voorgenomen herinrichtingswerkzaamheden (bouw gemaal inclusief maalkom) respectievelijk de aanvraag van een bouwvergunning. Doel van het onderzoek is meerledig, te weten: - het verkrijgen van een beeld van de algemene bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie; - het vaststellen van een indicatieve indeling van de vrijkomende grond in het kader van het Bouwstoffenbesluit; - het vaststellen van de chemische kwaliteit van het bemalingswater, teneinde een lozingsvergunning te verkrijgen. kwaliteit Het project is uitgevoerd onder het BRL SIKB 2000 procescertificaat van. Het toepassingsgebied van genoemde certificering betreft het plaatsen van handboringen en peilbuizen ten behoeve van het nemen van grond- en grondwatermonsters conform VKB protocol 2001 en het nemen van grondwatermonsters conform VKB protocol 2002. Dit procescertificaat van en het hierbij behorende keurmerk zijn uitsluitend van toepassing op de activiteiten betreffende de monsterneming en de overdracht van de monsters, inclusief de daarbij behorende veldwerkregistratie, aan een erkend laboratorium. Jegens de opdrachtgever en de eigenaar van de onderzoekslocatie is volledig onafhankelijk, waardoor binnen deze opdracht sprake is van de vereiste functiescheiding. Het chemisch onderzoek is uitgevoerd door ALcontrol Laboratories te Hoogvliet dat geaccrediteerd is volgens de door de Raad voor Accreditatie gestelde criteria voor testlaboratoria conform ISO/IEC 17025:2005 onder nummer L.028. ALcontrol Laboratories is tevens aangewezen door SenterNovem/Bodem+ voor de uitvoering van analyses conform AS3000. leeswijzer Dit rapport is als volgt opgebouwd: - locatiegegevens en onderzoeksopzet (hoofdstuk 2); - veldwerk (hoofdstuk 3); - chemisch onderzoek (hoofdstuk 4); - bespreking resultaten (hoofdstuk 5); - conclusies en aanbevelingen (hoofdstuk 6). 2
2. LOCATIEGEGEVENS EN ONDERZOEKSOPZET 2.1. Algemeen - opdrachtgever : Hoogheemraadschap van Delfland; - ligging locatie - adres : Kleihoogt (ongenummerd) te Berkel en Rodenrijs; - X,Y- coördinaten : X: 91.925 Y: 447.876; - totale oppervlakte locatie : circa 1.000 m 2 ; - gebruik locatie - voormalig gebruik : weiland/agrarisch; - huidig gebruik: : weiland/agrarisch; - toekomstig gebruik : gemaal. Ter plaatse van de onderzoekslocatie is de opdrachtgever voornemens een gemaal inclusief een maalkom te bouwen. Ten behoeve van de bouw van het gemaal wordt de bodem tot een diepte van circa 2,7 m-mv ontgraven. Ter plaatse van de maalkom wordt de bodem tot een diepte van circa 6,8 m+nap (circa 2,5 m-mv) ontgraven. Ten noorden van de onderzoekslocatie wordt een nieuw wegtracé aangelegd. In de situatietekening uit bijlage II is de globale begrenzing van de onderzoekslocatie weergegeven. De regionale ligging van de locatie is weergegeven in bijlage I. 2.2. Gegevens bodemkwaliteit Ten behoeve van het vooronderzoek zijn de bodemkwaliteitskaart, bodemloket en de voor de locatie bekende bodemonderzoeken geraadpleegd. bodembeheerplan De gemeente Lansingerland beschikt over een (concept) bodembeheerplan (ref. 1). Uit het bodembeheerplan blijkt dat de onderzoekslocatie is gesitueerd in zone 6: weiland/glastuinbouw vanaf 1970. Ter plaatse van de onderzoekslocatie worden in de bodem geen verhoogde achtergrondgehalten verwacht, voor een standaard bodem. bodemloket Het Bodemloket (www.bodemloket.nl) is een initiatief van de gezamenlijke bevoegde overheden in het kader van de Wet Bodembescherming (Wbb). Deze 12 provincies en 29 gemeenten verzamelen constant gegevens over bodemonderzoeken en bodemsaneringen die (in het kader van de WBB) worden uitgevoerd. Het Bodemloket geeft inzicht in het historisch gebruik van de locatie wanneer dit in milieuhygiënisch opzicht van belang is, of op een locatie onderzoek heeft plaatsgevonden, of dit onderzoek aanleiding geeft tot vervolgstappen (nader onderzoek of bodemsanering) of dat een locatie wellicht al gesaneerd is. Voor de onderzoekslocatie zijn op het Bodemloket geen gegevens aangetroffen. In de omgeving (circa 80 meter) van de onderzoekslocatie is een demping met puin en/of bouw- en sloopafval bekend. Daarnaast is de locatie ten noorden van de huidige onderzoekslocatie (ter plaatse van het nieuwe wegtracé) bekend als: - stortplaats in water binnendijks of slootdemping (niet gespecificeerd); - ophooglaag met puin en/of bouw- en sloopafval; - erfverharding (niet gespecificeerd). bodemonderzoek In 2004 is door DHV een verkennend bodemonderzoek op de onderzoekslocatie en in de omgeving hiervan een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (ref. 2). Aanleiding tot de uitvoering van het onderzoek was de geplande aanleg van de N470. Uit het uitgevoerde historisch vooronderzoek blijkt dat 3
bij alle verrichte bodemonderzoeken (in het kader van de aanleg van de N470) maximaal licht verhoogde gehalten/concentraties ten opzichte van de streefwaarden zijn aangetroffen. De huidige onderzoekslocatie is op basis van de bekende historische gegevens als onverdacht aangemerkt. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat de bovengrond licht verontreinigd is met EOX. De ondergrond is niet verontreinigd met de onderzochte stoffen. Het grondwater is licht verontreinigd met arseen. 2.3. Regionale bodemopbouw en geohydrologie In tabel 2.1. is een schematische weergave van de regionale bodemopbouw en geohydrologie opgenomen (ref. 3) Tabel 2.1. Regionale geohydrologische schematisatie diepte (m tov NAP) stratificatie geohydrologie samenstelling -2 tot 13 Westland Formatie deklaag kleien, veen, fijne en matig fijne slibhoudende zand -13 tot 41 Formatie van Kreftenheye 1 e watervoerend pakket matig fijne en grove zanden > -41 Formatie van Kedichem 1 e scheidende laag kleilagen, fijne en matig grove slibhoudende zanden Op basis van het verschil tussen de stijghoogten van het freatisch grondwater en het grondwater uit het eerste watervoerend pakket is sprake van infiltratie van het freatisch grondwater. De onderzoekslocatie is niet binnen een waterwingebied dan wel een grondwaterbeschermingsgebied gesitueerd (ref. 4) 2.4. Onderzoeksopzet Op basis van de bekende historische gegevens worden geen tot hooguit licht verhoogde gehalten/concentraties in respectievelijk in de grond en het grondwater verwacht. De onderzoeksopzet is drieledig: 1. verkennend bodemonderzoek; 2. vaststellen indicatieve indeling van de vrijkomende grond in het kader van het Bouwstoffenbesluit; 3. vaststellen chemische kwaliteit van het bemalingswater. ad. 1 en 2: verkennend bodemonderzoek en hergebruiksmogelijkheden grond Het verkennend bodemonderzoek wordt volgens de strategie NEN 5740 voor een onverdachte locatie (strategie ONV) uitgevoerd. Hoewel op basis van voorgaand onderzoek licht verhoogde gehalten in de grond verwacht kunnen worden in de bovengrond, wordt toch voor de strategie ONV gekozen daar de onderzoeksstrategie een hoge boordichtheid garandeert en een goede verdeling van de boringen over de locatie. Tijdens het onderzoek wordt alvast met de diepte van de boringen ten opzichte van de te verwachten ontgravingsdiepte (maximaal 2,7 m-mv) rekening gehouden. Ten behoeve van het vaststellen van de chemische bodemkwaliteit van de bodemlaag van 1,0 tot 2,7 m-mv zijn twee extra grondmonsters opgenomen. De onderzoeksresultaten worden indicatief getoetst aan het Bouwstoffenbesluit. Op basis van de onderzoeksresultaten worden de T&F-klassen (risicoklasse) bepaald. ad. 3: bemalingswateronderzoek Ten behoeve van het verkrijgen van een lozingsvergunning wordt de chemische kwaliteit van het bemalingswater bepaald. Hiertoe wordt het grondwater uit een peilbuis bemonsterd waarvan het filter circa 0,5 meter minus het freatisch vlak is gesitueerd. Daarnaast wordt het grondwater uit een peilbuis be- 4
monsterd, waarvan het filter in het eerste watervoerend pakket is geplaatst. Tijdens de watermonstername wordt het grondwater niet gefiltreerd. Het bemalingswater wordt geanalyseerd op het lozingspakket. De resultaten worden getoetst aan de lozingsnormen Hoogheemraadschap van Delfland. 5
3. VELDWERK 3.1. Inleiding Het veldonderzoek is uitgevoerd door Sialtech Grondboringen en Veldmetingen uit Bunnik (BRL SIKB 2000 en VCA** gecertificeerd). De veldmedewerkers zijn geregistreerd voor het verrichten van werkzaamheden onder BRL SIKB 2000 en in het bezit van het certificaat asbestherkenning in de bodem. 3.2. Uitgevoerde veldwerkzaamheden Op 17 en 20 december 2007 zijn de volgende werkzaamheden uitgevoerd: - inspectie van het terrein; - het uitvoeren van zeven boringen: - 1 boring tot circa 15,0 m-mv (mechanisch) afgewerkt als peilbuis (nummer 1); - 1 boring tot circa 2,5 m-mv afgewerkt als peilbuis (nummer 2); - 5 boringen tot circa 2,5 m-mv (nummers 3 t/m 7); - monsterneming van grond (behoudens boring 1); in principe is per halve meter een geroerd grondmonster genomen, afwijkende bodemlagen zijn apart bemonsterd; - zintuiglijk onderzoek en karakterisering van grond en grondwater; - beschrijving van de boorprofielen; - spoelen van peilbuizen 1 en 2 direct na plaatsing; - afpompen en bemonsteren van het grondwater uit peilbuizen 1 en 2, na een wachttijd van minimaal één week. Op 4 januari 2008 (peilbuis 2) en 10 januari 2008 (peilbuis 1) heeft de grondwaterbemonstering plaatsgevonden. Tijdens de bemonstering zijn de grondwaterstand, ph en Ec gemeten. De lokale situatie met de ligging van de monsternamepunten is opgenomen in bijlage II. 3.3. Resultaten veldwerk terreininspectie Bij de uitgevoerde terreininspectie op 17 en 20 december 2007 zijn aan het maaiveldniveau en in de directe omgeving geen waarnemingen gedaan die in milieuhygiënisch opzicht verdacht zijn. grond De bodem op de onderzoekslocatie bestaat globaal vanaf het maaiveld tot circa 1,5 m-mv uit siltige klei en vanaf circa 1,5 m-mv tot circa 2,5 m-mv uit zeer fijn zand. In de bodem zijn tevens veenlagen op verschillende dieptes waargenomen (circa 0,4 tot 1,0 m-mv). Op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal zijn geen asbestverdachte materialen waargenomen. In bijlage III zijn de boorprofielen opgenomen. De zintuiglijke bijzonderheden zijn opgenomen in tabel 3.1. Tabel 3.1. Zintuiglijke waarnemingen boring diepte (m-mv) traject (m-mv) grondslag waarneming 4 2,5 0-0,4 0,4-0,9 klei veen zwak puinhoudend sporen puin 5 2,5 0-0,6 klei sporen puin grondwater Tijdens de grondwaterbemonsteringen op 4 januari 2008 (peilbuis 2) en 10 januari 2008 (peilbuis 1) zijn geen bijzonderheden qua kleur en geur waargenomen. De ph en Ec zijn normaal te noemen voor de ligging van de locatie. In tabel 3.2. zijn de resultaten van de grondwaterbemonstering opgenomen. 6
Tabel 3.2. Resultaten grondwaterbemonstering peilbuis filterstelling (m-mv) grondwaterstand (m-mv) ph Ec ( S/cm) 1 14,0-15,0 1,09 6,09 1.289 2 1,5-2,5 1,01 7,12 988 7
4. CHEMISCH ONDERZOEK 4.1. Analyseprogramma 4.1.1. ad. 1 en 2: verkennend bodemonderzoek en hergebruiksmogelijkheden grond In tabel 4.1. zijn de uitgevoerde chemische analyses, inclusief een beknopte motivatie/toelichting, gegeven. De geselecteerde grond(meng)monsters zijn geselecteerd op basis van de verdeling over de locatie, de diepte, de grondsoort, de antropogene en/of natuurlijke zintuiglijk waargenomen bijmengingen en de beoogde representativiteit. Tabel 4.1. Analyseprogramma mengmonster: boring (traject in cm-mv) analyse motivatie bovengrond M01: 4.1+5.1(0-50) NEN, lutum en o.s. sporen en zwak puinhoudende grond (klei) ondergrond M02: 2.2+5.2+7.2(50-90) NEN, lutum en o.s. zintuiglijke schone ondergrond (veen) M03: 2.4+3.3+4.3+6.3+7.4(90-190) NEN, lutum en o.s. zintuiglijke schone ondergrond (klei) M04: 2.5+3.6+4.4+5.5+6.5(150-250) NEN, lutum en o.s. zintuiglijke schone ondergrond (zand) grondwater peilbuis 2 (1,5-2,5) NEN-grondwater bepalen grondwaterkwaliteit toelichting: NEN-5740 grond: droge stof, arseen (As), zware metalen (Cd, Cr, Cu, Hg, Ni, Pb, Zn), polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK), extraheerbare organohalogeenverbindingen (EOX) en minerale olie (GC); NEN-5740 grondwater: arseen (As), zware metalen (Cd, Cr, Cu, Hg, Ni, Pb, Zn), vluchtige aromaten (benzeen, tolueen, ethylbenzeen, xylenen, naftaleen), gechloreerde koolwaterstoffen, chloorbenzenen (mono- en dichloorbenzeen) en minerale olie (GC). 4.1.2. ad. 3: bemalingswateronderzoek Het bemonsterde en ongefiltreerde afvalwater uit peilbuizen 1 en 2 is geanalyseerd op het lozingspakket (aluminium, BZV, chloride, CZV, ijzer, ijzer II, zware metalen, minerale olie (GC), ammonium, Kjeldahl-N, nitriet, nitraat, zwevend stof, sulfaat, vluchtige aromaten, vluchtige chloorkoolwaterstoffen, mangaan, sulfide-totaal, fosfaat en ammoniak). 4.2. Toetsingskader 4.2.1. Wet bodembescherming In de circulaire Streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering (ref. 5) zijn streef- en interventiewaarden vastgelegd voor grond en grondwater. Deze streef- en interventiewaarden voor grond zijn afhankelijk van het organische stof gehalte (humus) en in het geval van metalen tevens van de fractie < 2 m (lutum). Naast toetsing aan de streef- (S) en interventiewaarde (I) is tevens getoetst aan de zogenaamde toetsingswaarde (T). De toetsingswaarde is gedefinieerd als de helft van de sommatie van de streef- en interventiewaarde. Bij de beoordeling van de analyseresultaten is de volgende terminologie aangehouden: - x S : niet verontreinigd c.q. geen verhoogd gehalte; - S < x (S+I)/2 : licht verontreinigd c.q. licht verhoogd gehalte; - (S+I)/2 < x I : matig verontreinigd c.q. matig verhoogd gehalte; - x > I : sterk verontreinigd c.q. sterk verhoogd gehalte. 4.2.2. Bouwstoffenbesluit Het bepalen van de hergebruikmogelijkheden van bodemmateriaal vindt plaats aan de hand van het Bouwstoffenbesluit (ref. 6), de Uitvoeringsregeling Bouwstoffenbesluit en de Wijziging Uitvoeringsregeling Bouwstoffenbesluit (aanpassing 2005) (ref. 7 en 8). In het Bouwstoffenbesluit zijn normen en 8
voorwaarden gegeven ten aanzien van de samenstelling en uitloogbaarheid, waaraan bodemmateriaal moet voldoen om in een werk als grond of bouwstof toegepast te worden. Onder bouwstoffen anders dan grond worden zowel primaire als secundaire steenachtige bouwstoffen verstaan. Steenachtige bouwstoffen bestaan voor meer dan 10 procent uit silicium, calcium en aluminium. Hout, kunststof, vlakglas, verven, metalen en metallisch aluminium vallen niet onder het Bouwstoffenbesluit. Voor bouwstoffen is er een toetsing van organische componenten aan een grenswaarde en voor anorganische componenten aan een uitloognorm. De grenswaarde is onafhankelijk van het humus- en lutumgehalte. De uitloognorm is afhankelijk van de gewenste toepassingshoogte van het bouwmateriaal. Ten aanzien van hergebruik van bouwmaterialen worden deze categorieën onderscheiden: - categorie 1: er is geen overschrijding van de grenswaarde voor organische stoffen en er is geen overschrijding van de uitloognorm voor anorganische stoffen; - categorie 2: er is geen overschrijding van de grenswaarde voor organische stoffen en de uitloging van anorganische stoffen overschrijdt de uitloognorm; - bijzondere categorie: bouwmaterialen zoals bodemas van afvalverbrandingsinstallaties, waarvoor specifieke toetsingskaders en toepassingseisen zijn opgesteld; - asfaltgranulaat (AG): Tot 1 januari 2001 werd teerhoudend asfalt (asfalt met meer dan 75 mg PAK-10 / kg d.s.) in het Bsb behandeld als een bijzondere categorie bouwstof omdat de samenstellingseisen voor PAK werden overschreden. Koud hergebruik als (gebonden) funderingsmateriaal was uitsluitend toegestaan onder specifieke isolerende (IBC) condities. Op basis van de EG richtlijn kankerverwekkende stoffen en processen en de ARBO-wet was warme verwerking van TAG niet toegestaan. Vanwege de milieuhygiënische risico s verbiedt het Bsb vanaf 2001 alle hergebruik van TAG en dient het materiaal te worden afgevoerd naar een erkende inrichting teneinde het uit de keten te verwijderen. Bouwstoffen (grond en bouwmaterialen) waarin gehalten boven de grenswaarde zijn gemeten, zijn in principe niet geschikt voor hergebruik. Uitzondering hierop vormt een bouwstof die tijdelijk uit een werk verwijderd wordt en daarna op ongeveer dezelfde hoogte en onder dezelfde condities binnen hetzelfde werk wordt terugverwerkt (tijdelijke uitname). Dit geldt, zoals hiervoor vermeld, niet voor TAG. 4.2.3. Afvalwater De analyseresultaten worden getoetst aan de lozingsnormen van het Hoogheemraadschap van Delfland. In tabel 4.2 zijn de lozingsnormen voor lozing op het oppervlaktewater weergegeven. Tabel 4.2. Lozingsnormen bronneringswater op oppervlaktewater parameter maximaal / norm parameter maximaal / norm zuurgraad 6,5 < ph < 9 ammonium 2 mg/l ijzer 2 mg/l arseen 32 g/l mangaan 2 mg/l chloride 200 mg/l BZV 20 mg/l sulfaat 100 mg/l CZV 125 mg/l fosfaat 3 mg/l stikstof totaal 15 mg/l sulfide 100 g/l ammoniak 20 g/l onopgeloste bestanddelen 30 mg/l 4.3. Toetsingsresultaten De toetsingstabellen van de toetsing aan de streef- en interventiewaarden zijn opgenomen in bijlage IV. In deze tabellen zijn derhalve de analyseresultaten, het geanalyseerde c.q. gehanteerde lutum- en humusgehalte, het toetsingskader en de overschrijdingen ten opzichte van het toetsingskader opgenomen. 9
5. BESPREKING RESULTATEN 5.1. ad. 1 en 2: verkennend bodemonderzoek en hergebruiksmogelijkheden grond 5.1.1. Toetsing streef- en interventiewaarden In tabel 5.1 zijn de toetsingsresultaten van de grond en het grondwater weergegeven. Tabel 4.1. Analyseprogramma mengmonster: boring (traject in cm-mv) analyse toetsingsresultaat bovengrond M01: 4.1+5.1(0-50) NEN, lutum en o.s. <S ondergrond M02: 2.2+5.2+7.2(50-90) NEN, lutum en o.s. EOX (0,5) >S M03: 2.4+3.3+4.3+6.3+7.4(90-190) NEN, lutum en o.s. <S M04: 2.5+3.6+4.4+5.5+6.5(150-250) NEN, lutum en o.s. <S grondwater peilbuis 2 (1,5-2,5) NEN-grondwater chroom (2,0), nikkel (21) en zink (160) >S (.) gehalte/concentratie in mg/kg d.s. of g/l bovengrond In het zintuiglijk sporen en zwak puinhoudende bovengrondmengmonster M01 (traject 0-0,5 m-mv) zijn alle gemeten gehalten lager dan de streefwaarden. ondergrond In het grondmengmonster M02 (traject 0,5-0,9 m-mv) overschrijdt het gehalte aan EOX de streefwaarde. Het gehalte is lager dan de triggerwaarde. De herkomst van het licht verhoogde gehalte is onbekend. In de overige onderzochte grondmengmonsters M03 (traject 0,9-1,9 m-mv) en M04 (traject 1,5-2,5 m- mv) zijn alle gemeten gehalten lager dan de streefwaarden. grondwater In het bemonsterde grondwater uit peilbuis 2 (filter 1,5-2,5 m-mv) overschrijden de concentraties aan chroom, nikkel en zink de streefwaarden. De herkomst van de licht verhoogde concentraties is onbekend. 5.1.2. Indicatieve toetsing Bouwstoffenbesluit Op basis van de indicatieve toetsing van de onderzoeksresultaten (M01 t/m M04) aan het Bouwstoffenbesluit is sprake van schone grond. Indien grond van de locatie wordt afgevoerd, zal een partijkeuring de daadwerkelijke hergebruiksmogelijkheden van de grond moeten vaststellen. Tevens is het mogelijk de grond conform de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart toe te passen. 5.2. ad. 3: bemalingswateronderzoek Het afvalwater is getoetst aan de lozingsnormen van het Hoogheemraadschap van Delfland (zie tabel 4.2). In het afvalwater uit peilbuis 1 (filter 14,0-15,0 m-mv) overschrijden de parameters zuurgraad, ijzer, stikstof totaal, ammoniak, ammonium en onopgeloste bestanddelen de normen. In het afvalwater uit peilbuis 2 (filter 1,5-2,5 m-mv) overschrijden de parameters stikstof totaal, sulfaat en onopgeloste bestanddelen de normen. 10
Opgemerkt wordt dat voor de toetsing aan de zuurgraad de in het veld gemeten zuurgraad is gehanteerd. De zuurgraad dient in het veld respectievelijk tijdens de bemonstering te worden gemeten in verband met een zeer korte conserveringstermijn. De in het laboratorium gemeten zuurgraad wordt derhalve ten opzichte van de meting in het veld als indicatief beschouwd. 5.3. Risicoklasse Gelet op de voorgekomen herinrichtingswerkzaamheden, waarbij grondverzet zal plaatsvinden, is de risicoklasse bepaald. Op basis van de gemeten gehalten in de grond moeten de werkzaamheden worden uitgevoerd volgens basisklasse droog. De werkzaamheden waarbij contactmogelijkheden zijn met het grondwater (bemaling, putbodem) moeten worden uitgevoerd volgens maatregelen genoemd bij risicoklasse 1T en 0F. In bijlage VII is een notitie opgenomen, waarin de berekening van de risicoklasse is weergegeven. 11
6. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN In opdracht van het Hoogheemraadschap van Delfland heeft een milieukundig onderzoek uitgevoerd ter plaatse van de Voorafsche Polder (nabij Kleihoogt) te Berkel en Rodenrijs. Aanleiding tot de uitvoering van het milieukundig onderzoek zijn de voorgenomen herinrichtingswerkzaamheden (bouw gemaal inclusief maalkom) respectievelijk de aanvraag van een bouwvergunning. Doel van het onderzoek is meerledig, te weten: - het verkrijgen van een beeld van de algemene bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie; - het vaststellen van een indicatieve indeling van de vrijkomende grond in het kader van het Bouwstoffenbesluit; - het vaststellen van de chemische kwaliteit van het bemalingswater, teneinde een lozingsvergunning te verkrijgen. 6.1. Conclusies verkennend bodemonderzoek en hergebruiksmogelijkheden grond Tijdens de veldwerkzaamheden zijn op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen. Vanaf het maaiveld tot circa 0,9 m-mv zijn bijmengingen met bodemvreemde materialen (puin) waargenomen. De bovengrond is niet verontreinigd met de onderzochte stoffen. De ondergrond is licht verontreinigd met EOX. De herkomst van het licht verhoogde gehalte aan EOX is onbekend. Het grondwater is licht verontreinigd met chroom, nikkel en zink. De herkomst van de licht verhoogde concentraties aan zware metalen in het grondwater is onbekend. De onderzoekshypothese onverdachte locatie dient formeel op basis van de verkregen onderzoeksresultaten te worden verworpen. De aangetoonde licht verhoogde gehalten/concentraties zijn echter van dien aard dat een aanvullend onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht. Indien vrijkomende grond van de locatie wordt afgevoerd is deze vermoedelijk toepasbaar als schone grond in het kader van het Bouwstoffenbesluit. Vanuit milieuhygiënisch opzicht worden geen belemmeringen voorzien voor de voorgenomen herinrichtingswerkzaamheden. Zodoende zijn geen sanerende maatregelen noodzakelijk. bemalingswateronderzoek In het afvalwater, dat afkomstig is uit zowel de diepe als ondiepe peilbuis, overschrijden enkele parameters de lozingsnormen voor lozing op het oppervlaktewater. risicoklasse Gelet op de voorgekomen herinrichtingswerkzaamheden, waarbij grondverzet zal plaatsvinden, is de risicoklasse bepaald. Op basis van de gemeten gehalten in de grond moeten de werkzaamheden worden uitgevoerd volgens basisklasse droog. De werkzaamheden waarbij contactmogelijkheden zijn met het grondwater (bemaling, putbodem) moeten worden uitgevoerd volgens maatregelen genoemd bij risicoklasse 1T en 0F. 6.2. Aanbevelingen De rapportage kan aan de gemeente worden voorgelegd ten behoeve van het verkrijgen van een bouwvergunningen. Indien bemalingswerkzaamheden plaatsvinden dient onderhavige rapportage aan de waterkwaliteitsbeheerder te worden overlegd, teneinde een lozingsvergunning te verkrijgen. Mogelijk dient het vrijko- 12
mende afvalwater voorafgaand aan de lozing op het oppervlaktewater aanvullend te worden behandeld. Indien tijdens graafwerkzaamheden grond vrij komt, die niet binnen het projectgebied kan worden toegepast respectievelijk worden hergebruikt, dan kan de grond conform de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart elders worden toegepast dan wel conform het Bouwstoffenbesluit worden hergebruikt (middels partijkeuring). Bij de start van de graafwerkzaamheden na 1 juli 2008 dient het grondverzet plaats te vinden conform het Besluit bodemkwaliteit (ref. 9). Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat het onderzoek een steekproef betreft. Bij eventuele toekomstige bodemwerkzaamheden dient men derhalve altijd alert te zijn op zintuiglijke afwijkingen. 13
7. REFERENTIES 1. Bodembeheerplan Lansingerland (concept), CSO adviesbureau, kenmerk 05.012, 13 juni 2005. 2. Groenzone, Berkel en Rodenrijs, Tracé N470 tussen kunstwerken 8-10a, DHV, kenmerk: WN- ZH20040277, d.d. april 2004. 3. Grondwaterkaart van Nederland Rotterdam 37 west, 37 oost, Dienst Grondwaterverkenning TNO, Delft, 1984. 4. Provinciale milieuverordening, provincie Zuid-Holland, 5 april 2004. 5. Circulaire Streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering, Staatscourant, 24 februari 2000, nummer 39. 6. Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterbescherming, Staatsblad 1995, nr. 567, 23 november 1995. 7. Uitvoeringsregeling Bouwstoffenbesluit, Staatscourant 247, 20 december 1995, gewijzigd Staatscourant 30 januari 1996. 8. Besluit van 24 november 2005, houdende wijziging van het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming ter omzetting van een aantal vrijstellingsregelingen vooruitlopend op de fundamentele herziening van voornoemd besluit (Wijziging 2005) Staatsblad 2005 nr. 610. 9. Besluit van 22 november 2007, houdende regels inzake de kwaliteit van de bodem (Besluit bodemkwaliteit), Staatsblad 2007 nr. 469. 14
BIJLAGE I Regionale ligging
BIJLAGE II Lokale situatie met monsternamepunten
BIJLAGE III Boorprofielen
BIJLAGE IV Toetsingsresultaten
BIJLAGE V Analysecertificaten
BIJLAGE VI Kwaliteitsborging
Onderhavig onderzoek is uitgevoerd onder één of meerdere van onderstaande certificeringen van. In de hoofdtekst is aangegeven welke certificeringen op dit onderzoek van toepassing zijn. NEN-EN-ISO 9001:2000 Onze diensten binnen de werkvelden van water, milieu, infrastructuur en bouw zijn gecertificeerd volgens de NEN-EN-ISO 9001:2000. Deze certificering heeft betrekking op de procedures die wij toepassen voor kwaliteitsborging, document- en gegevensbeheer, het management van middelen en personeel en het doorvoeren van verbeteringen. VCA** voldoet aan de veiligheidsmanagementnorm VCA**, inclusief de Branchespecifieke Toelichting voor het werken bij Railinfrastructuur (BTR). Deze norm is van toepassingen op onze diensten die regelmatig buitenwerkzaamheden verrichten, waaronder de milieumeetdienst en de landmeetploeg. Monsternemingen in het kader van het bouwstoffenbesluit is door het Ministerie van VROM aangewezen als een onderzoeksinstelling die bemonsteringen in het kader van het bouwstoffenbesluit uit mag voeren. Deze aanwijzing is gebaseerd op onze certificering volgens de BRL SIKB 1000 en geldt voor de monsterneming van grond (volgens VKB-protocol 1001) en niet-vormgegeven bouwstoffen (volgens protocol 1002). Veldonderzoek bij milieuhygiënisch bodemonderzoek De milieudienst van is gecertificeerd voor het uitvoeren van veldonderzoek voor milieuhygiënisch bodemonderzoek volgens de BRL SIKB 2000. Deze certificering is van toepassing op: - het plaatsen van handboringen en peilbuizen ten behoeve van het nemen van gronden grondwatermonsters volgens VKB protocol 2001; - het nemen van grondwatermonsters volgens VKB protocol 2002. Milieukundige begeleiding bij bodemsaneringen is gecertificeerd voor het verzorgen van milieukundige begeleiding conform de BRL SIKB 6000. Deze certificering is van toepassing op: - milieukundige begeleiding en evaluatie van landbodemsanering met conventionele methoden volgens VKB protocol 6001 (processturing en/of verificatie); - milieukundige begeleiding en evaluatie van landbodemsanering met in situ methoden volgens protocol 6002 (processturing en/of verificatie). VKB is lid en mede oprichter van de Vereniging Kwaliteitsborging Bodemonderzoek (VKB). Deze vereniging heeft als doel kwaliteitsborging en continue verbetering van milieutechnisch bodemonderzoek. Deze doelstelling wordt onder meer bereikt door het ontwikkelen en uitgeven van onderzoeksprotocollen. Deze protocollen zijn gebaseerd op vigerende normen en richtlijnen en voorzien onder meer in de uitvoering van interne controles, waarbij de kwaliteit en reproduceerbaarheid van metingen en waarnemingen wordt getoetst. Chemisch onderzoek besteedt het chemisch onderzoek in de regel uit aan laboratoria die beschikken over een accreditatie volgens NEN-EN-ISO 17025 voor de betreffende analyses.
BIJLAGE VII Notitie T&F-klassen