Datum van inontvangstneming : 22/04/2013

Vergelijkbare documenten
Datum van inontvangstneming : 14/07/2015

Datum van inontvangstneming : 29/10/2013

Datum van inontvangstneming : 06/02/2014

Datum van inontvangstneming : 10/11/2014

Datum van inontvangstneming : 08/07/2016

Datum van inontvangstneming : 16/09/2013

Datum van inontvangstneming : 31/07/2014

Datum van inontvangstneming : 08/12/2014

Datum van inontvangstneming : 10/01/2018

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013

Datum van inontvangstne ming : 25/05/2012

Datum van inontvangstneming : 09/06/2015

Datum van inontvangstneming : 02/04/2018

Datum van inontvangstneming : 19/11/2015

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 09/06/2015

Datum van inontvangstneming : 13/11/2018

Datum van inontvangstneming : 28/02/2013

Datum van inontvangstneming : 29/01/2019

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017

Datum van inontvangstneming : 25/08/2014

Datum van inontvangstneming : 04/11/2013

Date de réception : 01/03/2012

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014

Datum van inontvangstneming : 23/07/2013

Datum van inontvangstneming : 20/12/2017

Vertaling C-125/14-1. Zaak C-125/14. Verzoek om een prejudiciële beslissing. Fővárosi Törvényszék (Hongarije)

Datum van inontvangstneming : 25/04/2016

Datum van inontvangstneming : 22/08/2017

Datum van inontvangstneming : 26/06/2014

Datum van inontvangstneming : 01/09/2015

Datum van inontvangstneming : 03/07/2017

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014

Datum van inontvangstneming : 07/02/2018

Datum van inontvangstneming : 19/06/2015

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017

Date de réception : 24/02/2012

Datum van inontvangstneming : 19/06/2012

Datum van inontvangstneming : 04/01/2018

Datum van inontvangstneming : 08/04/2013

Datum van inontvangstneming : 02/10/2015

Datum van inontvangstneming : 28/12/2015

Datum van inontvangstneming : 22/05/2014

Datum van inontvangstne ming : 13/04/2012

Datum van inontvangstneming : 12/08/2016

Datum van inontvangstneming : 18/06/2012

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 22/07/2016

Datum van inontvangstneming : 21/01/2013

Datum van inontvangstneming : 21/03/2017

Vertaling C-230/14-1. Zaak C-230/14. Verzoek om een prejudiciële beslissing

Datum van inontvangstneming : 04/03/2013

Vertaling C-110/14-1. Zaak C-110/14. Verzoek om een prejudiciële beslissing

Datum van inontvangstneming : 27/10/2015

Datum van inontvangstneming : 25/10/2013

Datum van inontvangstneming : 30/06/2016

Datum van inontvangstneming : 28/06/2012

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014

Date de réception : 18/10/2011

Datum van inontvangstneming : 19/04/2013

Datum van inontvangstneming : 05/09/2016

Datum van inontvangstneming : 04/02/2013

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017

Datum van inontvangstneming : 23/05/2017

Datum van inontvangstne ming : 24/05/2012

Datum van inontvangstneming : 12/07/2013

Datum van inontvangstneming : 20/01/2017

Datum van inontvangstne ming : 05/04/2012

Datum van inontvangstneming : 05/09/2016

Datum van inontvangstneming : 02/07/2015

Datum van inontvangstneming : 10/01/2014

Datum van inontvangstneming : 13/10/2017

ECLI:NL:RBAMS:2015:9685

Datum van inontvangstneming : 13/08/2015

Datum van inontvangstneming : 08/05/2017

Datum van inontvangstneming : 23/08/2012

Datum van inontvangstneming : 23/02/2015

Datum van inontvangstneming : 01/08/2016

Datum van inontvangstneming : 26/05/2014

Date de réception : 14/10/2011

Datum van inontvangstneming : 10/10/2017

Datum van inontvangstneming : 26/05/2017

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

Datum van inontvangstneming : 07/09/2015

Datum van inontvangstneming : 21/07/2014

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Datum van inontvangstneming : 11/07/2014

Datum van inontvangstneming : 21/11/2017

Datum van inontvangstneming : 08/11/2013

Datum van inontvangstneming : 31/01/2013

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Datum van inontvangstneming : 23/10/2015

Datum van inontvangstneming : 14/10/2014

Datum van inontvangstneming : 24/01/2014

ECLI:NL:CRVB:2017:2833

Datum van inontvangstneming : 11/12/2012

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Datum van inontvangstneming : 09/02/2015

Datum van inontvangstneming : 19/06/2015

Transcriptie:

Datum van inontvangstneming : 22/04/2013

Vertaling C-135/13-1 Datum van indiening: C-135/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing 18 maart 2013 Verwijzende rechter: Kúria (Hongarije) Datum van de verwijzingsbeslissing: Verzoekende partij: Verwerende partij: 31 januari 2013 Szatmári Malom Kft. (Jászberény, Hongarije) Mezőgazdasági és Vidékfejlesztési Hivatal Központi Szerve (Boedapest, Hongarije) DE KÚRIA als hoogste bestuursrechter In het hoger beroep dat (omissis) de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Szatmári Malom Kft., gevestigd te Jászberény (Hongarije) (omissis), appellante, heeft ingesteld tegen de einduitspraak (omissis) die de Jász-Nagykun-Szolnok Megyei Bíróság (provinciale rechtbank van Jász-Nagykun-Szolnok) op 14 november 2011 heeft gewezen in het beroep betreffende de betaling van landbouwsteun dat door appellante is ingesteld tegen de Mezőgazdasági és Vidékfejlesztési Hivatal Központi Szerve (centraal bureau voor landbouw en plattelandsontwikkeling), verweerder, heeft de Kúria (hooggerechtshof van Hongarije) het volgende beslist. Beslissing De Kúria schorst de behandeling van de zaak en verzoekt het Hof van Justitie van de Europese Unie [hierna: Hof van Justitie ] om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen: NL

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 31. 1. 2013 ZAAK C-135/13 2 1. Valt de omstandigheid dat een onderneming een nieuwe productiefaciliteit in gebruik wil nemen na sluiting van de huidige faciliteiten, maar zonder de bestaande capaciteit uit te breiden, onder het begrip verbetering van de algehele prestatie van het landbouwbedrijf dat wordt gebruikt in artikel 26, lid 1, sub a, van verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad? 2. Kan de door de verzoekende partij voorgenomen investering worden aangemerkt als een investering die is gericht op verbetering van de algehele prestatie van de onderneming in de zin van de artikelen 20, sub b-iii, en 28, lid 1, sub a, van verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad? 3. Is artikel 6, lid 3, van Hongaars besluit nr. 47 van de minister van landbouw en plattelandsontwikkeling van 17 april 2008 in overeenstemming met artikel 28, lid 1, sub a, van verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad voor zover met betrekking tot maalderijen slechts steun wordt verleend voor concrete acties die zijn gericht op de modernisering van de bestaande capaciteit? Kan overeenkomstig de verordening van de Raad een nationale regeling worden vastgesteld waarbij bepaalde ontwikkelingsmaatregelen om economische redenen niet in aanmerking komen voor steun? (omissis) [nationale procesrechtelijke aspecten] Motivering Op 30 november 2009 diende appellante bij het Mezőgazdasági és Vidékfejlesztési Hivatal (bureau voor landbouw en plattelandsontwikkeling) een steunaanvraag in om de toegevoegde waarde van haar producten te verhogen. Volgens die aanvraag was appellante voornemens in Veszprém Kádárta [Hongarije] een nieuwe maalderij met een capaciteit van 240 ton/dag te bouwen, zodat de capaciteit van de drie bestaande maalderijen zou worden samengebracht op één locatie. De administratieve instantie die als eerste over haar aanvraag oordeelde, heeft deze afgewezen, stellende dat de nieuwe investering op een nieuwe locatie niet subsidiabel was en dat slechts steun kon worden verleend voor de modernisering van de bestaande maalderijen. Voorts werden nog andere tekortkomingen in de aanvraag geconstateerd, welke tekortkomingen door appellante niet zijn hersteld hoewel zij daartoe werd verzocht. Appellante maakte tegen de afwijzing bezwaar bij verweerder, die (omissis) het in eerste instantie vastgestelde besluit heeft bevestigd. In het door haar ingestelde beroep verzocht appellante om nietigverklaring van verweerders besluit en om zijn verwijzing in de kosten. Zij betoogde dat er

SZATMÁRI MALOM ontwikkeling zou plaatsvinden aan de hand van de capaciteit die zou vrijkomen door de sluiting van de drie bestaande maalderijen. Appellante erkende dat de [Hongaarse] regeling tot doel heeft te voorkomen dat het aantal maalderijen stijgt, maar voerde aan dat zij dankzij de steun in moderne omstandigheden zou kunnen produceren. Volgens haar berustte de afwijzing van haar aanvraag op een onjuiste interpretatie van de regeling en op niet bestaande voorschriften. De rechter in eerste aanleg heeft het beroep bij einduitspraak verworpen. Zijns inziens kan uit artikel 1 van az Európai Mezőgazdasági Vidékfejlesztési Alapból a mezőgazdasági termékek értéknöveléséhez nyújtandó támogatások részletes feltételeiről szóló 47/2008. (IV. 17.) FVM rendelet (besluit nr. 47 van de minister van landbouw en plattelandsontwikkeling van 17 april 2008 betreffende de voorwaarden waaronder steun voor de verhoging van de toegevoegde waarde van landbouwproducten wordt verleend uit het Europees landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling; hierna: besluit FVM ) niet worden afgeleid dat ook is voldaan aan de eisen van artikel 6, lid 3, van dat besluit wanneer sprake is van een op ontwikkeling gerichte maatregel op basis van de capaciteit die zou vrijkomen door de sluiting van de bestaande faciliteiten. Hij heeft erop gewezen dat het besluit FVM volgens artikel 12 ervan de bepalingen bevat die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de artikelen 26 en 28 van verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling. Ook artikel 20, sub b-i, van deze verordening bevordert dat moderniseringsmaatregelen worden doorgevoerd, en niet dat nieuwe productiefaciliteiten worden opgezet. Gelet op het voorgaande is geoordeeld dat verweerder in zijn besluit terecht heeft verklaard dat geen steun kon worden verleend voor het doel dat appellante voor ogen had. In haar hoger beroep verzoekt appellante om vernietiging van de einduitspraak en om nietigverklaring van de besluiten van verweerder en de als eerste handelende administratieve instantie, alsmede om opening van een nieuwe [administratieve] procedure. Appellante stelt dat de rechter in eerste aanleg, door te verwijzen naar artikel 20, sub b-i, van verordening nr. 1698/2005, zijn uitspraak heeft gebaseerd op een bepaling die niet van toepassing is op de onderhavige zaak, aangezien zij haar aanvraag heeft ingediend op grond van de regeling met betrekking tot de verhoging van de toegevoegde waarde van landbouwproducten, welke regeling verschilt van die inzake de modernisering van landbouw[bedrijven]. De in casu relevante bepaling is artikel 28 van de verordening, waarin sprake is van steun voor de verbetering van de algehele prestatie van de onderneming, en waarmee haar aanvraag volledig in overeenstemming is. Verder stelt appellante dat geen capaciteitsuitbreiding plaatsvindt, aangezien zij de productie wil moderniseren met gebruikmaking van de bestaande capaciteit die vrijkomt na de sluiting van de drie maalderijen. Bovendien deugt de juridische onderbouwing van de uitspraak volgens haar niet voor zover het besluit FVM niet in overeenstemming, maar in strijd met verordening nr. 1698/2005 is uitgelegd, hetgeen tevens schending van het beginsel van de voorrang van het gemeenschapsrecht oplevert. 3

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 31. 1. 2013 ZAAK C-135/13 In zijn verweerschrift concludeert verweerder tot afwijzing van het hoger beroep. Hij betoogt dat zijn besluit op het besluit FVM berust, zodat de rechter in eerste aanleg zelfs geen interpretatie hoefde te geven van verordening nr. 1698/2005, waarmee het Hongaarse besluit overigens in overeenstemming is. De modernisering van de bestaande capaciteit en de bouw van nieuwe faciliteiten zijn verschillende begrippen. Artikel 1 van het besluit FVM kan worden geacht overeen te komen met punt 24 van de considerans van verordening nr. 1698/2005 en bevat het doel van het besluit. Uit dat doel kan worden afgeleid dat een nieuwe investering niet kan worden aangemerkt als een op modernisering gerichte subsidiabele investering. Relevante regeling [van Unierecht] Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PB L 277, blz. 1) HOOFDSTUK I ASSEN AFDELING 1 As 1 Verbetering van het concurrentievermogen van de land- en de bosbouwsector Artikel 20 Maatregelen De steun ter verbetering van het concurrentievermogen van de land- en de bosbouwsector betreft: [...] b) maatregelen om het fysieke potentieel te herstructureren en te ontwikkelen, en innovatie te bevorderen, door: [...] i) de modernisering van landbouwbedrijven, ii) verbetering van de economische waarde van bossen, iii) verhoging van de toegevoegde waarde van land- en bosbouwproducten, 4

SZATMÁRI MALOM Artikel 26 Modernisering van landbouwbedrijven 1. De in artikel 20, sub b-i, bedoelde steun wordt verleend voor materiële en/of immateriële investeringen die: a) de algehele prestatie van het landbouwbedrijf verbeteren en b) voldoen aan de voor de betrokken investering geldende communautaire normen. [...] Artikel 28 Verhoging van de toegevoegde waarde van land- en bosbouwproducten 1. De in artikel 20, sub b-iii, bedoelde steun wordt verleend voor materiële en/of immateriële investeringen die: a) de algehele prestatie van de onderneming verbeteren, b) betrekking hebben op: de verwerking en/of de afzet van andere in bijlage I bij het Verdrag genoemde producten dan visserijproducten en van bosproducten, en/of de ontwikkeling van nieuwe producten, procédés en technologieën voor de in bijlage I bij het Verdrag genoemde producten, met uitzondering van visserijproducten, en voor bosproducten, en c) voldoen aan de voor de betrokken investering geldende communautaire normen. [...] Hongaarse regeling Az Európai Mezőgazdasági Vidékfejlesztési Alapból a mezőgazdasági termékek értéknöveléséhez nyújtandó támogatások részletes feltételeiről szóló 47/2008. (IV. 17.) FVM rendelet (besluit nr. 47 van de minister van landbouw en plattelandsontwikkeling van 17 april 2008 betreffende de voorwaarden waaronder steun voor de verhoging van de toegevoegde waarde van landbouwproducten wordt verleend uit het Europees landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling Artikel 6, lid 3, luidt: 5

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 31. 1. 2013 ZAAK C-135/13 Voor producten die vallen onder GN-codes welke beginnen met 0203, 0401 en 1101 tot en met 1104, of onder de GN-codes 0206 30 00 tot en met 0206 80 10 en 0207 11 10 tot en met 0207 14 99, kan slechts steun worden verleend voor concrete acties die zijn gericht op de modernisering van de bestaande capaciteit van maalderijen, zuivelfabrieken en slachthuizen. Artikel 12 luidt: Dit besluit bevat de bepalingen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de artikelen 26 en 28 van verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling. Zienswijze van de [verwijzende] rechter Het Hof van Justitie heeft in zijn arrest van 15 juli 1964, Costa (6/64, Jurispr. blz. 1141), het beginsel van de voorrang van het gemeenschapsrecht geformuleerd. Later heeft het in zijn arrest Simmenthal II dat beginsel bevestigd en verklaard dat de nationale rechter het nationale recht tegen de achtergrond van het gemeenschapsrecht moet uitleggen, de bescherming van de door het gemeenschapsrecht toegekende rechten moet waarborgen en elke daarmee strijdige bepaling van nationaal recht buiten toepassing moet laten. Aangezien het Hof van Justitie bevoegd is om het Unierecht uit te leggen en in de onderhavige zaak de vraag rijst welke uitlegging moet worden gegeven aan de artikelen 26 en 28 van verordening nr. 1698/2005, acht de Kúria het noodzakelijk een verzoek om een prejudiciële beslissing in te dienen. De Kúria wenst te vernemen wat moet worden verstaan onder de begrippen modernisering van landbouwbedrijven en verhoging van de toegevoegde waarde van land- en bosbouwproducten, gebruikt in de artikelen 20, sub b-iii, 26 en 28 van verordening nr. 1698/2005, en of de door appellante voorgenomen investering binnen de werkingssfeer van een van deze artikelen valt. In dit verband dient artikel 6, lid 3, van het besluit FVM, dat in Hongarije geldt, ook te worden getoetst aan het doel van verordening nr. 1698/2005, in het bijzonder aan het bepaalde in de artikelen 26 en 28 daarvan, om na te gaan of die bepaling de verwezenlijking van de doelen van de verordening niet belemmert, en of de daarin vervatte regeling in overeenstemming is met de genoemde artikelen van de verordening. (omissis) [nationale procesrechtelijke aspecten] Boedapest, 31 januari 2013 6 NvdV: bedoeld wordt ongetwijfeld het arrest van 9 maart 1978, Simmenthal (106/77, Jurispr. blz. 629).

SZATMÁRI MALOM (omissis) [ondertekeningen en stempel] 7