Terreingebruik van Steenuil bij Neede in 2007

Vergelijkbare documenten
Terreingebruik en voedselkeus van broedende Steenuilen in de Achterhoek

Afgaande op het gedrag vermoeden we dat te maken hadden met hetzelfde mannetje als in 2011, maar omdat het niet geringd is, weten we dat niet zeker.

De steenuil in Noordijk

Prooiaanvoer steenuilen Beleef de Lente, broedperiode 2010.

Meer over de steenuilen. Even voorstellen. Hier wonen ze

KERKUILEN WERKGROEP TWENTE

Voorlopige resultaten prooiaanvoer in de jongenperiode

Nieuwsbrief Vogelwerkgroep IVN Oisterwijk

Broedseizoen 1999 in Achterhoek en Liemers

De steenuil Een bijzonder tuingast die angstvallig wordt beschermd.

2. Biotoop ( habitat = de natuurlijke woonomgeving ) is ideaal met de volgende kenmerken:

Succesvol 7-legsel in 2008

Terreingebruik en voedselkeus van broedende Steenuilen in de Achterhoek

Steenuilenbescherming verslag Steenuilenwerkgroep Echt-Susteren Geco Visscher Fred van Geneijgen

Wat schaft de pot? 10 jaar tellen en analyseren van prooidierresten van de steenuil (in steenuilnesten)

Steenuil onder de Pannen -Samenvattingen van de voordrachten op de Landelijke Dag, 17 januari 2009 te Nijkerk-

Voorkomen van Bruine Kiekendief (Circus aeruginosus) in Het Verdronken Land Van Saeftinghe Walter Van Kerkhoven

De Steenuil in 2000 Broedbiologische data aan de hand van de nestkaarten uit 2000

Holenduif. Zes eieren

Steenuilenwerkgroep Noord-Holland

Steenuilen Noordoost-Twente 2012

Prooiaanvoer bij de webcamuilen in 2009

Prooien eerste 10 dagen van de jongenperiode. Een vergelijking tussen 2009, 2008 en 2007

Broedresultaten steenuil 2007

Prooiherkenning bij Steenuilen

Voorkomen van Bruine Kiekendief (Circus aeruginosus) in Het Verdronken Land Van Saeftinghe Walter Van Kerkhoven

Nieuwsbrief Vogelwerkgroep IVN Oisterwijk

Handleiding Onderzoek

Verslag 2017 Uilenwerkgroep de Oelenwappers

Vogelwacht Akkerwoude e.o.

(uilenbescherming) De steenuil. M. Pijs. De Blauwe Klauwier jaargang 34 - nr.1 januari 2008

Reproductie en broedbiologie

Populatie-onderzoek aan Steenuilen met broedbiologische gegevens in het kerngebied Stad en Ambt Doesborgh in 2012 Vooraf

Na het karteren is het zoeken van het

Kievitonderzoek Landschap Noord-Holland 2016/2017

Verslag 2016 Uilenwerkgroep Zutphen de Oelenwappers

Vier jaar prooiaanvoer tijdens de broedperiode bij de Steenuil

De Bosuil bij Beleef De Lente 2015

Werkbundel de steenuil Iedere Limburgse gemeente adopteerde

Impressie van het broedgedrag bij een paartje webcam-torenvalken

Vogels in Berkelland

Onderzoek Wespendief Kempenbroek Volg de Wespendief, Weerterbos 2013

Romantiek en drama in een nestkast

Nieuwsbrief van de Steenuilenwerkgroep van Natuurpunt

Introductieles. Vogels in de klas. groep 7/8. Leerkracht. Inhoud in het kort. Kerndoelen. Lesdoelen

NESTKASTENVERSLAG NVWG De GRUTTO 2017

Compenserende maatregelen in 2009 voor steenuilen in de Waalsprong bij Nijmegen

Monitoring steenuil in 2012

Verslag over de roofvogelstand in de. Amsterdamse Waterleidingduinen dagen later begonnen met het leggen. ongunstig en

Verslag Nestkasten 2010 Fûgel en Natoerbeskermingswacht Eastermar

Verslag Vogelwerkgroep IVN Vijlen-Vaals en Gemeente Vaals 2014

Onderzoek naar. Kem pen 2008 Jacques van Kessel en Plete, Wou'e. Het onderzoeksge bied Het in 2008 onderzocht gebied is 224 km 2

Nieuwsbrief van de Steenuilenwerkgroep van Natuurpunt

Aanvullende informatie mitigatie Steenuil en Huismus IJsseldelta-Zuid, FF/75C/2012/0341

Bosuilen 34 jaar geteld in Noord-Kennemerland

Verslag werkzaamheden Steenuil Beschermingsproject 2007 in opdracht van Stichting Landschapsbeheer Zeeland.

Jaarverslag steenuilen uitgebreide versie

Prooiaanvoer bij een steenuilenbroedpaar

Functioneren kunstmatig eiland voor sterns in de Inlaag Oesterput en op eilanden in de Inlaag s Gravenhoek, Noord-Beveland: Broedseizoen 2017

BROEDGEVALLEN VAN DE RAAF IN DE PROVINCIE UTRECHT IN 2009 EN 2010

Veenweiden steeds belangrijker voor Zwarte sterns in Zuid-Holland. Verslag van monitoring van aantallen en broedsucces in 2013

K.N.N.V. afd. Vriezenveen

Het broedsucces van de Huismus in Leek en Lettelbert

Uilenwerkgroep Waasland

werkdocument U : TTT-.J 170' r rijksdienst voor de.jsselmeerpolders Roofvogel- en uilen broedgegevens van 1977 tot en met 1982 in de

Prooiaanvoer bij torenvalken door webcam vastgelegd

K.N.N.V. afd. Vriezenveen

Actuele verspreiding, trends en broedsucces van Steenuilen in Nederland

Introductieles. Vogels in de klas. groep 5/6. Leerkracht. Inhoud in het kort. Kerndoelen. Lesdoelen

N a d e r o n d e r z o e k s t e e n u i l D e G o r s e n E l s h o u t

Mystery Bird. F.H. van de Weijer. Weijer, F.H. van de, 2002, Mysterybird, De Korhaan 36 (2):37-41

De kerkuil is laat dit jaar, alle reacties op een rij.

Steenuilenwerkgroep Noord-Holland

Broedseizoen Nouvelle page 1. Page 1

NESTKASTENVERSLAG 2016 NATUUR- EN VOGELWERKGROEP DE GRUTTO

akkerbouw. Meest verbouwde gewassen zijn granen (vooral wintertarwe), aardappels, suikerbieten en uien. Bij het selecteren van de bedrijven voor deze

Hoeveel prooi eten roofvogels

Op stap met Fred van Vemden

2013 wordt het jaar van de Patrijs.

Ecologische beoordeling zienswijze op wijziging bestemmingsplan Dorado Beach

In het hieronder staande overzicht worden de resultaten weergegeven, van 2013 en Jongen uitgevlogen totaal

Nieuwsbrief Vogelwerkgroep IVN Oisterwijk

Resultaten. Toelichting abundatiekaart en aantalsschatting Zwarte Specht Veluwe. Henk Sierdsema, Sovon Vogelonderzoek Nederland.

Onderzoek naar de keuze van nestplaatsen

Emmer Erfscheidenveen Meetnet 2015

Effecten bestemmingsplanwijziging op de aanwezigheid van de steenuil in Zetten-Zuid, gemeente Overbetuwe. T.J. Boudewijn L.S.A.

Uilenpresentatie E L S J O N K E R S G R O O T

Eisucces Hoeveel procent van de gelegde eieren levert een uitgevlogen jong op? jaar aantal nesten

Bruine kiekendieven in 2005

Lage Veldweg 5 en 10. Verkenning flora- en fauna. In het kader van voorgenomen sloopwerkzaamheden

Nieuwsbrief van de Steenuilenwerkgroep van Natuurpunt

Betreft: Aanvullende informative quickscan Flora & Fauna Locatie: Wijbosscheweg 107, Schijndel Kenmerk: Tm QFF BRF Datum:

JAARVERSLAG 2016 STEENUILENWERKGROEP. Vogelwacht Uffelte e.o. Jaarverslag 2016 Steenuilenwerkgroep. Vogelwacht Uffelte e.o.

Situatie steenuilen in Zeeland vóór 1940

Jaarverslag Steenuilenwerkgroep Vogelwacht Uffelte e.o. Coördinator: - Erwin Bruulsema

de Steenuil (Nestkastenproject) L. Peeters

Ransuilen zijn ook vogelliefhebbers

Brakona jaarboek Twintig jaar Steenuilonderzoek in het Hageland. Philippe Smets. Jaarboek. 20 jaar Steenuilonderzoek in het Hageland

Introductieles. Vogels in de klas. groep 5/6. Handleiding leerkracht. Inhoud in het kort. Kerndoelen. Lesdoelen

(nestkastenproject) Golfbaan Welschap

Transcriptie:

Terreingebruik van Steenuil bij Neede in 2007 Frank Willems, Martijn Versluijs en Bas Oteman Inleiding In 2006 is het project Steenuil onder de pannen van start gegaan. Met dit project proberen Landschapsbeheer Nederland, STONE, Vogelbescherming Nederland en SOVON Vogelonderzoek Nederland het platteland weer aantrekkelijker te maken voor Steenuilen. In een aantal voorbeeldgebieden worden maatregelen uitgevoerd om meer geschikt biotoop voor Steenuilen te krijgen. Daarnaast wordt geprobeerd deze maatregelen onder een breed publiek onder de aandacht te brengen, zodat dit ook elders in Nederland navolging zal vinden. De belangrijkste taak van SOVON binnen het project is het in kaart brengen van de exacte biotoopeisen van Steenuilen, zodat optimaal advies gegeven kan worden hoe mensen hun erf of tuin weer aantrekkelijker voor Steenuilen kunnen maken. Om die biotoopeisen te onderzoeken, zijn in 2007 en worden in 2008 Steenuilen gezenderd. Deze uilen kunnen gevolgd worden om zodoende het terreingebruik vast te kunnen stellen. Door daarnaast met een camera in het nest de aangevoerde prooien te registreren, kan ook bepaald worden wat waar gevangen is. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste resultaten uit het eerste jaar. Onderzoeksgebied Het onderzoek is uitgevoerd in het gebied ten noorden van Neede, rondom het dorpje Noordijk. Het gebied ligt in de noordelijke Achterhoek in Gelderland en is één van de voorbeeldgebieden van het project. Het grootste deel bestaat uit zandgronden, met lokaal enkele beekdalen. Het landschap is typisch voor de Achterhoek: oude cultuurgronden en een kleinschalig landschap en minder kleinschalige, relatief recente heideontginningen. Er is veel verspreide bebouwing in de vorm van boerderijen aanwezig. Het agrarisch gebruik bestaat uit een mengeling van graslanden (veeteelt) en akkerbouw (voornamelijk maïs en diverse soorten granen zoals tarwe en rogge). Bomenrijen (veel eik en es) en kleine bosjes (natte elzenbosjes maar ook drogere dennenen eikenbosjes) zijn daarnaast verspreid over het hele gebied aanwezig. De dichtheid aan steenuilen in het gebied is met ongeveer 3 broedparen/100ha hoog vergeleken met het Nederlands gemiddelde maar niet afwijkend voor grote delen van de Achterhoek (gemiddeld 1 paar/100 ha, maar kilomterblokken met 5 paar zijn niet ongewoon, van Harxen 2008). Methode Het veldwerk is uitgevoerd door Bas Oteman en Martijn Versluijs, studenten van de opleiding Bos- en Natuurbeheer van Helicon Opleidingen in Velp. Bij één broedpaar is een nestkast met twee camera s geplaatst, vervaardigd door 3Ssystems (fig. 1). In maart (enkele weken voor verwacht begin van de eileg) is de reeds aanwezige, bezette kast vervangen door de kast met camera s. Met behulp van infrarood licht konden continue opnamen gemaakt worden. Alle opnamen werden direct opgeslagen op een lokaal geplaatst opnamestation (type MobiDisc). De opnamen werden elke vijf dagen uitgelezen naar een laptop. Alle beelden zijn vervolgens geanalyseerd op aangevoerde prooien, verloop van het broeden en eventuele ongebruikelijkheden. Getracht is van drie broedparen beide oudervogels te zenderen, waaronder het paar van de camera-kast. De geselecteerde paren waren de volgende (met biotoopbeschrijving): Paar 1: paar met camera-kast. Kast op erf binnen kleinschalig cultuurland, veel afwisseling in landgebruik en aanwezigheid van ruige elementen zoals ruige akkertjes, greppels en bermen. Paar 2: Erf op overgang van kleinschalig cultuurland naar heideontginning. Redelijke variatie in landgebruik, met relatief groot oppervlak bos (ongeschikt habitat). Naast het biotoop is bij dit paar een andere factor die mogelijk een rol kan spelen: de aanwezigheid van broedende Rans-, Kerk- en Bosuilen in de nabije omgeving (mogelijke concurrentie). Paar 3: Erf binnen intensief gebruikt grootschalig raaigrasland in recente heideontginning. Van paren 1 en 2 konden beide oudervogels in maart (voor de start van de eileg) gevangen en gezenderd worden, van het derde paar is alleen het vrouwtje gezenderd. Bij het gebruikte type zender heeft de antenne een dubbele loop en vormt daarmee als het ware een rugzakje, waardoor de zender eenvoudig op de rug te bevestigen is (fig.2 en 3). De door Microtes geassembleerde zenders wegen ongeveer 8 gram en geven een signaal van rond de 30 Mhz. Steenuilen jagen met name vanaf zonsondergang tot middernacht (ca. 4-5 uur) en vervolgens weer een piek van enkele uren voor zonsopkomst (Cramp 1985). De vogels van de camera-kast werden twee Athene 13-42

nachtdelen (afwisselend avond of ochtend, ca. 4 uur per nachtdeel) per week gevolgd. Wegens logistieke haalbaarheid konden beide andere paren slechts één nachtdeel per week worden gevolgd. Hierbij werden, naast een ontvanger om het signaal van de zenders op te pikken ook twee nachtkijkers gebruikt. De camerabeelden werden per week geanalyseerd. Van alle drie territoria is het landgebruik beschreven. De inhoud van de kasten werd gecontroleerd door Hans en Sonja Grooters, de jongen werden geringd door Anton Meenink. Figuur 3. Het vrouwtje van de camera-kast in Neede 2007 met zender. Figuur 1. De nestkast met camera s Figuur 2. Zender zoals gebruikt in Neede in 2007 Resultaten Meevallers en tegenvallers Het broedseizoen begon zeer voorspoedig. Tijdens de eerste velddag in het gebied troffen we direct drie van de zes beoogde vogels aan in de kasten en deze werden uitgerust met een zender. Ook twee van de overige drie vogels werden bij het volgende bezoek in de kasten aangetroffen en gezenderd. Van iedere vogel was de sexe bekend en elke zender had een unieke frequentie. Na de wisseling van de kast van paar 1 was het de vraag of de kast met camera geaccepteerd zou worden. Alhoewel met enige vertraging, werden in deze kast keurig vier eieren gelegd. Minder soepel ging het met het volgen van de gezenderde vogels. Naast een aantal technische problemen, zoals het te zwak afgestelde zendersignaal, bleek het ook moeilijker dan aanvankelijk verwacht om de gezenderde vogels te volgen. Ondanks het gebruik van zenders en nachtkijkers, verdwenen de vogels met regelmaat uit het Athene 13-43

bereik van scanner en het zicht van de nachtkijker. Het heeft dan ook veel doorzettingsvermogen gekost om de vogels te volgen. De grootste tegenvaller was het overlijden van het mannetje van het camera-paar. De vogel is vermoedelijk op 23 mei, ruim voor het uitkomen van de eieren, in een oude kachelpijp gevallen, waar hij niet meer uit kon komen. In eerste instantie werd dit niet duidelijk voor de onderzoekers omdat een ander mannetje kort erna zijn plaats innam. Uit analyse van de camerabeelden bleek dat vanaf 24 mei het gezenderde mannetje niet meer in de kast is waargenomen. Op 28 mei kwam voor het eerst het ongezenderde mannetje in de kast. In eerste instantie reageerde het vrouwtje agressief tegenover het nieuwe mannetje, maar na zo n 20 minuten werd hij toch geaccepteerd. Ondanks deze wisseling van mannetjes kwamen drie van de vier eieren uit op 30 en 31 mei. Helaas verdwenen de jongen vervolgens in de nacht van 31 mei op 1 juni. Door een technisch mankement is op de opnames niet te zien wat de oorzaak daarvan was. In eerste instantie ging de verdenking richting steenmarter te gaan. Er zijn echter geen sporen van een marter aangetroffen, dwz. geen haren bij de invliegopening en geen sporen van een gevecht in de kast met de steenuilvrouw. Wat ook opviel is dat het laatste niet uitgekomen ei nog onaangeroerd in de nestkom lag. Het is niet te achterhalen wat er precies is gebeurd, mogelijk heeft het vrouwtje of het nieuwe mannetje de jongen opgegeten. Het vrouwtje bleef na het verdwijnen van de jongen nog enige tijd op het overgebleven ei zitten, maar deze is niet meer uitgekomen. Broedsucces Van paar 1 is dus helaas het nest mislukt kort na het overlijden van het mannetje. Bij paar 2 en 3 vlogen respectievelijk vier en vijf jongen uit. Prooien Door het overlijden van het mannetje, hebben we helaas alleen de prooiaanvoer vlak voor en tijdens de eifase kunnen vaststellen. De meest frequent aangevoerde prooien waren rupsen (incl. keverlarven e.d.) met 41 procent van het absolute aantal prooien, gevolgd door kevers met 31 procent. Van het overgrote deel van de kevers kon met zekerheid vastgesteld worden dat dit meikevers waren, mogelijk ging het in alle gevallen om meikevers. Numeriek minder prominent aanwezig, maar qua biomassa de belangrijkste prooien waren muizen met 63 procent van de totale aangevoerde biomassa. Daarnaast werden ondermeer regenwormen met regelmaat aangevoerd (fig. 4 en 5) Figuur 4. Videostills van Steenuil met muis en met rups/keverlarve, Neede 2007. Athene 13-44

Grote vliegen Langpootmuggen 2 2 Spinnen 3 Wormen 26 Rupsen/Larven 79 Nachtvlinders 3 Kevers 60 Muizen 18 0 20 40 60 80 100 Figuur 5. Aangevoerde prooien bij de nestkast met camera s in Neede in de periode 26 april t/m 21 mei 2007. Na 21 mei werden geen prooien meer aangevoerd. intensieve raaigraslanden, waaruit vrijwel het hele territorium bestond, werden nauwelijks benut. Terreingebruik De vogels verplaatsen zich zeer snel en in donkere nachten of tegen een donkere achtergrond is het met een nachtkijker erg lastig de vogels te zien te krijgen. Desondanks konden 249 voedselvluchten geregistreerd worden (fig. 6). Het overgrote deel van de lokaties waar vandaan gefoerageerd werd, bevond zich binnen een afstand van 200 meter van de nestkasten. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat wellicht tijdens de nietgeregistreerde voedselvluchten gemiddeld grotere afstanden afgelegd werden. Bij paar 1, het camera-paar, werd vooral op het erf en op enkele paardenweitjes gefoerageerd. Opvallend was dat met name de graslandjes gebruikt werden waar op dat moment paarden aanwezig waren. Zo werden de paarden in de weilandjes west van de weg enkele malen gewisseld van perceel, waarbij de uilen steevast volgden. Het tweede paar foerageerde eveneens vooral op het erf. Daarnaast was een perceel grasland duidelijk populair. Het vrouwtje van het derde paar haalde vrijwel al het voedsel van het erf of uit enkele ruige greppels/wegbermen. De zeer Figuur 6. Foerageerlokaties van de drie gezenderde Steenuilparen, alsmede het biotoop in de directe omgeving van de nestkast. Paar 1 is het paar met camera-kast. Van paar 3 was alleen het vrouwtje gezenderd. Athene 13-45

Paar 2 paar 3 Discussie Het broedseizoen van 2007 was het eerste van twee seizoenen waarin we het terreingebruik van Steenuilen hebben onderzocht. Dit eerste seizoen moet daarom worden beschouwd als een pilotjaar. Het heeft ons veel inzichten opgeleverd in de voor- en nadelen van de gebruikte methode en de technische problemen die op kunnen treden. Ondanks genoemde tegenslagen is een aanzienlijke hoeveelheid gegevens over prooikeuze en terreingebruik verzameld. Een grote tegenslag was het overlijden van het mannetje van het paar met camera, en het kort daarna mislukken van het nest. Hierdoor zijn prooigegevens van de broedperiode (eifase) verzameld. Het verdwijnen van de jongen leverde echter wel een wijze les op. Omdat er geen dode jongen aangetroffen werden, en er op de bewuste avond een steenmarter werd waargenomen nabij de nestkast, was de gedachte al snel dat de jongen gepredeerd zouden zijn. Omdat later vastgesteld werd dat het mannetje overleden was, en er geen sporen van een marter bij/in de kast werden aangetroffen, is het echter onwaarschijnlijk dat predatie door deze soort de oorzaak is geweest. Mogelijk hebben de aanwezige Steenuilen het eigen broedsel gepredeerd. In grote delen van Nederland bleek 2007 een uitstekend broedseizoen voor Steenuilen (Stroeken & van Harxen 2007). Het weer was het hele seizoen gunstig, de muizenstand was goed, en het aantal meikevers ongekend groot. Uit analyse van de camera-beelden in Neede blijkt dat op aantalsbasis rupsen (incl. keverlarven) en kevers de belangrijkste prooigroepen waren en op basis van biomassa muizen. Het biotoop rond de camera-kast zal hier ook zeker een rol in hebben gespeeld: er was een grote variatie aan landgebruik, met zowel allerlei ruige elementen, zoals ruige akkertjes en ruige greppels, en daarnaast ook kort gegraasd/gemaaid gras. Finck (1990) geeft aan dat in de loop van het broedseizoen de territoriumgrootte afneemt tot kleine afstand rond de broedplaats en daarbinnen voornamelijk weiden en graslanden verdedigd worden. Dit komt goed overeen met de habitatvoorkeur in Neede, waar met name op Athene 13-46

paardeweiden werd gefoerageerd. Variatie in habitats is van groot belang om te kunnen profiteren van seizoenspieken van verschillende prooidieren (Cramp 1985), zoals meikevers in mei. Gezien het hoge percentage meikevers in het dieet in 2007 lijkt het erop dat het een goed jaar was voor deze soort. Door de levenscyclus van meikevers (larven verblijven 3-4 jaar ondergronds) komen uitgesproken piek- en daljaren voor (Kendall 2007). Aangezien het prooiaanbod niet gemeten is, kan echter niet hard gemaakt worden of er dit jaar uitzonderlijk hoge aantallen meikevers aanwezig waren. Tussen gebieden (Obuch & Kristen 2004, Cramp 1985) en binnen seizoenen treedt grote variatie op in dieet. Bedacht moet worden dat de in Neede gevonden waarden van één seizoen en één paar zijn. Verrassend was dat beide andere paren maar liefst vier en vijf jongen groot brachten. Vooraf werd verwacht dat deze territoria minder geschikt zouden zijn dan territorium 1. Paar 2 bevond zich in een gebied met veel bos en een voedselarm, recent voor natuurontwikkeling afgeplagd perceel. In een dergelijke habitat zou ondermeer concurrentie met de drie andere aanwezige uilensoorten op kunnen treden. Paar 3 bevond zich in een relatief intensief, grootschalig gebied, waar op het oog wellicht weinig voedsel voorhanden zou zijn. Dit paar haalde echter vrijwel al het voedsel van het zeer grote, rommelige (in positieve zin) erf, waar kennelijk veel voedsel voorhanden was gezien de vijf uitgevlogen jongen. Het mannetje was hier niet gezenderd, maar werd ook met regelmaat op het erf gezien. In iets mindere mate gold dit ook voor paar 2. Uit dit eerste jaar mag dus al geconcludeerd worden dat voedselbeschikbaarheid op het erf van groot belang is. Daarnaast lijkt het erop dat door paarden begraasde graslanden van belang zijn voor steenuilen. In 2008 wordt het camera-onderzoek uitgebreid van één naar drie paren, waarmee hopelijk verschillen in voedselkeus tussen territoria en verschillende individuen duidelijk worden. Na afloop van het veldseizoen 2008 zullen de resultaten van terreingebruik en de link met voedselkeus van beide jaren uitvoeriger geanalyseerd worden. Ordelman en Borghijink zo gastvrij om ons alle medewerking te geven en er geen probleem van te maken dat in de nachtelijke uren mensen ronddwaalden over hun erf. Tenslotte danken wij de familie Oteman voor het onderdak aan beide studenten. Frank Willems zal in 2008 niet langer bij het Steenuilenonderzoek betrokken zijn in verband met een andere baan. Vanaf deze plek dank aan allen binnen en buiten STONE waarmee we in het afgelopen jaar prettig hebben samengewerkt. In 2008 neemt Loes van den Bremer neemt de taken van Frank Willems over. Referenties Cramp S. (red.) 1985. The birds of the Western Palearctic, 4. Oxford University Press, Oxford. Finck P. 1990. Seasonal variation of territory size with the Little Owl (Athene Noctua). Oecologia 83: 68-75. Kendall D. 2007. Cockchaffers in Kendall Bioresearch Services. (http://www.kendallbioresearch.co.uk/chafer.htm) Obuch J. & Kristin A. 2004. Prey composition of the little owl Athene noctua in an arid zone (Egypt, Syria, Iran). Folia Zool. 53: 65-79. Dankwoord Een groot aantal mensen is bijzonder behulpzaam geweest voor, tijdens en na het veldseizoen. In het bijzonder willen we hierbij Sonja en Hans Grooters, Anton Meenink en Ronald van Harxen noemen, die van het plaatsen van de camera-kast tot het vangen van de uilen vele uren geholpen hebben. Daarnaast waren de families Dassen, Athene 13-47