ECLI:NL:GHAMS:2014:751 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00166

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBHAA:2006:AY3847

ECLI:NL:GHARN:2007:AZ6619

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2016:1535

ECLI:NL:RBSHE:2007:BC1229

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024

ECLI:NL:RBGRO:2006:AZ9227

ECLI:NL:GHAMS:2015:382 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00712

Gemeenten in de fout: woningen op eigen grond niet vergelijkbaar met woningen op erfpachtgrond

GERECHTSHOF AMSTERDAM

ECLI:NL:RBGRO:2006:AY6444

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123

ECLI:NL:GHAMS:2017:789 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00218

Uitspraak. Viditax (FutD), FutD GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN. locatie Arnhem nummer: 16/00615 uitspraakdatum: 8 augustus 2017

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO9334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00549

ECLI:NL:GHAMS:2014:4268 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00766

ECLI:NL:GHAMS:2011:BU1574 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 10/00336

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO4752 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00638

ECLI:NL:RBAMS:2016:8488

ECLI:NL:GHARN:2011:BT6229

ECLI:NL:RBAMS:2016:8771

ECLI:NL:GHARL:2017:9611

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341

ECLI:NL:GHARL:2015:2216

ECLI:NL:RBZWB:2014:7077

ECLI:NL:GHSHE:2016:4373

ECLI:NL:RBARN:2012:BX0442

ECLI:NL:GHSHE:2017:1064

ECLI:NL:GHARL:2015:3979

ECLI:NL:GHARL:2016:8884

ECLI:NL:GHARL:2017:4777

ECLI:NL:GHARN:2012:BW7826

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 14 april 2016, nummer Awb 15/2747, in het geding tussen belanghebbende en

ECLI:NL:RBOBR:2017:1690

ECLI:NL:RBARN:2012:BY4188

ECLI:NL:GHSHE:2015:1938

ECLI:NL:GHAMS:2014:5840

ECLI:NL:GHARL:2015:8876

ECLI:NL:GHSHE:2015:1379

ECLI:NL:GHAMS:2016:2024 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/00637

ECLI:NL:GHDHA:2017:1343

ECLI:NL:GHAMS:2016:2782 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/00013

ECLI:NL:GHARL:2017:634

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ2891

ECLI:NL:GHARL:2017:613

ECLI:NL:GHDHA:2017:2098

Uitspraak. FutD V-N Vandaag 2016/368 V-N 2016/ GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN. Afdeling belastingrecht Locatie Arnhem

ECLI:NL:GHARL:2014:2681

ECLI:NL:GHARL:2015:3296

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

ECLI:NL:GHAMS:2015:3001 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/00670

ECLI:NL:GHARL:2013:8624

ECLI:NL:GHAMS:2013:2035 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHDHA:2014:3701

ECLI:NL:GHARL:2017:5327

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6992 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/00490

ECLI:NL:RBARN:2009:BI3591

Uitspraak. NTFR 2012, 148 V-N Vandaag 2012/147 V-N 2012/

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB4234 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 06/00058

ECLI:NL:RBZWB:2017:3691

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388

ECLI:NL:GHAMS:2014:1149 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/01135

ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9268

GERECHTSHOF AMSTERDAM. 1 Ontstaan en loop van het geding. Uitspraak. Kenmerk 13/ augustus 2014

ECLI:NL:GHAMS:2017:1784 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00102 en 17/00232

ECLI:NL:GHARN:2011:BP8393

ECLI:NL:RBDHA:2015:7800

ECLI:NL:GHSHE:2010:BM7477

ECLI:NL:GHAMS:2016:72

ECLI:NL:GHARN:2005:AT7887

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en

ECLI:NL:RBZWB:2016:4850

ECLI:NL:GHAMS:2008:BD7995 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/00429

ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00/2559

ECLI:NL:RBSGR:2010:BN3747

ECLI:NL:GHARL:2014:6759

ECLI:NL:GHAMS:2009:BI1981 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 08/00054

ECLI:NL:GHAMS:2016:4800 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/00898

ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ4751

ECLI:NL:RBARN:2012:BY0157

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 november 2012, nummer AWB 12/4016, in het geding tussen

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

ECLI:NL:GHARL:2015:20

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amersfoort (hierna: de Inspecteur)

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2014:1284, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:GHDHA:2013:3180


ECLI:NL:RBNHO:2017:6739

ECLI:NL:RBDHA:2014:5556

Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art , lid 1, ond.

ECLI:NL:RBARN:2011:BP6681

ECLI:NL:GHDHA:2017:1563

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ6206

tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 10 november 2010, nummer AWB 10/1037, in het geding tussen

ECLI:NL:RBMNE:2015:8351

ECLI:NL:GHSHE:2007:BB2231

Transcriptie:

ECLI:NL:GHAMS:2014:751 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 25-02-2014 Datum publicatie 13-02-2015 Zaaknummer 13/00166 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep Waarde van de woning, alsmede de daarop gebaseerde aanslag niet te hoog vastgesteld. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM kenmerk 13/00166 25 februari 2014 uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer op het hoger beroep van [A te B][A te B], belanghebbende, tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 12/4825 van de rechtbank Noord-Holland in het geding tussen belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente [C], de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding 1.1. De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) met dagtekening 31 januari 2012 de waarde op de waardepeildatum 1 januari 2011 van de onroerende zaak [D] (hierna: de woning) voor het kalenderjaar 2012 vastgesteld op 656.000. 1.2. De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 14 januari 2011 de bij de WOZbeschikking vastgestelde waarde verminderd tot één berekend naar een waarde van 504.000. 1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 19 februari 2013 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard. 1.4. Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 20 maart 2013. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. 1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift met deze uitspraak wordt meegezonden. 2 Feiten 2.1. De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin (evenals in de hierna opgenomen citaten uit deze uitspraak) aangeduid als eiser. 2.1. Eiser is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning. 2.2. De woning is een vrijstaande woning met drie dakkapellen en een vrijstaande berging/schuur. De inhoud van de woning is ongeveer 415 m3 en de oppervlakte van het perceel is 685 m2. 2.2. Nu tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat ook het Hof van die feiten uit. 2.3. Het Hof voegt hieraan nog de volgende feiten toe, welke het ontleent aan de in beroep overgelegde stukken. 2.3.1. Tot de gedingstukken behoort een door de heffingsambtenaar ingebracht taxatieverslag, opgemaakt in 2012 door een taxateur [ 1]. Hierin zijn de volgende gegevens opgenomen:

2.3.2. In het taxatieverslag zijn voorts de gegevens van de volgende vergelijkingsobjecten vermeld: Vergelijkbare objecten ADRES PLAATS SOORT WONING VERKOOPPRIJS DATUM WOZ WAARDE Zuiderwouder [E te F 1][E te F 1] vrijstaande woning 590.000 28 juni 2010 585.000 Omschrijving onderdeel Bouwjaar Grootte Waarde per eenheid Waarde berging/schuur vrijstaand 4.000 inpandige garage 15.000 woning 1957 435 552 per m3 bruto 240.120 grond bij eengezinswoning 565 578 per m2 bruto 326.570 Omschrijving[E te F 2] Deze vrijstaande woning ligt aan de voorkant aan de hoofdstraat in [F] en heeft een diepe achtertuin. Aan de achterkant grenst het perceel aan doorgaand vaarwater. [E te F 3]is een gemiddelde

woning qua onderhoud en luxe. De woning is voorzien van zonnepanelen, dubbel glas en is goed geïsoleerd. De inpandige garage is voorzien van electra, water en verwarming. De inhoud van de woning is 20 m3 groter dan [de woning in geschil 1], de perceeloppervlakte is 12 m2 kleiner dan [de woning in geschil 1]. De woning is 21 jaar ouder dan [de woning in geschil 1] ADRES PLAATS SOORT WONING VERKOOPPRIJS DATUM WOZ WAARDE [G te H 1][G te H 1] Geschakelde woning 455.000 01 april 2011 456.000 Omschrijving onderdeel Bouwjaar Grootte Waarde per eenheid Waarde berging/schuur inpandig 4.000 blokhut 650 dakkapel 3.500 woning 1980 450 552 per m3 bruto 248.400 grond bij eengezinswoning 243 823 per m2 bruto 199.989 Omschrijving [G te H 2] Deze geschakelde woning ligt aan de voorkant aan een rustige straat. Aan de achterkant heeft [de woning] een tuin van 15 meter diep. [De woning 1]is een moderne woning met een luxe uitstraling. De woning heeft een eigen oprit met een parkeerplaats voor twee auto s. De woning is voorzien van dubbel glas en is goed geïsoleerd. De woning heeft een tweede opgang aan de voorzijde met een mogelijkheid voor praktijk aan huis. In de achtertuin bevindt zich een houten chalet. De inhoud van de woning is 35 m3 groter dan [de woning in geschil 2], de perceeloppervlakte is 442 m2 kleiner dan [dan de woning in geschil]. De woning is 2 jaar jonger dan [de woning in geschil 3]. ADRES PLAATS SOORT WONING VERKOOPPRIJS DATUM WOZ WAARDE [I te J 1][I te J 1] Twee onder een kap 472.500 16 september 2010 456.000 Omschrijving onderdeel Bouwjaar Grootte Waarde per eenheid Waarde garage 1970 10.000 dakkapel 2 7.000 woning 1956 335 592 per m3 bruto 198.320 grond bij eengezinswoning 320 794 per m2 bruto 254.080 Omschrijving [I te J 2] Deze twee onder een kap woning heeft zowel aan de voorzijde als achterzijde vrijj uitzicht

over de weilanden en is aan de achterzijde gelegen aan open vaarwater. [De woning 2] is een redelijk onderhouden woning zonder luxe. De woning is grotendeels voorzien van dubbel glas. Bij de woning hoort een oprijpad voor 2 auto s en een vrijstaande stenen garage met elektriciteit, openslaande deur en een royale zolder. De achtertuin is op het zuidwesten gelegen en beschikt over een terras, gazon, hardhouten beschoeiing en steiger. De inhoud van de woning is 8 m3 kleiner dan [de woning in geschil 4], de perceeloppervlakte is 365 m2 kleiner. De woning is 22 jaar ouder dan [de woning in geschil 5] 3. Geschil 3.1. In hoger beroep is in geschil of de heffingsambtenaar de waarde van de woning te hoog heeft vastgesteld. Belanghebbende stelt dat de waarde moet worden verminderd tot 432.000. De heffingsambtenaar stelt dat de waarde van de woning 504.000 bedraagt en dat om die reden de uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd. 3.2. Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken. Voor hetgeen partijen ter zitting hebben aangevoerd, wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting. 4 Oordeel van de rechtbank De rechtbank heeft omtrent het geschil het navolgende overwogen. In de hierna opgenomen overwegingen van de rechtbank wordt de heffingsambtenaar aangeduid als verweerder. 4.1. Ingevolge artikel 17, tweede lid, Wet WOZ, wordt de waarde van een onroerende zaak bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer. Dat is de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor die onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald. Op verweerder rust de last aannemelijk te maken dat hij de waarde niet te hoog heeft vastgesteld. 4.2. Verweerder heeft zich bij de bepaling van de waarde van de woning gebaseerd op de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten genoemd in het taxatieverslag, vermeld onder 3.3. Deze werkwijze is in overeenstemming met het bepaalde in de Wet WOZ. Hierbij is het de rechtbank overigens niet gebleken dat de deelbedragen vanuit een gewenst eindbedrag zijn vastgesteld, zoals eiser heeft gesteld. Voorts zijn de ter vergelijking gehanteerde objecten en de woning in zodanige mate met elkaar vergelijkbaar, dat de verkoopprijzen, welke enige tijd voor of na de waardepeildatum zijn gerealiseerd, van die objecten op goede gronden als uitgangspunt zijn genomen bij het onderbouwen van de waarde van de woning. Voorts dient bedacht te worden dat niet vereist is dat de vergelijkingsobjecten (vrijwel) identiek zijn aan de woning, maar dat gebruik van de objecten bedoeld is om transactiewaarden te vergelijken en dat de verkopen van zodanige vergelijkingsobjecten, mits daarbij rekening wordt gehouden met onderlinge verschillen, ter bepaling en bevestiging van de (vastgestelde) waarde kunnen dienen.

Op basis van die vergelijking kan naar het oordeel van de rechtbank in beginsel niet worden gezegd dat de waarde van de woning te hoog is vastgesteld. Dit laat echter onverlet dat eiser omstandigheden kan aanvoeren die aanleiding geven tot een benedenwaartse bijstelling van de vastgestelde waarde. 4.3. Inzake eisers stelling dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de houtskeletbouw, vochtproblemen en de bouwkundige staat van de woning overweegt de rechtbank dat uit het door verweerder overgelegde taxatieverslag volgt dat de vergelijkingsobjecten [E te F, G te H en I te J] een prijs per m3 hebben van respectievelijk 552, 552 en 592, terwijl de prijs per m3 van de woning is vastgesteld op 463. Doordat verweerder de prijs per m3 van de woning, rekening houdend met de inhoud van de woning en de vergelijkingsobjecten, een stuk lager heeft vastgesteld dan de prijs per m3 van de vergelijkingsobjecten, heeft hij naar het oordeel van de rechtbank voldoende rekening gehouden met de door eiser genoemde omstandigheden van de woning. Deze grief van eiser slaagt daarom niet. 4.4.1. Voor zover eiser met zijn stelling dat de gevolgen van de ligging nabij het [ 3] onduidelijk zijn, bedoelt heeft te stellen dat van deze ligging een waardedrukkend effect uitgaat overweegt de rechtbank als volgt. Het [ 4] is in april 2011 als natuurgebied voor het publiek geopend. Voor de aanleg van dit natuurgebied is onder andere een behoorlijke laag grond en zand op het gif gestort. Deze werkzaamheden waren op de waardepeildatum 1 januari 2011 reeds aangevangen. Hierdoor was er op de waardepeildatum naar het oordeel van de rechtbank geen direct gevaar meer voor de omwonenden. Daarnaast worden de woningen in de nabijheid van de [ 5], waaronder de woning van eiser, nog jarenlang gemonitord. Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de risico s voor de gezondheid beperkt zijn en dat in ieder geval hiervan geen waardedrukkend effect uitgaat. 4.4.2. Wel is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van imagoschade. Verweerder heeft hier rekening mee gehouden door een korting van 10%, hetgeen neerkomt op een bedrag van 56.003, toe te passen. De rechtbank komt dit percentage, gelet op hetgeen onder 4.4.1 is overwogen, alleszins redelijk voor. De rechtbank heeft geen aanwijzing dat dit percentage bovenwaarts moet worden bijgesteld. De grief van eiser slaagt dan ook niet. 4.5. Eisers stelling dat de waardes van twee-onder-een-kapwoningen ten opzichte van de vorige waardepeildatum zijn verlaagd vat de rechtbank op als een beroep op het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt. Eiser, op wie de bewijslast ligt, heeft niet aangegeven om welke objecten het gaat. De rechtbank is van oordeel dat eiser zijn stelling onvoldoende heeft onderbouwd, zodat zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel reeds hierom faalt. 4.6. Tot slot merkt de rechtbank op dat het verweerder vrij stond om in de bezwaarfase de vastgestelde waarde te heroverwegen door middel van een inpandige taxatie, waarmee eiser overigens heeft ingestemd. 4.7. Gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat de waarde van de woning, alsmede de daarop gebaseerde aanslag niet te hoog zijn vastgesteld en dient het beroep ongegrond te worden verklaard. 5 Beoordeling van het geschil

5.1. Het Hof verenigt zich met de in r.o. 4.1 en 4.2 van de uitspraak van de rechtbank geformuleerde uitgangspunten en beoordeelt de in hoger beroep aangevoerde grieven nader als volgt. Met betrekking tot de grondprijs en het gelijkheidsbeginsel 5.2.1. Met betrekking tot de door de heffingsambtenaar in aanmerking genomen grondprijs heeft belanghebbende gesteld dat deze ( 494 per vierkante meter) op de waardepeildatum 1 januari 2011 in vergelijking met het object [K te B] te hoog is vastgesteld. 5.2.2. Het Hof relativeert de in het taxatieverslag vermelde grondwaarde in zoverre de daarin te onderscheiden deelwaarden van onderdelen van de woning ertoe strekken één eindwaarde vast te stellen. Daarbij fungeren de aan de samenstellende onderdelen toegekende waarden als hulpmiddel om de eindwaarde inzichtelijk te maken. 5.2.3. Naar het oordeel van het Hof is er voorts geen aanleiding te veronderstellen dat de waarde van de woning in verband met de daarbij in aanmerking genomen grondwaarde per m2 te hoog is vastgesteld, omdat deze substantieel lager is dan de waarde per m2 van de in het taxatieverslag vermelde vergelijkingsobjecten. 5.2.4. De stelling van belanghebbende dat de heffingsambtenaar geen verklaring heeft gegeven voor de verschillen in grondprijs op te onderscheiden voorafgaande waardepeildata verwerpt het Hof. De heffingsambtenaar heeft verklaard dat in de gemeente Waterland waardebepaling krachtens de Wet WOZ plaatsvindt met behulp van een modelmatige waardebepaling in de vorm van een taxatiemodel. Dit uitgangspunt brengt mee dat bij een nieuwe waardepeildatum op basis van gerealiseerde verkoopcijfers van vergelijkbare objecten een herziening van de groepsindeling en categorie-indeling noodzakelijk kan zijn. Een vergelijking met eerdere jaren zoals belanghebbende kennelijk voorstaat acht het Hof als indicator voor de te bepalen waarde minder geschikt dat de gerealiseerde verkoopcijfers van vergelijkbare objecten. 5.2.5. Belanghebbende heeft voorts gesteld dat de grondprijs per vierkante meter die voor zijn woning in aanmerking is genomen gelijkgesteld dient te worden met de grondprijs die voor de woningen [K en L te B 1] in aanmerking is genomen en doet daartoe een beroep op het gelijkheidsbeginsel. 5.2.6. Het Hof stelt voorop dat indien daarop een beroep is gedaan een gelijke behandeling in beginsel is geboden, indien komt vast te staan dat een begunstigend beleid is gevoerd dan wel dat een meerderheid van vergelijkbare gevallen door de heffingsambtenaar begunstigend is behandeld. Naar het Hof de heffingsambtenaar begrijpt is met betrekking tot de woningen [K en L te B 2] geen sprake geweest van een oogmerk van begunstiging. De woning van belanghebbende behoort naar (ook) ter zitting niet weersproken door belanghebbende door de heffingsambtenaar is gesteld tot een andere categorie woningen dan de woningen[k en L te B 3] die naar het Hof begrijpt zogenoemde twee-onder-een-kapwoningen zijn. Concrete gevallen die behoren tot eenzelfde categorie als waartoe de woning behoort en die door de heffingsambtenaar begunstigend zouden zijn behandeld, zijn door belanghebbende niet genoemd. Nu niet aannemelijk is geworden dat sprake is van begunstigend beleid respectievelijk een oogmerk van begunstiging, terwijl ook niet is komen vast te staan dat een meerderheid van (vergelijkbare) gevallen gunstiger is behandeld, kan niet worden geoordeeld dat de heffingsambtenaar het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden. Met betrekking tot de staat van onderhoud 5.3.1. Belanghebbende heeft ook in hoger beroep gewezen op een aantal gebreken in en aan zijn

woning. Het gaat daarbij in het bijzonder om vochtproblemen die van invloed zijn op de fundering van de woning. 5.3.2. Het Hof sluit zich op dit punt aan bij het oordeel van de rechtbank als vermeld in onderdeel 4.3 van haar uitspraak. Door, zoals ook blijkt uit het onder 2.3.1 vermelde verslag, uit te gaan van een ten opzichte van de vergelijkingsobjecten substantieel lagere waarde per m3 heeft de heffingsambtenaar naar het oordeel van het Hof in voldoende mate met de gestelde gebreken rekening gehouden. Dat deze gebreken zodanig zijn, dat daarmee in verdergaande mate rekening dient te worden gehouden is althans niet aannemelijk geworden. 5.3.3. Belanghebbende heeft in dit verband nog gesteld dat de nieuwbouwprijzen voor houtskeletbouwwoningen tussen de 250 en 450 per kubieke meter liggen en dat op deze grond de kubieke meterprijs voor zijn woning op de waardepeildatum 1 januari 2011 (van 463) te hoog is vastgesteld. Het Hof verwerpt deze stelling, omdat nieuwbouwprijzen van houtskeletbouwwoningen ten opzichte van de door de heffingsambtenaar toegepaste vergelijkingsmethode geen geschikte grondslag bieden voor de vaststelling van de waarde in het economische verkeer van de woning. Met betrekking tot de ligging 5.4.1. Ook voor het Hof heeft belanghebbende erop gewezen dat de woning is gelegen nabij de [ 6] en dat hiervan een waarde verminderende werking uitgaat. Ook op dit punt sluit het Hof zich aan bij het oordeel van de rechtbank als vermeld in onderdeel 4.4 van haar uitspraak. Naar het oordeel van het Hof heeft de heffingsambtenaar door de waarde van de woning ter zake van de ligging nabij de Volgermeerpolder met 10% ( 56.003) naar beneden bij te stellen in voldoende mate met de bijzondere ligging van de woning rekening gehouden. 5.4.2. Voor zover belanghebbende heeft betoogd dat, gelet op de ligging nabij de [ 7], de vergelijkingsmethode niet kan worden gebruikt bij de WOZ-waardebepaling van zijn woning, verwerpt het Hof deze stelling. Het Hof acht de toepassing van de vergelijkingsmethode met in aanmerkingneming van een correctie in verband met evengenoemde (bijzondere) omstandigheid aanvaardbaar. Slotsom 5.5. De slotsom is dat het Hof zich verenigt met de beslissing van de rechtbank. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd. 6 Proceskosten Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

7 Beslissing Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De uitspraak is gedaan door mr. E.A.G. van der Ouderaa, lid van de derde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van [de] griffier. De beslissing is op 25 februari 2014 in het openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: 1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd. 2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht; d. de gronden van het beroep in cassatie. Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.