Gegevenscatalogus Basisregistratie Ondergrond (BRO) Deelcatalogus GEOTECHNISCHE SONDERINGEN

Vergelijkbare documenten
Basisregistratie Ondergrond (BRO) Catalogus

Basisregistratie Ondergrond (BRO) Uitgiftehandboek

Basisregistratie Ondergrond (BRO) Een handreiking voor conversie

Basisregistratie ondergrond (BRO) Uitgiftehandboek

Basisregistratie ondergrond (BRO) Uitgiftehandboek

Basisregistratie Ondergrond (BRO) Een handreiking voor conversie

Gegevenscatalogus Basisregistratie Ondergrond (BRO) Algemene catalogus

Basisregistratie ondergrond (BRO) Innamehandboek

Basisregistratie Ondergrond

Informatieobjecten zijn systematisch beschreven

Basisregistratie Ondergrond

Basisregistratie ondergrond (BRO) Innamehandboek

Basisregistratie Ondergrond (BRO) Een handreiking voor conversie

Basisregistratie Ondergrond (BRO) Handleiding voor innameloket Geotechnisch Sondeeronderzoek. Datum 4 juli 2017 Status Versie 1.0

Veldrapport betreffende grondonderzoek ten behoeve van: Project aan de Looweg te Uden. Opdrachtnr. : HA A

Geotechnisch onderzoek Uitbreiding zwembad de Kromme Rijn te Utrecht

Hierbij zenden wij u de rapportage betreffende een project aan het Oppad te Oud-Loosdrecht.

Dat we scherpe en compacte schema s kunnen maken voor berichten in koppelvlakken, en die ook kunnen beheren. Dat we op een consistente manier

Basisregistratie Ondergrond (BRO) Catalogus

RAPPORT GRONDMECHANISCH ONDERZOEK

Veldrapport betreffende grondonderzoek ten behoeve van: Project aan de Looweg te Uden. Opdrachtnr. : HA

RAPPORT GRONDMECHANISCH ONDERZOEK

Datum : 6 oktober Project : restautatie(in- en extern) monumentale boerderij Dorpstraat 13 Plaats : JISP

Veldrapport betreffende grondonderzoek ten behoeve van: woning aan de Oude Kruisbergseweg 1 te Zelhem. Opdrachtnr. : HA

Veldrapport betreffende grondonderzoek nieuwbouw Noord-Boulevard te Den Haag-Scheveningen

Rapportage Geotechnisch Bodemonderzoek

Geotechnisch onderzoek

Veldrapport betreffende grondonderzoek ten behoeve van: project aan de Aubade en de Vurehout te Zaandam. Opdrachtnr. : HA /

Basisregistratie Ondergrond (BRO)

Project : plaatsen dakopbouw aan het Utrechts Jaagpad 110 Plaats : LEIDEN

Rapport grondmechanisch onderzoek. Wegen- en rioleringswerken, Molenstraat - De Haan 15/376

Resultaten grondonderzoek Woning aan de Lekdijk 42 te Nieuw-Lekkerland

NIEUWBOUW OPSLAGLOODS MTS. DRENTHEN RIJKSWEG 4 TE SMILDE

Afdeling Geotechniek

Veldrapport betreffende grondonderzoek ten behoeve van: woning aan de Charloisse Lagedijk 931 te Rotterdam

Veldrapport betreffende grondonderzoek ten behoeve van: woning aan de Paardendorpseweg 2 te Zelhem

Veldrapport betreffende grondonderzoek ten behoeve van: woning aan de Bielemansdijk tegenover 4 te Zelhem. Opdrachtnr. : HA

Veldrapport betreffende grondonderzoek ten behoeve van: woning en bijgebouw aan de Elderinkweg 9a te Hengelo GLD

Basisregistratie Ondergrond (BRO) Van Peilbuis Tot Portal (VPTP) Hans van der Meij. Geologische Dienst Nederland, TNO

Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Advies concept wetsvoorstel Basisregistratie Ondergrond. Geachte,

Veldrapport betreffende grondonderzoek ten behoeve van: woning met eventueel nieuw te bouwen hal aan de Handwijzersdijk nabij 2 te Hengelo

Martijn Klomp Kadaster. Martijn Odijk IenM. Workshop BAG 2.0 GGB-regiobijeenkomst

Functionele en technische meldingen

Gebruikershandleiding

Start BRO-systeem Grondwatermonitoringput per 4 juli 2017

Geo-objectencatalogus Transfersysteem & Communicatiesysteem & Draagsysteem

Rapport grondmechanisch onderzoek. Kleuterweg Heusden-Zolder

Afdeling Geotechniek

Geotechnisch onderzoek. aan de Mayweg te 's-hertogenbosch

Nieuwbouw woning aan de Kooiwalweg te Barendrecht. Bouwbedrijf De Vries en Verburg BV Postbus AB Stolwijk WN april 2014.

Rapport grondmechanisch onderzoek. Renovatie en uitbreiding Leopoldskazerne - Gent 14/111

Rapportage Geotechnisch Bodemonderzoek

Handleiding Nederlandse Besteksystematiek

Wijzigingsvoorstel (RfC) op Aquo-lex Wijzigen diverse definities

Handreiking uniforme gegevenslevering Stelselcatalogus 2.0

Afdeling Geotechniek. Rapport geotechnisch bodemonderzoek. Opdrachtnummer : Plaats Locatie

Catalogus basisregistraties adressen en gebouwen. Versie 2009

Rapportage Geotechnisch Bodemonderzoek te Almere

Juliana van Stolberglaan CA Den Haag Postbus AC Den Haag [Handleiding Generieke interface Energielabels.

Toelichting catalogus Template basisregistraties

Metamodel M(etamodel) I(nformatiemodellen) G(emeenten)

Rapport grondmechanisch onderzoek. Provinciaal domein Puyenbroeck. Wachtebeke Locatie 4 - loods logistiek 15/165.4

Modellering geplande (geometrie)wijzingen binnen het informatiemodel RSGB.

Ontwerp. <naam applicatie>

Nieuwegein. Datum 2 oktober 2014 Portefeuillehouder J.A.N. Gadella

Aanduiding Laboratorium vs In-situ meting MIDDEL

CONTRACTMANAGEMENT VAN WET NAAR CONTRACT

Praktijkrichtlijn IMBRO

DATAMODELLERING SIPOC

«Objecttype» ZAAKTYPE

Certificate Policy Bedrijfstestomgeving ZOVAR

Functionele Specificatie van GRCcontrol. Rieks Joosten

Rapportage Geotechnisch Bodemonderzoek

Leverancier Testrapportage

Wijziging Informatiemodel ZTC

Functionele Dataservice Beschrijving

XXX INTERNATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE LEICESTER, GROOT BRITANNIË PRACTICUM-TOETS

BRO Basisregistratie Ondergrond

Generieke interface energielabels

Voorbeeld. Preview NEN Grondonderzoek. Statische sondeermethoden. Soil investigation - Static cone penetration tests

BIJLAGEN. bij GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) VAN DE COMMISSIE

Afdeling Geotechniek

Sondeerrapport conform NEN 5140 Locatie: Oosterwold Kavel 168 te Almere Projectnummer: Opdrachtgever: Kavel 168 Almere

Beheer en onderhoud GPH

BAG Beheerauditrapportage

Geohydrologisch onderzoek Aldenhofpark. Te Hoensbroek In de gemeente Heerlen. Projectnr.: Datum rapport: 17 december Postbus AA Heerlen

Modelonzekerheid in GeoTOP

Maken en plaatsen alternatieve elektrodenkabel

De bepaling van de positie van een. onderwatervoertuig (inleiding)

Bestandsbeschrijving. bestand Verwerkingsverslag

Basisregistratie Ondergrond, BRO

Compliancy Testrapportage

Basisregistratie Ondergrond (BRO) Uitgiftehandboek

0.1 Verdieping BAG Bevragen. versie 0.1. Datum. 1 juli Document versie. 0.1 ConceptICT Services Keten RZDirectie IT

Handleiding Punch out (SAP OCI)

RIAXION DOSSIER HANDLEIDING

Toelichting op de Elektronische Typeringslijst v Ingangsdatum tabel 1 januari 2012

Laboratoriummetingen Voor Sonacoustic International BV

DATAMODELLERING BEGRIPPENBOOM

Transcriptie:

Gegevenscatalogus Basisregistratie Ondergrond (BRO) Deelcatalogus GEOTECHNISCHE SONDERINGEN

Gegevenscatalogus Basisregistratie Ondergrond (BRO) Deelcatalogus GEOTECHNISCHE SONDERINGEN Extra vermelding Versie 0.8 Datum 12 september 2012 Status Concept

Colofon Bestuurskern Dir. Ruimtelijke Ontwikkeling Plesmanweg 1-6 Den Haag Contactpersoon Versie 0.8 Opdrachtgever D.W. van Barneveld Senior Beleidsmedewerker T 070-4561630 M +31(0)6-25094586 dirk.van.barneveld@minienm.nl Auteur Projectnummer TNO Geologische Dienst Nederland Pagina 2 van 53

Inhoudsopgave 1 Inleiding... 9 1.1 Versiehistorie... 9 1.2 Contactinformatie... 9 2 Semantisch gegevensmodel... 11 2.1 Achtergrond...11 2.2 Wat beoogt een domeinmodel...11 2.3 model...12 3 Objecttype GEOTECHNISCHE SONDERING... 17 3.1 Opsomming entiteiten en attributen geotechnische sondering...17 4 Beschrijving van de specifieke attributen van een geotechnische sonde... 22 4.1 Sondeeronderzoek...22 4.1.1 BRO-ID...22 4.1.2 Bronhouder...22 4.1.3 ObjectIdbronhouder...23 4.1.4 Kader aanlevering...23 4.1.5 Kader inwinning...23 4.1.6 Registratietijdstip...23 4.1.7 Tijdstip laatste mutatie...23 4.1.8 Rapportagedatum...24 4.1.9 Uitvoerder...24 4.1.10 Sondeernorm...24 4.1.11 Indicatie visueel onderzoek...25 4.2 Sondeerpositie...25 4.2.1 Locatie...25 4.2.2 Coördinaatstelsel...25 4.2.3 Permanent verticaal referentievlak...25 4.2.4 Lokaal verticaal referentiepunt...25 4.2.5 Verticale verschuiving...26 4.3 Georeferentieproces...26 4.3.1 Methode plaatsbepaling...26 4.3.2 Tijdstip plaatsbepaling...26 4.3.3 Nauwkeurigheid plaatsbepaling...26 4.3.4 Uitvoerder plaatsbepaling...26 4.4 Verticale referentiebepalingsproces...26 4.4.1 Methode verticale referentiebepaling...26 4.4.2 Tijdstip verticale referentiebepaling...27 4.4.3 Nauwkeurigheid verticale referentiebepaling...27 4.4.4 Uitvoerder verticale referentiebepaling...27 4.5 Sondeonderzoek...27 4.5.1 Starttijd meten...27 4.5.2 Tijdstip laatste bewerking...28 4.5.3 Sondeerklasse...28 4.5.4 Sondeermethode...28 4.5.5 Stopcriterium...29 4.5.6 Type sondeonderzoek...29 4.5.7 Sensor azimuth...29 4.6 Sondetraject...30 4.6.1 Voorgeboord tot...30 Pagina 3 van 53

4.6.2 Einddiepte...30 4.7 Bewerking...31 4.7.1 Bewerkingsmethode onderbrekingen...31 4.7.2 Expert correctie toegepast...31 4.7.3 Signaalbewerkingsmethode sondering...31 4.8 Sondeerapparaat...33 4.8.1 Sondeerapparaat...33 4.9 Sondeerconus...33 4.9.1 Conustype...33 4.9.2 Afstand conuspunt tot midden kleefmantel...34 4.9.3 Oppervlakte conuspunt...34 4.9.4 Oppervlakte kleefmantel...35 4.9.5 Oppervlaktequotiënt conuspunt...35 4.9.6 Oppervlaktequotiënt kleefmantel...35 4.9.7 Conusdiameter...36 4.10 Nulmeting...36 4.10.1 Bepaalde eigenschap nulmeting...37 4.10.2 Nulmeting vooraf...37 4.10.3 Nulmeting achteraf...37 4.11 Parameter...37 4.11.1 Naam...38 4.11.2 Nauwkeurigheid...39 4.11.3 Type nauwkeurigheid...39 4.12 Conuspenetratietest...39 4.12.1 Conuspenetratietest resultaat...39 4.12.2 Starttijd meten...40 4.13 Dissipatietest...40 4.13.1 Sondeertrajectlengte...41 4.13.2 Dissipatietest resultaat...41 4.14 Visueel onderzoek...42 4.14.1 Tijdstip visueel onderzoek...42 4.14.2 Omstandigheden...42 4.14.3 Hoedanigheid oppervlakte...43 4.14.4 Grondwaterstand...43 4.15 Ondergrondlaag...43 4.15.1 Volgnummer...44 4.15.2 Bovendiepte...44 4.15.3 Onderdiepte...44 4.15.4 Laagbeschrijving voorgeboord traject...44 5 en... 46 5.1 KaderInwinning...46 5.2 LokaalVerticaalOppervlak...46 5.3 Sondeerklasse...47 5.4 Sondeermethode...47 5.5 Sondeernorm...47 5.6 Sondeparameter...48 5.7 Stopcriterium...52 5.8 TypeNauwkeurigheid...52 5.9 TypeSondeonderzoek...53 Pagina 4 van 53

Leeswijzer Algemene BRO-catalogus en specifieke deelcatalogi Er zijn 20 objecttypen onderkend om opgenomen te worden in de BRO. Voor de meeste van deze objecttypen zullen relatief veel attributen in de BRO worden opgenomen. Voor de overzichtelijkheid, en omdat de verwachting is dat de meeste afnemers in één of slechts enkele objecttypen geïnteresseerd zullen zijn, is er een algemeen deel van de BRO-catalogus gemaakt en wordt per objecttype een specifieke deelcatalogus gemaakt. De algemene BRO-catalogus bevat definities van de verschillende categorieën objecten, alsmede toelichtingen, attributen en domeindefinities die algemeen geldig zijn binnen de hele BRO. Er is sprake van algemeen geldig wanneer hetzelfde attribuut of domein voorkomt bij meerdere objecttypen. De specifieke deelcatalogi bevatten toelichtingen, definities en beschrijvingen die specifiek zijn voor een bepaald objecttype. Voor attributen en domeinen is in een specifieke deelcatalogus altijd expliciet aangegeven welke definitie geldt, hetzij door een verwijzing naar de algemene catalogus op te nemen hetzij door het opnemen van een specifieke definitie. Het voorliggende document is deelcatalogus van het objecttype GEOTECHNISCHE SONDERING. Deze deelcatalogus bevat de toelichtingen, definities en beschrijvingen van het objecttype geotechnische sondering. Voor een goed begrip van deze deelcatalogus is enige kennis van de algemene catalogus onontbeerlijk. Inhoud deelcatalogus geotechnische sondering Hoofdstuk 1 geeft een inleiding op de deelcatalogus geotechnische sonderingen. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van het semantisch model van een sondeeronderzoek. Hoofdstuk 3 van deze deelcatalogus bevat een definitie van geotechnische sondering en de entiteiten binnen geotechnische sonderingen alsmede een opsomming van alle attributen van geotechnische sonderingen die deel uitmaken van de BRO. Hoofdstuk 4 geeft definities van de attributen die voor geotechnische sonderingen in de BRO zijn opgenomen. Hoofdstuk 5 beschrijft de verschillende domeinen voor zover die specifiek zijn voor geotechnische sonderingen. definities die generiek zijn voor de BRO zijn in de algemene Catalogus opgenomen. Pagina 5 van 53

Bovenbeschreven indeling van de deelcatalogus heeft tot gevolg dat de beschrijving van een geotechnische sondering is verdeeld over vier hoofdstukken. Voorbeeld: sondeermethode: Hoofdstuk 2 geeft de plaats aan van sondeermethode binnen het semantisch model. In hoofdstuk 3 staan alle attributen opgesomd van een geotechnische sondering; daarbij staat het attribuut sondeermethode. In dit hoofdstuk staat hiervan geen nadere beschrijving. In hoofdstuk 4 staat het attribuut sondeermethode beschreven met een definitie, kardinaliteit, enzovoort. Hier wordt ook verwezen naar een domein, dat eveneens de naam sondeermethode heeft. In dit hoofdstuk (4) staat van dit domein geen nadere beschrijving. In hoofdstuk 5 tenslotte volgt een opsomming van de toegestane domeinwaarden bij sondeermethode. Beschrijving objecttype, entiteiten en attributen Van het objecttype is de volgende informatie vastgelegd: Naam objecttype Code Unieke aanduiding Populatie Overzicht attributen De naam van het objecttype. Een codering van het objecttype. Formele definitie van het objecttype. Een toelichtende tekst. Een binnen de BRO unieke codering waarmee exemplaren van het objecttype worden aangeduid. Beschrijving van de verzameling objecten die in de registratie worden opgenomen. Lijst met de namen van de attributen. Indien bepaalde velden (bijvoorbeeld bij ) niet ingevuld zijn, is de betreffende informatie niet relevant. Per entiteit is de volgende informatie vastgelegd: Naam entiteit Kardinaliteit De naam van de entiteit. Formele definitie van de entiteit. Een aanduiding of een entiteit verplicht aanwezig moet zijn en of er één of mogelijk meer van kunnen zijn: 0-1: entiteit komt nul of één keer voor 1-1: entiteit komt altijd precies één keer voor 0-N: entiteit komt nul, één of meer keer voor 1-N: entiteit komt één of meer keer voor Aanduiding of een entiteit authentieke gegevens omvat. die van toepassing zijn op de entiteit. Een toelichtende tekst. Indien bepaalde velden (bijvoorbeeld bij toelichting) niet ingevuld zijn, is de betreffende informatie niet relevant. Pagina 6 van 53

Bij elk attribuut is een beschrijving opgenomen met daarin de volgende informatie: Kardinaliteit De naam van het attribuut. De definitie van het attribuut De waarden of het gegevensbereik dat het attribuut kan hebben. Als hier een naam is opgenomen, is dat een verwijzing naar het betreffende domein. Het domein is opgenomen in hoofdstuk 5. Een aanduiding of een attribuut verplicht aanwezig moet zijn en of er één of mogelijk meer van kunnen zijn: 0-1: attribuut heeft nul of één waarde 1-1: attribuut heeft altijd precies één waarde 0-N: attribuut heeft nul, één of meer waarden 1-N: attribuut heeft één of meer waarden Aanduiding of een attribuut een authentiek gegeven betreft en zo ja, of het een authentiek gegeven uit de BRO betreft dan wel een authentiek gegeven uit een andere basisregistratie. Een gegeven is authentiek als dat bij of krachtens de wet als authentiek is aangemerkt. die van toepassing zijn op het attribuut Indien bepaalde velden (bijvoorbeeld bij toelichting) niet ingevuld zijn, is de betreffende informatie niet relevant. Pagina 7 van 53

Pagina 8 van 53

1 Inleiding 1.1 Versiehistorie Versie Datum omschrijving verandering Versie 0.1 Interne versie Versie 0.2 Juni 2011 Externe versie Versie 0.2.1 Augustus 2011 Aanpassingen naar aanleiding van commentaren expertgroep Versie 0.2.2 nuari 2012 Diverse kleine aanpassingen Versie 0.7 Februari Versie na ambtelijke werkgroep 1.2 Contactinformatie Voor vragen, suggesties of opmerkingen kunt u contact opnemen met: Basisregistratie Ondergrond (BRO) Postbus 80015 3508 TA Utrecht info@dinoloket.nl Tel. 088 86 646 30 (secretariaat Pagina 9 van 53

2 Semantisch gegevensmodel 2.1 Achtergrond Een geotechnische sondering is een veldproef, wat wil zeggen dat het een type verkenning is waarbij de informatie direct in het veld wordt verzameld. Het is zoals de naam bedoelt aan te geven een onderzoekstechniek die binnen het domein van de geomechanica (syn. grondmechanica) is ontwikkeld. Bij deze techniek wordt een sondeerconus gelijkmatig verticaal de grond ingedrukt. Terwijl de conus naar beneden gaat, worden quasi-continu waarnemingen gedaan van fysieke grootheden. De techniek is oorspronkelijk ontwikkeld om inzicht te krijgen in het dragend vermogen van de ondergrond om op basis daarvan funderingen te ontwerpen. De grootheid die daartoe gemeten werd en wordt, is de weerstand die de conus op de weg naar beneden ondervindt. In de afgelopen decennia heeft de sondeertechniek zich sterk ontwikkeld en inmiddels is het mogelijk een breed scala aan grootheden te meten. De techniek wordt in Nederland overigens nog steeds in hoofdzaak gebruikt voor het ontwerp van funderingen, maar de resultaten kunnen ook veel breder worden gebruikt omdat zij in meer algemene zin inzicht geven in de eigenschappen en de opbouw van de ondergrond. 2.2 Wat beoogt een domeinmodel Een geotechnische sondering in de Basisregistratie Ondergrond is een eenheid van informatie. Die eenheid moet worden gemodelleerd, dat wil zeggen op een inzichtelijke en samenhangende manier worden opgesplitst in delen om duidelijk te kunnen maken waaruit de informatie is opgebouwd. Zo n model maakt niet alleen de definitie van de informatieinhoud makkelijker, het dient ook om inzicht te geven in de keuzen die gemaakt zijn bij het bepalen van welke gegevens van belang worden geacht, en welke niet. Het concept dat in de Basisregistratie Ondergrond wordt gebruikt voor het definiëren van delen en relaties tussen delen, gaat terug op de informatiemodellen IMBRO en IMMetingen. Voor de modellering van de geotechnische sondering is met name IMMetingen van belang. IMMetingen maakt zo veel als mogelijk gebruik van de gedachtewereld die in Observations en Measurements (ref) wordt gebruikt. Een praktisch probleem is dat de genoemde informatiemodellen bij het opstellen van deze catalogus nog niet voldoende zijn uitgewerkt en dat de informatiemodellen in hun essentie nog vooral theoretisch zijn. Het uitwerken van concrete casussen zoals die van de geotechnische sondering betekent niet alleen dat de modellen tot in detail worden Pagina 11 van 53

uitgewerkt maar ook dat de grenzen van de praktische bruikbaarheid van de modellen worden verkend. De modellering van informatie kent vooralsnog twee invalshoeken, namelijk een louter conceptuele die vooralsnog met name waarde heeft in de communicatie tussen mensen, en een meer technische die ook meeweegt dat informatiesystemen efficiënt met elkaar moeten kunnen spreken. Een op de intermenselijke communicatie gericht model wordt domeinmodel genoemd. 2.3 model Een geotechnische sondering is een onderzoek waarbij de informatie direct in het veld wordt verzameld. Het resultaat van het onderzoek bevat informatie over het deel van de ondergrond dat in het veld is onderzocht. Die informatie bestaat eruit dat van eigenschappen van het onderzochte deel van de ondergrond een waarde is bepaald. In deze paar zinnen zijn de belangrijkste entiteiten van een geotechnische sondering in de BRO eigenlijk benoemd: er is onderzoek uitgevoerd aan een specifiek deel van de ondergrond en dat onderzoek heeft een resultaat opgeleverd. Het resultaat geeft de waarde van eigenschappen van het onderzochte deel van de ondergrond. Deze vijf entiteiten moeten aanwezig zijn, wil een geotechnische sondering in de BRO kunnen bestaan. Pagina 12 van 53

Figuur 1 model van het objecttype geotechnische sondering

In het denken over wat een geotechnische sondering is en hoe de informatie van een geotechnische sondering moet worden gemodelleerd in de BRO staat het begrip onderzoek centraal. Het begrip onderzoek koppelt een resultaat aan een object van onderzoek en in het geval van de BRO is dat een deel van de ondergrond (het sondetraject). Onder onderzoek moet men dan in essentie aan een activiteit, een proces of een aaneenschakeling van activiteiten of processen denken. Waarom onderzoek een centrale plaats in het denken inneemt, behoeft wel enige toelichting omdat men in eerste instantie zou denken dat de informatie waar het allemaal om draait, het resultaat van het onderzoek is. Inderdaad gaat het uiteindelijk om het resultaat van onderzoek, dat is immers de informatie die men wil gebruiken. Maar een aantal overwegingen maakt dat het onderzoek in de modellering centraal wordt gesteld. Om te beginnen is dat wat een geotechnische sondering uniek maakt, niet het resultaat noch het object van onderzoek, maar het ónderzoek. In de tweede plaats is het onderzoek de entiteit die het moeilijkst in gegevens vast te leggen is. Onderzoek is veelal een aaneenschakeling van activiteiten en de uitvoering van ieder van die activiteiten kan beïnvloed worden door een groot aantal factoren. Het resultaat van het onderzoek kan daarmee niet los worden gezien van het proces waaruit het voortkomt. We moeten ons daarbij voor ogen houden dat het doel van de basisregistratie hergebruik van informatie is. Om het gebruik van het resultaat van het onderzoek nu en in de toekomst mogelijk te maken, moeten juist de gegevens die het proces beschrijven geregistreerd worden. Anders gezegd, het leidend principe in de modellering is eigenlijk dat informatie per definitie de output is van een proces, of liever een aaneenschakeling van processen, en dat de gebruiker dat proces moet kennen om inzicht te krijgen in de waarde die de informatie heeft in relatie tot het doel waarvoor hij de informatie wil gebruiken. Om de geotechnische sondering als eenheid te definiëren wordt vanuit het proces gedacht. De kernvragen daarbij zijn: waarmee begon het proces dat tot een geotechnische sondering heeft geleid en waarmee eindigde het? Voor de BRO begint de geschiedenis bij het uitvoeren van een opdracht tot onderzoek en eindigt de geschiedenis bij de registratie van de gegevens uit het onderzoek in de basisregistratie zelf. Van de opdracht tot het uitvoeren van sondeeronderzoek worden geen gegevens expliciet vastgelegd. Wel wordt er bij de registratie in de BRO impliciet informatie over de opdracht vastgelegd omdat gespecificeerd wordt binnen welk kader de gegevens aan de registratie worden aangeleverd. Sondeeronderzoek Het Sondeeronderzoek is de typering van het geheel van activiteiten dat de resultaten van één specifieke veldproef van het type geotechnische sondering koppelt aan één specifieke locatie in Nederland. De activiteiten omvatten in ieder geval het op die specifieke positie (de Sondeerpositie) met behulp van een sondeerapparaat doen van metingen en de uiteindelijke rapportage van de resultaten aan de opdrachtgever. Pagina 15 van 53

Sondeonderzoek Het Sondeonderzoek is de typering van het geheel van activiteiten dat binnen het sondeeronderzoek is uitgevoerd om de metingen met het sondeerapparaat uit te voeren en die metingen ten behoeve van het gebruik te bewerken. Het sondeonderzoek koppelt de resultaten die eruit voortkomen aan het door de sonde bemeten deel van de ondergrond (het Sondetraject). Het sondeonderzoek bestaat in ieder geval uit het uitvoeren van een conuspenetratietest. De conuspenetratietest kan één of meer keren onderbroken worden om een dissipatietest uit te voeren. Dat is een ander type test en deze wordt dan ook apart gemodelleerd (Dissipatietest). De meetresultaten worden altijd bewerkt. De activiteiten die uitgevoerd zijn om de metingen te bewerken voor de uiteindelijke rapportage worden apart vastgelegd (de Bewerking). Het resultaat ondergaat een standaardbewerking, en kan een aantal specifieke bewerkingsstappen ondergaan. Er is voor gekozen alleen de specifieke activiteiten te typeren (in Sondeproces). Parameters Het sondeonderzoek koppelt het resultaat aan het sondetraject. Het resultaat geeft de waarden van de gemeten parameters op bepaalde posities in het sondetraject (Conuspenetratietest resultaat), dan wel het verloop van de waarde van gemeten parameters op één bepaalde positie in de tijd (Dissipatietest resultaat). Parameter is een parameter waarvan de waarde in het sondeonderzoek is bepaald en waarvoor de uitvoerder van het sondeonderzoek de nauwkeurigheid van de meetwaarden heeft gespecificeerd. Sommige parameters hebben betrekking op de positie van de meting, maar de meeste parameters geven eigenschappen van de ondergrond weer. 2.4 Sondeerapparaat Het sondeerapparaat is de typering van het apparaat dat bij het sondeeronderzoek is gebruikt. De conus is het belangrijkste onderdeel van het apparaat en wordt apart in het model benoemd (de Sondeerconus). Naast de karakteristiek van de conus kan voor elk van met de conus gemeten parameters voor en na het uitvoeren van het sondeonderzoek de waarde worden afgelezen die het apparaat aangeeft zonder belasting(de Nulmeting). De nulmetingen worden gebruikt om vast te stellen of en in hoeverre het apparaat tijdens het sonderen aan betrouwbaarheid heeft ingeboet. Visueel onderzoek Het sondeonderzoek vormt de kern van het sondeeronderzoek. In sommige gevallen worden er in het veld additionele waarnemingen uitgevoerd. Die waarnemingen worden met het blote oog gedaan. Deze categorie van waarnemingen wordt apart benoemd. Het visueel onderzoek omvat vooral een typering van de resultaten van dat onderzoek. De reden is dat de activiteiten al voldoende omschreven geacht worden te zijn met de term visueel onderzoek. De beschrijving van de ondergrond die eventueel wordt weggegraven voordat met het sondeonderzoek wordt begonnen, wordt apart gemodelleerd (de Ondergrondlaag). Pagina 16 van 53

3 Objecttype GEOTECHNISCHE SONDERING 3.1 Opsomming entiteiten en attributen geotechnische sondering Sondeeronderzoek Sondeerpositie Georeferentieproces Sondeonderzoek Verticale referentiebepalingsproces Sondetraject Bewerking Sondeerapparaat Sondeerconus Nulmeting Parameter Conuspenetratietest Dissipatietest Visueel onderzoek Ondergrondlaag Figuur 2 Schematisering van de entiteiten en relaties bij het objecttype geotechnische sondering Pagina 17 van 53

Naam objecttype Code Unieke aanduiding Populatie SONDEERONDERZOEK CPT Sondeeronderzoek is het geheel van activiteiten dat binnen het sondeeronderzoek is uitgevoerd om de metingen met het sondeerapparaat uit te voeren en die metingen voor de uiteindelijke rapportage te bewerken. Traditioneel is het doel met de sonde metingen te verrichten zoals de weerstand en de wrijving die de conus op de weg naar beneden ondervindt om daaruit mechanische eigenschappen van de ondergrond af te leiden. In de loop van de tijd is de sonde zo geëvolueerd dat een breed scala aan metingen verricht kan worden. BRO-ID De populatie sondeonderzoeken in de BRO betreft alleen de onderzoeken van de relatief homogene groep van elektrische en mechanische sonderingen en de daarbij behorende dissipatietesten. Andere typen sonderingen (zoals slagsonderingen, seismische sonderingen) worden niet in de BRO opgenomen. Overzicht entiteiten en attributen Paragraaf 4.1. Sondeeronderzoek 4.1.1. BRO-ID 4.1.2. Bronhouder 4.1.3. ObjectIdbronhouder 4.1.4. Kader aanlevering 4.1.5. Kader inwinning 4.1.6. Registratietijdstip 4.1.7. Tijdstip laatste mutatie 4.1.8. Rapportagedatum 4.1.9. Uitvoerder 4.1.10. Sondeernorm 4.1.11. Indicatie visueel onderzoek 4.2 Sondeerpositie 4.2.1 Locatie 4.2.2 Coördinaatstelsel 4.2.3 Permanent verticaal referentievlak Pagina 18 van 53

4.2.4 Lokaal verticaal referentiepunt 4.2.5 Verticale verschuiving 4.3 Georeferentieproces 4.3.1 Methode plaatsbepaling 4.3.2 Tijdstip plaatsbepaling 4.3.3 Nauwkeurigheid plaatsbepaling 4.3.4 Uitvoerder plaatsbepaling 4.4 Verticale referentiebepalingsproces 4.4.1 Methode verticale referentiebepaling 4.4.2 Tijdstip verticale referentiebepaling 4.4.3 Nauwkeurigheid verticale referentiebepaling 4.4.4 Uitvoerder verticale referentiebepaling 4.5 Sondeonderzoek 4.5.1 Starttijd meten 4.5.2 Tijdstip laatste bewerking 4.5.3 Sondeerklasse 4.5.4 Sondeermethode 4.5.5 Stopcriterium 4.5.6 Type sondeonderzoek 4.5.7 Sensor azimuth 4.6 Sondetraject 4.6.1 Voorgeboord tot 4.6.2 Einddiepte 4.7 Bewerking 4.7.1 Bewerkingsmethode onderbrekingen 4.7.2 Expert correctie toegepast 4.7.3 Signaalbewerkingsmethode sondering 4.8 Sondeerapparaat 4.8.1 Sondeerapparaat 4.9 Sondeerconus 4.9.1 Conustype 4.9.2 Afstand conuspunt tot midden kleefmantel 4.9.3 Oppervlakte conuspunt 4.9.4 Oppervlakte kleefmantel 4.9.5 Oppervlaktequotiënt conuspunt 4.9.6 Oppervlaktequotiënt kleefmantel 4.9.7 Conusdiameter 4.10 Nulmeting 4.10.1 Bepaalde eigenschap nulmeting 4.10.2 Nulmeting vooraf 4.10.3 Nulmeting achteraf 4.11 Parameter 4.11.1 Naam 4.11.2 Nauwkeurigheid 4.11.3 Type nauwkeurigheid 4.12 Conuspenetratietest 4.12.1 Conuspenetratietest resultaat 4.12.2 Starttijd meten 4.13 Dissipatietest 4.13.1 Sondeertrajectlengte 4.13.2 Dissipatietest resultaat 4.14 Visueel onderzoek 4.14.1 Tijdstip visueel onderzoek 4.14.2 Omstandigheden Pagina 19 van 53

4.14.3 Hoedanigheid oppervlakte 4.14.4 Grondwaterstand 4.15 Ondergrondlaag 4.15.1 Volgnummer 4.15.2 Bovendiepte 4.15.3 Onderdiepte 4.15.4 Laagbeschrijving voorgeboord traject Pagina 20 van 53

Pagina 21 van 53

4 Beschrijving van de specifieke attributen van een geotechnische sondering In de BRO-catalogus zijn definities opgenomen van de gegevens die deel uitmaken van de Registratie. Tevens zijn in de BRO-catalogus enkele definities opgenomen van gegevens, die door bronhouders worden aangeleverd, maar die geen deel uitmaken van de Registratie. Van deze gegevens is de beschrijving cursief weergegeven en is in de toelichting expliciet vermeld, dat deze geen deel uitmaken van de Registratie. Deze gegevens worden dus ook niet geleverd aan afnemers van de BRO. In de BRO worden de onderstaande attributen van een geotechnische sondering geregistreerd. 4.1 Sondeeronderzoek Naam entiteit Sondeeronderzoek Sondeeronderzoek is het geheel van processen en activiteiten rond de uitvoering van een sondeonderzoek. 4.1.1 BRO-ID BRO-ID Dit attribuut is een generiek attribuut binnen de BRO; de beschrijving hiervan is daarom opgenomen in de algemene Catalogus. 4.1.2 Bronhouder Bronhouder Dit attribuut is een generiek attribuut binnen de BRO; de beschrijving hiervan is daarom opgenomen in de algemene Catalogus. Pagina 22 van 53

4.1.3 ObjectIdbronhouder ObjectIdbronhouder Dit attribuut is een generiek attribuut binnen de BRO; de beschrijving hiervan is daarom opgenomen in de algemene Catalogus. 4.1.4 Kader aanlevering Kader aanlevering Dit attribuut is een generiek attribuut binnen de BRO; de beschrijving hiervan is daarom opgenomen in de algemene Catalogus. 4.1.5 Kader inwinning Kader inwinning Het kader waarbinnen de gegevens zijn ingewonnen. KaderInwinning Kardinaliteit 0-1 Nee Kader inwinning maakt geen deel uit van de Registratie en wordt niet uitgeleverd aan afnemers. 4.1.6 Registratietijdstip Registratietijdstip Dit attribuut is een generiek attribuut binnen de BRO; de beschrijving hiervan is daarom opgenomen in de algemene Catalogus. 4.1.7 Tijdstip laatste mutatie Tijdstip laatste mutatie Dit attribuut is een generiek attribuut binnen de BRO; de beschrijving hiervan is daarom opgenomen in de algemene Catalogus. Pagina 23 van 53

4.1.8 Rapportagedatum Rapportagedatum Datum waarop de opdrachtnemer de gegevens aanlevert aan de opdrachtgever. OnvolledigeDatum De rapportagedatum mag geen datum in de toekomst zijn. Voor nieuwe gegevens is een volledige datum verplicht. Als het sondeeronderzoek dateert van voor de invoering van de BRO is rapportagedatum zo volledig mogelijk opgenomen in de BRO. Indien hierbij de rapportagedatum onbekend is wordt geen waarde voor het attribuut opgenomen. 4.1.9 Uitvoerder Uitvoerder De unieke identificatie van de rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het sondeeronderzoek en eventuele nabewerkingen. Bedrijf Nee Als het sondeeronderzoek dateert van voor de invoering van de BRO kan uitvoerder onbekend zijn; in dat geval is geen waarde voor het attribuut opgenomen. Uitvoerder maakt geen deel uit van de Registratie en wordt niet uitgeleverd aan afnemers. 4.1.10 Sondeernorm Sondeernorm De norm die beschrijft op welke wijze het sondeeronderzoek is uitgevoerd en welke regels gelden voor het bepalen van waarden voor visueel- of sondeonderzoek. Sondeernorm De sondeernorm bevat meestal een klasseindeling waarmee genormaliseerd onderscheid gemaakt wordt tussen meer en minder volledige en/of nauwkeurige geotechnische sonderingen. Pagina 24 van 53

4.1.11 Indicatie visueel onderzoek Indicatie visueel onderzoek Aanduiding waarmee wordt aangegeven of er een visueel onderzoek heeft plaatsgevonden. Indicatie 4.2 Sondeerpositie Naam entiteit Sondeerpositie Sondeerpositie beschrijft in drie dimensies de positie waar het sondeeronderzoek het aardoppervlak doorsnijdt. 4.2.1 Locatie Locatie Dit attribuut is een generiek attribuut binnen de BRO; de beschrijving hiervan is daarom opgenomen in de algemene Catalogus. De locatie bestaat uit een coördinatenpaar. In de algemene Catalogus is een toelichting opgenomen over Locatie. 4.2.2 Coördinaatstelsel Coördinaatstelsel Dit attribuut is een generiek attribuut binnen de BRO; de beschrijving hiervan is daarom opgenomen in de algemene Catalogus. 4.2.3 Permanent verticaal referentievlak Permanent verticaal referentievlak Dit attribuut is een generiek attribuut binnen de BRO; de beschrijving hiervan is daarom opgenomen in de algemene Catalogus. 4.2.4 Lokaal verticaal referentiepunt Lokaal verticaal referentiepunt Dit attribuut is een generiek attribuut binnen de BRO; de beschrijving hiervan is daarom opgenomen in de algemene Catalogus. Pagina 25 van 53

4.2.5 Verticale verschuiving Verticale verschuiving Dit attribuut is een generiek attribuut binnen de BRO; de beschrijving hiervan is daarom opgenomen in de algemene Catalogus. 4.3 Georeferentieproces Naam entiteit Georeferentieproces Deze entiteit is generiek binnen de BRO; de beschrijving hiervan is daarom opgenomen in de algemene Catalogus. 4.3.1 Methode plaatsbepaling Methode plaatsbepaling Dit attribuut is een generiek attribuut binnen de BRO; de beschrijving hiervan is daarom opgenomen in de algemene Catalogus. 4.3.2 Tijdstip plaatsbepaling Tijdstip plaatsbepaling Dit attribuut is een generiek attribuut binnen de BRO; de beschrijving hiervan is daarom opgenomen in de algemene Catalogus. 4.3.3 Nauwkeurigheid plaatsbepaling Nauwkeurigheid plaatsbepaling Dit attribuut is een generiek attribuut binnen de BRO; de beschrijving hiervan is daarom opgenomen in de algemene Catalogus. 4.3.4 Uitvoerder plaatsbepaling Uitvoerder plaatsbepaling Dit attribuut is een generiek attribuut binnen de BRO; de beschrijving hiervan is daarom opgenomen in de algemene Catalogus. 4.4 Verticale referentiebepalingsproces Naam entiteit Verticale referentiebepalingsproces Deze entiteit is generiek binnen de BRO; de beschrijving hiervan is daarom opgenomen in de algemene Catalogus. 4.4.1 Methode verticale referentiebepaling Methode verticale referentiebepaling Dit attribuut is een generiek attribuut binnen de BRO; de beschrijving hiervan is daarom opgenomen in de algemene Catalogus. Pagina 26 van 53

4.4.2 Tijdstip verticale referentiebepaling Tijdstip verticale referentiebepaling Dit attribuut is een generiek attribuut binnen de BRO; de beschrijving hiervan is daarom opgenomen in de algemene Catalogus. 4.4.3 Nauwkeurigheid verticale referentiebepaling Nauwkeurigheid verticale referentiebepaling Dit attribuut is een generiek attribuut binnen de BRO; de beschrijving hiervan is daarom opgenomen in de algemene Catalogus. 4.4.4 Uitvoerder verticale referentiebepaling Uitvoerder verticale referentiebepaling Dit attribuut is een generiek attribuut binnen de BRO; de beschrijving hiervan is daarom opgenomen in de algemene Catalogus. 4.5 Sondeonderzoek Naam entiteit Sondeonderzoek Sondeonderzoek is het geheel van activiteiten dat binnen het sondeeronderzoek is uitgevoerd om de metingen met het sondeerapparaat uit te voeren en die metingen voor de uiteindelijke rapportage te bewerken. 4.5.1 Starttijd meten Starttijd meten Dit attribuut is een generiek attribuut binnen de BRO; de beschrijving hiervan is daarom opgenomen in de algemene Catalogus. De starttijd van meten van het sondeonderzoek is gedefinieerd als het tijdstip waarop de conuspenetratietest begint. Starttijd meten is gelijk aan de waarde van starttijd meten van de conuspenetratietest. Pagina 27 van 53

4.5.2 Tijdstip laatste bewerking Tijdstip laatste bewerking Datum en tijdstip waarop de laatste bewerking heeft plaatsgevonden op de resultaten van het sondeonderzoek. Dit tijdstip geldt als de eindtijd van het sondeonderzoek. OnvolledigeDatumTijd Het tijdstip laatste bewerking mag geen tijdstip in de toekomst zijn. Het tijdstip laatste bewerking ligt na het tijdstip van starttijd meten. Gegevens, die afkomstig zijn uit het archief dat dateert van voor het opzetten van de BRO worden met zo volledig mogelijke datum+tijdstip opgenomen, maar bevatten minimaal het jaartal; voor nieuwe gegevens zijn een volledige datum+tijdstip verplicht 4.5.3 Sondeerklasse Sondeerklasse De kwaliteitsklasse binnen de sondeernorm waarop de metingen zijn uitgevoerd en waaraan de resultaten voldoen. Sondeerklasse De klasse legt binnen de norm extra afspraken vast waaraan men moet voldoen en geeft daardoor meer inzicht in de kwaliteit van de geotechnische sondering. 4.5.4 Sondeermethode Sondeermethode Code die verwijst naar de bij het sondeerproces gebruikte techniek van sonderen. Sondeermethode Pagina 28 van 53

4.5.5 Stopcriterium Stopcriterium Geclassificeerde aanduiding van de reden waarom het sondeonderzoek is beëindigd. Stopcriterium Het stopcriterium geeft een indicatie of de geotechnische sondering is geslaagd of dat er problemen zijn geweest waardoor het einddoel niet behaald is. De criteria welke aangeven waarom het einddoel niet bereikt is geven mogelijk extra informatie over de ondergrond. 4.5.6 Type sondeonderzoek Type sondeonderzoek Aanduiding waarmee wordt aangegeven of ook één of meer dissipatietests zijn uitgevoerd als onderdeel van het sondeonderzoek. Typesondeonderzoek 4.5.7 Sensor azimuth Sensor azimuth Sensor azimuth is de hoek in graden tussen de richting van de sensoren en het magnetische noorden, vanaf het magnetisch noorden met de klok mee gemeten. Alle natuurlijke getallen van minimaal 0 tot maximaal 359. Als de hellingsrichting is opgegeven als hellingew en hellingns, dan wordt voor sensor azimuth de waarde 0 opgenomen. Sensor azimuth moet een waarde hebben; als het sondeonderzoek dateert van voor de invoering van de BRO kan de waarde onbekend zijn; in dat geval is geen waarde voor het attribuut opgenomen. Pagina 29 van 53

4.6 Sondetraject Naam entiteit Sondetraject Het sondetraject beschrijft de weg die de sonde in de ondergrond heeft afgelegd. 4.6.1 Voorgeboord tot Voorgeboord tot De diepte in centimeters ten opzichte van het lokaal verticaal referentiepunt tot waar voorgeboord of voorgegraven is. N..5 Kardinaliteit 0-1 Als het sondeeronderzoek dateert van voor de invoering van de BRO kan voorgeboord tot onbekend zijn; in dat geval is geen waarde voor het attribuut opgenomen. Voorgeboord tot mag alleen leeg zijn als er niet is voorgeboord of als het sondeeronderzoek dateert van voor de invoering van de BRO. De voorgeboorde of voorgegraven diepte is kleiner dan of gelijk aan de diepte van de ondiepste resultaatwaarde. Voorgeboord tot is groter dan of gelijk aan 0. 4.6.2 Einddiepte Einddiepte Dit attribuut is een generiek attribuut binnen de BRO; de beschrijving hiervan is daarom opgenomen in de algemene Catalogus. Einddiepte mag bij geotechnische sonderingen maximaal een afwijking van 2 decimeter hebben ten opzichte van de werkelijke einddiepte. De einddiepte is redundant opgenomen om de gebruikswaarde van de geotechnische sondering te kunnen beoordelen zonder de specifieke meetreeks te hoeven analyseren. Omdat de hellingshoek van de geotechnische sondering moet worden ingecalculeerd om de einddiepte vast te stellen en er daarom een softwarematige correctie nodig is, kan de einddiepte niet direct tijdens de meting worden vastgesteld. Pagina 30 van 53

4.7 Bewerking Naam entiteit Bewerking Bewerking is het geheel van de bewerkingen die toegepast zijn op de resultaten van het sondeonderzoek. 4.7.1 Bewerkingsmethode onderbrekingen Bewerkingsmethode onderbrekingen Bewerkingsmethode onderbrekingen is een indicatie of er bewerkingen hebben plaatsgevonden op de meetreeks in verband met het teruglopen van de waarde tijdens een onderbreking. Indicatie Kardinaliteit 1 1 Omdat het niet goed mogelijk blijkt te komen tot een geclassificeerde lijst met mogelijke bewerkingsmethoden (de exacte bewerking kan per software leverancier en uitvoerder verschillen) en het voldoende wordt geacht te weten dat een bewerking heeft plaatsgevonden, wordt in de BRO alleen opgenomen of er een bewerking heeft plaatsgevonden in dit kader. 4.7.2 Expert correctie toegepast Expert correctie toegepast Indicatie of er door een expert correcties zijn toegepast op de meetresultaten. Indicatie 4.7.3 Signaalbewerkingsmethode sondering Signaalbewerkingsmethode sondering Indicatie of een signaalbewerkingsmethode is toegepast. Indicatie De signaalbewerkingsmethode sondering betreft een indicatie of er een bewerkingsmethode is toegepast op de gehele Pagina 31 van 53

meetreeks, zoals een correctie op het nulpuntverloop of een piekenfilter. Pagina 32 van 53

4.8 Sondeerapparaat Naam entiteit Sondeerapparaat Sondeerapparaat beschrijft de eigenschappen van het sondeerapparaat.. Al het sondeonderzoek dateert van voor de invoering van de BRO kan sondeerapparaat onbekend zijn; in dat geval wordt geen waarde voor het attribuut opgenomen. 4.8.1 Sondeerapparaat Sondeerapparaat Omschrijving van het apparaat waarmee de geotechnische sondering is uitgevoerd. AN..100 Apparatuurbeschrijving bevat een tekst, waarin is beschreven of het een standaard apparaat betreft of indien dit niet het geval is een omschrijving van het apparaat. Daarnaast wordt hier ook een melding gemaakt van de massa van het sondeerapparaat. 4.9 Sondeerconus Naam entiteit Sondeerconus Een sondeerconus is de kegel die met behulp van een sondeerapparaat in de grond kan worden geduwd. 4.9.1 Conustype Conustype Fabrikant, type en serienummer van de sondeerconus. AN..100 Als het sondeonderzoek dateert van voor de invoering van de BRO kan conustype onbekend Pagina 33 van 53

zijn; in dat geval is geen waarde voor het attribuut opgenomen. Conustype wordt geregistreerd om de herleidbaarheid van de meting te kunnen garanderen. 4.9.2 Afstand conuspunt tot midden kleefmantel Afstand conuspunt tot midden kleefmantel De afstand in millimeters tussen de conuspunt en het midden van de kleefmantel met een maximale afwijking van 1 centimeter. N..3 Als de sondering dateert van voor de invoering van de BRO kan afstand conuspunt tot midden kleefmantel onbekend zijn; in dat geval is geen waarde voor het attribuut opgenomen.. Afstand conus tot midden kleefmantel moet een waarde hebben van minimaal 1 millimeter en maximaal 1000 millimeter. Bij de bewerking van de meting moet er rekening worden gehouden met het feit dat bij het meten op één tijdstip de sensoren zich op een andere diepte bevinden. Bij de bewerking dient men de diepte van de kleefwaarde dus te corrigeren met behulp van deze waarde. 4.9.3 Oppervlakte conuspunt Oppervlakte conuspunt De nominale oppervlakte van de conuspunt in mm 2 N..5 Als de sondering dateert van voor de invoering van de BRO kan oppervlakte conuspunt onbekend zijn; in dat geval is geen waarde voor het attribuut opgenomen.. Oppervlakte conuspunt moet een waarde hebben van minimaal 25 vierkante millimeter en maximaal 2000 vierkante millimeter. De weerstand die gemeten wordt, is afhankelijk van de oppervlakte van de conuspunt. Bij de bewerking dient hier dus rekening mee gehouden te worden. Afhankelijk van de gebruikte sondeerklasse gaat het om een gemeten waarde of een waarde die is opgegeven door de conusleverancier. Pagina 34 van 53

4.9.4 Oppervlakte kleefmantel Oppervlakte kleefmantel Nominale oppervlakte van de kleefmantel in mm 2 N..5 Als het sondeeronderzoek dateert van voor de invoering van de BRO kan oppervlakte kleefmantel onbekend zijn; in dat geval is geen waarde voor het attribuut opgenomen... De waarde van oppervlakte kleefmantel moet minimaal 230 vierkante millimeter en maximaal 25000 vierkante millimeter zijn. De kleef die gemeten wordt, is afhankelijk van de oppervlakte van de kleefmantel. Bij de bewerking dient hier dus rekening mee gehouden te worden. Afhankelijk van de gebruikte sondeerklasse gaat het om een gemeten waarde of een waarde die is opgegeven door de conusleverancier 4.9.5 Oppervlaktequotiënt conuspunt Oppervlaktequotiënt conuspunt Verhouding van de oppervlakte van de doorsnede van de sondeerconus boven de conuspunt ter plaatse van de naad en het nominale oppervlak van de basis van de conuspunt. R4.2 Als het sondeeronderzoek dateert van voor de invoering van de BRO kan oppervlaktequotiënt kleefmantel onbekend zijn; in dat geval is geen waarde voor het attribuut opgenomen.. De waarde van oppervlaktequotiënt conuspunt moet minimaal 0 en maximaal 1 zijn. 4.9.6 Oppervlaktequotiënt kleefmantel Oppervlaktequotiënt kleefmantel Netto oppervlaktequotiënt van de kleefmantel. R4.2 Kardinaliteit 0-1 Oppervlaktequotiënt kleefmantel moet een waarde hebben van minimaal 0,2 en maximaal Pagina 35 van 53

4,0. De oppervlaktequotiënt kleefmantel betreft de verhouding van het oppervlak van de 'bovenste ring' van de kleefmantel en het oppervlak van de 'onderste ring'. De oppervlaktequotiënt kleefmantel wordt gebruikt om de kleefweerstand te berekenen. 4.9.7 Conusdiameter Conusdiameter Diameter van de conus in millimeters. N..5 Kardinaliteit 0-1 Als de conusdiameter is vastgelegd, moet deze verplicht aangeleverd en opgenomen worden in de BRO. Conusdiameter moet een waarde hebben van minimaal 8 millimeter en maximaal 51 millimeter. De door de leverancier opgegeven norm schrijft de marges voor waarbinnen de actuele conusdiameter moet vallen. Deze door de leverancier opgegeven conusdiameter is goed bruikbaar voor het geven van betekenis aan de sondering meetreeks. Het attribuut is niet bedoeld voor het controleren van het sondeerproces. Afhankelijk van de gebruikte sondeerklasse gaat het om een gemeten waarde of een waarde die is opgegeven door de conusleverancier. 4.10 Nulmeting Naam entiteit Nulmeting Een nulmeting is een meting aan de sondeerconus van een eigenschap,die wordt uitgevoerd om het verloop van gemeten parameters vast te stellen. Kardinaliteit 0-N Als er één of meer nulmetingen zijn uitgevoerd, moeten deze verplicht aan de BRO worden aangeleverd en opgenomen. De nulmeting wordt gebruikt in het bewerkingsproces van sonderesultaten. De nulmeting is een indicator voor de kwaliteit van de metingen en kan onder andere leiden tot het corrigeren van sondeerwaarden en het aanpassen van de para- Pagina 36 van 53

meter nauwkeurigheid. Indien de nulmeting aanleiding geeft tot het aanpassen van het sonderesultaat dan is deze aanpassing uitgevoerd voordat de gegevens zijn opgenomen in de BRO. 4.10.1 Bepaalde eigenschap nulmeting Bepaalde eigenschap nulmeting De parameter waarvoor de nulmeting is gedaan. Sondeparameter 4.10.2 Nulmeting vooraf Nulmeting vooraf De waarde van de gemeten parameter voorafgaand aan het sondeonderzoek. R6.2 Kardinaliteit 0-1 Als de nulmeting vooraf is uitgevoerd, moet deze verplicht aangeleverd en opgenomen worden in de BRO. 4.10.3 Nulmeting achteraf Nulmeting achteraf De waarde van de gemeten parameter na afloop van het sondeonderzoek. R6.2 Kardinaliteit 0-1 Als de nulmeting achteraf is uitgevoerd, moet deze verplicht aangeleverd en opgenomen worden in de BRO. 4.11 Parameter Naam entiteit Parameter De eigenschap waarvoor metingen gedaan zijn. Kardinaliteit 1-N Voor alle gemeten parameters moeten de waarden opgenomen worden. Pagina 37 van 53

4.11.1 Naam Naam De naam van de parameter, waarvoor de nauwkeurigheid is opgegeven. Sondeparameter Voor een aantal parameters geldt een minimaal en/of maximaal toegestane waarde; deze minima en maxima zijn opgenomen in onderstaande tabel. Naam parameter minimu m maximum Eenheid Btot -500000 500000 NanoTesla Bx -500000 500000 NanoTesla By -500000 500000 NanoTesla Bz -500000 500000 NanoTesla Conusweerstand -1 999,99 MegaPascal conusweerstandsgetal -1 999,99 diepte 0 200 en < sondeertrajectlengte Meter electrischegeleidbaarheid 0 3500 Siemens per meter gecorrigeerdeconusweerstand -1 999,99 MegaPascal hellingew -20 20 Graden hellingns -20 20 Graden hellingresultante 0 20 Graden hellingx -20 20 Graden hellingy -20 20 Graden magnetischeinclinatie -20 20 Graden nettoconusweerstand -1 999,99 MegaPascal oorspronkelijkeinsituwaterspan ningu0-1 30 MegaPascal plaatselijkewrijving -1 9,99 MegaPascal temperatuur -20 50 Graden Celsius tijd 0 43200 Seconde Tijd-relatief 0 Seconde waterspanningu1-1 35 MegaPascal waterspanningu2-1 35 MegaPascal waterspanningu3-1 35 MegaPascal wrijvingsgetal 0 100 Procent Pagina 38 van 53

4.11.2 Nauwkeurigheid Nauwkeurigheid De nauwkeurigheid van de gemeten of berekende parameter. R6.2 Als het sondeeronderzoek dateert van voor de invoering van de BRO kan nauwkeurigheid onbekend zijn; in dat geval is geen waarde voor het attribuut opgenomen. Voor alle gemeten eigenschappen moet de bronhouder de nauwkeurigheid aanleveren. De nauwkeurigheid geeft de marge aan waarbinnen met 95,4% waarschijnlijkheid de feitelijke waarde zich bevindt. 4.11.3 Type nauwkeurigheid Type nauwkeurigheid Aanduiding of de nauwkeurigheid een relatieve of absolute nauwkeurigheid betreft. Typenauwkeurigheid Een absolute nauwkeurigheid wordt in dezelfde eenheid weergegeven waarin ook de resultaatwaarde van de betreffende parameter is opgenomen. Een relatieve nauwkeurigheid wordt opgegeven in procenten. De nauwkeurigheid voor parameters die worden uitgedrukt in graden is altijd absoluut. 4.12 Conuspenetratietest Naam entiteit Conuspenetratietest Een conuspenetratietest is een veldproef waarbij in het veld direct metingen aan de ondergrond worden gedaan door een kegelvormige sonde de grond in te drukken. 4.12.1 Conuspenetratietest resultaat Conuspenetratietest resultaat Het resultaat van uitvoering en bewerking van de conuspenetratietest is een verzameling Pagina 39 van 53

meetwaarden van verschillende gemeten of berekende parameters. bestand Het aantal gemeten of berekende parameters kan per conuspenetratietest verschillen. De parameters worden gemeten als functie van de trajectlengte. Het conuspenetratietest resultaat is het resultaat van softwarematige bewerkingen en mogelijk expertcorrecties. Het conuspenetratietest resultaat is te visualiseren met behulp van een tabel: Sonde parameter Trajectlengte parameter-1 parameter-2 parameter-n 1,20 waarde waarde waarde waarde 1,22 waarde waarde waarde waarde 1,24 waarde waarde waarde waarde : In het conuspenetratietest resultaat moet altijd een kolom met de sondeertrajectlengte en een kolom met de conusweerstand zijn opgenomen. Conuspenetratietest resultaat bevat maximaal één kolom voor elke parameter. De waarde van de parameter sondeertrajectlengte is uniek binnen conuspenetratietest resultaat. De diepte van de ondiepste resultaatwaarde is groter dan of gelijk aan de voorgeboorde of voorgegraven diepte. 4.12.2 Starttijd meten Starttijd meten Dit attribuut is een generiek attribuut binnen de BRO; de beschrijving hiervan is daarom opgenomen in de algemene Catalogus. 4.13 Dissipatietest Naam entiteit Dissipatietest Een dissipatietest is een meting van eigenschappen van de ondergrond tijdens een conuspenetratietest op één diepte gedurende een aantal seconden. Kardinaliteit 0-N De entiteit dissipatietest mag alleen leeg zijn als er geen dissipatietest is uitgevoerd. Als er meer dissipatietests zijn Pagina 40 van 53

uitgevoerd, moeten alle dissipatietests verplicht in de BRO worden opgenomen. Het doel van een dissipatietest is over het algemeen om inzicht te krijgen in de doorlatendheid van de ondergrond op een bepaalde diepte of in een bepaalde grondlaag. De dissipatietest is sterk gerelateerd aan de conuspenetratietest, omdat door het wegdrukken van het water en het sediment door de verticale beweging van de sondeerconus overdruk ontstaat. De dissipatietest meet het verloop van de waterspanning bij het herstellen van de natuurlijke situatie als de conuspentratietest tijdelijk onderbroken is. 4.13.1 Sondeertrajectlengte Sondeertrajectlengte De trajectlengte vanaf het begin van het sondeertraject tot het punt waarop de dissipatietest is gedaan. R6.2 Het is niet mogelijk dat twee dissipatietesten bij één sondeonderzoek dezelfde sondeertrajectlengte hebben. 4.13.2 Dissipatietest resultaat Dissipatietest resultaat Het resultaat van de dissipatietest is een verzameling van meetwaarden van verschillende gemeten of berekende parameters op één bepaalde sondeertrajectlengte in het sondetraject op verschillende momenten. bestand Kardinaliteit 1-N De parameters worden gemeten als functie van de tijd. Dit resultaat is te visualiseren met behulp van een tabel: Sonde parameter Tijdsduur parameter-1 parameter-2 parameter-n 1 sec waarde waarde Waarde waarde 2 sec waarde waarde waarde waarde 3 sec waarde waarde waarde waarde Pagina 41 van 53

: In het dissipatietest resultaat moet altijd een kolom met de tijdsduur zijn opgenomen. Het dissipatietest resultaat bevat maximaal één kolom voor elke parameter. De waarde van de parameter tijdsduur is uniek binnen dissipatietest resultaat. 4.14 Visueel onderzoek Naam entiteit Visueel onderzoek Waarnemingen met het blote oog die aanvullend op het sondeonderzoek worden uitgevoerd binnen het sondeeronderzoek. Kardinaliteit 0-1 Nee Het visueel onderzoek levert informatie die gebruikt kan worden bij het verklaren van bijzonderheden in het sonderesultaat. 4.14.1 Tijdstip visueel onderzoek Tijdstip visueel onderzoek Datum en tijdstip waarop het visuele onderzoek heeft plaats gevonden. OnvolledigeDatumTijd Nee Als het sondeeronderzoek dateert van voor de invoering van de BRO kan tijdstip visueel onderzoek onbekend zijn; in dat geval is geen waarde voor het attribuut opgenomen.. 4.14.2 Omstandigheden Omstandigheden Beschrijving van factoren tijdens het sondeerproces welke het meetresultaat kunnen beïnvloeden. AN..200 Kardinaliteit 0-1 Nee Als de omstandigheden zijn beschreven, moeten deze verplicht aangeleverd en opgenomen worden in de BRO. Er zijn diverse omstandigheden die de meetresultaten kunnen beïnvloeden. In de praktijk is het niet goed mogelijk deze omstandigheden goed te classificeren. Daarom Pagina 42 van 53

wordt omstandigheden als tekstveld opgenomen. 4.14.3 Hoedanigheid oppervlakte Hoedanigheid oppervlakte Omschrijving van de hoedanigheid en aard waarin het oppervlakte van het sondeertraject zich ten tijde van het sondeonderzoek bevond. AN..200 Kardinaliteit 0-1 Nee Hoedanigheid oppervlakte mag alleen leeg zijn, als deze door de uitvoerder niet geregistreerd is. De omschrijving van de hoedanigheid van het oppervlakte kan meer inzicht verschaffen in de hoedanigheid van de oppervlakte (denk hierbij aan opgehoogd terrein of bouwput). Tevens kan dit ook van invloed zijn op de meting van voornamelijk het bovenste traject. 4.14.4 Grondwaterstand Grondwaterstand Positie in meters van het grondwateroppervlak ten opzichte van het lokaal verticaal referentiepunt gemeten in het sondeergat direct na de uitvoering van het sondeonderzoek met een maximale afwijking van 1 decimeter. R5.2 Kardinaliteit 0-1 Nee Als de grondwaterstand is vastgelegd, moet deze verplicht aangeleverd en opgenomen worden in de BRO. De grondwaterstand kan van invloed zijn op de metingen. Bij de interpretatie kan hier rekening mee gehouden worden. 4.15 Ondergrondlaag Naam entiteit Ondergrondlaag Een ondergrondlaag is een dieptetraject van het voorgeboorde of voorgegraven gedeelte van de ondergrond waarvan de samenstelling is beschreven. Kardinaliteit 0-N Nee Als er één of meer ondergrondlagen zijn beschreven, moet(en) deze verplicht aangeleverd en opgenomen worden in de BRO. Wanneer voorafgaand aan het sondeonderzoek de ondergrond wordt Pagina 43 van 53

afgegraven of voorgeboord, wordt die ondergrondlaag beschreven omdat die van belang kan zijn om inzicht te hebben in de ondergrond ter plekke. De beschrijving van de ondergrondlaag geeft een indicatie van de samenstelling van de ondergrondlaag omdat er van deze laag geen meetreeks aanwezig is. 4.15.1 Volgnummer Volgnummer Volgnummer van de laag in het voorgeboorde of voorgegraven deel van de ondergrond. N2 Nee De volgorde van de ondergrondlagen is genummerd van de ondiepste naar de diepste laag. 4.15.2 Bovendiepte Bovendiepte Diepte in meters van de bovenkant van de laag in het voorgeboorde of voorgegraven deel van de bodem ten opzichte van het locaal verticaal referentiepunt met een maximale afwijking van 1 decimeter. R6.2 Nee 4.15.3 Onderdiepte Onderdiepte Diepte in meters van de onderkant van de laag in het voorgeboorde of voorgegraven deel van de bodem ten opzichte van het locaal verticaal referentiepunt met een maximale afwijking van 1 decimeter. R6.2 Nee 4.15.4 Laagbeschrijving voorgeboord traject Laagbeschrijving voorgeboord traject Pagina 44 van 53