9. Individuele voorbehandelingsinstallaties en septische putten



Vergelijkbare documenten
Code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen. Deel 8: Zuiveringsinstallaties CIW juli 2013

Vlaamse Regering DE VLAAMSE REGERING,

Hoe behandel ik mijn afvalwater?

Vlaams Kenniscentrum water

TECHNISCHE GEGEVENS ASTERIA 750 WATERZUIVERINGSSTATION

Formulier voor het bekomen van een premie voor de aanleg van een individuele zuiveringsinstallatie

Biologische waterzuiveringsinstallatie van. van het type ondergedompeld en belucht

32140 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

WAT BIED BORALIT AAN?

Aanvraagformulier voor het bekomen van een gemeentelijke premie voor de aanleg van een individuele zuiveringsinstallatie te Wingene

Inhoudsopgave. Samenvatting. 1. Inleiding. 2. Fase 1, IBA- subsidieprojecten ( ) 3. Fase 2, handhaving ( ) 4. Resultaat. 5.

Gemeenteraad versie 8 september /6

Opleiding Duurzaam bouwen: WATER

Technische voorschriften privéwaterafvoer

Ondergrondse water gamma. Inleiding. Omschrijving van de tanks. Grondstoffen

Totale verwerking van mest en/of digestaat

Werfix BVBA. Drenotube drainage: beschrijving systeem

PROBETON vzw Aarlenstraat 53/B Brussel Tel.: +32 (0) Fax : +32 (0) mail@probeton.be

Bijlagen bij politiereglement betreffende het afvoeren en lozen van afvalen hemelwater

Subsidiereglement betreffende de afkoppeling van hemelwater afkomstig van particuliere woningen

Individuele kleinschalige Afvalwaterzuiveringsinstallatie (IBA):

OM MEER TE WETEN OVER DE INRICHTINGEN

Aanvraag rioolvergunning

Leidraad voor het plaatsen van een individuele behandelingsinstallatie voor huishoudelijk afvalwater

Werkblad voor de leerling

Bepaling van het Biochemisch Zuurstofverbruik (BZV) in oppervlaktewater

BIOREMEDIATIESYSTEMEN WETTELIJK KADER. Annie Demeyere Dep.L&V Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling

Vlaamse Regering.::sm~~= '~ = " " AMV/ /1009

1.7 Innovatie Afsluitend... 16

Inhoud: MT-IBA (Multi Thread individuele behandeling van afvalwater) door Fiber Filtration member of the V&T Group

voor de deur Mobiele opvangmiddelen voor afvalwater Opslag van afvalwater Clean Water Mobiele waterzuiver

Premieformulier voor de aanleg van een individuele Zuiveringsinstallatie met/zonder hemelwater put

Excursie Rioolwaterzuivering van Waterschap Vallei en Veluwe te Apeldoorn. d.d

Standaard installatie van een BioKube

Inleiding. Afvalwater. Afvalwaterzuivering

SEPTISCHE PUTTEN. Ronde septische putten. Standaard uitvoering ECO uitvoering. Rechthoekige septische putten. Standaard uitvoering ECO uitvoering

VET AFSCHEIDERS. Vet afscheiders

KOKOPUR 1-5 IE. Kokosfilterbed voor huishoudelijk afvalwater

Slibverwerking. 1 Inhoud... 1

Sterk met Melk. Afvalwater en -zuivering

Technische Fiche Reni MAXI BETON pakket

Werkstuk Biologie : Biologische zuivering van afvalwater Waterzuiberingsbekkens

Technische Fiche Reni PLUS BETON Z (+) pakket

Werkstuk Techniek. Rioolwaterzuiveringsinstallaties. Werkstuk gemaakt door: Klas: B2E Datum inleveren werkstuk: Dinsdag 30 mei Docent: JGT

Technische Fiche Reni ADVANCED BETON pakket

LUCHTVERONTREINIGING EN -ZUIVERING

Uitvoeringsregeling lozingsbesluit bodembescherming VROM

AFSCHAFFING MET GROTE GEVOLGEN

Aquafin - leerpakket. werken aan zuiver water WERKBLAD VOOR DE LEERLING NIVEAU 1 - MEERKEUZEVRAGEN

Technische Fiche Reni MAXI BETON (+) pakket

» What is in a name?» Klassieke natuurlijke waterzuivering versus green building» klassieke systemen» Extensieve systemen» Microscopy»

Uitwerking grondwaterzuiveringsinstallatie

Technische Fiche Reni ADVANCED BETON (+) pakket

Aquafin - leerpakket. werken aan zuiver water WERKBLAD VOOR DE LEERLING NIVEAU 1 - MEERKEUZEVRAGEN

WATERZUIVERINGSSTATION Kokopur 1-5 IE

Praktijk : Voorschrift bacterieel wateronderzoek

Technische Fiche Reni ADVANCED KUNSTSTOF pakket

INHOUD. Voorwoord 13. Inleiding 15 Indeling van milieuproblemen 19 Indeling van dit boek 19 Inleiding tot de Vlaamse milieuwetgeving voor bedrijven 19

Toets 5.1 Waterzuivering (ppt + aanvullend lesmateriaal)

GEMEENTELIJKE VERORDENING. Lozing huishoudelijk afvalwater Aansluiting openbare riolering Afkoppelen hemelwater

MBTF. Milieutechniek. Impressie: Moving Bed Trickling Filter 19 februari 2006

Technische Fiche Reni ADVANCED BETON pakket

Ministerie van het waalse gewest. 15 OKTOBER Besluit van de Waalse Regering houdende reglementering van de opvang van stedelijk afvalwater

Figuur 1 Zuiveringsinstallatie

Technische Fiche Reni ADVANCED KUNSTSTOF (+) pakket

REGENWATERFILTER EN TERUGSLAGKLEP HANDLEIDING

Aanvraag tot attest in kader van verlengen vrijstelling

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

Onderzoek waterkwaliteit en waterzuivering

Regelgeving effluent en restmateriaal uit biobedden. H.A.E. de Werd

MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST

Een slimme oplossing voor ecologisch watermanagement.

1. Wat is een groendak? 2. Waarom een groendak? 3. Waarom een nidasedum groendak? 4. Wat is Nidasedum en hoe wordt nidasedum gekweekt? 5.

- hemelwater : verzamelnaam voor regen, sneeuw en hagel, met inbegrip van dooiwater;

Instructies voor het aanbrengen van Pooltec Wand en Bodem

Betreft : Vaststellen gemeentelijk reglement voor instellen premie voor de bouw van particuliere waterzuivering

Waterportaal. Waterportaal als BELANGRIJKSTE aanspreekpunt!

AMV/OOO 13008/ De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur,

Hemelwater Wat moet? Wat mag?

Werkblad voor de leerling

Technische Fiche Reni PLUS BETON pakket

Individuele Behandeling van Afvalwater de natuurlijke zuivering

Nummer : 17UTP Barcode : 17UTP. Definitieve wijzigingsbeschikking. Het dagelijks bestuur van waterschap Brabantse Delta;

BODEMVERSTERKING EN STABILISATIE. Plaatsingsvoorschriften. nidagreen

AFKOPPELING OP PRIVAAT DOMEIN

BERGBEZINKBASSIN (BBB) WEERSELO

Tabel 1 - Waterkwaliteit voor een aantal parameters (indien geen eenheid vermeld is de eenheid in mg/l). aeroob grondwater

Erfafspoeling en groene zuivering

BIOLOGISCHE AFVALWATERZUIVERING WERKT 66% GOEDKOPER NA OPTIMALISATIE

BAM - Bemonsterings- en analysemethodes voor bodem in het kader van het mestdecreet Bodem Bepaling van snel vrijkomende organische stikstof

2 De zuivering van afvalwater Typen bedrijfsafvalwater De zuivering in vogelvlucht Afsluiting 21

Provincie Vlaams-Brabant Provinciale stedenbouwkundige verordeningen hemelwater: aanstiplijst

De kunst van het alledaagse. IT-buizen

Particles Matter: Transformation of Suspended Particles in Constructed Wetlands B.T.M. Mulling

Ga naar schema van deze verordening. nee Soort vermelden. 0,00 m² A

BUFFEREN EN INFILTRATIE VAN REGENWATER. Buffertanks Infiltratieblokken

Organische vracht continue on-line bewaken. Peter-Jan van Oene, 8 november 2011, nieuwegein

PACCO-PARAMETERS DO - DOSSOLVED OXYGEN EC- DE ELEKTRISCHE CONDUCTIVITEIT ORP- DE REDOXPOTENTIAAL T - DE TEMPERATUUR. PaccoParameters

Transcriptie:

9. Individuele voorbehandelingsinstallaties en septische putten 80 In Vlarem II wordt enkel een algemene definitie gegeven van wat onder een individuele voorbehandelingsinstallatie wordt begrepen: "septische putten of gelijkaardige inrichtingen voor de voorbehandeling van normaal huisafvalwater ter verwijdering van vetstoffen, bezinkbare en drijvende stoffen". Een septische put of individuele voorbehandelingsinstallatie moet gebouwd en uitgebaat worden overeenkomstig een code van goede praktijk (art. 4.2.7.1.1. 2). Inzake deze code van goede praktijk wordt in Vlarem II geen verdere invulling gegeven noch inzake individuele voorbehandelingsinstallaties noch inzake septische putten sensu stricto. Om hieraan nadere invulling te geven en gelet op het feit dat de toepasselijke bepalingen in de belgische wetten, decreten en besluiten overeenkomstig Vlarem beschouwd worden als code van goede praktijk, wordt het in dit hoofdstuk beschreven technisch referentiekader beschouwd als een code van goede praktijk. De werking en het onderhoud van individuele voorbehandelingsinstallaties wordt behandeld in art 6.2.1.4 (niet ingedeelde inrichtingen) en in art. 4.2.7.3.1 (ingedeelde inrichtingen) in relatie met het feit of de lozing al dan niet ingedeeld is. De volgende algemene bepalingen worden in beide gevallen van toepassing gesteld: - de individuele voorbehandelingsinstallaties, in het geval het gaat om een septische put, moeten jaarlijks geruimd worden om de goede werking ervan te vrijwaren en de openbare gezondheid niet te schaden of de hygiëne en de veiligheid niet in het gedrang te brengen; - het lozen van geruimd septisch materiaal in de openbare riolen of in de collectoren is verboden; - septisch materiaal moet afgevoerd worden naar een openbare afvalwaterzuiveringsinstallatie. Voor lozing van huishoudelijk afvalwater in de openbare riolering (zones A en B) gelden zowel voor de ingedeelde als voor de niet ingedeelde lozingen de algemene voorwaarden. Het afvalwater wordt bij voorkeur (dus niet verplicht) rechtstreeks geloosd tenzij de afwateringssituatie of de aard van de toegepaste zuiveringstechnologie dit vereist, kan door het gemeentebestuur opgelegd worden dat het huishoudelijk afvalwater via een individuele voorbehandelingsinstallatie moet geloosd worden in de openbare riolering. Het opleggen van deze verplichte lozing via een individuele voorbehandelingsinstallatie zal moeten gebeuren op basis van een politiereglement of ingebouwd worden in de eventueel uitgevaardigde technische verordening inzake de aansluiting op de openbare riolering. Voor lozing van huishoudelijk afvalwater in de openbare riolering van zone C, in een oppervlaktewater of in een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater gelden de voorwaarden voor lozing in oppervlaktewater of een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater. Enkel voor bestaande inrichtingen die behoren bij lozingen van huishoudelijk afvalwater in de oppervlaktewateren en in de kunstmatige afvoerwegen voor hemelwater met een vuilvracht van minder dan 5 IE of afkomstig van uitsluitend voor bewoning dienende gebouwen, wordt aanvaard dat de algemene voorwaarden inzake BZV, bezinkbare stoffen, zwevende stoffen en apolaire koolwaterstoffen voldaan zijn indien het water minstens wordt gezuiverd door middel van een

81 septische put of een gelijkwaardige individuele voorbehandelingsinstallatie, gebouwd en uitgebaat overeenkomstig een code van goede praktijk. In alle andere gevallen zal een volledige zuivering moeten voorzien worden om te kunnen voldoen aan de gestelde algemene lozingsvoorwaarden. Dit kan een septische put zijn aangevuld met een bijkomende zuivering of om het even welke andere zuivering. Inzake septische putten en individuele voorbehandelingsinstallaties kan informatief verwezen worden naar ; de circulaire van het Ministerie van volksgezondheid en van het gezin (nr P.I./C./EU/3185) aangaande septictanks en andere huisstelsels tot zuivering van het afvalwater (dd 15/12/53) de eengemaakte technische specificaties STS 35 -sanering gepubliceerd door de Hoge Raad van het Nationaal Instituut voor de huisvesting (1975) het sanitair reglement betreffende de bescherming van drinkwater en de waterafvoer van gebouwen (WTCB, 1976) ontwerp van CEN-norm de sectoriële werkingsvoorwaarden voor individuele zuiveringseenheden zoals opgenomen in het besluit van 8 december 1994 van de Waalse regering houdende reglementering van de opvang van stedelijk afvalwater. Hiernavolgend worden voor septische putten en een aantal individuele voorbehandelingsinstallaties de codes van goede praktijk beschreven. Benevens de hier beschreven installaties kunnen eveneens andere installaties toegepast worden mits hiermee minimaal eenzelfde graad van zuivering behaald wordt. Septische put (of septic tank) Het systeem bestaat uit een gecompartimenteerde tank. Bij gebruik van de tank als hoofdzuivering wordt het effluent van de tank direct geloosd op oppervlaktewater. Het geniet de voorkeur de tank te gebruiken als voorbehandeling waarbij het effluent van de tank wordt afgevoerd naar een navolgende behandelingstrap. Zuiveringsproces: Hoofdzakelijk fysisch-chemische afscheiding van bezinkbare en drijvende bestanddelen uit de waterige fase door sedimentatie, flotatie, floculatie en sorptie. Een gedeelte van de organische fractie van het afgescheiden slib wordt anaëroob biologisch afgebroken gedurende de opslag in de tank. Algemene bepalingen / uitvoering: de septische put moet jaarlijks geruimd worden met verplichte afvoer van het septisch materiaal naar een RWZI (overeenkomstig art. 4.2.7.3.1. en art 6.2.1.4. van Vlarem II)

de septische put bestaat uit ten minste 2 vakken de verschillende afdelingen van de septische put moeten met elkaar in verbinding gesteld worden d.m.v. in de scheidingsmuren aangebrachte openingen die groot genoeg zijn om beroering in de middenzone ter vermijden. Deze voor de doorgang van de vloeistof bestemde openingen moeten op ongeveer 60 cm onder het watervlak aangebracht worden. de afvoer van gassen moet voorzien worden in alle kamers de minimale inhoud onder de waterspiegel bedraagt onder normale gebruiksomstandigheden 300 liter per inwoner (225 liter per inwoner vanaf de elfde inwoner), niettemin dient de minimum nuttige inhoud van de tank onder het wateroppervlak ten minste 1.500 liter te bedragen (de ontwerp CEN-norm schrijft een nominale capaciteit van 2000 liter voor) de minimum hoogte onder de waterspiegel moet 1 m bedragen de vrije hoogte tussen de waterspiegel en het deksel van de tank moet minstens 30 cm zijn In de ontwerp CEN-norm zijn een aantal technische specificaties i.v.m. septische putten opgenomen. 82 Bezinkput met twee verdiepingen of decantatieput of Emscherput of Imhoffput Zuiveringsproces: In een bezinkput wordt een scheiding vloeistof-vaste stof gerealiseerd door bezinking. Hierbij wordt voorkomen dat de vloeistof gaat gisten. De niet gegiste vloeistof wordt naar de biologische zuivering geleid terwijl de vaste stoffen voor het merendeel worden verzameld (behalve de vlottende laag) in een benedenkompartiment, waar ze worden verteerd. Algemene bepalingen / uitvoering: benodigd volume voor het bovenste decantatievak bedraagt 25 l per IE met een minimum van 250 liter onder de waterspiegel het benodigd volume van het onderste gistingsvak bedraagt 100 liter per IE met een minimum van 750 liter onder het horizontaal vlak, dat zich op 10 cm onder de onderrand van de schuine wanden van het bovenste vak bevindt. In geval van lozing in een zuiveringszone C of lozing in oppervlaktewater van huishoudelijk afvalwater afkomstig van bestaande inrichtingen en met een vuilvracht van minder dan 5 inwonerequivalenten of afkomstig van uitsluitend voor bewoning dienende gebouwen, wordt overeenkomstig artikel 4.2.7.1.1. 2 van Vlarem II geacht aan de voorwaarden onder 3 en 5 (m.a.w. de voorwaarden voor BZV, bezinkbare en zwevende stoffen en apolaire koolwaterstoffen) te zijn voldaan indien het water minstens wordt gezuiverd door middel van een septische put of een gelijkwaardige individuele voorbehandelingsinstallatie, gebouwd en uitgebaat overeenkomstig een code van goede praktijk. Gezien echter de behandeling d.m.v. enkel een septische put onvoldoende garanties biedt, verdient het alle aanbeveling en is het zelfs wenselijk dat door de gemeente voor de bestaande inrichtingen (ten minste voor deze inrichtingen waarvoor de septische put nog gebouwd dient te worden om aan de voorwaarden te voldoen) een bijkomende nazuivering verplicht wordt. Voor alle nieuwe inrichtingen dient de voorzuivering d.m.v. een septische put of bezinkput, gevolgd te worden door een biologische behandeling bv. d.m.v. een bacteriefilter, zandfilter,

83 plantenzuivering,... en moeten onverminderd de algemene lozingsvoorwaarden voor lozing in oppervlaktewater of een KAH nageleefd worden: 1 het te lozen afvalwater dat in zodanige hoeveelheden pathogene kiemen bevat dat het ontvangende water er gevaarlijk door kan worden besmet, moet ontsmet worden; 2 de ph van het geloosde water mag niet meer dan 9 of niet minder dan 6,5 bedragen; 3 het biochemisch zuurstofverbruik in vijf dagen bij 20 C van het geloosde water mag volgende waarden niet overschrijden: a) 25 milligram zuurstofverbruik per liter b) 50 milligram zuurstofverbruik per liter voor de lozingen afkomstig van gebouwen die uitsluitend als woning gebruikt worden en waarin minder dan twintig personen wonen. 4 de inhoud van een flesje uit kleurloos glas van 150 milliliter: a) volledig gevuld met een pas genomen monster van het geloosde water waaraan 0,4 milliliter van een 0,05 pct. oplossing van methyleenblauw wordt toegevoegd; b) met een ingeslepen stop afgesloten; c) en bij kamertemperatuur (" 20 C) in het duister bewaard, mag binnen de drie dagen niet ontkleuren; 5 in het geloosde afvalwater mogen de volgende gehalten niet overschreden worden: a) 0,5 milliliter per liter voor de bezinkbare stoffen (tijdens een statische bezinking van twee uur); b) 60 milligram per liter voor de zwevende stoffen; c) 3 milligram per liter voor de apolaire koolwaterstoffen extraheerbaar met tetrachloorkoolstof; 6 bovendien mag het geloosde afvalwater geen stoffen bevatten die behoren tot de families en groepen van stoffen vermeld in de bijlage 2C, noch alle andere stoffen, met een gehalte dat rechtstreeks of onrechtstreeks schadelijk zou kunnen zijn voor de gezondheid van de mens, voor de flora of fauna; 7 een representatief monster van het geloosde afvalwater mag geen oliën, vetten of andere drijvende stoffen bevatten in zulke hoeveelheden dat een drijvende laag op ondubbelzinnige wijze kan vastgesteld worden; in geval van twijfel, kan dit vastgesteld worden door het monster over te gieten in een scheitrechter en door vervolgens na te gaan of twee fasen gescheiden kunnen worden. (Dit houdt in dat zonodig een vetvanger zal moeten geïnstalleerd worden) Bacteriefilter: De bacteriefilter kan geïncorporeerd worden in de septische put of als afzonderlijke eenheid gebouwd worden.

84 Aërobe bacteriefilter of oxydatiebed Het oxydatiebed of bacteriefilter bestaat uit een vloeistofdicht van de omgeving afgescheiden compartiment, waarin zich een bed van dragermateriaal (vulstoffen) bevindt. Boven het dragermateriaal bevindt zich een verdeelsysteem ten behoeve van gelijkmatige verdeling van het aangevoerde afvalwater over het bedoppervlak. Zuiveringsproces: Het afvalwater sijpelt door het bed van dragermateriaal. Op het dragermateriaal ontwikkelen zich populaties van micro-organismen die een aërobe behandeling van het afvalwater bewerkstelligen. Toevoer van de benodigde zuurstof vindt plaats door kunstmatige of natuurlijke ventilatie. Het overschot aan biomassa laat periodiek los en wordt in de nabehandeling uit het afvalwater verwijderd. Algemene bepalingen / uitvoering: de materialen worden op zulke wijze gestapeld dat zij een gelijkvormige laag vormen waardoor het te zuiveren water en de lucht vrije doortocht hebben. De filter mag in geen geval onderlopen, zelfs niet gedeeltelijk voor installaties groter dan 25 IE moeten de statische verdelers aangevuld worden met een kantelbak of een spuitreservoir het filterbed moet samengesteld zijn uit materialen van het kaliber 50/80 mm (eventueel kan voor de laag rustend op de drainering een groter kaliber gebruikt worden) het minimum volume filtermateriaal per IE bedraagt 100 l de minimumhoogte bedraagt 1m, het minimaal volume 1 m 3 de ventilatie geschiedt d.m.v. een buis met een diameter van minimum 15 cm voor installaties kleiner dan 50 IE en van minimum 20 cm voor installaties groter dan 50 IE het verdeelrooster moet regelmatig gereinigd worden het filtermateriaal dient twee maal per jaar schoongespoeld te worden het slib in de overloopput moet regelmatig geruimd worden Anaërobe bacteriefilter De anaërobe bacteriefilter bestaat uit een vloeistofdicht van de omgeving afgescheiden compartiment, waarin dragermateriaal vast is aangebracht. Het compartiment is volledig gevuld met afvalwater. Zuiveringsproces: Het filterbed wordt van onder naar boven doorlopen. Op het dragermateriaal ontwikkelen zich populaties van micro-organismen die zorgen voor een anaërobe afbraak van het afvalwater. Het overschot aan biomassa laat periodiek los en wordt in de nabehandeling uit het afvalwater verwijderd. Algemene bepalingen / uitvoering: de filter wordt van beneden naar boven doorlopen, zodat hiervoor geen verdeler geïnstalleerd moet worden

85 het filterbed bestaat uit een onderste laag van 70 tot 90 cm filtermateriaal van het kaliber 7/20 en een bovenste laag van 7 tot 10 cm van het kaliber 2/7 de onderste laag kan eventueel vervangen worden door een laag van 40 tot 50 cm filtermateriaal 14/20 gevolgd door een laag van 25 tot 30 cm kaliber 7/14 het minimum volume filtermateriaal bedraagt 150 l per inwoner, het totaal volume mag echter niet minder zijn dan 600 l de filter dient om de 18 maanden gespoeld te worden het slib in de overloopput moet eveneens om de 18 maanden verwijderd worden Voordelen van de anaërobe filter t.o.v. de aërobe filter - gezien de filter van onder naar boven doorlopen wordt kan de overloopput hoger geplaatst worden - de biomassa in de anaërobe filter groeit trager zodat het slib in de overloopput minder vaak geruimd moet worden - bij de anaërobe afbraak worden afbraakgassen geproduceerd, gezien deze met het water meegevoerd worden moet hiervoor geen speciale verluchting voorzien worden. In een goed onderhouden septische put gevolgd door een bacteriefilter kunnen BZVeffluentwaarden van 50 mg/l bereikt worden. Het gehalte aan stoffen in suspensie blijft echter hoog. Een gedraineerde zandfilter of een filtratiebedsysteem vormen een goed alternatief voor de bacteriefilters gezien hiermee lagere effluentwaarden voor zwevende stoffen bereikt worden. Gedraineerde zandfilter / Filtratiebedsyteem De zandfilter of filtratiebed is ingegraven in de bodem, is vloeistofdicht van de omringende bodem afgesloten en bevat een zandfilterpakket. In een kiezellaag boven en onder het zandpakket is een stelsel aan- en afvoerdrains aangebracht. De filter kan in dubbel uitgevoerd worden waarbij beide eenheden intermitterend bedreven worden. Zuiveringsproces: In het filterzandpakket ontwikkelen populaties micro-organismen die zich aan de zandkorrels hechten. Naast een biologische zuiveringsactiviteit van de micro-organismen, spelen ook fysisch - chemische zuiveringsprocessen een rol door de fitrerende werking van het zandpakket. Algemene bepalingen / uitvoering: de filter bestaat uit (van boven naar beneden): een laag teelaarde van 15 tot 30 cm ingezaaid met gazon een niet rottend, waterdoorlatend en niet vervuilend membraan een laag kiezel van 25 tot 30 cm, kaliber 20/32 waarin de aanvoerdrains gelegen zijn een laag van 60 tot 70 cm rivierzand (korrelgrootte 0,2 à 0,6 mm en met een eenvormigheidscoëfficiënt kleiner dan 4) 7,5 a 10 cm kiezel, kaliber 7/14 of 7/20 een laag van 30 cm kiezel kaliber 20/32 waarin de drains liggen (hellingsgraad 5 mm/m) De drains (zowel voor aan- als afvoer) worden op een afstand van 2 m van elkaar gelegd. In vertikaal aanzicht moeten de aanvoerdrains over 1 meter verschoven liggen t.o.v. de afvoerdrains. Een hydraulische doorlaatbaarheid van het zand groter of gelijk aan 0,1 m/h is aan te bevelen.

86 Opgehoogd filtratiebedsysteem Het verhoogd filtratiebed bestaat evenals het gewoon filtratiebedsysteem uit een filterbed van zand. Boven op het zandpakket is een stelsel van aanvoerdrains aangebracht, gelegen in een grindlaag. Onder het zandpakket is eveneens in een grindlaag een stelsel afvoerdrains aangebracht. Het geheel is gelegen boven het maaiveld, en is afgedekt met een grondlaag. Een opgehoogd filtratiebedsysteem is aan te raden wanneer de doorlaatbaarheid van de bodem lager is dan 10-15 mm/u of wanneer er zich een watervoerende laag op minder dan 60 cm van het oppervlak bevindt. Zuiveringsproces: idem als voor de zandfilter Uitvoering / Algemene bepalingen: het verhoogd filtratiebed bestaat uit een berg filterzand van ca. 1 m hoogte (helling 3/1) en een breedte van 8 m, afgedekt met een niet rottend, waterdoorlatend en niet vervuilend membraan waarop een laag teelaarde van 25 cm is aangebracht, ingezaaid met gazon de aanvoerdrains bevinden zich centraal op 2,5 meter van elkaar en zijn gelegen in een kiezellaag van 30 cm, kaliber 20/32 het filterbed bestaat uit rivierzand de afvoerdrains zijn gelegen in een kiezellaag van 30 cm kaliber 20/32 de onderzijde van de afvoerdrains mag niet meer dan 50 cm onder het niveau van het oorspronkelijk bodemoppervlak gelegen zijn Submerged filter systeem (ondergedompelde filter) De submerged filter bestaat uit een vloeistofdicht van de omgeving afgescheiden compartiment waarin dragermateriaal vast is aangebracht. Het compartiment is volledig gevuld met water. Onder het dragermateriaal zijn beluchtingselementen aangebracht waardoor lucht in het afvalwater wordt gebracht. Desgewenst kan de filter zijn opgedeeld in meerdere compartimenten met wel of geen beluchtingselementen (aërobe en anaërobe zones). Zuiveringsproces: Op het dragermateriaal ontwikkelen zich populaties micro-organismen. Deze biomassa bewerkstelligt een aërobe biologische behandeling van het afvalwater. Daarnaast kunnen losse vlokken actieve biomassa in de filterruimte aanwezig zijn. Toevoer van de benodigde luchtzuurstof vindt plaats via de beluchtingselementen welke zijn aangesloten op blowers of compressoren. Overschot aan biomassa op het dragermateriaal laat periodiek los en wordt tesamen met de losse vlokken actieve biomassa in de nabehandeling uit het afvalwater verwijderd. Indien meerdere compartimenten zijn aangebracht in de filter (aërobe en anaërobe zones) kan een nitrificatie/denitrificatie-proces verkregen worden. De biologische belasting van de ondergedompelde filter is bij voorkeur kleiner dan 4 g BZV/m 2.d.

87 Actief slib systeem Een voorbehandeling is niet strikt noodzakelijk, mits grove bestanddelen in het afvalwater voldoende versneden worden voor of in het systeem. De actief slib installatie bestaat uit een vloeistofdicht van de omgeving afgesloten reactorruimte waarin zich een mengsel van afvalwater en actieve biomassa bevindt. De biomassa wordt gevormd door vlokken van populaties micro-organismen die zich in het afvalwater ontwikkelen. De reactorinhoud wordt belucht door één of meerdere mechanische voorzieningen. De nabehandeling geschiedt in een nabezinktank. Zuiveringsproces: Door de vlokken biomassa wordt een aërobe biologische behandeling van het afvalwater bewerkstelligd. De beluchtingsapparatuur zorgt voor inbreng van de benodigde luchtzuurstof in het slib/water-mengsel in de reactorruimte. De losse vlokken biomassa worden door de menging in suspensie gehouden. Bij de nabezinking worden slib (biomassa) en water gescheiden, het slib wordt teruggevoerd naar de reactorruimte. Periodiek wordt een overschot aan slib afgevoerd in plaats van teruggevoerd naar de reactorruimte. Biorotor systeem De biorotor bestaat uit een vloeistofdicht van de omgeving afgescheiden compartiment, waarin dragermateriaal op een horizontale as langzaam wordt rondgedraaid. Het compartiment wordt horizontaal doorstroomd door voorbezonken afvalwater. De horizontale as is zodanig geplaatst dat het dragermateriaal zich ten dele (algemeen voor iets minder dan de helft) in het afvalwater bevindt. De biorotor wordt gevolgd door een nabezinking. Zuiveringsproces: Op het dragermateriaal in de biorotor ontwikkelen zich populaties micro-organismen. Deze biomassa wordt door de rotatie van de biorotor beurtelings in contact gebracht met afvalwater en luchtzuurstof, en bewerkstelligt een aërobe biologische zuivering van het afvalwater. Overschot aan biomassa op het dragermateriaal laat periodiek los en wordt in de nabehandeling uit het afvalwater verwijderd. De biologische belasting van de biorotor is bij voorkeur kleiner dan 4 g BZV/m 2.d. Plantensystemen In een plantensysteem wordt het afvalwater biologisch behandeld d.m.v. planten. Enkele voorbeelden zijn: - helofytenfilter - macrofytenvijver - algenvijver : eendekroosvijver

88 In Vlarem II zijn de effluentvoorwaarden voor afvalwater behandeld in plantensystemen (< 500 - >20 IE) opgenomen: Parameter eenheid emissiegrenswaarde minimumvermindering t.o.v. influentbelasting in % (1) Biochemisch zuurstofverbruik in 5 dagen bij 20 C (BZV) (2) mg/l 50 70 Chemisch zuurstofverbruik (CZV) mg/l 250 75 Zwevende stoffen mg/l 60 70 De analyses betreffende lozingen uit bezinkvijvers worden verricht met gefilterde monsters; de concentratie van het totaal aan gesuspendeerde stoffen in de ongefilterde watermonster mag echter niet meer bedragen dan 150 mg/l. Toegepast wordt de concentratiewaarde of het verminderingspercentage." (1) Vermindering ten opzichte van de vracht van het influent. (2) Deze parameter kan door een ander worden vervangen : totaal organische koolstof (TOK) of totaal zuurstofverbruik (TZV) indien er een verband kan worden gelegd tussen BZV en de vervangende parameter. Deze normen zijn van toepassing, behoudens wanneer de temperatuur lager is dan 5 C. Voor plantensystemen voor de behandeling van afvalwater afkomstig van wooneenheden < 20 IE gelden de algemene lozingsnormen voor lozing van huishoudelijk afvalwater op oppervlaktewater. Indirecte lozing in grondwater In afdeling 4.3.3. van Vlarem II zijn de bepalingen opgenomen i.v.m. de indirecte lozing in grondwater van huishoudelijk afvalwater. De indirecte lozing in grondwater is verboden in gebieden waar rioleringen aanwezig zijn. Wanneer geen riolering aanwezig is gelden volgende afstandsregels voor de besterfput: a) 50 m van een oppervlaktewater b) 50 m van elke open kunstmatige afvoerweg voor hemelwater; c) 100 m van een grondwaterwinning In deze gevallen is een indirecte lozing in grondwater d.m.v. een zinkput toegelaten. Gelet op het mogelijk gevaar voor verontreiniging van het grondwater (bv. wanneer de zinkput te diep geboord wordt tot in een doorlatende laag of wanneer deze aanwezig is op minder dan 10 m), wordt de zinkput bij voorkeur voorafgegaan door een septische put of kunnen andere installaties toegepast worden. Wanneer een oppervlaktewater of een KAH aanwezig is wordt het zoals hierboven beschreven behandeld huishoudelijk afvalwater bij voorkeur hierin geloosd. Wanneer geen mogelijkheid bestaat voor lozing in oppervlaktewater of in een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater kan het huishoudelijk afvalwater geloosd worden via een zinkput of wordt de zinkput vervangen door een niet gedraineerde zandfilter, of kan ondergrondse bevloeiing toegepast worden. Bij lozing in de grond wordt het afvalwater bij voorkeur voorbehandeld in een septische put voor lozing via een zinkput, zandfilter of ondergrondse bevloeiing. Voorbehandeling septische put: cfr supra

89 Zinkput Wanneer geen gevaar voor contaminatie van het grondwater bestaat kan het huishoudelijk afvalwater via een zinkput geloosd worden. De zinkput bestaat uit een ondergronds gelegen put, voorzien van een wand met uitstroomopeningen en een open bodem. Het huishoudelijk afvalwater wordt bij voorkeur voorafgaandelijk de indirecte lozing via de zinkput, voorgezuiverd d.m.v. een septische put eventueel gevolgd door een biologische behandeling. Zuiveringsproces: Na de behandeling wordt het afvalwater via de zinkput geloosd in de bodem. In de bodem ondergaat het water een verdere zuivering door fysische en chemische processen als filtratie en sorptie en door biologische activiteit van micro-organismen. Uitvoering / Algemene bepalingen: - de putwanden zijn waterdicht vanaf de grondoppervlakte tot 50 cm onder het lozingsniveau van de toevoerleiding - het onderste deel van de put is doorlatend (ofwel poreus materiaal ofwel open verticale voegen van 3 cm) - de contactoppervlakte van het onderste deel van de put (bodem + wanden) moet minimum 1 m 2 per IE bedragen - de zinkput wordt tot op het niveau van de watertoevoer gevuld met filtermateriaal (stukgrootte 6 à 11 cm) de bovenste 10 à 15 cm van de kiezellaag kunnen door grof zand vervangen worden. In de plaats van de zinkput kunnen ook volgende installaties toegepast worden: Niet gedraineerde zandfilter of infiltratiebedsysteem De niet gedraineerde zandfilter of infiltratiebed is ingegraven in de bodem en bevat een zandfilterpakket. In een kiezellaag boven het zandpakket is een stelsel aanvoerdrains aangebracht. Het afvalwater wordt bij voorkeur voorafgaandelijk voorgezuiverd in een septische put. Zuiveringsproces en uitvoering: zie gedraineerde zandfilter met dit verschil dat in dit geval geen afvoerdrains voorzien worden. Opgehoogd infiltratiebedsysteem Het verhoogd infiltratiebed bestaat evenals het gewoon infiltratiebedsysteem uit een filterbed van zand. Boven op het zandpakket is een stelsel van aanvoerdrains aangebracht, gelegen in een grindlaag. Het geheel is gelegen boven het maaiveld, en is afgedekt met een grondlaag. Het afvalwater wordt bij voorkeur voorafgaandelijk voorgezuiverd in een septische put. Zuiveringsproces en uitvoering: zie opgehoogd filtratiebed met dit verschil dat in dit geval geen afvoerdrains voorzien worden.

90 Ondergrondse bevloeiing Als infiltratievoorziening worden infiltratiekanalen voorzien. Het afvalwater wordt bij voorkeur voorafgaandelijk voorgezuiverd in een septische put. Zuiveringsproces: Na de behandeling wordt het afvalwater via de infiltratiekanalen geloosd in de bodem. In de bodem ondergaat het water een verdere zuivering door fysische en chemische processen als filtratie en sorptie en door biologische activiteit van micro-organismen. Uitvoering / Algemene bepalingen: Het ondergrondse bevloeiingsnet bestaat uit verscheidene, parallel lopende filtreerleidingen die 1,5 à 3 m van elkaar liggen. De totale lengte is afhankelijk van het opslorpingsvermogen van de grond en van het aantal IE, deze varieert van een infiltratieduur van 10 minuten in zandgrond (10 liter water in een put van 30 x 30 cm met een diepte van 60 cm) met overeenkomstig een benodigde lengte voor de draineerbuizen van 10 m/ie, tot 40 minuten in zandklei, in dit geval bedraagt de benodigde lengte van de draineerbuizen 20 m per IE de nodige overeenkomstige terreinoppervlakte moet 20 à 40 m 2 per IE zijn. Filtreerleidingen: de uitgravingen van de sleuven zijn ongeveer 50 cm breed en 60 à 70 cm diep. De uitvoering van de filtreerleidingen omvat: opvullen van de bodem van de sleuf met een laag filtermateriaal van ongeveer 10 cm dikte (grint, steenslag of stenen) leggen van de leiding in draineerbuizen, geplaatst met open voegen en een helling tot beloop van 1/500. Op het bovengedeelte van de buizen en op 2/3 van hun omtrek worden de voegen bedekt met een strook geteerd vilt. aanvullen van de sleuf met hetzelfde filtermateriaal tot ongeveer 5 cm boven de buizen aanplempen van de sleuf met invoeging van een waterdichte en onbederfbare afscheiding of afdekking om elke verstopping van de filter te voorkomen.

91 10. Kleinschalige waterzuiveringsinstallaties (KWZI) 20-500 IE 10.1. ALGEMENE ONTWERPPARAMETERS 10.1.1 De droog weer afvoer (DWA) De installatie dient minimaal 3 DWA 14 biologisch te kunnen behandelen, de overige 3 DWA 14 ondergaat alleen een voorbehandeling. Uitzondering : in geval van een volledig gescheiden stelsel is een capaciteit van 1 DWA 14 voldoende, tenzij er tegenaanduidingen (metingen) zijn. 10.1.2 Samenstelling van het huishoudelijk afvalwater 1 IE stemt overeen met: debiet : 150 l/d BZV : 60 g/d CZV : 135 g/d ZS : 90 g/d Totaal stikstof :10 g/d Totaal fosfor : 2 g/d 10.1.3 Meetinrichting zie VLAREM II art. 4.2.5.4.1. De meetgoot dient te beantwoorden aan de omschrijving in bijlage 4.2.5.1. 10.1.4 Algemene bedrijfsvoering : - onderhoudsvoorschriften van de constructeur naleven; - regelmatige visuele controle van het effluent a.d.h.v. een BZV-buis (minstens 1x/week). Plaatsing de locatie van de KWZI dient ten alle tijde zeker te stellen dat : - het systeem toegankelijk is; - slibafvoer uit de verschillende compartimenten d.m.v. een tankwagen mogelijk is; vorstgevoelige onderdelen dienen voldoende beschermd te worden tegen vorst. Materialen de systeemonderdelen dienen stabiel geplaatst, van duurzame kwaliteit, vloeistofdicht en corrosiebestendig te zijn; buitenwanden en bodems van systeemonderdelen die voortdurend met afvalwater gevuld zijn,

92 dienen vloeistofdicht te zijn. Elk bekken dient afgeschermd te worden van het grondwater door een waterdichte betonnen wand of door een waterondoorlaatbare folie. Enkel indien het bekken zich in een niet doorlaatbare bodemlaag bevindt, kan overwogen worden om de afscherming achterwege te laten. Bij gebruik van een folie dient de waterdichtheid getest te worden na plaatsing; gebruikt filterzand of grind dienen vrij te zijn van verontreinigende stoffen van organische of toxische aard; gebruikte synthetische vulmaterialen moeten aan volgende eisen voldoen : - geschikt zijn voor een goede aanhechting van de micro-organismen; - voldoende sterk zijn om vergruizing of vervorming door het eigen gewicht te voorkomen; - vrij zijn van verontreinigingen van toxische aard of andere stoffen die in het water kunnen oplossen; - vorstbestendig zijn. Verluchting afgesloten systeemonderdelen dienen op zodanige wijze verlucht dat voor een voldoende en hindervrije afvoer van de gevormde gassen wordt gezorgd; de luchttoevoer naar de biologische behandeling dient voldoende te zijn voor de instandhouding van de aërobe biologische zuiveringsprocessen; overkappingen dienen te zijn voorzien van voldoende ventilatieopeningen. 10.2. VOORBEHANDELINGSSYSTEMEN Onder voorbehandelingssystemen worden alle procesonderdelen verstaan die voorafgaan aan de eigenlijke biologische zuivering en waarbij grof materiaal en bezinkbare stoffen uit het afvalwater verwijderd worden. Indien alle woningen aangesloten op de KWZI beschikken over een septische put of gelijkwaardige individuele voorbehandelingsinstallatie, gebouwd en uitgebaat overeenkomstig de code van goede praktijk voor individuele voorbehandelingsinstallaties, kan de voorbehandeling eventueel achterwege gelaten worden. 10.2.1 Rooster Om te vermijden dat grof vuil zich opstapelt in de rest van de installatie of om de toevoerpompen te beschermen kan het nuttig zijn om een rooster te voorzien. Omwille van de kostprijs en de eenvoud wordt voor dergelijke kleinschalige installaties best een manueel rooster (staafafstand 20-60 mm) voorzien i.p.v. automatische fijnroosters zoals gebruikelijk bij RWZI's met grotere ontwerpkapaciteit. Het rooster dient zo ontworpen te zijn dat in geval van verstopping van het rooster de toevoer naar de rest van de installatie niet belemmerd wordt.

93 10.2.2 Voorbezinking 10.2.2.1 Voorbezinktank met slibstockage: principe : De werking berust op bezinking van de zwevende deeltjes in het influent (verwijderingsrendement SS bedraagt ongeveer 50%). Tevens wordt het bezonken slib in de tank opgeslagen vooraleer het afgevoerd wordt. In tegenstelling tot een septische put is het niet de bedoeling om anaërobe afbraak van het slib te bekomen. Hierdoor kan het volume van de tank beperkt blijven. De dimensionering kan opgesplitst worden in twee delen: a. voorbezinkingsvolume (V 1 ): minimaal 1 h verblijftijd bij maximaal debiet (6 DWA 14 ); b. slibstockage: - minimaal 30 dagen; - berekening volume: V 2 = T x S x100 x IE DS Hierbij is: V 2 : volume slibstockage T: slibverblijftijd in dagen S: specifieke slibproductie in g ds/ie.d (40 g ds/ie.d) DS: gemiddeld droge stof gehalte van het slib in %ds (4% ds) IE: aantal inwonerequivalenten Het totaal volume van de tank bedraagt dus V 1 + V 2 Uitvoering : - bestaat uit 1 of meerdere compartimenten; - waterdiepte : minimum : 1 m - maximum : 3 m; - openingen in de scheidingswanden tussen de (eventuele) compartimenten : moeten zo geplaatst worden dat kortsluitstromen zoveel mogelijk vermeden worden; meer dan 30 cm onder het wateroppervlak om het meevoeren van drijflagen te voorkomen en ca. 60 cm boven de slibzone om opwoeling van bezonken slib te vermijden; de oppervlakte van elke opening moet voldoende groot zijn zodat er geen opwoeling van bezonken slib ontstaat door een te hoge stroomsnelheid (stroomsnelheid bij maximaal debiet moet < 0,1 m/s).; - uitstroomopening : de totale oppervlakte van de opening moet voldoende groot zijn zodat er geen opwoeling van bezonken slib ontstaat door een te hoge stroomsnelheid (stroomsnelheid bij maximaal debiet moet < 0,1 m/s); afvoer van drijflagen naar de rest van de installatie moet vermeden worden door ofwel een duikschot voor de uitstroomopening ofwel d.m.v. een T-stuk waarvan de bovenkant minstens 20 cm boven het wateroppervlak uitsteekt; - scheidingswanden : moeten tenminste 20 cm boven het wateroppervlak uitsteken; - een vrije hoogte van tenminste 30 cm tussen wateroppervlak en afdekking van de tank.

94 Bedrijfsvoering : - slibafvoer dient plaats te vinden vooraleer het slibniveau gestegen is tot 0,20 m onder de onderkant van aanvoer-, doorvoer- of afvoeropeningen. Een routinematige slibafvoer, met een voldoende hoge frequentie, verdient de voorkeur; - drijflagen dienen op regelmatige tijdstippen verwijderd te worden om te voorkomen dat deze laag zo dik zou worden dat ze mee kan uitspoelen of verstoppingen van aanvoer-, doorvoer, afvoer- of ventilatieopeningen kan veroorzaken. 10.2.2.2 Bezinkput met twee verdiepingen of decantatieput of Emscher- of Imhoff-tank principe : De werking berust op bezinking van de zwevende deeltjes in het influent (verwijderingsrendement SS bedraagt ongeveer 50%). Het slib bezinkt en wordt via schuine wanden afgevoerd naar het onderste compartiment van de tank, waar het slib nog een anaërobe gisting ondergaat. Het voordeel van dit concept is dat opdrijvend slib niet in de bezinkingszone terechtkomt. Het effluent van deze tank dient verder gezuiverd te worden in een zuiveringsinstallatie vooraleer het kan geloosd worden. - minimaal 25 l/ie voor het bovenste decantatievak; - minimaal 100 l/ie voor het onderste gistingsvak. uitvoering : - waterdiepte : minimum : 1 m - maximum : 4 m; - uitstroomopening : de totale oppervlakte van de opening moet voldoende groot zijn zodat er geen opwoeling van bezonken slib ontstaat door een te hoge stroomsnelheid (stroomsnelheid bij maximaal debiet moet < 0,1 m/s); afvoer van drijflagen naar de rest van de installatie moet vermeden worden door het voorzien van ofwel een duikschot voor de uitstroomopening ofwel d.m.v. een T-stuk waarvan de bovenkant > 20 cm boven het wateroppervlak uitsteekt; - schuine wanden : helling van 60 ; - een vrije hoogte van tenminste 30 cm tussen wateroppervlak en afdekking van de tank. bedrijfsvoering : - het slib moet geruimd worden vooraleer het onderste compartiment nagenoeg volledig gevuld is met slib; - drijflagen dienen op regelmatige tijdstippen verwijderd te worden om te voorkomen dat deze laag zo dik zou worden dat ze mee kan uitspoelen.

95 10.2.2.3 Voorbezinkingsvijver principe: In een voorbezinkingsvijver worden de bezinkbare stoffen uit het afvalwater verwijderd en wordt een vergisting van het bezonken slib bekomen. dimensionering: - hydraulische verblijftijd : minimaal 3 dagen bij DWA. uitvoering : - lengte/breedte - verhouding : > 3/1; - diepte : > 1,5 m; - de influentstroom dient zoveel mogelijk verdeeld te worden over de breedte van de vijver; - de uitstroomconstructie moet zo ontworpen worden dat drijvend materiaal wordt tegengehouden (bv. d.m.v. een duikschot); - het is aan te raden om de bodem te laten afhellen naar één punt om de slibruiming te vereenvoudigen; - er dient een by-pass voorzien te worden. bedrijfsvoering : - drijvend materiaal dient regelmatig verwijderd te worden; - slibruiming : ongeveer éénmaal per jaar. 10.3. BIOLOGISCHE ZUIVERINGSSYSTEMEN 10.3.1 Plantensystemen beplanting : het plantgoed dient zoveel mogelijk vrij te zijn van andere plantensoorten om te vermijden dat deze soorten achteraf gaan overwoekeren. Om deze reden is het gebruik van zaailingen aan te raden; meestal wordt riet (Phragmites) gebruikt omwille van de geringe eisen die riet stelt aan de omgeving, omwille van de snelle groei en omwille van de diepe wortelpenetratie (> 0,6 m); indien het de bedoeling is om een grotere natuurwaarde aan het systeem te geven, kan een grotere variëteit aan plantensoorten aangewezen zijn; rietvelden worden beplant met gewoon riet : Phragmites. De kleine plantjes worden gekweekt in potten met een diameter van 110 mm en met 3-5 planten per pot om een voldoende dicht rietveld te bekomen. Wanneer het riet verplant wordt naar het rietveld dienen de plantjes 300-400 mm hoog te zijn. De aangewezen periode voor het planten is mei-juni, maar indien nodig kan het planten ook gebeuren tot in augustus. Per vierkante meter worden vier dergelijke potten geplaatst en wordt aan elke pot een langzaam vrijkomende meststof toegediend. In sommige gevallen is het vereist om tijdens het eerste jaar nog bijkomende meststof toe te dienen; voldoende licht is noodzakelijk voor een goede groei (dus best niet in de schaduw van bomen); maaien van het riet is niet noodzakelijk.

96 10.3.1.1 Infiltratierietveld (verticaal doorstroomd) principe : Het voorbezonken afvalwater stroomt verticaal doorheen een filterbed van zand en/of grind dat beplant is met riet. Op het filtermateriaal hechten zich micro-organismen. Voor een goede biologische zuivering is een voldoende zuurstofvoorziening noodzakelijk. Het riet vervult een functie als O 2 -toevoer via de wortels, de wortels vormen een hechtingsplaats voor microorganismen en voorkomen het dichtslibben van het filtermateriaal. Naast deze biologische werking heeft het rietveld ook een fysisch-chemische werking door filtratie en adsorptie. Hydraulische belasting (bij DWA) bij voorkeur < 0,07 m 3 /m 2.d (of minimaal 2 m 2 /IE). uitvoering : - aanvoersysteem : moet een gelijke verdeling van het afvalwater over het volledige oppervlak van de filter verzekeren : bij voorkeur wordt het dagdebiet gedurende een aantal (bv. 4x/d bij DWA) korte pompcycli aangevoerd; onder de uitstroom, op het oppervlak van de filter kunnen spatplaatjes (> 150 mm x 150 mm) aangebracht worden om een beluchting van het voorbezonken afvalwater en betere verdeling te bekomen en om een verstoring van het filterpakket te voorkomen; - filtermateriaal : hydraulische conductiviteit van het filtermateriaal dient minimaal 0,1 m/h te bedragen de dikte van de filterende laag bedraagt minstens 0,6 m; - afvoersysteem : het afvoersysteem wordt gevormd door drainageleidingen waarvan de onderlinge afstand ten hoogste 2 m bedraagt en de hellingsgraad 5 mm/m bedraagt; de drainageleidingen bevinden zich in een laag grof grind van ongeveer 0,30 m; de opwaartse uiteinden van de drainageleidingen dienen boven het filteroppervlak uit te steken zodat reiniging of ontstopping van de drainageleiding mogelijk is. 10.3.1.2 Wortelzone rietveld (horizontaal doorstroomd) principe : Het voorbezonken afvalwater wordt aan één zijde van het rietveld toegevoerd en doorstroomt het filterbed horizontaal onder het oppervlak. Aan de andere zijde wordt het effluent afgevoerd via een drainageleiding op de bodem van het rietveld. Op het filtermateriaal en op de rietwortels hechten zich micro-organismen. Naast deze biologische werking heeft het rietveld ook een fysisch-chemische werking door filtratie en adsorptie. Het riet vervult een functie als O 2 -toevoer via de wortels, de wortels vormen een hechtingsplaats voor micro-organismen en voorkomen het dichtslibben van het filtermateriaal. Oppervlaktestroming dient te allen tijde vermeden te worden. Een oppervlakte van minimaal 3 m 2 /IE is vereist voor secundaire zuivering van voorgezuiverd afvalwater.

97 Uitvoering : - afmetingen : om stroming van afvalwater aan de oppervlakte te voorkomen, is het van belang om de lengte van het rietveld te beperken tot ± 15 m; de diepte van het filterbed ter hoogte van de inlaat dient minimaal 0,4 m te bedragen (typisch : 0,6 m). De bodem van het rietveld wordt aangelegd onder een helling van 1 % om de drainage te bevorderen. De maximale diepte van het bed ter hoogte van de uitlaat mag 0,8 m niet overschrijden; - inlaatconstructie : het verdeelsysteem moet zo gekozen worden dat een gelijkmatige verdeling van het influentdebiet over de volledige breedte van het rietveld mogelijk is. Te verkiezen is een systeem met rechtopstaande toevoerleidingen die in de hoogte verstelbaar zijn (+ of - 40 mm). De onderlinge afstand van deze toevoerleidingen bedraagt 5-10 m; over een afstand van ± 0,5 m wordt een zone voorzien gevuld met stenen (60-100 mm) om een verdere verdeling van het influent over de volledige breedte van het rietveld mogelijk te maken en om te voorkomen dat het influent over de oppervlakte van het rietveld stroomt; - filtermateriaal : de hydraulische conductiviteit van het filtermateriaal dient > 3,6 m/h te bedragen. Gewassen grind met een diameter tussen 5-10 mm is geschikt om als filtermateriaal te gebruiken; - uitlaatconstructie : het effluent wordt afgevoerd via een drainagebuis die zich over de volledige breedte op de bodem van het rietveld bevindt; de drainagebuis bevindt zich in een zone gevuld met stenen (60-100 mm); de effluent drainageleiding wordt verbonden met een in de hoogte verstelbare leiding zodat het waterniveau in het rietveld kan geregeld worden. Algemene opmerkingen bij filtratiesystemen: - door filtratiesystemen in serie te schakelen wordt, bij gelijkblijvend oppervlak, het totale zuiveringsrendement verhoogd; - verschillende types van filtratiesystemen kunnen gecombineerd worden, bv.: 1 traps infiltratierietveld met als 2 trap een wortelzone rietveld. 10.3.1.3 Vloeirietvelden principe : Het voorbezonken afvalwater stroomt over het oppervlak van het rietveld, dit in tegenstelling tot de overige types van rietvelden waarbij het afvalwater doorheen het filterbedmateriaal stroomt in horizontale of verticale richting. Voor een vloeirietveld kan dan ook gebruik gemaakt worden van de lokale bodem, aangezien een goede hydraulische conductiviteit geen vereiste is. De werking van het vloeirietveld berust enerzijds op bezinking van onopgelost materiaal dat vervolgens een gedeeltelijke anaërobe/aërobe afbraak ondergaat. Anderzijds zal de colloïdale en opgeloste organische vuilvracht aëroob afgebroken worden in de bovenste waterlaag van het rietveld. In de onderste waterlagen zal de afbraak voornamelijk anaëroob gebeuren. Het ondergedompelde riet vormt een hechtingsplaats voor micro-organismen die verantwoordelijk zijn voor de biologische afbraak van de vuilvracht. Opname van nutriënten (N en P) door het riet is relatief onbelangrijk ten opzichte van de totale vracht aan nutriënten. De bodem (vooral kleihoudende bodem) kan een belangrijke rol spelen in de adsorptie van fosfor.

98 De oppervlakte van het rietveld dient minimaal 5 m 2 /IE te bedragen en de hydraulische verblijftijd bij DWA dient minimaal 10 d te bedragen. uitvoering : - afmetingen : lengte/breedte - verhouding van het rietveld : < 4/1 en > 1/1; helling van de bodem : > 5mm/m; waterhoogte : 0,1 m - 0,5 m (de waterhoogte kan tijdens de zomer eventueel iets verlaagd worden om zo de zuurstoftransfer vanuit de lucht te bevorderen); - uitstroomconstructie : de uitstroomleiding moet in de hoogte verstelbaar zijn zodat het rietveld volledig leeggelaten kan worden en zodat de hydraulische gradiënt kan aangepast worden in functie van de tijd. Hierdoor kan overstort aan de ingang van het rietveld (door ophoping van slib en plantenmateriaal) vermeden worden. 10.3.2. Lagunering De types van lagunering die van toepassing kunnen zijn voor KWZI's zijn : - natuurlijke lagunering : aërobe zone bovenaan en anaërobe zone onderaan, zuurstofinbreng door diffusie en fotosynthese; - kunstmatig beluchte lagune : niet volledig gemengde lagune met bellenbeluchting of oppervlaktebeluchting. De voorbehandeling bij lagunes kan tot een minimum beperkt worden. Eventueel kan een grofrooster (cf. supra) voorzien worden. Bezinking van het onopgelost materiaal in het influent gebeurt in de lagune zelf. 10.3.2.1 natuurlijke lagunering principe : De afbraak van het organisch materiaal gebeurt door anaërobe fermentatie in de onderste lagen van de lagune. De bovenste laag is aëroob door photosynthetiserende algen en door zuurstoftransfer uit de lucht. Dank zij de aanwezigheid van zuurstof is er aërobe afbraak in de bovenste laag. Alhoewel algen hierbij een belangrijke rol spelen, kunnen ze een probleem vormen voor de effluentkwaliteit indien ze mee uitspoelen. Tijdens de lente en de herfst kan door temperatuursinversie een resuspensie van bezonken materiaal optreden, met hoge ZS-gehaltes in het effluent tot gevolg. - hydraulische verblijftijd bij DWA : > 20 d; - oppervlakte : 10 m 2 /IE (8 m 2 /IE indien een voorbehandeling voorzien wordt); - diepte : ± 1m; - om uitspoeling van algen te voorkomen, wordt aanbevolen om nageschakeld een lagune (1 m 2 /IE) met waterplanten te voorzien. De waterhoogte in deze lagune bedraagt 0,1-0, 4 m.

99 uitvoering : - er worden minimaal 2 lagunes in serie geplaatst; - het is essentieel voor een goede werking om kortsluitstromen te vermijden. Hierbij dient aandacht besteed te worden aan de lengte/breedte - verhouding (>1) en aan de plaatsing van instroom- en uitstroomconstructies; - de uitstroomconstructie van elke lagune moet voorzien zijn van een duikschot om drijvend materiaal tegen te houden; - er dient voor elke lagune een by-pass voorzien te worden, zodat de installatie in bedrijf kan blijven bij ruimen van één lagune. bedrijfsvoering : - drijvend materiaal regelmatig verwijderen; - slibophoping opvolgen en ruimen indien nodig. 10.3.2.2 kunstmatig beluchte lagune principe : De nodige zuurstof wordt ingebracht door een beluchtingssysteem (bellenbeluchting of oppervlaktebeluchting). De beluchting wordt niet ontworpen om alles in suspensie te houden, maar zorgt enkel voor een gedeeltelijke menging van de lagune. Om voldoende afscheiding van zwevende stoffen te bekomen is een naklaringsvijver noodzakelijk (zie nabehandeling). - hydraulische verblijftijd bij DWA : > 10 d; - diepte : 1,5-3,5 m; - benodigde zuurstofinbreng : 1,5 kg O 2 /kg BZV; - mengvermogen van de beluchting : 1-3 W/m 3. uitvoering: - er worden minimaal 2 lagunes in serie geplaatst; - maximale helling van de wanden : 30 ; - de uitstroomconstructie van elke lagune moet voorzien zijn van een duikschot om drijvend materiaal tegen te houden; - er dient voor elke lagune een by-pass voorzien te worden, zodat de installatie in bedrijf kan blijven bij ruimen van één lagune. bedrijfsvoering: - drijvend materiaal regelmatig verwijderen; - slibophoping opvolgen en ruimen indien nodig. 10.3.3 Oxydatiebedden principe : Het oxydatiebed bestaat uit een bed van dragermateriaal waarop het voorbezonken afvalwater gelijkmatig wordt verdeeld. Door kunstmatige of natuurlijke ventilatie wordt een luchtstroom door het bed gevoerd waardoor zich een aërobe biomassa kan ontwikkelen. Teveel aan biomassa komt periodiek los van het dragermateriaal en wordt in de nabezinktank verwijderd.

100 - maximale biologische belasting : 0,15 kg BZV/m 3.d; indien kunststof vulmateriaal (specifieke oppervlakte 150-200 m 2 /m 3 ) gebruikt wordt mag de maximale biologische belasting 0,30 kg BZV/m 3.d bedragen. uitvoering : - de vulhoogte van het oxydatiebed dient minimaal 1 m te bedragen; - het verdeelsysteem (statisch of ronddraaiend) dient een gelijkmatige verdeling van het afvalwater over het volledige oppervlak te verzekeren; - gezuiverd afvalwater dient (gedeeltelijk) gerecirculeerd te worden over het oxydatiebed. bedrijfsvoering : - regelmatige controle van het verdeelsysteem en reiniging indien noodzakelijk; - nagaan of er zich geen plasvorming voordoet op het oppervlak van het oxydatiebed. 10.3.4 Gedraineerde zandfilter / Filtratiebedsysteem principe : Het voorbezonken afvalwater stroomt verticaal doorheen een filterbed van zand en/of grind dat ingegraven is in de bodem en afgedekt met aarde. Op dit filtermateriaal hechten zich microorganismen. Voor een goede biologische zuivering is een voldoende zuurstofvoorziening noodzakelijk. Naast deze biologische werking heeft de filter ook een fysisch-chemische werking door filtratie en adsorptie. Hydraulische belasting (berekend op basis van DWA) bij voorkeur < 0,04 m 3 /m 2.d (of > 4 m 2 /IE). uitvoering : - afdekking : bovenop de grindlaag waarin zich de aanvoerleidingen bevinden, wordt een laag aarde van 0,15 m - 0,3 m aangebracht. Voor wat betreft de vegetatie op deze laag kunnen geen struiken of bomen toegepast worden daar deze de onderliggende filterlaag zouden verstoren; om te vermijden dat de laag aarde in de onderliggende laag grof grind terechtkomt, dienen deze twee lagen van elkaar gescheiden te worden door ofwel een water- en luchtdoorlatend doek ofwel een laag fijn grind van minimaal 0,1 m; - aanvoersysteem : moet een gelijke verdeling van het afvalwater over het volledige oppervlak van de filter verzekeren; bij voorkeur wordt het dagdebiet gedurende een aantal (bv. 4x/d bij DWA) korte pompcycli aangevoerd. Hierdoor wordt het aanvoersysteem volledig met water gevuld en is een meer gelijkmatige verdeling mogelijk; de aanvoerleiding bestaat uit geperforeerde leidingen met onderlinge afstand van maximaal 4 m; het aanvoersysteem bevindt zich in een laag grof grind van ongeveer 0,25-0,30 m;