FlCEDULA. Kwartaalblad van de Twentse Vogelwerkgroep. Jaargang 45 (2016) - Nummer 3 ISSN

Vergelijkbare documenten
Resultaten BMP Z 2014 in Twente

Resultaten BMP Z 2015 in Twente

Resultaten BMP Z 2012 in Twente

Resultaten BMP Z 2013 in Twente

Resultaten LSB/BMP Z 2011 in Twente

Steenuilen Noordoost-Twente 2012

Resultaten LSB/BMP-Z 2011 in Twente. Kolonievogels

Oelemars Dinkel/Schokland Lutterzand

KERKUILEN WERKGROEP TWENTE

(nestkastenproject) Golfbaan Welschap

Broedvogelonderzoek 2006 LSB

Kolonievogels in Twente 2015

Monitoring steenuil in 2012

Voorkomen van Bruine Kiekendief (Circus aeruginosus) in Het Verdronken Land Van Saeftinghe Walter Van Kerkhoven

Jaarverslag steenuilen uitgebreide versie

Topjaar soorten overig jarig riet

Bijzondere Vogels Strabrechtse Heide 2011

Voorkomen van Bruine Kiekendief (Circus aeruginosus) in Het Verdronken Land Van Saeftinghe Walter Van Kerkhoven

Stichting Natuur- en Vogelwacht Dordrecht Noorderelsweg 2 A, 3329 KH Dordrecht, tel.: , info@vogelwacht.eu,

Nieuwsbrief Vogelwerkgroep IVN Oisterwijk

Holenduif. Zes eieren

Vestiging en recente toename van Raven als broedvogel in Noord Brabant

Kolonievogels in Twente in 2018

NIEUWSBRIEF 2018 HET HEXEL. Broedresultaten en waarnemingen nestkastenproject

Jaarverslag 2018, Kerk- en Steenuilenwerkgroep NH, regio 9

Gouwebos. midmaandwintertellingen van vogels trends samengesteld door Cok Scheewe. Foto (Huig Bouter)

Euro Birdwatch Grijs, grauw, weinig spannend, maar wel gezellig.

Jaarverslag Bijeneters 2017

Verslag Vogelwerkgroep IVN Vijlen-Vaals en Gemeente Vaals 2014

Broedvogelinventarisatie Ecodorp Bergen Voorjaar 2014

BMP rapport Gat van Pinte 2013

BROEDVOGELINVENTARISATIE GOLFBAAN BENTWOUD WIJNAND VAN DEN BOSCH KO KATSMAN

VOGELRINGSTATION OUD NAARDEN 4 e KWARTAAL OVERZICHT 2012

In het hieronder staande overzicht worden de resultaten weergegeven, van 2013 en Jongen uitgevlogen totaal

BMP Needse Achterveld 2008

Veenweiden steeds belangrijker voor Zwarte sterns in Zuid-Holland. Verslag van monitoring van aantallen en broedsucces in 2013

Mahlerlaan Amsterdam. Roofvogelonderzoek. Opdrachtgever: O.G.A. Tussentijdsverslag : 2 september 2015

NIEUWSBRIEF 2017 HET HEXEL. Broedresultaten en waarnemingen nestkastenproject

Berichten van het bestuur

KAVEL 2 EN 3 FLORA- EN FAUNADOSSIER. Opdrachtgever: O.G.A. periode : versie: : 16 mei Auteur : M. Kuiper

Achtergrondinformatie voor groep 3/4. Even voorstellen. Hier wonen ze. Echte natuur. Zo herken je hem

Datum: Woensdag 26 juni Excursie: Oostvaardersplassen. Gids: Pim

NESTKASTENVERSLAG 2016 NATUUR- EN VOGELWERKGROEP DE GRUTTO

NESTKASTENVERSLAG NVWG De GRUTTO 2017

Vogelringstation Schiermonnikoog. Verslag activiteiten 2014 voor CCWO

Notitie inspectie bomen Molenbeek Sittard 2011

KNNV - afdeling Voorne - Vogelwerkgroep. Mededeling nr. 202

Betreft: Effectbeoordeling vogels, herbestemming Groen Ruige Ruimte te Dussen (P )

Vervolgens reden we via de Torenvalkweg naar de Oostvaardersplassen. We besloten van start te gaan met een wandeling over het Oostvaardersveld.

Nieuwsbrief Roofvogelwerkgroep Fruitstreek. Februari 2014

2004 De Flamingo's in het Zwillbröcker Venn

Arenden de Bruijn, O Ontmoetingen met arenden in Noordduitse veengebieden 38/I: 3-8

NIEUWSBRIEF OVER HET JAAR 2013

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

Bijzondere Vogels Strabrechtse Heide 2016

Experts maakten zich in het voorjaar zorgen: waar blijven de zwaluwen? Nieuwsbrief augustus 2018

Er zijn drie tellingen waaraan u mee kunt doen. Deze tellingen staan los van elkaar dus u kunt zelf bepalen aan welke tellingen u mee wilt doen.

(nestkastproject) Koningshof

Datum: Vrijdag 14 juni Excursie: Middagexcursie Oostvaardersplassen. Gids: Pim

Bijzondere Vogels Strabrechtse Heide 2013

Verslag over de roofvogelstand in de. Amsterdamse Waterleidingduinen dagen later begonnen met het leggen. ongunstig en

2013 wordt het jaar van de Patrijs.

Bescherming Weidevogels Zuid-Holland Versterken, ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk in het groen

broedwaarde. Wilde eend - 1 zeker broedgeval : 1 w. met 3 pulli - regelmatig worden ongepaarde ex.

De ontelbaren is geschreven door Jos Verlooy en Nicole van Bael. Samen noemen ze zich Elvis Peeters.

BMP rapport Gat van Pinte 2012

Vogelwacht Akkerwoude e.o.

Datum: 13 april Excursie: Middagexcursie Brabantse Biesbosch. Gids: Pim

Onderzoek Vleermuizen en jaarrond beschermde nesten. Bos en voormalige tennisbaan. Mahlerlaan Amsterdam

NIEUWSBRIEF OVER HET JAAR 2012

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

Zondag 6 november 2016: Middagexcursie in de Oostvaardersplassen.

Notitie. 1 Inleiding. Referentienummer Datum Kenmerk PN mei Betreft Roofvogel onderzoek (BMP-R methode)

Vogeltrektelling 30 oktober 2016

!!!!"### " $% + " $% -""!. /"0%. + %"" 1 "" 3 '$ + * + + * +1 5*!! 1"! '!' 5%!.* " " "!.%%"!%%!-8! " $% *8! %! 9: $% !$!!

Verslag Nestkasten 2010 Fûgel en Natoerbeskermingswacht Eastermar

FICEDULA. Kwartaalblad van de Twentse Vogelwerkgroep. Jaargang 47 (2018) - Nummer 1 ISSN

BROEDGEVALLEN VAN DE RAAF IN DE PROVINCIE UTRECHT IN 2009 EN 2010

Broedvogels van landgoed de Haere in 2017

Gebiedsbeschrijving. Werkwijze BROEDVOGELS VAN WOONWIJK `HET LAAKSE VELD` IN door Henk Jan Hof

Lust ik niet! Junior. groep 1/2/3/4

Broedvogels van de begraafplaats Soerenseweg in Apeldoorn 2015

Vogelringstation Oud Valkeveen 1 e periode 2013

Nieuwsbrief Vogelwerkgroep IVN Oisterwijk

K.N.N.V. afd. Vriezenveen

GEVONDEN EIEREN. Behoorlijke daling aantal broedparen kievit

Verslag 2017 Uilenwerkgroep de Oelenwappers

Succesvol 7-legsel in 2008

BMP rapport. Gat van Pinte Bert van Broekhoven VWG De Steltkluut September 2014

De steen die verhalen vertelt.

BIBLIOTK-EK RIJKS: VOOR OE USSELMttRPOLDcRS WERKDOCUMENT. door. W. Dubbeldam Abw maart. X 7t. ^TJ, 6wo

Waarnemingen in Twente. Periode: juni t/m augustus Bijeneter Hengevelde, Meijerinkhoek en -esch [W]: 1 ex. overvliegend (Marina Pruysers)

KORT VERSLAG MONITORINGRESULTATEN GIERZWALUWNESTKASTEN

Verslag 2016 Uilenwerkgroep Zutphen de Oelenwappers

N.O.P. Papegaaienpark

Peter in de polder, week 20.

De kerkuil is laat dit jaar, alle reacties op een rij.

OPKOMST VAN DE HALSBANDPARKIET IN NEDERLAND EN UTRECHT André van Kleunen

STEENUILEN ROND WIJK BIJ DUURSTEDE

Nieuwsbrief Vogelwerkgroep IVN Oisterwijk

Transcriptie:

FlCEDULA Kwartaalblad van de Twentse Vogelwerkgroep Jaargang 45 (2016) - Nummer 3 ISSN 1383-2751

Kwartaalblad van de Twentse Vogelwerkgroep ISSN 1383-2751 e 45 jaargang nr. 3 - sept 2016 Redactieadres: Peter van den Akker Lochemseweg 28, 7475 PB Markelo e-mail: redactie@tvwg.nl Inhoud Berichten van het estuur Harry de Jong Artikelen: Even voorstellen. Leo Hassing Inkijk in het dagelijks leven van een IJs ogelpaartje. Han Roordink Opmars Middelste Bonte Specht in T ente zet nog steeds door Ben Hulsebos Mislukt en geslaagd broedgeval van de Rode Wouw in Oost-T ente in.... Peter Waarden urg Resultaten BMP-Z in in T ente.. Ben Hulse os Trektellen Aamsveen 2015: 2 dagen met een Velduil.. Aldert S henk Waarnemingen in Twente (juni - aug 2016)... Peter van den Akker & Harry de Jong Uiterste inleverdatum kopij Ficedula 45 (2016) nr.4: 15 december 2016 Foto omslag: Reuzensterns, Oelemars, 25 juli 2016 (Hans Verhoeven) 1 2 8 15 8 24 36

Berichten van het bestuur De vakanties zijn weer voorbij, hoewel toch nog een flink aantal leden begin september op vakantie was gezien het grote aantal afmeldingen op de eerste verenigingsavond van het nieuwe seizoen. Op deze avond zijn een flink aantal ogel foto s ertoo d die lede al da iet op hun vakantie hebben gemaakt. Hopelijk heeft iedereen nog kunnen genieten van het mooie nazomerweer. Voor het doen van leuke vogelwaarnemingen een mindere periode in het jaar. Zo langzaamaan komt de vogeltrek weer op gang. Boerenzwaluwen trekken nog in flinke aantallen door en Visarenden worden weer pleisterend op meerdere plaatsen in het hele land gezien. Leuke waarnemingen van de laatste tijd zijn de Kwak en de Iberische Tjiftjaf in Enschede, Graszanger in de Engbertsdijksvenen en de Grijze Wouw in het Wierdenseveld. Het gaat nog steeds goed met de aanwas van nieuwe leden. In 2016 meldden zich tot september al 20 nieuwe leden aan. Verheugend is dat veel dames zich als lid hebben aangemeld. Ook de excursies worden goed bezocht. De in oktober geplande meerdaagse excursie naar Helgoland is met 18 personen helemaal vol geboekt. We proberen als bestuur in 2017 weer een aantrekkelijk excursie- en lezingen programma aan te bieden. De nog geplande activiteiten in 2016 treft u hieronder aan. Voor meer informatie kijk op onze website www.tvwg.nl onder agenda. Excursies 18 feb excursie langs de IJssel door Jos van den Berg, 18 mrt excursie naar Twickel door Harry de Jong. Verenigingsavonden 12 dec lezing over het jarenlange BMP-A onderzoek op Boerskotten door Rudi Lanjouw, 09 jan nieuwjaarsreceptie, 13 feb film over het Witte veen door Bert Pot, 13 mrt lezing over vogelreis naar Hongarije door Herman Grouve en Herman Bruggink. Namens het bestuur Harry de Jong (voorzitter@tvwg.nl 1

Even voorstellen: Leo Hassing Er is mij gevraagd, als één van de oudere leden van de TVWG om een stukje te schrijven voor Ficedula. Ik wil mij eerst even voorstellen aan de personen die mij nog niet kennen: ik ben Leo Hassing, geboren direct na de 2e Wereldoorlog in 1946, dus al bijna 71 jaar. Ik ben geboren in Overdinkel, de oudste van een tweeling uit een gezin van 8 kinderen en lid van de TVWG sinds 1971 dacht ik, maar ik kan er een jaartje naast zitten. Ik ben geboren in het buitengebied van Overdinkel en woonde lang aan een zandweg waar alleen maar de groenteboer, melkboer en de bakker langs kwamen om hun waren aan de man te brengen. In deze rustige omgeving met nog enkele heidevelden in de directe omgeving, waren in mijn jeugd veel vogelsoorten aanwezig. Ik vond vogels zeer interessante wezens die vanaf mijn prille jeugd mijn aandacht trokken. Ik wist van de meeste vogels wel het nest te vinden, dat ik toen al probeerde te beschermen tegen de jongens uit de buurt, die graag eieren verzamelden voor hun collectie. Mijn moeder vertelde mij toen ze al over de 90 jaar was, dat ik haar vaak een nestje met jonge vogels liet zien en haar dan vroeg om het aan niemand te vertellen. Dit omdat ik bang was dat het dan mis zou kunnen gaan. Een speciale soort sprong er eigenlijk nog niet uit, maar ik vond wel de Roodborsttapuit en de vele Geelgorzen prachtige vogels. De Geelgorzen broedden in de wallen langs het zandpad en door de sloot liep ik altijd te zoeken naar hun nesten. Helaas werd het zandpad vervangen door een verharde weg en de Geelgorzen verdwenen toen snel. Zeker toen ook van de heidevelden weilanden en akkers werden gemaakt. Mijn vader was zolang ik hem gekend heb invalide en met een gezin van 10 personen was het niet gemakkelijk om financieel rond te komen. Zo jong als we waren, moesten wij dan al meewerken op het grote stuk grond bij ons huis, waar we een grote moestuin hadden en waar we uren onkruid stonden te wieden. Met name in het najaar keek ik meer in de lucht dan naar de grond, want zo ongeveer in de tweede helft van oktober kwamen bij gunstig weer de Kraanvogels overvliegen en dat vond ik geweldig. Na de lagere school moest ik naar de textielvakschool, ik had zelf geen inbreng in deze keuze, want het was zaak om zo snel mogelijk geld te gaan verdienen. Mijn oudere broers en zussen zaten allemaal in de textiel en dat was ook mijn toekomst. Na de textielvakschool ging ik werken bij van Heek, met daarbij 2 jaar lang een i ter e opleidi g e daar a og 4 jaar aar de a o ds hool. Toe ik alle diplo a s had, zakte het hele textielimperium in elkaar. Alleen al bij Van Heek stonden toen 2500 personen op straat. 2

In 1963 na de strenge winter ben ik lid geworden bij IVN Losser en was daar druk met wintervoedering en nestkastjes. In 1969 heb ik de cursus natuurgids gevolgd en heb daarna meer dan 10 jaar in het bestuur gezeten. Hiervan was ik 9 jaar secretaris. In 1970 heb ik de cursus Controleur Vogelwet gevolgd, die door de toenmalige Vogelwerkgroep Twente werd gegeven. Nadat ik hiervoor was geslaagd, werd mij gevraagd of ik lid wilde worden van de Vogelwerkgroep Twente. Ik hoefde niet door de ballotagecommissie, omdat ik aangetoond had dat ik genoeg van vogels wist. Op de cursus leerde ik onder andere Piet Kokke, Jan Meijerink en Hans van de Berg kennen. Ik weet nog dat Piet en ik allebei een fout hadden, want ik had problemen met de balg van een Tapuit. Toen de uitslag van het examen bekend werd gemaakt, werd Piet geprezen omdat hij maar één fout had. Hierop werd Piet boos en zei: ik ben bioloog, maar Leo heeft ook maar één fout gemaakt. Waarom vermelden jullie hem niet? Ik ging graag naar de avonden in het Natuurmuseum, waar vaak interessante lezingen werden gegeven en ging ook vaak mee met de excursies naar de Flevopolders. Hier waren veel vogelsoorten te zien die in mijn omgeving ontbraken. Bij IVN Losser was ik nauw betrokken bij het oprichten van een vogelwerkgroep, waarna we ons daarna nog meer gingen richten op de bescherming van vogels. Na in contact te zijn gekomen met Onno de Bruijn en van hem hoorde over zijn succes met de kerkuilenkasten, zijn wij daar ook mee gestart. Ons eerste succesvolle broedsel hadden wij in de zoutloods in Isidorushoeve. In Twente waren toen nog bijna geen mensen actief met de bescherming van deze prachtige uil. We hingen daarom in heel Twente kasten op; van Vroomshoop tot Overdinkel en van Haarle tot Vasse. Er zijn in die tijd vele uren en kilometers gestoken in die bescherming. Heel actieve mensen van het eerste waren onder andere Wim Nijhuis uit Denekamp en Jan Schulte van SBB. Kort hierna kwam Fons Eijsink bij SBB in dienst en samen met Fons hebben we toen in Twente een Kerkuilenwerkgroep opgericht. Hiervan waren Fons en ik de coördinatoren. We gingen namens de groep naar het landelijk overleg in Zeist. Na 20 jaar hebben we het stokje overgedragen aan onze opvolgers Eric Companje en Paul van Heek. Nu is Johan Drop de coördinator. Bij onze start hadden we dacht ik 5 paartjes in Twente, nu zijn er enkele honderden nestkasten met meer dan 100 broedparen. Vanuit de vogelwerkgroep Losser zijn we ook sussesvolle projecten voor Gierzwaluw en Grote Gele Kwikstaart gestart. Het Gierzwaluwproject loopt nog prima, maar helaas worden na 13 jaar de kasten van de Grote Gele kwikstaart niet meer gecontroleerd. Ik kan zelf niet meer aan een ladder onder de bruggen hangen 3

om de jongen te ringen. Dit komt door gewrichtsproblemen en opvolgers zijn helaas moeilijk te vinden. Uit deze kasten zijn meer dan 1000 jonge vogels gevlogen en in al die jaren heb ik waardevolle broedgegevens kunnen verzamelen. In 1975 gingen de Vogelwerkgroep Twente en de Enschedese Vogelwerkgroep samen en ontstond de Twentse vogelwerkgroep. Toen leerde ik onder andere Ben Heerink, René Wijering en John Tromp kennen. Ook Anton Conings werd lid van onze VWG en met hem deed ik veel controles voor de vogelwet, waarbij we regelmatig vangmiddelen en lokvogels in beslag namen. Op excursies, onder andere naar Schiermonninkoog waar we in de jeugdherberg sliepen, trokken we veel met elkaar op. Ook Rinus Baayens, Piet Kokke en Johan Bekhuis sloten zich bij ons aan. Met dit achttal gingen we regelmatig een weekje vogelen, naast Schiermonnikoog gingen we ook naar het buitenland zoals de Neusiedler-See, Cap Gris-Nez en de Camargue. We gaan al jaren jaarlijks naar Oost-Duitsland en dat bevalt mij uitstekend. Buiten deze meerdaagse excursies maakten we ook regelmatig dagtochten in Nederland. Aanvankelijk veel naar de Flevopolder, die toen nog ontgonnen moest worden en waar veel bijzondere soorten werden waargenomen zoals de mooie Baardmannetjes, Velduilen en kiekendieven. Toen de Flevopolder te veel in cultuur werd gebracht verzetten we de bakens naar het Lauwersmeer en af en toe de Rieselfelder bij Munster. In 1975 werd Harm Vonk lid bij onze VWG. Harm werkte op de vliegbasis, eerst op de meteo en later werd hij aangesteld als vogelman en moest hij de startbanen vrijhouden van vogels die het vliegverkeer konden bedreigen. Harm was ringer en ging iedere herfst naar Schiermonnikoog om in de eendenkooi vogels te ringen. Anton en ik gingen vanaf die tijd regelmatig met hem mee en leerden daar veel van het ringen. In 1976 besloten wij om zelf een ringstation te beginnen en dit werd gerealiseerd op mijn eigen grond in Overdinkel. Met financiële ondersteuning van onze VWG en de Museumvereniging konden we vangmiddelen aanschaffen. Er werden 2 banen aangelegd met slagnetten en enkele mistnetten tussen de struiken. De eerste vangdag was 29 augustus 1976, nu alweer meer dan 40 jaar geleden. In de loop van de jaren kwamen er meer medewerkers bij, Willy Bruins was één van de eersten en later sloot Harrie Linckens zich aan. Er werd in de loop van de jaren steeds meer met geluid gewerkt en de cassettebandjes maakten plaats voor CD en nu zijn deze alweer vervangen door laptops. Helaas ontviel ons eerst Harm Vonk en later stierf ook Anton na een kort ziekbed. Ze worden nog dagelijks gemist op het ringstation. De naam van het ringstation werd na de dood van Anton veranderd van ringstation Overdinkel in VRS Conings. Anton heeft in de loop der jaren veel werk 4

verzet voor het ringstation. Samen met Anton ben ik naar Duitsland geweest om daar op Duitse ringstations vogels te ringen, eerst aan de Bodensee en later ook naar de Galenbeckersee in Mecklenburg-Voor-Pommeren. Hier leerden we veel over de vogels die we daar vingen en bij ons bijna niet voorkwamen, zoals Roodmus, Sperwergrasmus en Krekelzanger. Leo op zijn ringbaan in de weer met slagnetten. Vanaf 2004, toen ik met prepension ging, wordt er met uitzondering van de broedtijd bijna dagelijks geringd. Harrie Linckens ging ook met pensioen en is nu ook al jaren een vaste ringer op het ringstation. Veel bijzondere vogels hebben wij er gevangen en ook veel bijzondere terugmeldingen gedaan. Bijzondere soorten waren onder andere Ruigpootbuizerd, toen de 6e voor Nederland, Roodkeelpieper, Wateren Oeverpieper, Sperwergrasmus, Porseleinhoen, Noordse Nachtegaal en Bladkoning. Bijzondere terugmeldingen waren onder andere een Bladkoning uit Frankrijk die in 3 dagen 1000 km aflegde, de Vink van de Shetlandeilanden en de Zwartkop uit Jeruzalem. Dit was de eerste Zwartkop uit West-Europa die daar werd gecontroleerd. Er is op het ringstation nogal wat veranderd in de vogelstand, leeuweriken en 5

Graspiepers worden bijna niet meer gevangen, ook de Frater en IJsgors zijn al jaren niet meer gesignaleerd. Wel zijn de bosvogels mede door het inzetten van geluid in grotere aantallen aanwezig: Zwartkop en Koolmees worden nu in veel grotere aantallen gevangen. Wat waren mijn mooiste vogelwaarnemingen eigenlijk in de dik 40 jaar dat ik lid ben van onze VWG? Ik denk dan aan mijn eerste Slechtvalk samen met John Tromp op Schier, toen nog extreem zeldzaam. De Pallas Boszanger op het eigen ringstation, de arenden en Kraanvogels in Oost-Duitsland, een baltsende Auerhaan in het Zwarte Woud en de meer dan 10.000 Kraanvogels die in maart 2016 over Overdinkel trokken. Mijn favoriete vogels zijn denk ik toch wel de Kerkuil en de Grote Gele Kwikstaart. Dit komt omdat ik nauw betrokken ben bij de bescherming van deze soorten. Ik heb binnen de TVWG nooit een bestuursfunctie bekleed. Dit kwam omdat er veel tijd ging zitten in de functie van Controleur Vogelwet, de bescherming van diverse soorten via nestkastprojecten, ringwerk en mijn betrokkenheid bij de bescherming van de Oelemars. Ik ben geen vogeltwitcher, ik bescherm veel liever. De eerste uitgevlogen Grote Gele Kwikstaarten uit onze nestkasten doen mij veel meer dan het zien van een zeldzame vogel. Natuurlijk wil ik, wanneer ik een week met mijn vogelvrienden naar Duitsland ga, zoveel mogelijk mooie soorten waarnemen. Maar ik ga niet naar alle zeldzame vogels in Nederland kijken, want dan zou ik belangrijker beschermingswerk en ringwerk niet goed kunnen doen. Mijn vogelobservaties spelen zich veel in mijn directe omgeving af; zoals op de Oelemars en het VRS Conings. Mooie momenten die ik tijdens mijn vogelreizen met vogelvrienden heb meegemaakt was de keer dat René aan de Neusiedler See Anton op een wel opmerkelijke manier wakker maakte. Anton sliep altijd erg vast en was bijna niet wakker te krijgen. Maar René wist wel raad, Anton die op een stretchbed sliep werd door René letterlijk uit het bed gedraaid. Hij pakte een been vast en draaide net zolang door dat hij naast zijn bed lag. Het stretchbed lag de dag erna bij het afval, had het niet overleefd. Ook Piet moest het in de Camargue ontgelden, toen wij een voorspelling maakten wat het aantal waargenomen soorten zou worden. Piet gaf 125 aan, want dat had hij met Jan Meijerink daar ook een keer gehaald. Toen wij zeiden dat 160 met gemak gehaald kon worden, zei hij dat hij bij 150 op de kop gezet zou mogen worden. De tweede dag stond hij in de Crau al op zijn kop! De Twentse Vogelwerkgroep is in de meer dan 40 jaar dat ik lid ben niet zoveel 6

veranderd, Ficedula ziet er mooi uit, vooral met de mooie kleurenfoto's en artikelen, de verenigingsavonden zijn gezellig met vaak mooie lezingen. Ik mis wel een beetje de bescherming van bepaalde soorten. En misschien moeten we wat vaker de pers halen, wanneer er soorten of biotopen gevaar lopen. Hans van de Berg was daar vroeger goed in. Ook zouden soorten als Nachtegaal en Grote Gele Kwikstaart, die dreigen te verdwijnen, beter gemonitord moeten worden, zodat informatie kan worden verzameld om de oorzaken van verdwijnen te ontrafelen. Leo en Harrie Linckens ringen jonge Ooievaars te Losser. Leo Hassing (leohassing@gmail.com) 7

Inkijk in het dagelijkse leven van een IJsvogelpaartje Han Roordink Als beginnend vogelliefhebber is het in beginsel leuk om zoveel mogelijk verschillende vogelsoorten te zien en in mijn geval te fotograferen. Eerst vanuit een groeiend aantal fotohutten en vanachter de talrijke vogelschermen die er in Twente zijn en waar vogels in een min of meer ideale setting worden opgediend. Maar met de tijd steeds meer en meer in de vrije natuur op zoek naar leuke soorten en dan vooral naar de IJsvogel. Dat schuwe vogeltje, waarover iedere vogelliefhebber met enthousiasme praat. Dat kobalt blauwe en tropisch aandoende vogeltje, dat je meestal eerder hoort dan ziet. De soort die het enkele jaren geleden nog zo moeilijk had als gevolg van enkele koude winters, maar zich de laatste jaren wonderbaarlijk herstelde. En last but not least dat vogeltje, dat nu zelfs beeldbepalend is voor ons unieke twentse landschap. De wens om een IJsvogelpaartje tijdens het broedseizoen te kunnen volgen bleek uiteindelijk een wens met een hoge moeilijksheidsgraad. Niet alleen zocht ik een geschikte leefomgeving met een IJsvogelpaar, maar ook een omgeving waar ik als fotograaf uit de voeten kon. IJsvogels zijn zoals bekend erg schuw en niet bepaald groot en met mijn 300 mm lens wilde ik ze op hooguit vijf meter afstand over langere periode kunnen volgen en fotograferen. Gelukkig bleken dit haalbare doelen in dit jaar, want ik kreeg over meerdere maanden en onder de gewenste omstandigheden een voor mij uniek inkijkje in het dagelijkse leven van een IJsvogelpaartje. Een periode waarin ik enig inzicht heb gekregen in hun bestaan en in hun doen en laten. Maar ook een periode waarin ik veel dingen heb gemist. De oorzaak van het mislukken van een eerste broedsel bijvoorbeeld, de geboorte en het uitvliegen van de jonge IJsvogels tijdens mijn afwezigheid in mijn vakantie in juli en augustus, het vangen van vissen enzovoorts. Ook blijft onduidelijk of er een 8

ander vrouwtje in het spel is geweest tijdens de tweede broedperiode? Een langdurige maar succesvolle zoektocht Enthousiast geworden door de vele foto s van duikende en vissende IJsvogels, die je her en der tegenkomt op internet, begon mijn zoektocht naar de IJs ogel zo drie jaar geleden. Een langdurige maar uiteindelijk succesvolle zoektocht die dit voorjaar eindigde op redelijke afstand van mijn woning. Op enkele kilometers van mijn huis werd de IJsvogel regelmatig gespot bij een visrijke beek die ter plekke door een stuk privé bos loopt. Volgens de eigenaar van het bosperceel zat de IJsvogel regelmatig op een vaste tak in een boom aan de oever van de beek of op een stok, die ik daar twee jaar geleden al eens in de wand van de beek had gestoken. Het plaatsen van een wildlife camera en de ontdekking van een nestpijp in de beekwand tegenover deze stok, maakte het plaatje compleet. Met toestemming van de grondeigenaar mocht ik eind maart mijn camouflagetentje aan de beek neerzetten. Alleen jammer dat de nestpijp zich aan dezelfde kant van de beek bevond van waaruit ik mijn waarnemingen deed. De volgende maanden toonden aan, dat al mijn inspanningen uiteindelijk werden beloond. Ik heb daar vanaf eind maart vele ochtenden in afwachting en in spanning gezeten. Soms lange tijd wachtend of ze wel zouden komen en dan ineens druk in de weer om alles te kunnen zien en te kunnen fotograferen wat zich op circa 4 tot 5 meter voor of naast mijn tentje afspeelde. De 1e zit op 4 april Voor de eerste keer in mijn tentje. Eerst op afstand maar eens kijken of ik ongemerkt in mijn tentje kan komen. Verstoring zou immers jammer zijn en de IJsvogels kunnen verjagen. Vervolgens in de tent mijn fototoestel op statief geplaatst en vanuit een zo gesloten mogelijk tentje op de stok aan de overkant van 9

de beek gericht. Benieuwd of ik vandaag één of beide IJsvogels zie en hoe zij zich zullen gedragen. Na een half uurtje hoor ik ineens de iele roep van een IJsvogel en daarna zie ik een mannetje met een visje in zijn snavel dat op de stok gaat zitten. Direct gevolgd door een vrouwtje. Zij neemt het visje van hem over, slaat dit een paar keer op de stok en laat hem vervolgens naar binnen glijden. Jammer, te verrast en te laat zit ik in mijn tent zonder af te drukken. Gelukkig herhaalt dit schouwspel zich een half uurtje later nogmaals en ben ik wel attent. Maar helaas laat de k aliteit a de ge aakte foto s at te e se o er. Iets overbelicht en wat bewegingsonscherpte. Maar dit was hoopgevend. De IJsvogels zijn er en de tent en mijn aanwezigheid hebben hen niet verstoord. Wat die ochtend volgt is een langdurige verzorging van het verenpak met af en toe een duik in het water, het poetsen van vooral de vleugels en de buikveren door het mannetje, herkenbaar aan zijn zwarte ondersnavel. Wat daarbij opvalt is de enorme beweeglijkheid van zijn hals en kop, die in alle standen gedraaid kan worden. De daarop volgende dagen en weken zijn een herhaling van de eerste dag en ik krijg meer en meer inzicht in de vliegbewegingen van beide IJsvogels. De vogels gaan met grote regelmaat op de door mij geplaaste stokken zitten. Om vervolgens zittend in het zonnetje, duttend een net gegeten visje te laten verteren of het verenpak te verzorgen. Mijn aanwezigheid maakt gelukkig geen enkele indruk op hen en verstoord ze niet. Soms kijken de vogels in mijn richting als de spiegel van mijn camera tijdens het afdrukken te horen is. Mislukken 1e broedsel Vanaf de 1e dag vliegt het vrouwtje of het mannetje met regelmaat de nestpijp 10

binnen, die zich op enkele meters aan de rechterzijde van mijn tentje bevindt. Wel jammer, dat deze zich aan dezelfde oever bevindt als waar mijn tentje staat, zodat ik geen zicht heb op het in- en uitvliegen van deze nestpijp. Om verstoring tegen te gaan besluit ik mijn tentje niet te verplaatsen naar de andere kant de beek. Vermoedelijk wordt er gebroed, veelal door het vrouwtje en bij gelegenheid neemt het mannetje deze taak over. Als één van beiden broedt, zit de ander ergens in de buurt op een tak of op een in de beek staande stok. Lekker in het zonnetje en soms met een visje in de bek. Midden april komt er echter een kink in de kabel. Ik zie al geruime tijd het vrouwtje niet meer. Het mannetje zie ik af en toe ergens zitten op een tak aan de beek, maar te ver af om te fotograferen. Zou er nog gebroed worden? De gemiddelde broedtijd bedraagt ongeveer drie weken, waarna het paartje druk zou moeten zijn met het voeren van de jonge IJsvogels. Maar de nestpijp wordt al enige dagen niet meer aangevlogen en ik vrees het ergste. Er zijn in de tussentijd meerdere gangen gegraven naast de oorspronkelijke nestpijp, voor mij niet duidelijk of dit normaal is. Een inspectie van Peter van den Akker van de Twentse Vogelwerkgroep leert eind april dat de nestgang leeg is en waarschijnlijk al enige tijd niet meer gebruikt wordt. Mogelijk is er sprake geweest van predatie. Nieuwe poging In de daarop volgende dagen zie ik af en toe alleen nog maar het mannetje. Van het vrouwtje ontbreekt ieder spoor. Tot begin mei. Het mannetje landt op een stok en zijn snavel zit onder het zand. Er wordt schijnbaar een nieuwe nestpijp gegraven. 11

Even daarna zie ik dat er aan dezelfde oeverkant, maar nu links van mijn tentje druk gegraven wordt door het mannetje. Ook is er ineens weer een vrouwtje in het spel. Ik vraag me af of dit een ander vrouwtje is. Zij zit tegenover het nieuwe onderkomen aan de oeverkant van de beek en volgt de gebeurtenissen nauwlettend. Ook helpt zij schijnbaar mee aan het graafwerk, want ik zie dat er regelmatig zand aan haar snavelpunt zit. De daarop volgende dagen is het bij tijd en wijlen druk aan de beek. Vooral het mannetje vliegt vanaf de overkant van de beek met regelmaat naar de nieuwe nestpijp, stoot met zijn snavel een paar keer in de oeverwand en vliegt dan terug naar de andere kant. Tijdens dit terugvliegen wast het mannetje zich iedere keer door kort in het midden van de beek in het water te duiken. Jammer genoeg gaat dit zo snel en is de afstand te groot om dit met succes te kunnen fotograferen. Een maand vol gebeurtenissen De gebeurtenissen volgen zich dan snel op. De maand mei is er één waarin van alles gebeurd. Het IJsvogelpaartje is constant bij elkaar, druk vliegend, met grote regelmaat een vis verslindend en bezig met de verzorging van het verenpak. Een lust voor het oog. Maar niet alleen de IJsvogels zijn druk in de weer. Een paar Sperwers broedt in de buurt en brengt uiteindelijk drie jongen groot, een Grote Bonte Specht laat zich geregeld zien, Waterhoentjes, Wilde Eenden en een Boomklever krijgen jongen. Af en toe vist een Blauwe Reiger in de beek of klapt een 12

enorme Karper met zijn staart op het water. Ook de jonge Eekhoorns laten zich niet onbetuigd en rennen over de takken van een grote eik aan de overkant van de beek. Op 12 mei besluit ik daarom in plaats van s ochtends maar eens een paar uurtjes in de middag te gaan zitten. Zoals gewoonlijk is het IJsvogelpaartje druk in de weer, bezoekt geregeld de beide stokken en voeren elkaar af en toe een visje. Vooral het vrouwtje, herkenbaar aan de rode ondersnavel, laat zich veel zien en is erg onrustig. Al zittend op de stok tegenover mij zit zij al enige tijd om zich heen te kijken. Af en toe hoor ik haar roepen. Ineens landt het mannetje op haar en vindt er in een split second een paring plaats. Te verbaasd en te gehaast maak ik een serie foto,s en voor ik het weet vliegt het mannetje alweer weg. Gelukkig herhaalt dit moment zich enkele dagen later nog een keer voor mijn ogen en ben ik beter voorbereid. De foto s zien er een stuk beter uit. Vanaf eind mei/ begin juni wordt er weer afwisselend door zowel het vrouwtje als het mannetje gebroed. Rekening houdende met een broedtijd van circa 3 weken zou dit betekenen dat de eieren eind juni uit komen en half juli uitvliegen. Pech voor mij daar onze vakantie net in die periode gepland staat. Om de broedperiode verder niet te verstoren stop ik begin juni met mijn waarnemingen. De IJsvogels zijn druk met hun dagelijkse bezigheden en voegen op dat moment niet veel meer toe aan datgene wat ik al heb gezien en gefotografeerd. Ik berg mijn tentje zolang op en ga tot eind juli met vakantie. Pech? Jonge ijsvogel? Begin augustus zet ik mijn tentje weer op en heb de beek nog een paar keer bezocht in de hoop enkele pas uitgevlogen IJsvogels te zien. Internet gaf enkele kenmerken aan als zwarte pootjes in plaats van oranje, een witte stip op de snavel, minder fraai gekleurde borstveren, minder ontwikkelde vleugels en dergelijke. De IJsvogels zijn er nog steeds, echter het is voor mij moeilijk te zien of het het ouderpaar betreft of dat er 13

ook jonge ijsvogels in het spel zijn. Ik maak dan ook maar zoveel mogelijk foto s in de hoop de vogels thuis te kunnen herkennen. Uiteindelijk denk ik in ieder geval zowel een jong mannetje als vrouwtje te hebben vastgelegd. Herkenbaar zijn de zwarte pootjes en de minder fraai gekleurde borstveren bij het mannetje en het pluizige en onvoldoende ontwikkelde verenpak van het vrouwtje. Of het hier inderdaad om jonge vogels gaat laat ik maar aan de kenners over. Ik denk het wel, ruim mijn tentje op en sluit een leuke en vooral bijzondere periode af. Zo af en toe bezoek ik de beek nog even, laat me adviseren door Peter van den Akker en natuurfotograaf Han Bouwmeester, richt de locatie wat anders in en zie met regelmaat de IJsvogels nog. Tot slot Gek genoeg heb ik in al die tijd de ijsvogels nooit in de beek nabij het nest zien vissen. Er werd al die tijd elders in de beek gevist. Vermoedelijk zelfs in enkele vijvers, die in een gebied van circa 1 kilometer afstand zijn gelegen en waar met grote regelmaat en tot begin november van dit jaar vissende ijsvogels worden gezien. Ook blijf ik me afvragen waar de beide vogels zich verder gedurende de dag en nacht ophouden. Ondanks meerdere zoektochten langs de beek is tot op heden een raadsel. Ook op gebied van fotografie heb ik een hoop geleerd. De mooiste foto s kon ik maken op momenten dat ik door had wat de ijsvogels gingen doen waardoor ik kon anticiperen op hun gedrag. Een goede voorbereiding ten slotte is volgens mij dan ook onmisbaar om ijsvogels over langere periode te kunnen volgen en te kunnen fotograferen. Maar als het lukt uiteindelijk, dan is de voldoening groot. De komende maanden staan in het teken van het sorteren van de honderden foto s die ik ge aakt he. Ee e or e aar da k are klus lijkt e. Ik verheug me al op volgend jaar en op de gelegenheid onbeantwoorde vragen benatwoord te krijgen. In de tussentijd zijn de nodige voorbereidingen getroffen voor nieuw broedseizoen met nieuwe waarnemingen. Ik hoop dan vele ontbrekende puzzelstukjes uit dit dagelijkse leven van de ijsvogel wel te zien en te kunnen fotograferen. Nu maar hopen dat ze de winter goed doorkomen. Han Roordink (info@hofvogels.nl) Secretaris Stichting Hofvogels en Lid Twentse Vogelwerkgroep 14

Opmars Middelste Bonte Specht in Twente zet nog steeds door Ben Hulsebos Nu alle gegevens van de tientallen tellers binnen zijn, blijkt dat de Middelste Bonte Specht zich in Twente dit jaar weer flink heeft uitgebreid. Na een stijging van de aantallen Middelste Bonte Spechten in Twente gedurende de periode 2004-2007 was de groei wat afgevlakt. Het leek er op dat alle geschikte gebieden bezet waren. Maar vanaf 2010 is deze specht ineens goed doorgebroken en is het aantal territoria jaarlijks verder toegenomen. Dit jaar zijn er in Twente 270 territoria vastgesteld, hetgeen een toename van 28 territoria in een jaar betekent. De groei in Telgebied Losser bedroeg dit jaar 19 territoria van 116 naar 135 en in overig Twente was er een toename van 9 territoria van 126 naar 135. Losser wordt in dit verband apart vermeld, aangezien de tellingen daar elk jaar structureel via het Sovon Z-plot Telgebied Losser (100 km²) integraal door vaste tellers worden uitgevoerd door alle geschikte bosgebieden uit te kammen. De vastgestelde 270 territoria moeten als een absoluut minimumaantal worden beschouwd, want naar mijn overtuiging zijn er i so ige dele a T e te at Mi o s o er het hoofd gezie of iet geteld. 300 250 200 150 100 50 20 16 20 14 20 12 20 10 20 08 20 06 20 04 0 Ontwikkeling van de populatie Middelste Bonte Spechten in Twente 2004-2016 Ook dit jaar zijn alle geschikte Mibo-gebieden op een rij gezet en aangeboden aan de Twentse tellers. Op deze manier is het gelukt om voor de meeste bossen een teller te vinden. Aangezien Twente veel in potentie geschikte mibo-bossen kent, is het een ongekend fenomeen dat elk jaar weer tientallen tellers zich aanbieden om op zoek te gaan naar deze spechtensoort. 15

Middelste Bonte Specht. Foto: Sytze Wouda Begin 2011 is de nieuwe Handleiding SOVON Broedvogelonderzoek verschenen waarin de criteria voor het vaststellen van een territorium enigszins is aangepast. In plaats van twee waarnemingen, waarvan één tussen de datumgrenzen 1 maart en 20 juni moest liggen, volstaat nu één waarneming van een vocale vogel of van een paar tussen deze datumgrenzen. Van de tweede mogelijkheid om niet-vocale solitaire vogels na twee waarnemingen binnen de datumgrenzen van 15 april tot 20 juni een territorium toe te kennen is in de praktijk niet of nauwelijks gebruik gemaakt. Wel is het wat tijdsduur betreft een stuk gemakkelijker geworden. Door een goede dag met zon en weinig wind in midden maart te kiezen, is het mogelijk de spechten binnen een bosgebied in één keer binnen te halen, zodat er tijd overblijft om nog meer bossen uit te kammen. Zoals te zien is op het onderstaande kaartje zijn de meeste territoria te vinden in het oostelijk deel van Twente. Vooral in de bossen van Losser, op Singraven in Dinkelland/Losser, bij Vasse, Almelo, Hengelo, Enschede, Twickel bij Delden en de landgoederen bij Markelo en Diepenheim zijn de meeste Middelste Bonte Spechten te vinden. In Telgebied Losser was er naast een verdere verdichting in de beste mibo-gebieden ook uitstroom naar kleine beekbegeleidende bosjes langs de Dinkel. Ook zijn er territoria gevonden in kleine plukjes loofbos te midden van naaldhout, 16

zoals in de Zandbergen. Wenselijk is dat er in meer gebieden in Twente van dergelijke BMP-Z telgebieden zouden komen, waarbij Z-soorten als Middelste Bonte Specht, Kortsnavelboomkruiper, Rode Wouw, IJsvogel, Grote Gele Kwikstaart en andere zeldzame broedvogels structureel gekarteerd worden en waarbij de resultaten rechtstreeks naar Sovon kunnen worden doorgestuurd. Verspreiding van de Middelste Bonte Specht in Overijssel 2012 t/m 2014 (Sovon) De hoogste dichtheden werden behaald in de Gravenallee in Almelo met 12 terr./100 ha landschap. In het brongebied op Egheria in Losser van waaruit de explosieve groei van de Middelste Bonte Specht heeft plaats gevonden werden dichtheden van 9 terr. /100 ha bereikt, evenals op Singraven Dinkelland. Alle waarnemers (en dat zijn er enkele tientallen) dank ik zeer hartelijk voor hun inzet. Het onderzoek vraagt om een zeer zorgvuldige werkwijze om uiteindelijk een weloverwogen territoriumbepaling te kunnen doen. Vooral solitaire paren kunnen soms zeer moeilijk te traceren zijn. In goed bezette bossen is het tegenwoordig al niet eens meer nodig om een geluidsdrager te gebruiken. De spechten roepen daar in de goede tijd en met goed weer spontaan en kunnen dan via de BMP-methode geïnventariseerd worden. Ben Hulsebos, Districtscoördinator Sovon-Twente, e-mail: benhulsebos@home.nl 17

Mislukt en geslaagd broedgeval van de Rode wouw (Milvus milvus) in Oost-Twente in 2016 Peter Waardenburg Eind april stelde Robert Westerhof vast dat de Rode wouw opnieuw het nest van 2015 bij Oud-Ootmarsum bezet had. Echter op 9 mei kwam een verontrustend telefoontje dat nabij het nest schoten gehoord waren. In de dagen daarna werden de vogels niet meer op het nest gezien. Robert vond een eischaal onder het nest en vroeg mij het nest te inspecteren en te letten op sporen van schieten. Deze inspectie vond plaats op 21 mei. Vanaf de grond gezien wees niets er op dat op het nest geschoten zou zijn. Geen gat, geen hagelinslag. Ik ben naar boven geklommen consteerde dat het nest onbeschadigd was. Er lagen nog wel enkele eischilvers in. Voorlopige conclusie: mislukking door predatie, al dan niet na storing. Rode wouwen werden in de dagen erna nog regelmatig in de buurt van het broedbos waargenomen. Ook nog op 20 juni door Harry Wolbers. Controle van het nest van de Rode wouw. Onder het nest gevonden stuk eischaal. Oud-Ootmarsum 2016. Foto's: Harry Beld en auteur. Vanaf begin mei werden ook Rode wouwen waargenomen nabij Stroothuizen / Beuninger achterheide / Punthuizen. Door mij nog op 31 juli en op 10 augustus door Johan Verloop. Over broeden in de buurt is bij mijn weten niets bekend, maar dat zou in het Duitse grensgebied wel het geval geweest kunnen zijn (zie ook verderop). 18

Vanaf half mei werden voor het eerst Rode wouwen ten noorden van De Lutte waargenomen door verschillende mensen. Een van hen kon op 20 mei de wouw fotograferen met een tak in de bek. Broedcode 9 was daarmee een feit. Maar nogal laat voor zo'n vogel die nog met broeden wil gaan beginnen. Henk Noordkamp kon geleidelijk meer details geven over een vermoedelijke nestelplaats, amper 300m van de plaats waar zich in 2010 ook Rode wouwen hebben opgehouden. Op 23 mei ben ik nabij deze plaats vanuit het open veld een paar uur gaan waarnemen. De Rode wouw werd na anderhalf uur voor het eerst gehoord vanuit het bosdeel dat "broedverdacht" was. In het bos werden echter, behalve alarmerende Buizerds, geen wouwen gezien of gehoord. Wel werd een ruipen van de Rode wouw gevonden. Op 30 juni bezocht ik opnieuw het broedverdachte bosdeel en ter plaatse alarmeerden twee Rode wouwen sterk. Echter in de bomen kon, ondanks intensief speuren, geen nest worden ontdekt. Onder de bomen zou schijt de aanwezigheid van jongen kunnen verraden, maar ook dat werd niet gevonden. Biotoop (storingvrije boszoom met glooiend weidegebied) en volwassen Rode wouw in de rui. Hooge Lutte, juni 2016. Foto's auteur. Op 4 juli werd min of meer hetzelfde waargenomen: er waren wel wouwen maar een nest werd niet gevonden. Op 18 juli: hetzelfde. Op 25 juli werd het bos opnieuw bezocht. Uit een eik boven mij vloog een wouw weg en bleef vlak boven het bos rondjes vliegen. Ik probeerde vast te stellen of het een oude of jonge vogel was. Ofschoon de vogel door de takken heen slecht te observeren viel, leek het een "gave" (niet ruiende) vogel te zijn. Een jong leek waarschijnlijk. 19

Toen ik naar beneden keek, viel mij rond de bewuste eik nogal wat schijt op. Dat zou toch op een nest van de wouw moeten wijzen, maar weer kon dat niet worden ontdekt. Totdat ik een eindje doorgelopen was en door een opening in het bladerdek iets van een nest kon zien en hierop...een tweede wouw. Deze bleef een tijdje stil zitten en vloog pas na een minuut of vijf van het nest. Onder de boom werden nog enkele kleine ruiveertjes en een lap gevonden. Kenmerkend gebruik van afval voor nestbouw door Rode wouwen... Opvallend was het geringe formaat van het nest, zodat ik me afvroeg hoe twee jonge vogels daarop groot geworden konden zijn en er ook nog plaats is geweest voor een jongenvoerende ouder. In 1987 waren Twentse jonge Rode wouwen het slachtoffer van onvoldoende nestgrootte (Waardenburg 1987) Niettemin: twee jonge wouwen en een nest: broedcode 16! Dat dacht ik... Om te proberen een foto te maken van het goed verscholen nest, werd op 4 augustus het bos weer bezocht. Het nest werd nu vanwege de niet onaanzienlijke hoeveelheid schijt onder de boom, makkelijk gevonden. Toen dacht ik nog dat de twee jongen blijkbaar regelmatig op het nest terugkeerden. Vanuit een andere positie probeerde ik nog enkele foto's te maken, keek nog eens goed en ontdekte op het nest een jonge vogel, die nog pluis aan de uiteinden van de kopveren had. Toen kon ik er geen touw meer aan vastknopen. Wie waren dan de vogels van 25 juli? Twee mogelijkheden: óf veel eerder uitgevlogen jongen, óf toch de beide ouders. Nog eens alles op een rij gezet, de grootte van het nest bekeken en tot de slotsom gekomen dat vrijwel onmogelijk de eerder waargenomen vogels jongen konden zijn. Want dan zouden drie jongen het niet bijster grote nest bezet moeten hebben én dit "nestdotje" naast twee veel oudere jonge vogels hebben kunnen overleven. Nee, dit was waarschijnlijk het enige jong dat op het nest geboren was en op 4 augustus nog maar op een week of vijf oud geschat werd. In de dagen daarna groeide het jong voorspoedig en op 15 augustus zat het jong volledig in de veren en zou het dus zo'n 6-6,5 week oud moeten zijn. Een uitvliegen leek nabij. Maar nee. Op 23 augustus zat het jong nog steeds op het nest, al was het wel flink om z'n ouders aan het roepen. Toen was goed te horen dat het geluid nauwelijks van dat van een oude vogel te onderscheiden is. Het "piuuu-iu-iu-iu" was bijzonder om te horen door het geluid heen van 2 bedelroepende jonge buizerds, die vlakbij in de bosrand zaten. Op 26 augustus werd het nest leeg aangetroffen en is aangenomen dat het jong gezond is uitgevlogen. Werd ook wel tijd. Sommige wouwen waren al op trek. 20

Jonge Rode wouw op het nest (leeftijd 6,5-7 wkn.). Hooge Lutte 23 augustus 2016. Foto auteur. Dit tweede broedgeval voor Oost-Twente in 2016 is dus succesvol verlopen, al waren de vogels zeer laat met broeden. Normaal beginnen West-Europese Rode wouwen half april met broeden (Glutz v. Blotzheim et al 1971), worden na ca. 30 dagen de jongen geboren, die dan ca. 45 tot 50 dagen op het nest blijven. Dus een uitvliegen mag onder normale omstandigheden midden tot eind juni verwacht worden. Deze vogels zijn dus aanmerkelijk later begonnen met broeden (eind mei, begin juni). Zij hebben de eiken in blad aangetroffen en konden ongezien hun nest bouwen en gaan broeden. Het zou een vervolglegsel kunnen zijn. Cramp et al (1980) geven in een diagram aan, dat de laatste Rode wouwenjongen uiterlijk in de 3e week van juli het nest verlaten. De Twentse zijn dus in zekere zin recordhouder (1 maand later dan vermeld in de literatuur). 21

In 2013 werd op niet al te grote afstand van de huidige broedlocatie voor het eerst na jaren een broedgeval van de Rode wouw door Ronald Morsink vastgesteld (Waardenburg 2014). In 2014 zijn alleen waarnemingen in de broedtijd bekend nabij Beuningen. In 2015 kenden we nabij Oud-Ootmarsum op het nest dat nu in 2016 opnieuw door de wouwen bezet was, een geslaagd broedgeval (twee jongen, Westerhof 2015). Dit jaar konden dus twee broedgevallen in Oost-Twente worden vastgesteld. Voor een overzicht van de vanaf 1977 gevonden territoria, zie Waardenburg 2015. Bij onze oosterburen zijn in 2016 in de grensstreek geen broedgevallen van de Rode wouw bekend (med. Vogelkundlicher Arbeitskreis Grafschaft Bentheim). Althans tot medio augustus. Als inderdaad geen Rode wouwen in de Duitse grensstreek tot broeden zijn gekomen, wordt het interessant of voor de Rode wouw in versterkte mate geldt hetgeen voor de Buizerd is gevonden, n.l. de afhankelijkheid van voldoende open gebied om te jagen (Waardenburg 2012). Immers vlak over de grens kan tegenwoordig sporadisch nog een grasland gevonden worden. Er staat hoofdzakelijk maïs op de velden, terwijl in Oost-Twente maïs ca. 20-25% van het landbouwareaal uitmaakt en er aanmerkelijk meer grasland te vinden is. Terwijl de Buizerd een niche bezet als actieve muizen- en mollenjager, naast aaseter, speurt de Rode wouw vooral naar dierlijk organisch afval. In midden- en Oost-Duitsland scharrelt de vogel in dorpen waar het met de afvalverwijdering niet zo nauw genomen wordt, tussen de huizen en zelfs op straten zijn kostje bij elkaar. Maar een dergelijk slordig omgaan met organische resten is in Nederland, ook op het platteland, niet toegestaan en dan heeft de Rode wouw als natuurlijke vuilnisopruimer het moeilijk. In de literatuur wordt veelvuldig vermeld dat de Rode wouw een afwisselend, heuvelachtig gebied prefereert. De Oldenzaalse stuwwal is in die zin een ideaal leefgebied voor de vogel. Gelukkig zijn grote delen beschermd landschap, al dan niet in het kader van Natura 2000. Het is te hopen dat het huidige aandeel open (gras-)land behouden blijft, zodat wij deze vogel (terug van weggeweest) in Twente als broedvogel kunnen blijven behouden. Literatuur Cramp, S.; K. Simmons et al 1980: Handbook of the Birds of Europe, the Middle East and North Africa. Vol II: Hawks to Bustards. Oxford University Press. Glutz von Blotzheim,U.; K. Bauer; E. Bezzel 1971: Handbuch der Vögel Mitteleuropas. Bnd. 4 Falconiformes. Ak. Verlagsgesellschaft. Frankfurt am Main. 22

Waardenburg, P. 1987: Rode wouw broedde met gering succes. Ficedula 16 nr 3: p. 77-79 Waardenburg, P. 2012: Buizerds, graslanden en akkers: een predator in moeilijkheden? Vogels in Overijssel (2012), p. 10-12 Waardenburg, P. 2014: Na jaren weer een broedgeval van de Rode wouw in Oost-Twente. Vogels in Overijssel (2014), p. 30-33 Waardenburg, P. 2015: Rode wouw. Ficedula special (50 jaar Twentse Vogelwerkgroep), Jaargang 44, no. 2, p.20-21 Westerhof, R. 2015: Succesvol broedgeval van de Rode Wouw in OudOotmarsum in 2015. Vogels in Overijssel (2015), p. 28-35 Alarmerende Rode wouw. Hooge Lutte, juni 2016. Foto auteur. Peter Waardenburg (peterwb47@gmail.com) 23

Resultaten BMP Z in 2015 in Twente Ben Hulsebos Hoe is het in Twente in het afgelopen gegaan met de bijzondere broedvogels? Heeft die Rode Wouw inderdaad gebroed? En ook die Kraanvogel? In het volgende overzicht staat het volledige overzicht van de zeldzame broedvogels in Twente in 2015. In de eerste plaats dank aan de vele tientallen waarnemers die zich hebben ingezet voor het onderzoek naar BMP-Z soorten (= Broedvogel Monitoring Project Zeldzame soorten) in Twente. Het overzicht is tot stand gekomen door gebruik te maken van diverse bronnen: gegevens van NM en SBB, de resultaten van het onderzoek van het BMP-Z Telgebied Losser, BMP-B Engbertsdijksvenen en vanuit het Beekvogelproject met vele vaste Z-telgebieden langs de Twentse beken. De steenuilenwerkgroepen gaven de resultaten van hun tellingen door en er zijn aanvullingen gezocht op waarneming.nl. Geoorde Fuut (16) Vanaf 2003 neemt de Geoorde Fuut in Twente in aantal af. Wel komen ze nu in meer gebieden voor dan in het verleden. In het kerngebied de Engbertsdijksvenen zaten 11 territoria. Er kwamen dit jaar ook meldingen van territoria uit het Wierdense Veld (2), Oelemars Losser (1) en het retentiegebied Kristalbad bij Enschede (2). 35 30 25 20 15 10 5 0 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 Geoorde Fuut in Twente Ooievaar (12) Het bekende paartje Ooievaars in Losser betrok voor de 22e keer het nest op het dak van een woonboerderij langs de Dinkel. De Losserse ooievaarspopulatie breidde zich dit jaar verder uit tot 5 broedparen. Verder in het Dinkeldal in de buurt van Rossum, Dinkelland hebben 4 paren gebroed (1 bij Havezathe Everloo, 2 bij de Voltherdijk en 1 aan de Vogelpoelweg) en bij Singraven, Dinkelland 1 paar. De 24

gehele populatie in het Dinkeldal bestond dit jaar uit 12 broedparen, waarvan 2 net aan de Duitse kant pal tegen de grens. Op onderstaand kaartje zijn de bezette nesten in rood aangegeven, met in wit de nog lege paalnesten en in blauw de bezette nesten in Duitsland. In het overige deel van Twente zaten broedparen bij de Kruidenwijk in Nijverdal en bij Vriezenveen. Grote Canadese Gans (3) Voorlopig nog geen toename in Twente van de Grote Canadese Gans. Dit jaar was er 1 paar op de Oelemars bij Losser, 1 paar in Stroothuizen in Losser en 1 paar in de Ottershagen bij Tilligte. Kolgans (1) Op de Oelemars verbleef dagelijks 1 paar Kolganzen, maar was er geen nest. Brandgans (19) Deze gans neemt in navolging van overig Nederland ook in Twente gestadig toe, maar niet alle Brandganzen zijn doorgegeven. Brandganzen komen in Twente vnl. voor in hoogveengebieden, zandafgravingen en parken. Op het terrein van zandafgraving de Oelemars in Losser hebben 5 paren een territorium gehad. Op de Stroinkslanden, Enschede werden 6 paren gemeld. In de Engbertsdijksvenen zaten 7 25

paren en bij Diepenheim 1 paar. De meeste territoria zijn vastgesteld door waarneming.nl uit te kammen op Brandganzen. Alleen de vogels met de aanduiding paar in broedbiotoop, nestindicerend, nestvondst en met niet-vliegvlugge jongen zijn opgenomen. Helaas waren slechts enkele van de vele meldingen uit waarneming.nl voorzien van meer informatie dan aantal en de aanduiding ter plaatse. Van de overige meldingen konden dus geen geldige territoria worden gemaakt. Onderstaande grafiek laat daardoor een daling in de aantallen zien. 80 60 40 20 0 2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 Brandgans in Twente Rode Wouw (1) Toch weer een territorium van de Rode Wouw in Twente dit jaar. Na vergeefs zoeken op de locatie van vorig jaar bij de Hooge Lutte was er dit jaar onverwacht toch een succesvol broedgeval met twee uitgevlogen jongen in een klein bosje bij de Ottershagen, Tilligte. Bruine Kiekendief (0) Van de Bruine Kiekendief zijn tientallen meldingen binnen de datumgrenzen op waarneming.nl geplaatst. Zelfs van dit grote aantal meldingen kon geen enkel geldig territorium worden samengesteld. Het betreft voornamelijk solitaire overzomeraars in de hoogveengebieden. Slechtvalk (5) De voormalige zendmast bij Markelo trok al in 2007 een Slechtvalk aan en in 2008 werd hier in februari een paar waargenomen. Er werd een nestkast op 100 m hoogte geplaatst, waarbij het paartje zich voortdurend ophield. Vanaf 2009 heeft het paar hier elk jaar gebroed, ook dit jaar. Er waren eveneens territoria van de Slechtvalk de watertoren van Almelo (2 jongen), op de Alphatoren in Enschede (geen jongen), bij de afvalverbrander Twence op de Boeldershoek bij Enschede en op de watertoren in Vriezenveen. Kraanvogel (3) 26

Vanaf 2011 bevinden zich in de Engbertsdijksvenen territoria van de Kraanvogel. In 2011 vertoonden 2 paartjes Kraanvogels baltsgedrag, maar bij controle werden geen nesten of jongen waargenomen. Waarschijnlijk ging het hier om nog niet geslachtsrijpe vogels. In 2012, 2013 en 2014 werd hier ook 1 paar gesignaleerd, evenals dit jaar. In 2014 was er echter een nest met eieren dat helaas mislukt is, maar dit jaar was er voor het eerst een succesvol broedgeval met 1 groot geworden jong. In de hoogveengebieden in de grensregio Aamsveen, Haaksbergerveen en Witte Veen werden minimaal 2 verschillende paartjes baltsende Kraanvogels gezien. In het Gilderhauser Venn in Duitsland, 6 km ten oosten van Losser heeft een Kraanvogelpaar succesvol gebroed. Kleine Plevier (15) De Kleine Plevier is een soort van kale terreinen met pioniersvegetatie. Er werden dit jaar 12 paren opgespoord, waarvan een aantal succesvolle broedgevallen. De territoria bevonden zich op de Oelemars (2) in Losser, waarvan 1 paar succesvol in een maisveld heeft gebroed, 1 paar op de Borkeld bij Markelo, 1 paar Ottershagen bij Tilligte, 2 paren op de Domelaar bij Markelo, 5 paren in het Retentiegebied Kristalbad, Enschede, 3 paren in de Overtoom bij Rijssen en 1 paar in het Aamsveen bij Enschede. Baltsend paartje Kleine Plevieren op de Oelemars, Losser. Foto: Ben Hulsebos. Oehoe (1) 27

In 2010 werd voor het eerst een territorium van de Oehoe op het terrein van Twence op de Boeldershoek bij Enschede vastgesteld. In 2011 was op dezelfde locatie wederom een territorium, maar nog steeds zonder broedindicaties. Van het geslaagde broedgeval in 2012 zijn de jongen spoorloos verdwenen. Hoogstwaarschijnlijk zijn ze door hun eigen ouders opgegeten. In 2013 was er wel een territorium op deze locatie, maar weer zonder jongen. In 2014 en in dit jaar is er succesvol gebroed. Steenuil Voor de monitoring van de Steenuil zijn sinds 2003 tien telgebieden aangemeld. De populatie is in deze gebieden stabiel en neigt tot toename door plaatsing van nestkasten door de steenuilwerkgroepen. De resultaten in Wierden zijn onderling niet vergelijkbaar, want pas vanaf 2007 is er volledig geteld. De monitoring in Losser en Overdinkel wordt gedaan door leden van VWG Losser met als coördinatoren Friso Koop, Peter Steffens en Leo Hassing. De Steenuilen in Dinkelland (Saasveld, Deurningen, Fleringen, Agelo en Reutum) worden geteld door lede a de Natuur erkgroep De Grutto uit Weerselo o der oördi atie a Vi e t de Le e. I Wierde zij de Katoel kiekers onder leiding van Hans Gels met de inventarisaties bezig geweest. Beuningen en Lattrop worden door Friso Koop geteld. De schatting voor de totale steenuilenpopulatie in Twente bedraagt 830 territoria. 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 Losser Steenfabriek 8 8 9 9 11 10 10 8 11 9 Overdinkel Ringstation e.o. 13 10 12 14 15 11 15 14 16 14 Saasveld 43 42 45 43 41 42 44 42 45 43 Deurningen 26 30 30 30 26 23 22 24 24 22 Fleringen 6 6 6 6 6 10 9 9 9 9 Groot Agelo 16 18 19 17 24 22 16 18 18 17 Reutum 4 4 4 4 4 7 6 6 6 5 Wierden 56 95 93 95 94 92 92 82 92 116 BeuningenDenekampoost - - - - 17 15 15 17 17 19 17 17 14 ng ng OttershagenLattrop Nachtzwaluw (77) 28

Alle heidevelden zijn in het kader van het Jaar van de Nachtzwaluw in 2007 nagelopen op deze nachtelijke soort. Er konden toen 35 territoria worden gekarteerd. Dit jaar zijn er minimaal 77 territoria opgespoord met als kanttekening dat niet alle nachtzwaluwterreinen van 2007 zijn bezocht. De toename die zich een aantal jaren geleden aankondigde ging t/m 2013 nog steeds door. Daarna zijn er door een lagere telinspanning wat minder Nachtzwaluwen geteld. Hier volgt een opsomming van de locaties met het bijbehorende aantal gevonden territoria: telgebied Losser (25), Engbertsdijksvenen (18), Brecklenkampse Veld bij Lattrop (1), Lankheet bij Haaksbergen (6), Paardenslenkte Hezingen (2), Manderheide/Cirkels van Jannink (4), Wierdense Veld (1), Haaksbergerveen (5), Buurserzand/De Schans (5), Witte Veen Buurse (3), Borkeld bij Markelo (3) en Aamsveen bij Enschede (4). 100 80 60 40 20 0 2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 Nachtzwaluwen in Twente Draaihals (3) Deze soort wordt nog maar sporadisch als broedvogel in Twente waargenomen. Maar dit jaar werden er zelfs op drie locaties geldige territoria van de Draaihals vastgesteld: 1 bij de Snoeijinksbeek, Losser, 1 in het Lutterzand, Losser en een broedgeval in de Engbertsdijksvenen. Middelste Bonte Specht (242) Na een stijging van de aantallen Middelste Bonte Spechten in Twente gedurende de periode 2004-2007 was de groei wat afgevlakt. Het leek er op dat alle geschikte gebieden bezet waren. Maar vanaf 2010 is deze specht ineens goed doorgebroken en is het aantal territoria van 54 in 2009 uitgegroeid tot 242 dit jaar. En waarschijnlijk is het eind nog niet in zicht, want deze specht neemt nu ook genoegen met wat minder goede bossen, zoals nat berkenbos en kleine percelen eikenbos in grotere naaldbossen. Van de 242 territoria zijn er 116 afkomstig uit telgebied Losser. 29

250 200 150 100 50 0 2004 2006 2008 2010 2012 2014 Middelste Bonte Specht in Twente IJsvogel (78) De IJsvogel heeft aan het eind van de winterperiode van 2008/2009 de eerste grote verliezen geleden. In Losser, het kerngebied van de IJsvogel, werd ondanks het openblijven van de Dinkel een verlies van 60% van de populatie vastgesteld. Na de winter van 2009/2010 bleef het verlies echter beperkt en was er weer een kleine opleving in 2011. De winter van 2012 heeft nog verdere schade in het ijsvogelbestand aangericht. Gerekend vanaf het begin van de tellingen in 1975 was 2008 met 66 territoria het jaar met de meeste IJsvogels in Twente. Daarvan waren er in 2012 nog maar 14 territoria over, een afname van 79 %. In 2013 trad het eerste duidelijke herstel in en werden er 10 territoria meer vastgesteld. In 2014 vond er een ongekend snel herstel plaats en groeide de Twentse populatie ten opzichte van vorig jaar met een bijna verdubbeling van 24 naar 47 territoria. Maar dit jaar gaat de boeken in als het beste jaar sinds het begin van de tellingen, met maar liefst 78 territoria. Dank aan Peter van den Akker voor de coördinatie van het Beekvogelproject en aan de vele tellers van dit project, waarbij zoveel mogelijk IJsvogels en Grote Gele Kwikstaarten in Twente via vaste Z-telgebieden worden geteld. 80 70 60 50 40 30 20 10 0 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 IJsvogel in Twente 30

Grote Gele Kwikstaart (44) De populatie van de Grote Gele Kwikstaart kent in Twente net als de IJsvogel een behoorlijke terugslag. In het kerngebied langs de Dinkel leed de Grote Gele Kwikstaart na de winters 2009-2012 enorme verliezen. Van de Dinkelpopulatie van 31 paren in 2007 zijn er nu nog maar 13 over. Voor heel Twente komt de neergang van 80 territoria in 2008 uit op 32 territoria in 2014, een afname van 60 %. Het herstel van de IJsvogel dit jaar deed zich helaas niet in die mate voor bij de Grote Gele Kwikstaart. Wellicht is hier sprake van een ontoereikend voedselaanbod, want ook de jongen productie is minimaal. Evenals bij de IJsvogel heeft Peter van den Akker de coördinatie van de tellingen verzorgd. 80 60 40 20 0 1995 2003 2005 2007 2009 2011 2013 2015 Grote Gele Kwikstaart in Twente Rouwkwikstaart (1) Een gemengd paar RouwkwikstaartxWitte Kwikstaart werd met voedseltransport waargenomen bij Reutum. Kortsnavelboomkruiper (7) De eerste Kortsnavelboomkruiper, een ongepaard mannetje, werd in 2005 op de Lonnekerberg in Enschede gehoord. Het jaar daarop was er op dezelfde locatie een geslaagd broedgeval. De soort kende in 2007 een verhoudingsgewijs geweldige toename in Twente, want het aantal territoria en broedgevallen nam toe tot 7 en de soort breidde zich verder uit van de Lonnekerberg naar het Haagse Bos. Na een periode van jaarlijks 1 tot 3 territoria was er in 2012 weer een opleving en werden er wederom 7 territoria vastgesteld. De Kortsnavelboomkruipers worden tegelijkertijd met het Twentse onderzoek naar Middelste Bonte Spechten geïnventariseerd, want ze komen bijna in dezelfde leefomgeving voor. Helaas zijn ze een bijzonder lastig vast te stellen soort die soms wel en soms niet op geluid reageert. Ook de zang wordt maar sporadisch gehoord. Interessant is echter dat het verspreidingsgebied zich uitbreidt. Naast de vaste locaties op de Lonnekerberg (1) en Haagse Bos (2) zijn ze nu ook aangetroffen in het Lankheet, Haaksbergen (bezet 31

nest), in Losser op Boerskotten (2) en Hakenberg, Losser (1). Op vier andere locaties nl. Singraven (2), Haagse Bos (1) en Oldenzaalse Veen werden Kortsnavels aangetroffen, waarvan helaas de noodzakelijke vervolgwaarneming niet kon worden binnengehaald. Kortsnavelboomkruiper in Twente (groen=territorium, blauw is niet-geldig territorium) Grauwe Klauwier (18) Het aantal Grauwe Klauwieren in Twente neemt gestadig toe. Dit jaar was er een bolwerk van de Grauwe Klauwier in de Engbertsdijksvenen met 7 territoria. Verder waren er territoria en broedgevallen inhezingen (1), Aamsveen (4), Haaksbergerveen (2), Punthuizen (1), Stroothuizen (1) en Beuninger Achterveld (1) in Losser en het Witte Veen bij Buurse (1). Het territorium in Hezingen is het enige dat in kleinschalig cultuurland is gelegen. De andere paartjes zaten allemaal in heide- en hoogveengebieden. 32