Over jezelf. Begripstest Elektriciteit BEGIN DE TEST [DOELGROEP: VMBO EN HAVO/VWO-ONDERBOUW]

Vergelijkbare documenten
Naam: Klas: Repetitie natuurkunde voor havo (versie A) Getoetste stof: elektriciteit 1 t/m 5


R Verklaar alle antwoorden zo goed mogelijk

Serie. Itotaal= I1 = I2. Utotaal=UR1 + UR2. Rtotaal = R1 + R2. Itotaal= Utotaal : Rtotaal 24 = 10 + UR2 UR2 = = 14 V

Werkblad 1 Serieschakeling gelijke lampjes

Opgave 1 Er zijn twee soorten lading namelijk positieve en negatieve lading.

3.4.3 Plaatsing van de meters in een stroomkring

Over Betuwe College Oefeningen H3 Elektriciteit deel 4

Lessen in Elektriciteit

1 Elektriciteit Oriëntatie 1.1 Elektrische begrippen Elektrische stroomkring

Opgave 5 V (geschreven als hoofdletter) Volt (voluit geschreven) hoeft niet met een hoofdletter te beginnen (volt is dus goed).

Inleiding 3hv. Opdracht 1. Statische elektriciteit. Noem drie voorbeelden van hoe je statische elektriciteit kunt opwekken.

Over Betuwe College Oefeningen H3 Elektriciteit deel 4

Practicum Zuil van Volta

Hfd 3 Stroomkringen. Isolator heeft geen vrije elektronen. Molecuul. Geleider heeft wel vrije elektronen. Molecuul.

Naam: Klas: Repetitie elektriciteit klas 2 1 t/m 6 HAVO (versie A)

Elektrische huisinstallatie

Stroom uit batterijen

Een elektrische schakeling is tot op zekere hoogte te vergelijken met een verwarmingsinstallatie.

Theorie: Energieomzettingen (Herhaling klas 2)


b. Bereken de vervangingsweerstand RV. c. Bereken de stroomsterkte door de apparaten.

2 Elektriciteit Elektriciteit. 1 A De aal heeft ca 4000 elektrische cellen van 0,15 volt, die in serie geschakeld zijn.

Werking van een zekering

6.0 Elektriciteit 1

6,9. Samenvatting door een scholier 833 woorden 13 december keer beoordeeld. Natuurkunde 1.1

Samenvatting NaSk H5 Elektriciteit

Werkstuk Natuurkunde Schakeling

Elektriciteit Inhoud. Elektriciteit demonstraties

Een elektrische schakeling is tot op zekere hoogte te vergelijken met een verwarmingsinstallatie.

Blad 1. Het simulatiespel Bijlage - Simulatiespel 100 gele kaartjes = energiepunten. Digibord Afbeelding van technische tekening

Thuispracticum schakelingen Natuur/scheikunde 1 vmbo 3 H.1. Schakelingen Banas deel 2 KGT

2. maximumscore 1 Het antwoord moet de notie bevatten dat het anders levensgevaarlijk is om de mast aan te raken.

Een elektrische schakeling is tot op zekere hoogte te vergelijken met een verwarmingsinstallatie.

Elektriciteit (deel 1)

Om een lampje te laten branden moet je er een elektrische stroom door laten lopen. Dat lukt alleen, als je een gesloten stroomkring maakt.

SERIE-schakeling U I. THEMA 5: elektrische schakelingen. Theoretische berekening voor vervangingsweerstand:

UITWERKINGEN EXTRA OPGAVEN SCHAKELINGEN

Elektrische stroomnetwerken

4,1. Samenvatting door L. 836 woorden 21 november keer beoordeeld. Natuurkunde. Natuurkunde samenvattingen Havo 4 periode 2.

Naam: Klas Practicum elektriciteit: I-U-diagram van lampje Nodig: spanningsbron, schuifweerstand (30 Ω), gloeilampje, V- en A-meter, 6 snoeren

3.2 Instapprobleem met demonstratie Schakelingen van drie lampjes

b. Bereken de vervangingsweerstand RV. c. Bereken de stroomsterkte door de apparaten.

Wat meet je met een voltmeter? Vul de ontbrekende woorden in. Met een voltmeter meet je de

NaSk 1 Elektrische Energie

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 4

Elektriciteit. Hoofdstuk 2

VWO Module E1 Elektrische schakelingen

Module E: Elektrische schakelingen over vermogen, weerstand en geleidbaarheid

Elektriciteit, wat is dat eigenlijk?

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 5

Men schakelt nu twee identieke van deze elementen in serie (zie Figuur 3).

Blad 1. Voor het simulatiespel: 100 gele kaartjes (de energiepunten) 2 A6 met lampsymbool 1 A6 met batterijsymbool. Tijd Totaal 60 minuten.

VWO 4 kernboek B hoofdstuk 8

Impedantie V I V R R Z R

5 Elektriciteit. 1 Stroomkringen. Nova. 1 a de metalen b isolatoren c een schakelaar

5,6. Samenvatting door R woorden 24 januari keer beoordeeld. 1 Een stoomkring maken.

Bij een uitwendige weerstand van 10 is dat vermogen 10

Elektrische energie en elektrisch vermogen

NASK1 SAMENVATTING ELEKTRICITEIT. Wanneer loopt er stroom? Schakelingen

2 ELEKTRISCHE STROOMKRING

Flashing Eye Robot! Knipperlicht Circuit! Clubjesmiddag 18 Mar Adam Dorrell

Spanning en sensatie!!! Wat een weerstand!! Elektriciteit. 3HV H3 elektriciteit les.notebook February 13, Elektriciteit 3HV

Probeer de vragen bij Verkennen zo goed mogelijk te beantwoorden.

Natuur- en scheikunde 1, elektriciteit, uitwerkingen. Spanning, stroomsterkte, weerstand, vermogen, energie

Basis Elektriciteit R = U/I. Gelijkstroom (Direct Current) Batterij of zonnecel; de elektronen stromen allemaal in 1 richting.

Een elektrische schakeling is tot op zekere hoogte te vergelijken met een verwarmingsinstallatie.

Een elektrische schakeling is tot op zekere hoogte te vergelijken met een verwarmingsinstallatie.

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 2 (elektriciteit)

Vrij Technisch Instituut Grote Hulststraat Tielt tel fax

Practicum Joule meter Afsluitend practicum elektra voor mavo 3

havo practicumboek natuurkunde

Opgave 5 Een verwarmingselement heeft een weerstand van 14,0 Ω en is opgenomen in de schakeling van figuur 3.

4.0 Elektriciteit 2

Vragenlijst MAGNETISME. Universiteit Twente Faculteit Gedragswetenschappen

DEEL 6 Serieschakeling van componenten. 6.1 Doel van de oefening. 6.2 Benodigdheden

inkijkexemplaar Energie voor de lamp Techniek 1

5.0 Automatisering

6.1 Afrondingsopdracht Goed en veilig werken van elektrische schakelingen

verbrandingsgassen uit. Waarom is het gebruik van elektriciteit als energiebron niet altijd goed voor het milieu?

ELEKTRISCHE SCHAKELINGEN HAVO

Onderwijs op maat voor uitdaging en motivering Enkel 1

NETWERKEN EN DE WETTEN VAN KIRCHHOFF

Hoe kun je de weerstand van voorwerpen vergelijken en bepalen?

Hier brandt de lamp. Klas:.. Hier brandt de lamp Blz 1 / 13 Cremers François, Boutsen Ingrid, Kenens Hilde

5 Elektriciteit. 5.1 Elektriciteit om je heen

Denk aan ALLE letters van FIRES! Geef duidelijke berekeningen. Er zijn 4 opgaven. Totaal 35 punten.

Schakelen met Vantek Elektonica paneeltjes

Uitwerkingen VWO deel 1 H2 (t/m par. 2.5)

VWO 4 kernboek B hoofdstuk 8

QUARK_5-Thema-04-elektrische stroom Blz. 1. Grootheid Symbool Eenheid symbool Verband tussen eenheden Stroomsterkte I Ampère A 1 C

Elektrische netwerken

JAN Denk aan ALLE letters van FIRES! Geef duidelijke berekeningen. Er zijn 4 opgaven. Totaal 34 punten.

Condensator. Het hellingsgetal a is constant. Dit hellingsgetal noemen we de capaciteit van de condensator C. Er geldt dus: C = Q U

Deel 1: Elektrische arbeid en stroomsterkte

Spanning versus potentiaal

Elektriciteit (deel 2)

Practicum elektriciteit VMBO-t, Havo & Atheneum

Transcriptie:

Begripstest Elektriciteit [DOELGROEP: VMBO EN HAVO/VWO-ONDERBOUW] Deze begripstest gaat over het onderdeel elektriciteit. Als het goed is weet je al veel dingen over dit onderwerp. Met behulp van deze test willen we onderzoeken hoeveel je nog weet over elektriciteit. Probeer de vragen maar eens te maken. Over jezelf. Ik ben een jongen meisje Ik ben jaar oud. Ik zit in jaar 2 3 4 Mijn leerweg is BB KB GL/TL havo/vwo Ik doe dit jaar voor de eerste keer voor de tweede keer Ik vind mijzelf slecht in natuurkunde/nask1 redelijk in natuurkunde/nask1 goed in natuurkunde/nask1 Ik vind het vak leuk gaat wel niet leuk Ik vind het vak gemakkelijk gewoon / gaat wel moeilijk BEGIN DE TEST 2008 FONTYS LERARENOPLEIDING NATUURKUNDE/TECHNIEK SITTARD 1

Wat betekenen de symbolen ook al weer? Hier beneden staan een aantal symbolen die je in de test zal tegen komen. Kijk er nog maar eens goed naar. Weet je nog wat ze betekenen? spanningsbron of batterij: draad: lampje: weerstand: ampèremeter (stroommeter): voltmeter (spanningsmeter): Maak de vragen VRAAG 1 Kijk eens naar de vier figuren (A t/m D) hier beneden. De batterijen die je ziet, zijn allemaal nog vol en de lampjes zijn allemaal heel. Beantwoord vraag a t/m c. [Er kunnen bij vraag a t/m c meer antwoorden goed zijn] A B C D a. In welke situatie geeft het lampje licht? b. In welke situatie loopt er stroom door de schakeling? c. In welke situatie is er een elektrische spanning aanwezig? 2008 FONTYS LERARENOPLEIDING NATUURKUNDE/TECHNIEK SITTARD 2

VRAAG 2 Kijk eens naar de figuur hier naast. Er is een lampje aangesloten op een batterij. Het lampje brandt. De stroomsterkte vóór het lampje is aangegeven: 2 ampère (2 A). De stroomsterkte na het lampje (op de plek van het vraagteken) is onbekend. 2 A Vraag: Hoe groot is de stroomsterkte na het lampje? Kruis één antwoord aan. Er is geen stroom meer na het lampje (dus: 0 A). De stroom na het lampje is kleiner geworden dan 2 A. De stroom na het lampje is nog steeds 2 A. VRAAG 3 Hier beneden staan vijf uitspraken over de schakeling (zie figuur) die we bij de vorige opgave ook al hebben gezien. Geef van elke uitspraak aan of deze WEL of NIET is. [Kruis het goede vakje aan] NIET WEL a. De batterij maakt de energie om het lampje te laten branden. b. Het lampje verbruikt stroom om te kunnen branden. c. De batterij duwt de stroom door de schakeling. d. Elektrische energie is een andere naam voor elektrische stroom. e. Als er spanning is, moet er ook altijd een stroom zijn. VRAAG 4 Klaas zegt het volgende: Laatst bleef ik aan de stroom hangen. Er ging toen een flinke spanning door mijn lichaam heen. Vraag: Is deze uispraak juist of onjuist? Deze uitspraak is juist. Deze uitspraak is onjuist. 2008 FONTYS LERARENOPLEIDING NATUURKUNDE/TECHNIEK SITTARD 3

VRAAG 5 Je ziet in de figuur hier beneden een lampje dat aangesloten is op een batterij. Het lampje brandt. In de witte draad stromen stroomdeeltjes naar het lampje toe (in de richting van de pijl). a. Wat gebeurt er volgens jou in de zwarte draad? Kruis één antwoord aan. Er stromen stroomdeeltjes naar het lampje toe. Er stromen stroomdeeltjes van het lampje af. Er stromen deeltjes van het lampje af en naar het lampje toe. Er stromen geen stroomdeeltjes. b. Vergelijk nu de witte draad met de zwarte draad. Welke uitspraak is waar? In de zwarte draad stromen meer stroomdeeltjes dan in de witte. In de zwarte draad stromen minder stroomdeeltjes dan in de witte. In de zwarte draad stromen evenveel stroomdeeltjes als in de witte. c. We vergelijken nog een keer de witte draad met de zwarte draad. Welke uitspraak is waar? Door de zwarte draad stroomt meer energie dan door de witte. Door de zwarte draad stroomt minder energie dan door de witte. Door de zwarte draad stroomt evenveel energie als door de witte. 2008 FONTYS LERARENOPLEIDING NATUURKUNDE/TECHNIEK SITTARD 4

VRAAG 6 Je ziet in de figuur hier naast twee schakelingen met vier lampjes (A t/m D). Alle lampjes branden en zijn hetzelfde. Ook de twee batterijen zijn hetzelfde. A B C D Opdracht: Geef van de vier uitspraken aan of ze WEL of NIET zijn. [Kruis het goede vakje aan] NIET WEL a. Lampje A en B branden even fel. b. Lampje C en D branden even fel. c. Lampje A en B branden feller dan lampje C en D. d. De twee batterijen leveren elk evenveel energie aan de lampjes. VRAAG 7 Kijk naar de figuur hier beneden. Je ziet twee lampjes die aangesloten zijn op een batterij. Ze branden allebei. Je ziet ook drie stroommeters. Één meter geeft een stroom aan van 4 A. De stroomrichting is aangegeven met een pijltje. Opdracht: Vul op het stippellijntje bij de andere twee stroommeters in, hoe groot de stroomsterkte is die gemeten wordt. I =. A I =. A I = 4 A 2008 FONTYS LERARENOPLEIDING NATUURKUNDE/TECHNIEK SITTARD 5

VRAAG 8 Kijk naar de twee schakelingen (a en b) hier beneden. Je ziet drie dezelfde lampjes (L 1 t/m L 3 ) en twee dezelfde batterijen van 4 V. De lampjes branden alle drie. Opdracht: Geef van de vier uitspraken aan of ze WEL of NIET zijn. [Kruis het goede vakje aan] NIET WEL a. Lampje L 1 brandt feller dan L 2 en L 3. b. Lampje L 1 en L 2 branden allebei even fel. c. De batterij in schakeling b levert meer energie dan die in a. d. De stroom die door L 2 loopt is kleiner dan de stroom door L 1. VRAAG 9 Hier beneden zie je vijf dezelfde lampjes die aangesloten zijn op een batterij. Vraag: Wat kun je zeggen over de felheid van de vijf lampjes? Geef één antwoord. Lampje 1 brandt het felst en lampje 5 het zwakst. Lampje 1 t/m 5 branden even fel. Lampje 1 brandt het zwakst en lampje 5 het felst. 2008 FONTYS LERARENOPLEIDING NATUURKUNDE/TECHNIEK SITTARD 6

VRAAG 10 VOEDING Kijk naar de figuur hier naast. Je ziet een spanningbron (voeding) met daarop aangesloten een lampje en een meter. METER Vraag: Welke meter is in de schakeling afgebeeld? Een stroommeter (ampèremeter) Een spanningsmeter (voltmeter) LAMPJE De meter kan een stroommeter zijn, maar ook een spanningsmeter. VRAAG 11 Hier beneden zie je een schakeling met twee dezelfde lampjes. De lampjes branden en zijn aangesloten op een batterij van 8 V. Er zijn ook vier spanningsmeter (voltmeters) in de stroomkring opgenomen (V 1 t/m V 4 ). BATTERIJ 8 V V 1 V 4 V 2 V 3 Vraag: Welke waarde voor de spanning meten de voltmeters? Kies uit 0, 4 of 8 Volt. [Kruis de juiste spanning aan] 0 V 4 V 8 V voltmeter 1 (V 1 ) voltmeter 2 (V 2 ) voltmeter 3 (V 3 ) voltmeter 4 (V 4 ) 2008 FONTYS LERARENOPLEIDING NATUURKUNDE/TECHNIEK SITTARD 7

VRAAG 12 Hier beneden zie je drie dezelfde lampjes die aangesloten zijn op een batterij. De hoofdstroom (stroom uit de batterij) is 1,2 A. Opdracht: Vul op de stippellijntjes bij de drie lampjes in, hoe groot de stroom is die door de lampjes loopt. VRAAG 13 Kijk naar de stroomkring hier naast. Je ziet drie dezelfde lampjes die aangesloten zijn op een batterij. 1 2 Vraag: Welke lampjes branden? [Kruis aan] BRANDT WEL BRANDT NIET 3 lampje 1 lampje 2 lampje 3 2008 FONTYS LERARENOPLEIDING NATUURKUNDE/TECHNIEK SITTARD 8

VRAAG 14 Kijk naar de schakeling hier naast. Je ziet een lampje en een weerstand die aangesloten zijn op een batterij. De weerstand (R) heeft een waarde van 10Ω. Het lampje (L) brandt. R = 10Ω Vraag: We vervangen de weerstand (R) in de schakeling door een weerstand van 20Ω. Wat gebeurt er met het lampje? Kies één antwoord. L Het lampje gaat feller branden. Het lampje gaat zwakker branden. Het lampje zal even fel blijven branden. VRAAG 15 Kijk naar de schakeling hier naast. Je ziet een lampje en een weerstand die aangesloten zijn op een batterij. De weerstand (R) heeft een waarde van 10Ω. Het lampje (L) brandt. Vraag: We vervangen de weerstand (R) in de schakeling door een weerstand van 20Ω. Wat gebeurt er met het lampje? Kies één antwoord. Het lampje gaat feller branden. Het lampje gaat zwakker branden. Het lampje zal even fel blijven branden. R = 10Ω L - EINDE VAN DE TEST - 2008 FONTYS LERARENOPLEIDING NATUURKUNDE/TECHNIEK SITTARD 9