ECLI:NL:RVS:2010:BM8422

Vergelijkbare documenten
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2013:BY8851

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2007:AZ9709

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Raad vanstatc /1/V1. Datum uitspraak: 28 augustus 2012

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2006:AY3839

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

ECLI:NL:RVS:2009:BH8446

ECLI:NL:RVS:2009:BH4676

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RVS:2016:2279

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

* vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2010:BL1497

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RVS:2010:BO8934

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

LJN: BJ3621, Raad van State, /1. Datum uitspraak: Datum publicatie:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2014:3127

ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936

ECLI:NL:RVS:2000:AA7143

ECLI:NL:RVS:2009:BI9019

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RVS:2011:BV0418

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2011:BQ7767

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1 /V1. Datum uitspraak: 26 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2010:BL1854

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 april 2013 in zaak nr. 12/641 in het geding tussen:

ECLI:NL:RVS:2016:2861

ECLI:NL:RVS:2005:AU2988

ECLI:NL:RVS:2001:AB2287

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RVS:2013:1522

ECLI:NL:RVS:2012:BY2512

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1. Datum uitspraak: 1 november 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1. Datum uitspraak: 8 februari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2008:BG1849

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Raad vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 31 mei 2010

ECLI:NL:RVS:2017:1997

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

Transcriptie:

ECLI:NL:RVS:2010:BM8422 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-06-2010 Datum publicatie 21-06-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 200908530/1/V3 Vreemdelingenrecht Hoger beroep Taalanalyse / niet inzichtelijk / reactie BLT bevat geen nadere motivering Wat betreft de landenkennis van de vreemdeling is in het rapport van de taalanalyse geen enkele onderbouwing gegeven van de conclusie dat de vreemdeling niet in staat is om zijn beweerde herkomstgebied uitgebreid en gedetailleerd te beschrijven. De taalanalyse is in zoverre niet inzichtelijk. Wat betreft de spraak van de vreemdeling vermeldt het rapport van de taalanalyse niet waarom de vreemdeling door zijn spraak eenduidig niet herleidbaar is tot de spraakgemeenschap binnen Zuid-Somalië. Volstaan is met een algemene beschrijving van de spraak van de vreemdeling en enkele voorbeelden van zijn uitspraak, woordkeuze en grammatica, zonder deze beschrijving en voorbeelden toe te lichten of te vergelijken met hetgeen ter zake in Zuid-Somalië gebruikelijk is. Ook in zoverre is de taalanalyse dus niet inzichtelijk. In zijn in de bestuurlijke fase opgestelde reactie van 25 november 2008 heeft het BLT volstaan met een verwijzing naar het rapport van de taalanalyse en heeft het de daarin ingenomen conclusies ter zake van de landenkennis en de spraak van de vreemdeling niet nader gemotiveerd. Uit hetgeen hiervoor onder 2.1.4. is overwogen volgt dat de staatssecretaris er ten onrechte vanuit is gegaan dat de taalanalyse, ook indien daarbij de reactie van het BLT van 25 november 2008 wordt betrokken, naar inhoud inzichtelijk en concludent is. De vreemdeling klaagt derhalve terecht dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de staatssecretaris door de taalanalyse aan het besluit van 26 november 2008 ten grondslag te leggen niet de vereiste zorgvuldigheid heeft betracht. Bovendien heeft de staatssecretaris dat besluit aldus ondeugdelijk gemotiveerd. Wetsverwijzingen Vindplaatsen Algemene wet bestuursrecht Algemene wet bestuursrecht 3:2 Algemene wet bestuursrecht 3:46 Vreemdelingenwet 2000 Vreemdelingenwet 2000 31 Vreemdelingenbesluit 2000 Vreemdelingenbesluit 2000 3.114 Rechtspraak.nl

JV 2010/306 Uitspraak 200908530/1/V3. Datum uitspraak: 15 juni 2010 Raad van State AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling), appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Almelo, (hierna: de rechtbank) van 9 oktober 2009 in zaak nr. 08/44439 in het geding tussen: de vreemdeling en de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris). 1. Procesverloop Bij besluit van 26 november 2008 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 9 oktober 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 6 november 2009, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen

2.1. In de enige grief klaagt de vreemdeling dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat dient te worden uitgegaan van de juistheid van het rapport van 13 augustus 2008 van een onder verantwoordelijkheid van het Bureau Land en Taal (hierna: het BLT) uitgevoerde taalanalyse (hierna: de taalanalyse), dat geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de bij het opstellen daarvan gehanteerde onderzoeksmethode onzorgvuldig zou zijn geweest en dat hij niet alleen met het plaatsen van kritische kanttekeningen kan bewerkstelligen dat de staatssecretaris een nieuwe taalanalyse moet verrichten, dan wel van een van de taalanalyse afwijkende conclusie dient uit te gaan. Door aldus te overwegen heeft de rechtbank volgens de vreemdeling niet onderkend dat de taalanalyse niet inzichtelijk is en daarom niet aan het besluit van 26 november 2008 ten grondslag mocht worden gelegd. Volgens hem wordt in de taalanalyse niet concreet aangegeven in hoeverre de door hem verstrekte informatie omtrent zijn gestelde herkomstgebied gebrekkig is. In de taalanalyse is, wat betreft zijn spraak, volstaan met enkele voorbeelden van zijn uitspraak, woordkeuze en grammatica, zonder deze voorbeelden toe te lichten of te vergelijken met de gangbare spreektaal in Zuid-Somalië, aldus de vreemdeling. 2.1.1. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 afgewezen, indien de desbetreffende vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Ingevolge artikel 3.114 van het Vreemdelingenbesluit 2000 worden door een vreemdeling bij de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28, in persoon alle gegevens verstrekt, waaronder begrepen de relevante documenten, op basis waarvan kan worden beoordeeld of een rechtsgrond voor verlening van de vergunning aanwezig is. 2.1.2. Eerder (in de uitspraak van 18 december 2009 in zaak nr. 200901087/1/V1; www.raadvanstate.nl) heeft de Afdeling onder meer het volgende overwogen. Indien bij de staatssecretaris twijfel is gerezen over de door een vreemdeling gestelde herkomst en als gevolg daarvan over diens gestelde identiteit en nationaliteit, kan de staatssecretaris, door een taalanalyse te laten verrichten, de desbetreffende vreemdeling tegemoetkomen in de op hem ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 rustende last om het door hem gestelde aannemelijk te maken. In beginsel mag ervan worden uitgegaan dat een vanwege de staatssecretaris door het BLT verrichte taalanalyse tot stand is gekomen onder verantwoordelijkheid van een ter zake deskundige linguïst waarvan de kwaliteit voldoende is gewaarborgd en dat de ingeschakelde taalanalist op zorgvuldige wijze is geselecteerd en onder voortdurende kwaliteitscontrole staat. Niettemin dient de staatssecretaris, indien en voor zover hij tot het laten verrichten van een taalanalyse overgaat en deze aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, zich er ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) van te vergewissen dat de taalanalyse naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. 2.1.3. In het besluit van 26 november 2008, gelezen in samenhang met het daarin ingelaste voornemen daartoe, heeft de staatssecretaris zich onder verwijzing naar de taalanalyse en de op 25 november 2008 door het BLT gegeven reactie op de door de vreemdeling ingediende zienswijze van 16 oktober 2008 op het standpunt gesteld dat hij aan de verklaring van de vreemdeling dat hij uit Afgooye, Zuid-Somalië afkomstig is geen geloof hecht en dat, nu hij zijn identiteit, nationaliteit en herkomst derhalve niet aannemelijk heeft gemaakt, ook zijn asielrelaas ongeloofwaardig is. Volgens de taalanalyse verstrekt de vreemdeling enige informatie over zijn beweerde herkomstgebied, maar is hij niet in staat om dit gebied uitgebreid en gedetailleerd te beschrijven. Verder vermeldt de taalanalyse dat de vreemdeling eenduidig niet herleidbaar is tot de spraakgemeenschap binnen Zuid- Somalië, omdat hij Somalisch spreekt zoals dat gangbaar is in Noord Somalië en niet zoals dat

gangbaar is in Zuid Somalië. 2.1.4. Wat betreft de landenkennis van de vreemdeling is in het rapport van de taalanalyse geen enkele onderbouwing gegeven van de conclusie dat de vreemdeling niet in staat is om zijn beweerde herkomstgebied uitgebreid en gedetailleerd te beschrijven. De taalanalyse is in zoverre niet inzichtelijk. Wat betreft de spraak van de vreemdeling vermeldt het rapport van de taalanalyse niet waarom de vreemdeling door zijn spraak eenduidig niet herleidbaar is tot de spraakgemeenschap binnen Zuid- Somalië. Volstaan is met een algemene beschrijving van de spraak van de vreemdeling en enkele voorbeelden van zijn uitspraak, woordkeuze en grammatica, zonder deze beschrijving en voorbeelden toe te lichten of te vergelijken met hetgeen ter zake in Zuid-Somalië gebruikelijk is. Ook in zoverre is de taalanalyse dus niet inzichtelijk. In zijn in de bestuurlijke fase opgestelde reactie van 25 november 2008 heeft het BLT volstaan met een verwijzing naar het rapport van de taalanalyse en heeft het de daarin ingenomen conclusies ter zake van de landenkennis en de spraak van de vreemdeling niet nader gemotiveerd. 2.1.5. Uit hetgeen hiervoor onder 2.1.4. is overwogen volgt dat de staatssecretaris er ten onrechte vanuit is gegaan dat de taalanalyse, ook indien daarbij de reactie van het BLT van 25 november 2008 wordt betrokken, naar inhoud inzichtelijk en concludent is. De vreemdeling klaagt derhalve terecht dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de staatssecretaris door de taalanalyse aan het besluit van 26 november 2008 ten grondslag te leggen niet de vereiste zorgvuldigheid heeft betracht. Bovendien heeft de staatssecretaris dat besluit aldus ondeugdelijk gemotiveerd. De grief slaagt. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het tegen het besluit van 26 november 2008 door de vreemdeling ingestelde beroep alsnog gegrond verklaren en dit besluit wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb vernietigen. 2.3. De minister van Justitie dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het hoger beroep gegrond; II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Almelo, van 9 oktober 2009 in zaak nr. 08/44439; III. verklaart het in die zaak ingestelde beroep gegrond; IV. vernietigt het besluit van de staatssecretaris van Justitie van 26 november 2008, kenmerk 0803-31-1591; V. veroordeelt de minister van Justitie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van 1.196,00 (zegge: elfhonderdzesennegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. M.A.A. Mondt Schouten, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.K. van Leening, ambtenaar van Staat. w.g. Troostwijk voorzitter w.g. Van Leening ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2010 513. Verzonden: 15 juni 2010 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, mr. H.H.C. Visser