Perceelonderzoek Gerven Perceel: G66 Datum onderzoek: 11-08-2007. 07-08-2009 en 16-05-2010. Ligging: Detail top. Krt. 1:10.000 Detail kad.krt. 1830 Luchtfoto met perceel (bron: Google earth) Veldkenmerken: Het perceel G66 is een voormalig bouwland nabij de boerderij De Keut met een totale oppervlakte van 0.17 ha en een gemiddelde hoogte van 12.4 m +NAP. Het perceel is begroeid met overjarige beuken zonder ondergroei. Het perceel wordt zuidelijk en oostelijk begrensd door een wal met steil talud. De noordgrens is een flauw talud naar een dieper gelegen beek. Het perceel is aan de oostzijde iets hoger (decimeter) dan aan de westzijde. Het centrum van het perceel ligt als een bed iets hoger dan de randen. Aan de westzijde is een smalle doorgang in de wal aanwezig (waarschijnlijk het voormalige toegangspad). 1
Detail onderzoeksgebied met ligging wallen Hoogtekaart (bron:ahn) met hoogte tov NAP Ligging locatie met uitgevoerde boringen (Ref = referentieboring, Gu = Gutsboring) Grondboringen/veldwerk: Het veldwerk op dit perceel is in drie fasen uitgevoerd. De edelmanboringen gaven aanleiding om de menglaag (overgangslaag naar onderliggende podzol) nauwkeuriger m.b.v. gutsboringen te onderzoeken. Tevens is tijdens de tweede fase een referentieboring westelijk van het perceel uitgevoerd. Tijdens de derde fase is de doorgang van het perceel in de westelijke wal nader onderzocht door de bladaardelaag met een spade te verwijderen. Eerste fase (11/08/07) In totaal zijn vier boringen uitgevoerd, waarvan drie op het vml. bouwland (B01 t/m B03) en één boring ca. 5 m. zuidelijk van het perceel in een hakhoutstrook die ongeveer een meter lager ligt (zie situatietekening). Op het vml. bouwlandperceel is een 0.65-0.75 m. dikke plaggenlaag aangetroffen. Bij B01 is de bovenste 0.50 m van deze laag iets bruiner gekleurd. Onder deze plaggenlaag is een 0.20 m. dikke menglaag aanwezig bestaande uit een grauw grijze matig humeuze zandgrond. In B01 bevat deze laag geel ijzerrijke vlekken. In de andere 2
twee boringen is deze laag gemengd met loodgrijs zand. Daaronder bevindt zich ijzerrijk zand dat geleidelijk overgaat in ijzerrijk dekzand. Bij boring B04 naast het perceel, is een dunne humeuze laag (ca. 0.10 m) aangetroffen met daaronder licht ijzerrijk zand. Het grondwater bevindt zich op ca. 0.60 m -mv. Op die diepte verandert het ijzerrijk zand in een grauwe kleur. Boringen fase 1 (d.d. 11 augustus 2007) 3
Boringen fase 2 (d.d. 7 augustus 2009) 4
Bij de gutsboring Gu01 is een bruine plaggenlaag aangetroffen die op 0.5 m mv zeer geleidelijk overgaat in een wat donkerder plaggenlaag. Op een diepte van 0.85 m mv gaat deze laag abrupt over in een loodgrijze zandlaag met daaronder podzolkenmerken. De referentieboring Ref01 heeft een zeer dun humeus dek (onder de strooisellaag) met daaronder een vage inspoelingslaag. Op een diepte van 0.40 m mv komt een smalle humeuze band voor welke waarschijnlijk verwijst naar een verstuiving. Tijdens het onderzoek werd t.h.v. de voormalige zandweg die zuidwestelijk langs het perceel liep ook een boring uitgevoerd. Dit profiel bestond uit meerdere humeuze bandjes en had een veel verstoorder uiterlijk (zie onderstaande foto). De humeuze versmeeringen zijn waarschijnlijk veroorzaakt door karrensporen. Boring t.p.v. vml. weg 5
Veldwerk fase 3, Opgraving westelijke perceelsingang (d.d. 16 juni 2010) Op onderstaande tekening is schematisch de doorgang weergegeven. Tijdens het veldwerk is de bladaarde verwijderd. Wat overbleef aan de zandige oppervlakte was een duidelijk karrenspoor. De sporen waren ca. 10 cm. dieper dan het middenstuk van de doorgang. De doorgang tussen de wallen is 1.70 m. breed. De spoorbreedte is 1.30 m. Schematische weergave van de doorgang in de westelijke wal Doorgang van het perceel voor de afgraving. 6
Doorgang na de afgraving. Linker karrenspoor is hier duidelijk zichtbaar 7
Foto s perceel: Foto 1: Perceel met noordelijke grens (greppel) en vml. hakhoutrand. Foto 2: Perceel G66 Foto 3: Zuidelijke wal van het perceel (plaats van B04) Foto 4: Zuidelijke wal (met rechts het perceel G66) 8
Toponymie: Het perceel G66 heeft geen toponiem. De twee noordelijk gelegen perceeltjes (G64 en G65) hebben de naam De Schraaijammer (bron: Notariaat Colebrander 1827-1869). Een aanduiding voor weinig vruchtbaar bouwland. Bodemkaart (1:50.000): Detail bodemkaart met ligging perceel. De bodem van het perceel G66 ligt volgens de bodemkaart op de grens van een hoge zwarte enkeerdgrond, leemarm tot zwak leemarm fijn zand (ze Z21) en een vlakvaaggrond (Zn23). De enkeerdgrond is door menselijk ingrijpen (bv. Ophogen met potstalmest) ontstaan. De dikte van de eerdlaag is in ieder geval groter dan 0.50 m. Deze enkeerdgrond loopt door op het erf van boerderij De Keut. Direct ten zuiden van deze enkeerd ligt de vlakvaaggrond. Deze kakloze zandgronden hebben nauwelijks een humusdek. Geomorfologische kaart (1:50.000): Detail geomorfologische kaart met ligging perceel 9
Het perceel G66 ligt op de grens van een dekzandrug (3K14) en een dalvormige laagte (2R2). In werkelijkheid helt het perceel van zuid naar noord af. De dekzandruggen zijn door de wind opgestoven en soms, zoals in dit geval, met een oud bouwlanddek opgehoogd. De dalvormige laagte is door lokaal sneeuwsmeltwater en bodemijs uitgesleten. Kadastrale en (historische) topografische kaarten Kadastrale kaart Het perceel G66 ligt in sectie G, eerste blad van de kadastrale kaart van Putten uit 1830. Het perceel, 0.17 ha groot, is op dat moment in gebruik als bouwland, klasse 4 (schaal van 1-5, 1 is het best). Deze klassering wordt als voigt omschreven: hoge schrale en onvruchtbare zandgrond die sommige jaren onbebouwd moet blijven liggen. 10 duimen groeiaarde. Opbrengst f8,-. Het perceel is in 1830 in eigendom van Antonie van Brummelen, een rentenier uit Utrecht. Deze Van Brummelen heeft de meeste percelen rond De Keut en de boerderij zelf in eigendom. (Historische) topografische kaarten Op de top.krt. van 1850 is het perceel waarschijnlijk als bouwland in gebruik. Dit is echter moeilijk te zien omdat de kleur gelijk is aan 'woeste grond'. In 1900 is het perceel voor het grootste deel begroeid geraakt met loofbos. De noordelijke percelen G64 en G65 worden ook kleiner en raken meer begroeid met bos. Top.krt. 1850 met ligging perceel Top. Krt. 1900 met ligging perceel Conclusies: Het vmi. landbouwperceel G66 is in het huidige landschap goed terug te vinden door de hoge ligging en omwalling. Het is een zeer klein perceeltje tegen het huidige erf van De Keut aan. Waarschijnlijk werd het in 1830, gezien de ligging, ook door het erf De Keut gebruikt. Daarna is het, gezien de topografische kaarten van 1850 en 1900 verwilderd en in bos veranderd. Het is nu een bosperceel met volwassen (overjarige) beuken. Het perceel heeft aan de randen flauw aflopende taluds. Gezien dit reliëf lijkt het aannemelijk dat rondom het perceel een hakhoutrand heeft gelegen op een plaggenbodem. Dit fenomeen zien we bij meer Gervense percelen. Aan de westzijde is een oude doorgang in de wal zichtbaar. 10
Het perceel is opgehoogd met een 0.65-0.85 m dikke plaggenlaag bestaande uit een bruinzwart humusrijk fijn zand. Aanvankelijk leek het erop of onder deze plaggenlaag een dikke menglaag aanwezig was. De resultaten van de gutsboring waarbij de stratificatie van de bodem beter zichtbaar is, wijzen daar echter niet op. De plaggenlaag ligt vrij scherp op de onderliggende uitlooglaag van de begraven veldpodzol. De oorspronkelijke bodem bestaat uit een dun humeus dek (slechts 0.05 m) met geringe bodemvorming. De boring zuidelijk van het perceel (B04) en de referentieboring (Ref01) laten een zelfde beeld zien. Een typische vlakvaaggrond die mogelijk een keer is verstoven. De doorgang in de westelijke wal van het perceel betreft daadwerkelijk een ingang van het vml. akkercomplex. De spoorbreedte is 1.30 meter. 11