ECLI:NL:RBBRE:2012:BZ2838

Vergelijkbare documenten

ECLI:NL:RBZWB:2013:5523

ECLI:NL:RBZWB:2017:3691

ECLI:NL:RBZWB:2016:4850

ECLI:NL:RBZWB:2013:5107

ECLI:NL:RBZWB:2015:7148

ECLI:NL:RBZWB:2015:5573

ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ4751

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

ECLI:NL:RBZWB:2015:2857

ECLI:NL:RBZWB:2016:5823

ECLI:NL:RBZWB:2014:747

ECLI:NL:RBZWB:2013:4673

ECLI:NL:RBDHA:2014:5556

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614

ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901

ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9268

ECLI:NL:RBARN:2009:BI3591

ECLI:NL:RBZWB:2015:2161

ECLI:NL:RBZWB:2013:7492

ECLI:NL:RBARN:2012:BY0157

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ6206

ECLI:NL:RBDHA:2015:7800

ECLI:NL:RBZWB:2017:2696

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

ECLI:NL:RBZWB:2015:4441

ECLI:NL:RBZWB:2014:8977

ECLI:NL:RBARN:2011:BP6681

ECLI:NL:RBBRE:2011:BX1337

ECLI:NL:RBGEL:2016:6801

ECLI:NL:RBZWB:2016:4124

ECLI:NL:GHSHE:2015:1379

ECLI:NL:GHARL:2017:9611

ECLI:NL:RBZWB:2016:2064

ECLI:NL:RBSGR:2012:BV8097

ECLI:NL:GHSHE:2016:2733

ECLI:NL:RBROT:2006:AV6127

ECLI:NL:RBSGR:2008:BG5774

ECLI:NL:GHARL:2017:613

Kapitaalverzekering vormt geen KEW ook niet nu polis was verpand aan geldverstrekker en uitkering is benut voor aflossing hypotheek

de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Maastricht, de inspecteur.

ECLI:NL:RBZWB:2017:1655

ECLI:NL:RBARN:2011:BP6595

ECLI:NL:GHARL:2016:8884

ECLI:NL:RBZWB:2015:8725

ECLI:NL:RBGEL:2016:6941

ECLI:NL:GHSHE:2017:1064

ECLI:NL:GHARL:2017:4777

ECLI:NL:RBSGR:2010:BN3747

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341

ECLI:NL:RBZWB:2015:3923

ECLI:NL:RBLEE:2007:BC2679

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024

ECLI:NL:GHAMS:2017:789 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00218

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

ECLI:NL:RBZWB:2014:7982

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388

ECLI:NL:RBGEL:2014:2198

ECLI:NL:GHARL:2017:634

ECLI:NL:RBSHE:2007:BC1229

ECLI:NL:RBARN:2009:BM5546

ECLI:NL:RBDHA:2014:14470

ECLI:NL:GHSHE:2010:BM7477

ECLI:NL:GHARL:2014:6759

Uitspraak. Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978. Instantie. Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2015:7034

ECLI:NL:RBBRE:2006:AZ6240

ECLI:NL:RBGEL:2017:4332

ECLI:NL:RBARN:2012:BX0442

ECLI:NL:RBDHA:2015:9396

ECLI:NL:RBGEL:2015:7076

ECLI:NL:GHSHE:2007:BB2231

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ2891

ECLI:NL:RBSGR:2011:BP5171

ECLI:NL:RBZWB:2015:306

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123

ECLI:NL:GHARL:2013:8624

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6992 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/00490

ECLI:NL:GHARL:2014:2681

ECLI:NL:GHAMS:2015:382 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00712

ECLI:NL:RBZWB:2017:2385

ECLI:NL:GHARN:2007:AZ6619

ECLI:NL:RBZWB:2014:7077

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773

ECLI:NL:RBNHO:2017:1493

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO4752 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00638

de voorzitter van het managementteam van de eenheid Belastinqdienat^ÉI^ van de rijksbelastingdienst, hierna: de Inspecteur,

ECLI:NL:RBNNE:2013:6459

ECLI:NL:RBBRE:2010:BM6339

ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1234

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 november 2014 in de zaak tussen [eiser], wonende te [X], eiser

tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 10 november 2010, nummer AWB 10/1037, in het geding tussen

ECLI:NL:RBGEL:2017:11

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT. 1 Ontstaan en loop van het geding. Uitspraak. Belastingrecht, meervoudige kamer. Locatie: Breda

ECLI:NL:GHARL:2015:20

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Tweede Meervoudige Belastingkamer. een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen Y, de inspecteur.

Eiser gesteld. heeft daartegen bij brief van 22 juni 2010, ontvangen door de rechtbank op 24 juni 2010, beroep op

ECLI:NL:GHARL:2017:5327

ECLI:NL:RBNHO:2017:6739

Transcriptie:

ECLI:NL:RBBRE:2012:BZ2838 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 28-09-2012 Datum publicatie 01-03-2013 Zaaknummer 12/1407 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste aanleg - enkelvoudig Informatiebeschikking. Belanghebbende verhuurde in 2006 tot en met 2010 twee bedrijfspanden waarbij is geopteerd voor met omzetbelasting belaste verhuur. Tevens heeft belanghebbende in 2009 een container met inboedelgoederen verkocht. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende met betrekking tot beide activiteiten administratieplichtig is in de zin van artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Het feit dat belanghebbende zijn administratie niet meer kan overleggen omdat deze in zijn auto lag en de auto is gestolen, dient voor rekening en risico van belanghebbende te blijven. Het is immers de keuze van belanghebbende geweest om de gehele administratie in een voor diefstal gevoelig goed zoals een auto te bewaren. De informatiebeschikking is terecht aan belanghebbende afgegeven. Vindplaatsen Rechtspraak.nl NTFR 2013, 832 FutD 2013-0677 V-N Vandaag 2013/551 Uitspraak RECHTBANK BREDA Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer Procedurenummer: AWB 12/1407 Uitspraakdatum: 28 september 2012 Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen [belanghebbende], wonende te [woonplaats], belanghebbende, en

de inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant, kantoor s-hertogenbosch, de inspecteur. De bestreden uitspraak op bezwaar De uitspraak van de inspecteur van 20 februari 2012 op het bezwaar van belanghebbende tegen de informatiebeschikking, als bedoeld in artikel 52a van de AWR (kenmerknummer [nummer]) van 27 september 2011. Zitting Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 september 2012 te Eindhoven. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de echtgenoot van belanghebbende, [echtgenoot], vergezeld van de gemachtigde [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Maarheeze, en namens de inspecteur, [gemachtigden]. 1. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep ongegrond; - stelt belanghebbende in de gelegenheid binnen een termijn van twee maanden, gerekend vanaf de dag waarop deze uitspraak is verzonden, alsnog de in de informatiebeschikking gevraagde informatie aan de inspecteur te verstrekken. 2. Gronden 2.1. Belanghebbende verhuurde in de jaren 2006 tot en met 2010 twee bedrijfspanden, waarbij zij steeds heeft geopteerd voor met omzetbelasting belaste verhuur. In 2006 verhuurde belanghebbende één van de bedrijfspanden aan een besloten vennootschap waarin haar echtgenoot een aanmerkelijk belang hield. Belanghebbende heeft in 2009 een container met inboedelgoederen verkocht aan [A BV] voor 49.980 exclusief omzetbelasting. 2.2. Bij belanghebbende is in 2011 door de inspecteur een boekenonderzoek aangekondigd naar de aangiften inkomstenbelasting en omzetbelasting over de jaren 2006 tot en met 2010. De inspecteur heeft belanghebbende verzocht de administratie over die jaren ter beschikking te stellen. 2.3. Belanghebbende heeft niet geheel aan dit verzoek voldaan, omdat zij de gevraagde gegevens niet meer tot haar beschikking had. De administratie en een usb-stick met de digitale versie daarvan lagen in een auto, die op een afgesloten terrein geparkeerd stond. De volgende dag bleek de auto inclusief de administratie en de usb-stick te zijn gestolen. Belanghebbende heeft geen back-up of andere kopieën van de administratie gemaakt. 2.4. De inspecteur heeft aan belanghebbende een informatiebeschikking in de zin van artikel 52a van de AWR afgegeven, omdat zij niet heeft voldaan aan het informatieverzoek. Het bezwaar tegen de informatiebeschikking heeft de inspecteur afgewezen. 2.5. In geschil is of de informatiebeschikking terecht aan belanghebbende is afgegeven.

2.6. Artikel 34, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 bepaalt het volgende: De ondernemer is gehouden, met inachtneming van bij ministeriële regeling te stellen regels, aantekening te houden van de door hem en aan hem verrichte leveringen van goederen en verleende diensten, van de door hem verrichte intracommunautaire verwervingen van goederen, van de invoer van goederen in en de uitvoer van goederen uit de Gemeenschap, alsmede van andere gegevens die van belang zijn met betrekking tot de heffing van de belasting in Nederland en in andere lid-staten. Artikel 36 van deze wet bepaalt: De artikelen 25, derde lid, en 27e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen vinden overeenkomstige toepassing, ingeval niet volledig is voldaan aan de verplichtingen welke zijn opgelegd bij of krachtens de artikelen 28n, 34, 34a, 35, 35a, 35b, 35c en 39. Artikel 52, eerste en tweede lid, van de AWR luiden voor zover te dezen van belang: 1. Administratieplichtigen zijn gehouden van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf, zelfstandig beroep of werkzaamheid naar de eisen van dat bedrijf, dat zelfstandig beroep of die werkzaamheid op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken. 2. Administratieplichtigen zijn: a. ( ); b. natuurlijke personen die een bedrijf of zelfstandig een beroep uitoefenen ( ); c. ( ) d. natuurlijke personen die een werkzaamheid als bedoeld in de artikelen 3.91, 3.92 en 3.92b van de Wet inkomstenbelasting 2001 verrichten. 2.7. Artikel 52a, eerste lid, van de AWR bepaalt over de informatiebeschikking het volgende: 1.Indien met betrekking tot een op te leggen aanslag, navorderingsaanslag of naheffingsaanslag of een te nemen beschikking niet of niet volledig wordt voldaan aan de verplichtingen ingevolge artikel 41, 47, 47a, 49, 52 ( ) kan de inspecteur dit vaststellen bij voor bezwaar vatbare beschikking (informatiebeschikking). De inspecteur wijst in de informatiebeschikking op artikel 25, derde lid.( ) 2.8.1. Belanghebbende verhuurde in 2006 tot en met 2010 bedrijfspanden, waarbij zij heeft geopteerd voor met omzetbelasting belaste verhuur. Uit de stukken van het geding blijkt dat belanghebbende steeds aangiften omzetbelasting heeft gedaan. De rechtbank leidt hieruit af dat niet in geschil is dat belanghebbende ten aanzien van de exploitatie van deze onroerende zaken ondernemer was voor de omzetbelasting in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968. Belanghebbende is daarmee naar het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de verhuurde bedrijfspanden een natuurlijk persoon die een bedrijf uitoefent. Belanghebbende is daardoor in zoverre tevens administratieplichtig in de zin van artikel 52, tweede lid van de AWR. Deze administratieplicht geldt ook voor de verhuur van het bedrijfspand aan de besloten vennootschap waar de echtgenoot van belanghebbende een aanmerkelijk belang in heeft. 2.8.2. Met betrekking tot de handel in inboedelgoederen oordeelt de rechtbank als volgt. Belanghebbende heeft gesteld, en de inspecteur heeft dat onvoldoende betwist, dat zij door de jaren heen een aanzienlijke hoeveelheid inboedelgoederen heeft verzameld via diverse inkoopkanalen zoals marktplaats.nl. De rechtbank acht echter aannemelijk gezien de hoeveelheid van die goederen, dat deze goederen zijn verworven met het oog op een mogelijke handel in dergelijke goederen en niet

enkel om deze voor privédoeleinden aan te wenden. Hetgeen belanghebbende hiertegen aanvoert is onvoldoende. Nu de rechtbank aannemelijk acht dat belanghebbende tevens beoogde een handel in dergelijke goederen op te zetten was belanghebbende ook ten aanzien van die activiteit een natuurlijk persoon die een bedrijf uitoefent. Belanghebbende is dan ook ten aanzien van deze activiteiten verplicht een administratie bij te houden en te bewaren in de zin van meergenoemd artikel 52. 2.9. Volgens artikel 52, vierde lid, van de AWR en artikel 34a van de Wet op de omzetbelasting 1968 is een administratieplichtige verplicht de in dat artikel bedoelde gegevensdragers voor respectievelijk zeven dan wel negen jaar te bewaren. Vaststaat dat belanghebbende de gevraagde informatie niet meer tot haar beschikking heeft als gevolg van de diefstal. Volgens belanghebbende is sprake van overmacht waardoor zij niet aan het verzoek om informatie kan voldoen. De rechtbank overweegt hierover dat belanghebbende zelf ervoor heeft gekozen de administratie samen met de usb-stick in de auto achter te laten. Dat de administratie en de usb-stick vervolgens door diefstal verloren zijn gegaan, dient in dat geval voor rekening en risico van belanghebbende te blijven. Een auto is immers een goed dat zowel gevoelig is voor diefstal van die auto zelf als voor diefstal uit die auto. Door de administratie in de auto achter te laten wordt een risico genomen dat in geval van diefstal van die auto alles wat daarin ligt eveneens wordt ontvreemd. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijk risico voor rekening moet blijven van degene die beslist spullen in een auto achter te laten. Dat geldt ook voor het gegeven dat belanghebbende niet beschikt over een back-up of andere kopieën van de administratie. De keuze om dergelijke bestanden op slechts één medium op te slaan en daarbij te kiezen voor een usb-stick, zijn keuzen die gemaakt zijn door belanghebbende zelf. Zij dient dan zelf de mogelijke nadelige gevolgen van die keuzen te dragen. Van overmacht is daarom geen sprake. 2.10. Nu belanghebbende niet heeft voldaan aan haar verplichtingen ingevolge artikel 52 van de AWR, is de informatiebeschikking terecht aan belanghebbende afgegeven. Het beroep is daarom ongegrond verklaard. 2.11. Gelet op het bepaalde in artikel 27e, tweede lid van de AWR zal de rechtbank een nieuwe termijn stellen voor belanghebbende om - zo mogelijk- alsnog aan haar informatieverplichting te voldoen. De rechtbank stelt deze termijn op twee maanden na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. 2.12. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan op 28 september 2012 door mr. C.A.F.M. Stassen, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. drs. I.E. Rijsdijk-van Eerd, griffier. De griffier, De rechter, Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 8 oktober 2012 Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te s-hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ s-hertogenbosch. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd. 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep.