Voerkorfmontages onder de loep genomen. Zoals gezegd, de beginner zal dankzij het perfect uitgekiende systeem al snel in staat zijn enkele voorns en brasems te vangen en is daar al gauw tevreden mee. De meest ervaren hengelaar zal met enkele vissen niet zo snel tevreden zijn. Hij zal er met al zijn aandacht en viskunde naar streven vis na vis aan het water te onttrekken en dat liefst met een dusdanige regelmaat dat je de klok er zowat op gelijk kunt zetten. Op een goed met witvis bezet viswater zijn voor een goede feedervisser binnen enkele uren vangsten van 20 of 30 kilo en meer een alledaagse realiteit! Ook voor mij geldt dat het plezier wat ik beleef aan een dagje feederen voor een groot deel afhangt van de grootte van mijn vangst. Hoe meer ik vang, hoe groter de pret. Gelukkig kan op het vangstresultaat meestal wel invloed uitgeoefend worden. Want als bij elke andere productieve hengelmethode hangt de mate van succes af van het doorgronden en verbeteren van de vismethode. Alleen al het in staat zijn om keer op keer de voerkorf op exact dezelfde vierkante meter in te werpen (iets waar vele beginners grote moeite mee hebben), zal de vangstkansen enorm doen stijgen. Streven naar perfectie wordt hij deze visserij duidelijk beloond. Willen we onze vangsten drastisch zien toenemen, dan dient elk facet van de uitrusting en elke actie onder de loep genomen te worden. Eén zo n facet is de voerkorfmontage. Er zijn verschillende mogelijkheden om de voerkorf (of werplood want wie zegt dat we altijd met een korf moeten vissen?) en haaklijn te monteren. Niet elke methode is even productief. In dit artikel gaan we enkele mogelijke montages onder de loep nemen. Geen tierelantijnen Een goede aasaanbieding is essentieel voor elke visserij. Het feedervissen maakt daarop geen uitzondering. De manier waarop de voerkorf (of lood) en de haaklijn aan de hoofdlijn geknoopt wordt, bepaalt voor een flink deelde aasaanbieding en verdient daarom onze aandacht. Wij zijn een land van uitvinders en knutselaars. De feeder was nog maar net in ons land geïntroduceerd of de eerste anti-in-de-war- en lijn-glij-systemen lagen al in de schappen van de hengelsport-winkel. Hoe goed al die als onmisbaar aangeprijsde tierlantijnen ook bedoeld zijn, mijn advies is dat we de montage zo eenvoudig mogelijk dienen te houden. Hoekafhouders en allerhande ingewikkelde lijn-glij-systemen zijn meestal onzinattributen en ook met het gebruik van wartels, connectors en dergelijke hulpmiddelen dienen we
spaarzaam om te springen. Waarom? Omdat zij door hun gewicht het nadeel hebben dat zij de lijnopzet verzwaren en daardoor afbreuk kunnen doen aan de aasaanbieding. Bovendien geven deze attributen een verdikking in de lijn waarachter zich heel gemakkelijk draadwier, bodemvuil en dergelijke kan ophopen. Vuil op de lijn is niet bepaald bevorderend voor de visvangst, dat kan ik u verzekeren. Twee soorten montages In hoofdlijnen kunnen we twee soorten montages onderscheiden, nl. schuivende en vaste montages. Toen ik pas met het ledgervissen (een verzamelnaam voor het vissen met de winkle picker, swingtip- en feederhengel) begon, gebruikte ik een eenvoudig schuivend systeem dat in die tijd bij meerdere vissers in gebruik was. Het lood (of de voerkorf) glijdt hierbij vrij over de hoofdlijn en wordt op een bepaalde afstand van de haak tegengehouden door een stuitje. In dit geval is het stuitje gemaakt van een kort stukje niet al te dun siliconenrubber, waarin nadat de lijn er doorheen gehaald is een enkele knoop werd gelegd (tekening 1). Wat spuug doorblazen vergemakkelijk het doorsteken van de lijn. Dit is een zeer direct systeem, waarbij er van werd uitgegaan dat een met het aas wegzwemmende vis de lijn zonder weerstand door het warteloogje kon trekken. Op goede dagen werd en wordt met dit systeem heel aardig gevangen, maar ja, het zijn vaak de moeilijke dagen die bepalen welk systeem het beste is. Een nadeel dat de critici onderkenden was dat als de vis zijwaarts wegzwom hij de weerstand van de korf, het loodgewicht ging voelen. Een ander bezwaar was dat, voordat de vis gehaakt kon worden, altijd eerst de korf verplaatst moest worden. Veel van de kracht en snelheid van het aanslaan ging verloren op het loodgewicht van de korf. Standaardmontage Experimenterende vissers kwamen op het idee het loodgewicht (cq. de korf) net als bij een paternoster aan een zijlijntje te monteren. Hierdoor werd de kracht van het aanslaan opeens veel directer op de vis overgebracht, wat minder missers opleverde. Immers, om een aanbeet te kunnen registreren, trekken we de hoofdlijn strak op het loodgewicht van de voerkorf. Een eventuele aanbeet wordt vervolgens in de meeste gevallen linea recta doorgeseind naar de dunne hengeltop, waar de alerte visser gespannen het juiste reactiemoment afwacht. Bij het aanslaan komt alle kracht direct op de haak die daardoor goed zal pakken en pas daarna wordt de korf gevoeld. Het zijlijnsysteem kan zowel schuivend als
vast worden uitgevoerd. Een vast aangeknoopte zijlijn is voor mij, en vele vissers met mij, de standaardmontage. Het is de montage die ik in 9 van de 10 gevallen gebruik. Deze montage voldoet met name goed op stilstaand en zwak stromend water. Vaste zijlijn De vaste montage is het makkelijkst te maken door in de dubbel genomen hoofdlijn een lus te maken met behulp van een vier tot vijfmaal doorgehaalde waterknoop. De gemaakte lus knippen we door en wel zodanig, dat een ca. 20 cm lang en een ca. 40cm lang einde ontstaat. Met behulp van de kunstaasknoop monteren we een connectorspeldje aan de korte zijlijn, waarbij we ervoor zorgen dat de uiteindelijke lengte van de zijlijn zo n 15 cm bedraagt. Aan de connector hangen we de voerkorf. Snel wisselen voor een kleiner, groter, zwaarder of lichter exemplaar voerkorf is nu mogelijk. Aan het langere uiteinde knopen we middels de waterknoop een dunnere diameter onderlijn met haak (tekening 2). Mijn hoofdlijn is bij het feedervissen meestal 17/00 en als onderlijn vis ik meestal met 10, 12 of 14/00. Willen we de mogelijkheid om snel van onderlijn te wisselen, openhouden, dan is het beter te kiezen voor een lus-inlusknoop. Een goed voorbereide visser prepareert thuis een voorraadje onderlijnen van verschillende lengtes, diameters en verschillende haakmaten. Op een stukje schuim van buisisolatie laten onderlijntjes zich prima vervoeren. Voor wie het mooi wil doen zijn handige onderlijnmapjes in de handel. Ik tipte het hierboven al even aan. De korflijn kan zowel schuivend als vast worden uitgevoerd. Schuivende zijlijn Een schuivende montage die ik nogal eens gebruik als ik het op zware brasems voorzien heb staat afgebeeld op tekening 3. Om de lijn goed te laten
glijden maak ik gebruik van een wartelkraaltje of een zogenaamde beadlink hulpmiddeltjes die te vinden zijn op de karperafdeling. Om het afzakken naar de haak te voorkomen gebruik ik een rubber stuitje, zoals die kant en klaar in de hengelsportzaak te koop zijn. Een miniwarteltje als stuitje gebruiken kan ook, maar dat heeft dan wel weer het nadeel dat er extra gewicht op de lijn zit. Door pakweg 15 centimeters achter het eerste stuitje nog eens als backstop een tweede stuitje te plaatsen, creëren we een zelfhaaksysteem, wat volgens mij zin heeft als met name grote vissen te verwachten zijn. Dat we in dat geval ook met een behoorlijk verzwaarde voerkorf dienen te vissen spreekt voor zich, immers het is de bedoeling dat de wegzwemmende vis zich, tegen het gewicht van de zware feeder in, zelf al haakt en wel, nog voordat de feederisser in kwestie in staat is geweest te regeren op de aanbeet. Een achterstoppertje kan zeker niet kwaad, want de 15 cm vrije zwemruimte is sowieso al meer dan genoeg ruimte om bij een aanbeet de tip van onze hengel als een hoepel te laten buigen. Nog een tip: mocht het rubberen stuitje dreigen te gaan verschuiven, zet er dan twee achter elkaar op de lijn. Stroming Nog zon schuivende lijnopzet met shockingrigeffect is te zien op tekening nr 4. Deze lijnopzet, waarbij de korf in een lus hangt, is mijn standaard lijnopzet op stromend water. Hij lijkt moeilijker te maken dan hij is. Nadat de voerkof is aangeregen, wordt een ruime lus geknoopt met behulp van de waterknoop. De voerkorf hangt dan in de lus. In deze lus worden vervolgens enkele mini-lusjes geknoopt. De truc is dat we bij het knopen van het eerste lusje er voor zorgen dat het gedeelte van de lus waaraan de korf hangt net een ca. 2 centimeter langer wordt, dan de tegenover gelegen zijde. Laat mij je uitleggen waarom dat is: zodra de korf, zoals bij het werpen het geval is, gewichtig aan de lijn komt te hangen, gaat de zijlijn automatisch zijwaarts afstaan, zodat de kans dat de haak in de rest van de montage verward raakt nihil is geworden Al die kleine lusjes direct achter elkaar
hebben ten doel de lijn ter plaatse nog eens wat extra stijfheid te geven, hetgeen het afhoudend vermogen nog eens bevorderd. Als deze montage goed geknoopt wordt, is hij goed voor de vangst van vele riviervissen Als toetje nog een lijnopzet die ik graag toepas als ik in een actieve bui het aas regelmatig wil verslepen. Soms is het van tijd tot tijd even verslepen van het aas dé manier om de vis tot aanbijten te verleiden. Ik maak dan gebruik van een zogenaamde loodlifter. Ook als er sprake is van veel bodemwier of ander bodemvuil komt de loodlifter tot zijn recht. Een loodlifter is een stuk drijvend materiaal wat tot taak heeft, het gewicht van de voerkorf of bodemlood enigszins op heffen. Loodlifters zijn in de handel zoals de buoyant-ledger (drijvend lood) van de Engelse firma Middy, maar we kunnen er zelf ook een maken uit een kleine kurken snoekdrijver, die we net boven de voerkorf op de lijn zetten (tekening 5). Zeer fraaie loodlifters zijn te maken uit de dikke onderkant van een afgedankte Engelse matchpen van het type bodied waggler. Enfin creatieve geesten kunnen zich uitleven! Auteur Harry Groenwold