BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER. Lasix 250 mg, concentraat voor infusievloeistof 250 mg/25 ml furosemide

Vergelijkbare documenten
BIJSLUITER. FUROSEMIDE 2 mg/ml drank

BIJSLUITER. FUROSEMIDE 2 mg/ml drank

RVG Version 2017_06 Page 1 of 8 BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER. FUROSEMIDE APOTEX 40 mg, tabletten furosemide

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER. Lasix Retard 60, capsules met gereguleerde afgifte 60 mg furosemide

BIJSLUITER. FUROSEMIDE 5 mg/ml drank

Bijsluiter: informatie voor de gebruiker. Lasix Retard 60, capsules met gereguleerde afgifte 60 mg. furosemide

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER

Module Samenvatting van de Productkenmerken Pagina 1 van 9. Lasix Retard 60 bevat per capsule met gereguleerde afgifte 60 mg furosemide.

Bijsluiter: informatie voor de gebruiker. Lasix 500, tabletten 500 mg. furosemide

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER. Lasix 500, tabletten 500 mg furosemide

Summary of Product Characteristics

Module Samenvatting van de Productkenmerken Pagina 1 van 11. Lasix 250 mg, concentraat voor infusievloeistof 250 mg/25 ml

Summary of product characteristics

BIJSLUITER. BUMETANIDE 0,5 en 2,5 mg tablet

Furosemide Aurobindo 40 mg, tabletten RVG 08705

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER. Lasix Retard 60, capsules met gereguleerde afgifte 60 mg furosemide

Sandoz B.V. Page 1/9 Furosemide Sandoz 40 mg, tabletten v4 RVG Package Leaflet Augustus 2011

Module Samenvatting van de Productkenmerken Pagina 1 van 9. Lasix Retard 60 bevat per capsule met gereguleerde afgifte 60 mg furosemide.

Bijsluiter: informatie voor de gebruiker. Lasix 250 mg, concentraat voor infusievloeistof 250 mg/25 ml. furosemide

Sandoz B.V. Confidencial Page 1/13 Furosemide Sandoz 20 mg/2 ml, 40 mg/4 ml,

RVG Version 2017_06 Page 1 of 10

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER. Lasix 250 mg, concentraat voor infusievloeistof 250 mg/25 ml furosemide

Package Leaflet

Package Leaflet / 1 van 5

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER

Furosemide Sandoz 250 mg/25 ml, concentraat voor oplossing voor intraveneuze infusie 10 mg/ml

Module Productinformatie voor arts, apotheker en verplegend personeel Pagina 1 van 18

Sandoz B.V. Page 1/9 Furosemide Sandoz 40 mg, tabletten v6 RVG Package Leaflet januari 2016

IB-tekst (Nederlands) filename: Lasix 40 mg + 10mg/ml inj.vlst. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL. Lasix KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER Furosemide Aurobindo 40 mg, tabletten. furosemide

Bumetanide 2 mg PCH, tabletten 2 mg bumetanide

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER. Lasix 500, tabletten 500 mg furosemide

Triamtereen Teva 50 mg, tabletten triamtereen

Bumetanide Teva 1 mg, tabletten Bumetanide Teva 5 mg, tabletten bumetanide

Module Samenvatting van de Productkenmerken Pagina 1 van 9

BIJSLUITER. TRIAMTEREEN 25 mg tabletten

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE PATIËNT. Triamtereen en Hydrochloorthiazide

Sandoz B.V. Page 1/11 Furosemide Sandoz 40 mg, tabletten RVG Summary of the Product Characteristics Januari 2016

BIJSLUITER. HYDROCHLOORTHIAZIDE 6,25 mg tablet

BUMETANIDE TEVA 2 MG Tabletten. MODULE I : ALGEMENE GEGEVENS Datum : 07 oktober : Productinformatie Bladzijde : 1

SAMENSTELLING De werkzame stof in de tabletten is bumetanide. Eén tablet Bumetanide ratiopharm 2 mg, tabletten bevat 2 mg bumetanide.

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE PATIËNT. Burinex 0,5 mg/ml, oplossing voor injectie. bumetanide

Thiamini hydrochloridum 100 mg/ml, oplossing voor injectie thiaminehydrochloride

Bumetanide Teva 1 mg, tabletten Bumetanide Teva 2 mg, tabletten Bumetanide Teva 5 mg, tabletten bumetanide

Mebendazol Teva 100 mg, tabletten tabletten

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER

HYDROCHLOORTHIAZIDE APOTEX 50 MG, TABLETTEN Module RVG BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR GEBRUIKERS. Hydrochloorthiazide

Furosemide ratiopharm 40 mg, tabletten furosemide

BUMETANIDE TEVA 2 MG tabletten. MODULE I : ALGEMENE GEGEVENS Datum : 07 oktober : Bijsluiter Bladzijde : 1

Furosemide Teva 20 mg, tabletten Furosemide Teva 40 mg, tabletten furosemide

Tolbutamide 500 mg, tablets RVG BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE PATIËNT. Tolbutamide Apotex 500 mg, tabletten

Package Leaflet

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER. Broomhexine HCl Triangle Pharma 8 mg, tabletten broomhexinehydrochloride

Package leaflet

Triamtereen/Hydrochloorthiazide Teva 50 mg/25 mg, tabletten triamtereen en hydrochloorthiazide

Bumetanide Teva 1 mg, tabletten Bumetanide Teva 2 mg, tabletten Bumetanide Teva 5 mg, tabletten bumetanide

Bijsluiter: informatie voor de gebruiker. RXT broomhexine HCl 8 mg hoesttabletten, tabletten. broomhexinehydrochloride

NAPROXEN 500 MG TEVA zetpillen. MODULE I : ALGEMENE GEGEVENS Datum : 28 november : Bijsluiter Bladzijde : 1

1. Wat is Leidapharm Paracetamol/Coffeïne 500/50 mg en waarvoor wordt het gebruikt

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER

Package leaflet

Package leaflet

MEBENDAZOL ANTI-WORMTABLETTEN APOTEX 100 MG Module RVG Version 2014_04 Page 1 of 5

Sinaspril paracetamol 120, kauwtabletten 120 mg

BIJSLUITER. PIL Isordil 30 Titradose

Triamtereen/Epitizide 50 mg/4 mg Teva, capsules, hard triamtereen/epitizide

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER. Natriumchloride 5,85%, concentraat voor oplossing voor infusie. Natriumchloride

Broomhexine HCl 8 PCH, tabletten 8 mg broomhexine

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER. Chloortalidon Mylan 25 mg, tabletten Chloortalidon Mylan 50 mg, tabletten Chloortalidon

1. Wat is Wormkuurtabletten Mebendazol 100 mg en waarvoor wordt het gebruikt?

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKSTER. Monuril 2000, granulaat voor drank Monuril 3000, granulaat voor drank. fosfomycine-trometamol

Bijsluiter: Informatie voor de gebruik(st)er

2. Wat u moet weten voordat u Paracetamol comp. Apotex gebruikt

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER. BISACODYL 5 MG MAAGSAPRESISTENTE TABLETTEN SAMENWERKENDE APOTHEKERS (Bisacodyl)

(Ibuprofenum) Ibuprofen 200 mg (als L-argininezout), L-arginine, natriumbicarbonaat, natriumsaccharine, aspartaam, saccharose, munt-aroma.

Lees deze bijsluiter zorgvuldig door want deze bevat belangrijke informatie voor u.

FIBORAN, capsules 50 mg

RVG 21941= Version 2012_10 Page 1 of 5. Leidapharm anti-worm mebendazol 100 mg tabletten

RVG / Version 2017_06 Page 1 of 5. ETHYMAL 125 mg, capsules, zacht ETHYMAL 250 mg, capsules, zacht Ethosuximide

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER. Aspirine 500 Bruis, 500 mg, bruistabletten Acetylsalicylzuur

BIJSLUITER. PIL Isordil

Loratadine 10 PCH, tabletten Loratadine

PARACETAMOL PCH zetpillen. DEEL IB : ALGEMENE GEGEVENS Datum : 09 april 2004 Deel IB2 : Bijsluiter Bladzijde : 1

VITAMINE C TEVA 250 MG VITAMINE C TEVA 100 MG. VITAMINE C TEVA 500 MG tabletten

Paracetamol/coffeïne 500/50 PCH, tabletten 500/50 mg Paracetamol / coffeïne

1. Wat is Urfadyn PL en waarvoor wordt dit middel gebruikt?

Registratiehouder: Centrafarm B.V., Nieuwe Donk 3, 4879 AC Etten-Leur, Nederland.

BIJSLUITER Bijsluiter: informatie voor de gebruiker. Mucoangin Cassis 20 mg, zuigtabletten ambroxolhydrochloride

Protaminehydrochloride MPH 1000 IE/ml, oplossing voor injectie Protaminehydrochloride MPH 5000 IE/ml, oplossing voor injectie. Patiëntenbijsluiter

PARACETAMOL PCH zetpillen. DEEL IB : ALGEMENE GEGEVENS Datum : 28 juni 2012 Deel IB2 : Bijsluiter Bladzijde : 1

Dancor 10, tabletten 10 mg Dancor 20, tabletten 20 mg

Package leaflet / 1 van 5

Package leaflet / 1 van 5

Package Leaflet

BIJSLUITER 1/5 BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR GEBRUIKERS. Aspirine 500 Bruis, 500 mg, bruistablet. Acetylsalicylzuur

Bijsluiter: informatie voor de gebruiker. Neurobion 100 mg 100 mg 1 mg / 3 ml oplossing voor injectie Vitaminen B 1 + B 6 + B 12

Bijsluiter: informatie voor de gebruiker. butylscopolaminebromide

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE PATIËNT. Broomhexine HCl Sandoz 0,8 mg/ml, drank broomhexinehydrochloride

Propylthiouracile is een stof dat de schildklierwerking remt.

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER. BUSCOPAN injectievloeistof, 20 mg/ml butylscopolaminebromide

Transcriptie:

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER Lasix 250 mg, concentraat voor infusievloeistof 250 mg/25 ml furosemide Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke informatie in voor u. - Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig. - Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of ziekenhuisapotheker. - Geeft dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u. - Krijgt u veel last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of ziekenhuisapotheker. Inhoud van deze bijsluiter: 1. Wat is Lasix en waarvoor wordt dit middel gebruikt 2. Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn? 3. Hoe gebruikt u dit middel? 4. Mogelijke bijwerkingen 5. Hoe bewaart u dit middel? 6. Inhoud van de verpakking en aanvullende informatie 1. WAT IS LASIX 250 MG EN WAARVOOR WORDT DIT MIDDEL GEBRUIKT Lasix 250 mg behoort tot de geneesmiddelengroep van de lisdiuretica (bepaald type plasmiddelen). Lasix bevordert de water- en zoutuitscheiding via de urine. Lasix 250 mg wordt gebruikt bij: - vochtophoping (oedeem) veroorzaakt door hart-, lever- of nieraandoeningen - vochtophoping in de longen (longoedeem) - verhoogde bloeddruk (hypertensie), waarbij de bloeddruk licht of middelmatig verhoogd is; bij ernstige verhoogde bloeddruk is een gecombineerde behandeling met andere bloeddrukverlagende middelen aan te bevelen - plotseling teveel calcium in het bloed (acute hypercalciëmie) - ondersteunen van gedwongen afscheiding van urine (diurese). 2. WANNEER MAG U DIT MIDDEL NIET GEBRUIKEN OF MOET U ER EXTRA VOORZICHTIG MEE ZIJN? Gebruik Lasix 250 mg niet - als u allergisch (overgevoelig) bent voor furosemide of voor één van de andere bestanddelen van Lasix. Wanneer u allergisch bent voor bepaalde geneesmiddelen die de bacteriegroei remmen (sulfonamiden; bijv. sulfonamide antibiotica of sulfonylurea) kunt u ook allergisch zijn voor furosemide - wanneer u onvoldoende bloedvolume heeft (hypovolemie) of lijdt aan uitdroging (dehydratie) - wanneer uw urine wegblijft (anurie) tengevolge van onvoldoende werking van de nieren (nierinsufficiëntie) - wanneer u te weinig kalium in uw bloed heeft, in ernstige vorm te herkennen aan spierkrampen of spierzwakte en vermoeidheid (hypokaliëmie) - wanneer u te weinig natrium in uw bloed heeft (hyponatriëmie) - wanneer u een ernstige leveraandoening heeft (precomateuze en comateuze leverencefalopathie).

Wees extra voorzichtig met Lasix 250 mg - als u een verlaagde bloeddruk heeft (hypotensie); uw arts zal u regelmatig controleren - als u ouder bent, als u andere medicatie gebruikt die tot een daling van de bloeddruk kan leiden, en als u andere medische aandoeningen hebt waardoor u risico loopt op een daling in de bloeddruk. - als u lijdt aan een duidelijk bloeddrukverlies, bijv. door vernauwing van de kransaders of van de bloedvaten die de hersenen voeden; uw arts zal u regelmatig controleren - als u latente (sluimerende) of manifesterende (duidelijk zichtbare) diabetes mellitus (suikerziekte) heeft; uw arts zal u regelmatig controleren - als u een ontsteking van de gewrichten veroorzaakt door afzetting van urinezuurkristallen (jicht) heeft; uw arts zal u regelmatig controleren - als uw nieren minder goed werken én u een ernstige leverziekte heeft (lever-niersyndroom); uw arts zal u regelmatig controleren - als u een te laag eiwitgehalte in uw bloed heeft (hypoproteïnemie); uw arts zal u regelmatig controleren - bij vroeggeborenen; de arts zal uw baby regelmatig controleren - als u lijdt aan een leverziekte (levercirrose) en gelijktijdig behandeld wordt met bijnierschorshormonen (corticosteroïden), eenzijdige voeding gebruikt of misbruik maakt van laxeermiddelen; een tekort aan kalium in het bloed kan ontstaan (hypokaliëmie). Uw arts zal regelmatig uw bloed controleren. Bij langdurig gebruik van furosemide kan de arts een kaliumrijk dieet voorschrijven (aardappelen, bananen, tomaten, citrusvruchten, vruchtensappen, gedroogde vruchten, bloemkool en spinazie) - bij gebruik van hoge doseringen furosemide wordt aangeraden de schildklierhormoonspiegel te controleren - als u lijdt aan een bestaande koolhydraatintolerantie of suikerziekte (diabetes mellitus); deze aandoeningen kunnen verergeren; uw arts zal regelmatig uw bloedglucosegehalte controleren - als u een verstoorde nierfunctie heeft met als gevolg veel plassen; u moet zorgen dat u voldoende vocht (d.m.v. drinken) tot u neemt - als u last heeft van een gedeeltelijke verstopping van de urineweg, bijvoorbeeld door waternier (hydronefrose), nierstenen (nefrolithiase), blaasstoornissen, vergroting van de prostaat (prostaathyperplasie), vernauwing van de urineleider (ureterstrictuur), kan een verhoogde urineproductie klachten veroorzaken of verergeren; uw arts zal u regelmatig controleren, in het bijzonder gedurende de eerste fase van de behandeling - als u lijdt aan een bestaande verhoging van de zuurgraad (ph) in het bloed door zuurverlies (metabole alkalose); dit kan verergerd worden door furosemide. Bij langdurig gebruik zal de arts u regelmatig controleren - als u plotseling lijdt aan te veel calcium in het bloed (acute hypercalciëmie) als gevolg van braken en afscheiding van urine (diurese); uw arts zal u vaker controleren - als u aan dementie lijdt en behandeld wordt met risperidon (zie ook Inname met andere geneesmiddelen ). Raadpleeg uw arts indien één van de bovenstaande waarschuwingen voor u van toepassing is, of dat in het verleden is geweest. Gebruik met andere geneesmiddelen Lasix en andere geneesmiddelen kunnen elkaars werking en bijwerkingen beïnvloeden. Dit geldt onder andere voor: - bijnierschorshormonen met o.a. een ontstekingsremmende werking (corticosteroïden), carbenoxolon, verhoogd alcoholgebruik en misbruik van laxeermiddelen; hierdoor kan te weinig kalium in het bloed (hypokaliëmie) ontstaan - hartmiddelen (bijv. digoxine); de toxiciteit (giftigheid) van deze middelen kan verhoogd worden door een verstoorde elektrolytenbalans (bijv. te weinig kalium en natrium in het bloed) - middelen die suikerziekte behandelen (antidiabetica); de werking van deze middelen kan verminderd worden

- bloeddrukverhogende middelen (zgn. sympathicomimetica, zoals epinefrine en norepinefrine); de werking van deze middelen kan verminderd worden - spierverslappende middelen (spierrelaxantia) en theofylline (middel bij astma); de effecten van deze middelen kunnen versterkt worden - bepaalde antibiotica (middelen ter voorkoming/bestrijding van bepaalde infecties); de nieren en het gehoor kunnen beschadigd raken door deze middelen. De gehoorstoornissen kunnen blijvend van aard zijn - cefalosporines; nierbeschadiging kan optreden, vooral wanneer uw nieren minder goed werken - ciclosporine A; er bestaat een verhoogd risico op het krijgen van ontstekingen aan de gewrichten (jicht gelijkende artritis) - middelen die via de nieren worden uitgescheiden, zoals probenecide (middel bij pijn) en methotrexaat (middel dat de natuurlijke afweer onderdrukt (immunosuppressiva)); deze middelen verminderen het effect van furosemide - lithiumpreparaten (middelen bij depressies); de kans op vergiftiging door lithium is verhoogd (lithiumintoxicatie); uw arts zal regelmatig de lithiumconcentratie in uw bloed controleren - orale bloedsuikerverlagende middelen en middelen die de bloeddruk verhogen (pressoraminen); furosemide verzwakt de werking van deze middelen - bloeddrukverlagende middelen (antihypertensiva) en ACE-remmers (bepaalde groep bloeddrukverlagende middelen); furosemide versterkt de werking van deze middelen - bepaalde groep van pijnstillende middelen met ook een ontstekingsremmende en koortswerende werking (NSAIDs, zoals indometacine en acetylsalicylzuur); de bloeddrukverlagende werking van furosemide wordt tegengegaan - fenytoïne (middel bij epilepsie); het urine-vorming bevorderend (diuretisch) effect van furosemide neemt af - cisplatine (middel bij kanker); gelijktijdig gebruik met furosemide kan leiden tot gehoorbeschadigingen - chloralhydraat (slaapmiddel); indien binnen 24 uur na inname van chloralhydraat Lasix intraveneus wordt toegediend, kunnen zweten, rusteloosheid, misselijkheid, verhoogde bloeddruk, versnelde hartslag (tachycardie) of warmtegewaarwording optreden. Gelijktijdig gebruik van furosemide en chloralhydraat wordt daarom niet aanbevolen - risperidon (middel bij psychose); gelijktijdig gebruik met furosemide kan een verhoogd risico geven op een beroerte of overlijden bij oudere mensen met dementie. Gebruikt u naast dit geneesmiddel nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kortgeleden gedaan of bestaat de mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of ziekenhuisapotheker. Dit geldt ook voor geneesmiddelen die u zonder voorschrift kunt krijgen. Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid Bij zwangerschap dient furosemide alleen te worden gebruikt op advies van de arts en uitsluitend voor vochtophoping (oedeem) die niet direct of indirect met de zwangerschap samenhangt. Een beperkte hoeveelheid gegevens over het gebruik van furosemide tijdens de zwangerschap bij de mens wijst niet op een verhoogd risico op aangeboren afwijkingen, maar er zijn wel nadelige effecten in dierstudies aangetoond. Furosemide passeert de placenta, waardoor de foetus een verhoogde afscheiding van urine (diurese) kan hebben. Uw arts zal uw bloedwaarden en de groei van de foetus nauwkeurig controleren. Furosemide kan mogelijk de hoeveelheid van borstvoeding verminderen. Furosemide komt terecht in de borstvoeding. Er is niet bekend welk effect furosemide op pasgeborenen/ zuigelingen heeft. Uw arts zal in overleg met u besluiten of het beter is om te stoppen met de behandeling met furosemide of om te stoppen met het geven van borstvoeding. Er zijn geen gegevens bekend over de mogelijke invloed van furosemide op de vruchtbaarheid in mensen.

Vraag uw arts of ziekenhuisapotheker om advies voordat u een geneesmiddel inneemt. Rijvaardigheid en het gebruik van machines Het vermogen om deel te nemen aan het verkeer of om machines te bedienen kan in zeldzame gevallen nadelig worden beïnvloed door het gebruik van furosemide. Dit gebeurt vooral bij het begin van de behandeling, bij verandering van medicatie en in combinatie met alcohol. 3. HOE GEBRUIKT U DIT MIDDEL? Uw arts zal over het algemeen de laagst mogelijke dosering toedienen. Uw arts dient furosemide alleen intraveneus toe, wanneer een tablet niet toegediend kan worden of niet het gewenste resultaat bereikt (bijv. bij verminderde opname via de darmen) of wanneer een snel effect vereist is. Indien mogelijk, zal uw arts zo snel mogelijk overstappen op de tabletvorm van furosemide. Uw arts zal de dosering en wijze van toediening bepalen aan de hand van uw persoonlijke situatie. Als u merkt dat Lasix 250 mg te sterk of juist te weinig werkt, raadpleeg dan uw arts of ziekenhuisapotheker. Heeft u te veel van dit middel gebruikt? Uw arts zal de dosis toedienen. Bij overdosering dient u onmiddellijk uw arts te waarschuwen. Symptomen van overdosering kunnen zijn: plotseling verlaagde bloeddruk (acute hypotensie), uitdroging (dehydratie) en tekort aan bepaalde stoffen in het lichaam (elektrolytentekort). Bent u vergeten dit middel te gebruiken? Uw arts zal de dosis toedienen. Als u merkt dat de arts een dosis is vergeten toe te dienen, waarschuw onmiddellijk uw arts. Als u stopt met het gebruiken van dit middel Stoppen met de kuur alleen op indicatie van uw arts. Vroegere klachten kunnen terugkomen. Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts of ziekenhuisapotheker. 4. MOGELIJKE BIJWERKINGEN Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee te maken. Bijwerkingen kunnen in de volgende frequenties voorkomen: zeer vaak ( 1/10), vaak ( 1/100, < 1/10), soms ( 1/1.000, < 1/100), zelden ( 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). De bijwerkingen die bij Lasix kunnen optreden, houden meestal verband met de water- en zoutuitscheidende werking van furosemide. Bijwerkingen die zouden kunnen optreden zijn: Bloed- en lymfestelselaandoeningen Vaak: verdikking van het bloed.

Soms: Zelden: Zeer zelden: bloedafwijking (tekort aan bloedplaatjes) gepaard gaande met blauwe plekken en bloedingsneiging (trombocytopenie). bloedafwijking (tekort aan witte bloedlichaampjes) gepaard gaande met verhoogde gevoeligheid voor infecties (leukopenie), toename van bepaalde stoffen (eosinofiele cellen) in het bloed (eosinofilie). bloedarmoede als gevolg van tekort aan rode bloedlichaampjes (aplastische anemie) en bloedarmoede als gevolg van te grote afbraak van het bloed (hemolytische anemie), zeer ernstige bloedafwijking (tekort aan witte bloedlichaampjes) gepaard gaande met plotselinge hoge koorts, heftige keelpijn en zweertjes in de mond (agranulocytose). Immuunsysteemaandoeningen Zelden: ernstige reacties (sterke daling van de bloeddruk, bleekheid, onrust, zwakke snelle pols, klamme huid, verminderd bewustzijn) door een plotselinge sterke vaatverwijding ten gevolge van ernstige overgevoeligheid voor bepaalde stoffen (anafylactische reactie). Endocriene aandoeningen Niet bekend: Het kan voorkomen dat u bepaalde suikers (glucose) niet meer kunt verdragen door het gebruik van furosemide. Indien u suikerziekte (diabetes mellitus) heeft, kunt u bepaalde waarden in uw bloed niet meer nauwkeurig meten. Voedings- en stofwisselingsstoornissen 1) Zeer vaak: verstoringen in de mineralenbalans (elektrolytenverstoringen), uitdroging en onvoldoende bloedvolume vooral in oudere patiënten. Vaak: verlaagde mineralen (natrium, chloride, en/of kalium) in uw bloed, jichtaanvallen. Niet bekend: verlaagd calcium en/of magnesium in uw bloed, verhoging van de zuurgraad (ph) in het bloed door zuurverlies (metabole alkalose), Pseudo-Bartter syndroom dat kan resulteren in het vasthouden van vocht in het lichaamsweefsel. Zenuwstelselaandoeningen Vaak: aandoening van de hersenen gekenmerkt door b.v. stuipen en bewustzijnsverlaging als gevolg van onvoldoende werking van de lever (leverencefalopathie). Zelden: waarnemen van kriebelingen, jeuk of tintelingen zonder dat daar aanleiding voor is (paresthesieën), levensbedreigende vorm van bewusteloosheid (hyperosmolair coma). Niet bekend: Duizeligheid, flauwvallen en verlies van bewustzijn (veroorzaakt door symptomatische hypotensie), hoofdpijn. Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen Soms: gehooraandoeningen. Doofheid (soms onomkeerbaar). Zelden: oorsuizen (tinnitus). Deze bijwerkingen zijn meestal van tijdelijke aard. Hartaandoeningen 2) Niet bekend: bloeddruk verlaagd. Bloedvataandoeningen Zeer vaak: verlaagde bloeddruk (hypotensie), inclusief bloeddrukdaling door bijvoorbeeld snel opstaan uit een zittende of liggende houding soms gepaard gaande met duizeligheid (orthostatische hypotensie). Zelden: ontsteking van een bloedvat (vasculitis). Niet bekend: thrombose. Maagdarmstelselaandoeningen

Soms: Zelden: misselijkheid. maagdarmklachten, zoals braken of diarree. Lever- en galaandoeningen Zeer zelden: bepaalde leverfunctiestoornissen (cholestase), verhoging van bepaalde enzymen (transaminasen), plotselinge ontsteking van de alvleesklier gepaard gaande met heftige pijn in de bovenbuik uitstralend naar de rug en misselijkheid en braken (acute pancreatitis). Huid- en onderhuidaandoeningen Soms: overgevoeligheidsreacties zoals jeuk, huiduitslag met hevige jeuk en vorming van bultjes (galbulten of urticaria), huiduitslag (rash), ernstige overgevoeligheidsreactie met (hoge) koorts, huiduitslag met rode (vochtige) onregelmatige vlekken (erythema multiforme), blaarvorming in de huid of slijmvliezen (pemfigoïd), huiduitslag met afschilfering van de bovenste huidlagen, rode vlekken op de huid, puntvormige bloedingen in de huid (purpura), gevoeligheid voor licht (fotosensitiviteit). Zelden: gewrichtspijnen en/of oogontsteking (Stevens-Johnson syndroom), ernstige, acute (overgevoeligheids)reactie gepaard gaande met koorts en blaren op de huid/vervelling van de huid (toxische epidermale necrolyse). Niet bekend: plotselinge blaasjes met pus op het lichaam, auto-immuunziekte gekenmerkt door blaarvorming in de huid of slijmvliezen. acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP) (acute huiduitslag) Nier- en urinewegaandoeningen Zelden: ontsteking van de nieren gepaard gaande met bloed in de urine, koorts en pijn in de flanken (interstitiële nefritis). Niet bekend: plotseling achterblijven van urine in de blaas ten gevolge van een gestoorde blaaslediging (urineretentie) in patiënten met een gedeeltelijke verstopping van de urineweg, nierfalen. Congenitale, familiale en genetische aandoeningen Niet bekend: verhoogde kans op het niet sluiten van Botallo s kanaal (aorta in de foetus) na de bevalling bij vroeggeborenen met bepaalde ademhalingsstoornissen ( respiratory distress syndroom). Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen Zelden: koorts. Niet bekend: Bij toediening via de spieren (intramusculaire injectie) kunnen reacties, zoals pijn, op de plaats van toediening voorkomen. 1) Furosemide kan leiden tot overmatig verlies van lichaamsvocht (bijv. vaker plassen dan normaal) en mineralen (natrium, kalium, magnesium, calcium). Symptomen die kunnen optreden zijn: dorst, hoofdpijn, verwarring, spierkrampen, verhoogde prikkelbaarheid van de spieren (tetanie), spierzwakte, hartritmestoornissen en maagdarmstoornissen. Tevens kan furosemide leiden tot verhoging van de zuurgraad (ph) in het bloed door zuurverlies (metabole alkalose); dit gebeurt meestal bij hoge doseringen en wordt beïnvloed door een onderliggende stoornis (bijv. ernstige leverziekte (levercirrose) gekenmerkt door een blijvende aantasting van het leverweefsel of hartfalen (onvoldoende pompkracht van het hart)), wanneer tegelijkertijd andere medicatie wordt gegeven en door voeding. Bij tekort aan natrium (natriumdeficiëntie): kuitkrampen gebrek aan eetlust lusteloosheid (apathie) gevoel van zwakte duizeligheid

slaperigheid braken verwardheid. Bij tekort aan kalium (kaliumdeficiëntie): spierzwakte en het onvermogen om één of meer spieren te doen samentrekken (paralyse) maagdarmklachten (intestinale symptomen), zoals braken, verstopping (constipatie) en winderigheid (meteorisme) verhoogde uitscheiding van urine (polyurie) hartklachten (cardiale symptomen) bij ernstig kaliumverlies: belemmering van de darmwerking (paralytische ileus) of verwardheid, wat kan resulteren in coma. Bij tekort aan magnesium en calcium (magnesium- en calciumdeficiëntie): verhoogde prikkelbaarheid van de spieren (tetanie) hartritmestoornissen. 2) Verlaging van de bloeddruk, met als gevolg verminderde concentratie en reacties, licht hoofd, gevoel van druk op het hoofd, hoofdpijn, duizeligheid, slaperigheid, gevoel van zwakte, verstoord gezichtsvermogen, droge mond en niet kunnen rechtstaan (orthostatische intolerantie). Bij ouderen kan dit leiden tot een te gering bloedvolume (hypovolemie), uitdroging (dehydratie) en verdikking van het bloed (hemoconcentratie); hierdoor kunnen zich bloedproppen vormen in de bloedvaten (trombose). Het melden van bijwerkingen Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden aan het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb via de website www.lareb.nl. Door bijwerkingen te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel. 5. HOE BEWAART U DIT MIDDEL? Buiten het zicht en bereik van kinderen houden. Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht. Niet in de koelkast of de vriezer bewaren. Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die staat vermeld op de doos na Exp.. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum. 6. INHOUD VAN DE VERPAKKING EN AANVULLENDE INFORMATIE Welke stoffen zitten er in dit middel? - Het werkzaam bestanddeel is furosemide. Dit is aanwezig in de vorm van furosemide natrium, overeenkomend met 250 mg furosemide in 25 ml oplosmiddel (ph ca. 9). - De andere bestanddelen zijn natriumhydroxide (E524), mannitol (E421) en water voor injecties. Hoe ziet Lasix 250 mg eruit en wat is de inhoud van de verpakking? Lasix 250 mg is een heldere vloeistof, bestemd voor injectie in de bloedvaten via een infuus. 1 doos bevat 5, 6 of 10 ampullen (bruin glas Type I) met 250 mg furosemide in 25 ml oplosmiddel. Mogelijk worden niet alle verpakkingen of verpakkingsgrootten in de handel gebracht. Lasix 250 mg is in het register ingeschreven onder RVG 07505.

Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant Houder van de vergunning voor het in de handel brengen: sanofi-aventis Netherlands B.V. Kampenringweg 45 D-E 2803 PE Gouda Tel: 0182 55 77 55 Fabrikanten: Sanofi-Aventis Deutschland GmbH Industriepark Höchst 65926 Frankfurt am Main Duitsland Delpharm Dijon 6 boulevard de l Europe 21800 Quetigny Frankrijk Deze bijsluiter is voor de laatste keer goedgekeurd in januari 2017 De volgende informatie is alleen bestemd voor artsen of andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Lasix 250 mg, concentraat voor infusievloeistof 250 mg/25 ml KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Elke ampul bevat 266,6 mg furosemide natrium, overeenkomend met 250 mg furosemide in 25 ml oplosmiddel (ph ca. 9). Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek Lijst van hulpstoffen. FARMACEUTISCHE VORM Concentraat voor infusievloeistof. KLINISCHE GEGEVENS Therapeutische indicaties Oedeem door acuut congestief hartfalen, leverziekte, nierziekte. Longoedeem. Hypertensie, waarbij de bloeddruk licht of middelmatig verhoogd is; bij ernstige hypertensie is een gecombineerde behandeling met andere bloeddrukverlagende middelen aan te bevelen.

Acute hypercalciëmie. Geforceerde diurese (in combinatie elektrolytoplossing). Dosering en wijze van toediening Algemeen De laagst mogelijke dosering dient te worden toegediend die voldoende is om het gewenste effect te bereiken. Furosemide dient alleen intraveneus te worden toegediend, indien orale toediening niet mogelijk is, niet effectief is (bijv. bij verminderde darmabsorptie) of wanneer een snel effect vereist is. Indien intraveneuze toediening wordt toegepast, wordt aanbevolen om zo snel mogelijk over te schakelen op orale toediening. Lasix 250 mg is niet geïndiceerd voor intramusculaire toediening. Over het algemeen wordt bij langdurige toediening de voorkeur gegeven aan een continu infuus met furosemide boven herhaalde bolusinjecties teneinde een optimaal resultaat te bereiken en schommelingen te onderdrukken. Hierbij wordt geadviseerd gebruikt te maken van de Lasix 250 mg, concentraat voor infusievloeistof 250 mg/25 ml. De duur van de behandeling is afhankelijk van de indicatie en wordt individueel door een arts bepaald. Dosering Volwassenen De maximale dagelijkse dosering voor volwassenen is 1500 mg. Speciale doseringsaanpassingen Oedeem door acuut congestief hartfalen De aanbevolen startdosering is 20 tot 40 mg gegeven als een intraveneuze bolusinjectie. Afhankelijk van de respons van de patiënt kan dit, indien nodig, aangepast worden. Voor intraveneuze behandeling dient de dosering furosemide vastgesteld te worden door te starten met een continu intraveneuze infusie van 0,1 mg per minuut; hierna dient elk half uur de infusiesnelheid geleidelijk verhoogd te worden op geleide van de respons. Oedeem door nierziekte Het natriuretisch effect op furosemide is afhankelijk van een aantal factoren, inclusief de ernst van de nierziekte en de water- en elektrolytenbalans. Hierdoor kan het effect niet nauwkeurig geschat worden. In patiënten met chronisch nierfalen, dient de dosering voorzichtig getitreerd te worden zodat het vochtverlies geleidelijk is. Voor intraveneuze behandeling dient de dosering furosemide vastgesteld te worden door te starten met een continue intraveneuze infusie van 0,1 mg per minuut; hierna dient elk half uur de infusiesnelheid geleidelijk verhoogd te worden op geleide van de respons. Oedeem door acuut nierfalen Voordat gestart wordt met doseren dienen hypovolemie, hypotensie en significante elektrolyten en zuur-base stoornissen gecorrigeerd te worden. Het wordt in het algemeen aanbevolen om zo snel mogelijk over te stappen van intraveneuze toediening naar orale toediening. De aanbevolen startdosering is 40 mg gegeven als intraveneuze injectie. Indien dit niet leidt tot verhoogde vochtuitscheiding, dient furosemide gegeven te worden als een continu intraveneus infuus met een infusiesnelheid van 50 tot 100 mg/uur. Oedeem door leverziekte

Furosemide dient alleen gebruikt te worden bij leverziekte wanneer dit absoluut noodzakelijk is. Het wordt aanbevolen om zo snel mogelijk over te stappen van intraveneuze toediening naar orale toediening. Furosemide wordt gebruikt om de behandeling met een aldosteron antagonist te ondersteunen in gevallen waar deze alleen niet voldoende werkt. Om complicaties, zoals orthostatische hypotensie, te vermijden dient de dosering voorzichtig getitreerd te worden zodat het vochtverlies geleidelijk is. De intraveneuze enkelvoudige startdosering is 20 tot 40 mg. Hypertensie De aanbevolen startdosering is 20 tot 40 mg gegeven als een intraveneuze bolusinjectie. Afhankelijk van de respons van de patiënt kan dit, indien nodig, aangepast worden. Geforceerde diurese Furosemide wordt intraveneus gegeven naast infusies van elektrolytenoplossingen. De dosering is afhankelijk van de respons van de patiënt. Voor en tijdens de behandeling dienen vocht- en elektrolytenverlies gecorrigeerd te worden. In geval van vergiftiging met zuur of alkaline bestanddelen, kan verdere alkalisatie of acidificatie toegepast worden om de urine te neutraliseren. De aanbevolen startdosering is 20 tot 40 mg intraveneus gegeven. Longoedeem en acute hypercalciëmie Bij acute hypercalciëmie dient men vóór de toediening een mogelijke toestand van dehydratie te corrigeren. Vervolgens kan men 80-120 mg elke 1 à 2 uur in combinatie met nauwkeurige vervanging van vocht en ongewenst verlies van elektrolyten toedienen. Ouderen Bij ouderen dient men met een lage dosis te beginnen en voorzichtig laag te doseren, omdat abrupte diurese kan leiden tot hypovolemie en dientengevolge tot symptomen van circulatoire insufficiëntie. Kinderen Bij kinderen dient men met een lage dosis te beginnen en voorzichtig laag te doseren, omdat abrupte diurese kan leiden tot hypovolemie en dientengevolge tot symptomen van circulatoire insufficiëntie. Wijze van toediening Intraveneuze injectie Indien een snelle werking gewenst is: 20 mg om de dag; in ernstige gevallen 20 mg 1-2 maal per dag; bij acuut longoedeem 40 mg, zo nodig na 20 minuten te herhalen. De i.v. injectie dient langzaam te geschieden met een maximale snelheid van 4 mg (0,4 ml) /min. In patiënten met ernstig beschadigde nierfunctie (serumcreatinine > 5 mg/dl) wordt aanbevolen om niet de infuussnelheid van 2,5 mg/min te overschrijden. Intraveneuze infusie Een testdosis van 40-80 mg Lasix langzaam (2-5 min.) intraveneus injecteren. Veroorzaakt deze geen versterkte diurese binnen 30 min, dan kan een infusie met Lasix 250 mg worden gegeven. De inhoud van een ampul (250 mg Lasix in 25 ml aqua dest) samen met 250 ml Ringer oplossing of 500 ml NaCl 0,9% met in achtneming van de voorgeschreven maximale Lasix-toevoer per minuut toedienen. De infusieduur bedraagt aldus ongeveer een uur. Reageert de patiënt op deze dosis, dan begint de diurese reeds gedurende de infusie. Uit therapeutisch oogpunt dient een diurese-vermeerdering van minstens 40 tot 50 ml per uur te worden nagestreefd. Indien met deze dosis de diurese niet voldoende toeneemt, wordt een uur na het beëindigen van de eerste infusie een nieuwe infusie

toegediend met 2 ampullen Lasix 250 mg, in een geschikte infusie-oplossing, waarbij het totale volume dient te worden aangepast aan de hydratietoestand van patiënt. De vloeistof kan worden toegediend met een Perfusor. De infusiesnelheid moet zo worden bepaald dat maximaal 4 mg furosemide per minuut wordt toegediend. Wordt ook met deze dosis geen voldoende diurese toename verkregen, dan kan een uur later een derde infusie met 4 ampullen Lasix 250 mg worden toegediend. De maximale dosis is 1500 mg/dag. Contra-indicaties Lasix mag niet gebruikt worden bij: patiënten die overgevoelig zijn voor furosemide of voor één van de hulpstoffen van Lasix. Patiënten die allergisch zijn voor sulfonamiden (bijv. sulfonamide antibiotica of sulfonylurea) kunnen kruisgevoeligheid voor furosemide vertonen patiënten met hypovolemie of dehydratie patiënten met anurie veroorzaakt door nierinsufficiëntie die ongevoelig zijn voor furosemide patiënten met ernstige hypokaliëmie patiënten met ernstige hyponatriëmie patiënten in precomateuze en comateuze toestanden geassocieerd met leverencefalopathie. Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik Regelmatige medische controle is vereist bij de behandeling met furosemide. Deze controle is in het bijzonder noodzakelijk in de volgende gevallen: bij patiënten met hypotensie bij patiënten die een specifiek risico hebben op een duidelijk bloeddrukverlies, bijv. patiënten met significante stenose van de kransaders of van de cerebrale bloedvaten bij patiënten met latente of manifeste diabetes mellitus bij patiënten met jicht bij patiënten met een hepato-renaal syndroom, d.w.z. functioneel nierinsufficiëntie geassocieerd met ernstige leverziekte bij patiënten met hypoproteïnemie, bijv. geassocieerd met het nefrotisch syndroom. Het effect van furosemide kan verzwakt worden en de kans op ototoxiciteit kan toenemen. Voorzichtige dosistitratie is vereist bij premature zuigelingen kunnen nefrocalcinose en nierstenen ontwikkelen. De nierfunctie dient gecontroleerd te worden en ultrasonografie van de nieren dient plaats te vinden. Lasix mag alleen gebruikt worden bij patiënten met een duidelijke vermindering in glomerulaire filtratie. Anders bestaat er een risico op overmatig vloeistof- en elektrolytenverlies. Lasix dient niet te worden gebruikt voor bolusinjecties. Lasix dient enkel te worden toegediend door gebruik te maken van volume- of snelheid controlerende infusiepompen teneinde accidentele overdosering te voorkomen. Regelmatige controle van serum natrium, kalium en creatinine wordt aanbevolen tijdens de behandeling met furosemide, vooral bij patiënten met een hoog risico op het ontwikkelen van elektrolytenstoornissen of in geval van significant vochtverlies (bijv. door braken, diarree of intens zweten). Ook bij toediening gedurende langere tijd, vooral van hoge doseringen, dienen de plasmaelektrolyten regelmatig te worden gecontroleerd, met name natrium, kalium, magnesium, calcium, chloride en bicarbonaat en verder glucose, urinezuur, ureum en creatinine. Hypovolemie, dehydratie, significante elektrolytenverstoringen en zuur-base-verstoringen dienen gecorrigeerd te worden en de behandeling dient zonodig gestaakt te worden. Hypokaliëmie

Vooral bij patiënten met levercirrose, bij gelijktijdige behandeling met corticosteroïden, bij eenzijdige voeding en bij misbruik van laxeermiddelen dient rekening te worden gehouden met het ontstaan van hypokaliëmie. Het verdient aanbeveling om altijd, maar zeker bij hogere doseringen en bij patiënten met een nierfunctiestoornis de kaliumconcentratie van plasma regelmatig te controleren en zonodig een aanvullende kaliumtherapie te geven. Dit is in het bijzonder van belang bij een gelijktijdige behandeling met digoxine, omdat een kaliumtekort de verschijnselen van digitalisintoxicatie kan provoceren of verergeren. Bij langdurig gebruik van Lasix verdient het aanbeveling een kaliumrijk dieet voor te schrijven (aardappelen, bananen, tomaten, citrusvruchten, vruchtensappen, gedroogde vruchten, bloemkool en spinazie). Koolhydraatstofwisseling Lasix kan de koolhydraatstofwisseling ongunstig beïnvloeden, waardoor een bestaande koolhydraatintolerantie of diabetes mellitus kan verergeren. Regelmatige controle van het bloedglucosegehalte is wenselijk. Nierfunctie Sterke diurese bij een gestoorde nierfunctie kan een reversibele nierfunctievermindering veroorzaken. Een adequate vochttoediening is bij dergelijke patiënten noodzakelijk. De nierfunctie dient daarom regelmatig te worden gecontroleerd. Urinaire outflow dient gewaarborgd te worden. Bij patiënten met een gedeeltelijke verstopping van de urineweg (bijvoorbeeld patiënten met hydronefrose, nefrolithiasis, blaasstoornissen, prostaathyperplasie of ureterstrictuur), kan een verhoogde urineproductie klachten veroorzaken of verergeren. Deze patiënten dienen nauwkeurig in de gaten te worden gehouden, in het bijzonder gedurende de eerste fase van de behandeling. Metabolisme Een reeds bestaande metabole alkalose kan tijdens de behandeling met Lasix verergeren (bijv. bij gedecompenseerde levercirrose). Tijdens de behandeling met Lasix kan het urinezuurgehalte van het plasma stijgen; dit leidt slechts bij uitzondering tot jichtverschijnselen. Ook het cholesterol en triglyceride-gehalte van het bloed kunnen tijdelijk verhoogd zijn. Bij voortzetting van de behandeling komen de waarden meestal binnen zes maanden terug op het normale niveau. Hypercalciëmie Bij acute hypercalciëmie zal de patiënt, als gevolg van braken en diurese, vaak gedehydreerd zijn. Derhalve dient men vóór de toediening van Lasix de toestand van dehydratatie te corrigeren. Behandeling van hypercalciëmie met hoge dosis furosemide zal resulteren in verlies van vocht en elektrolyten. Nauwkeurige vervanging van vocht en correctie van elektrolyten is noodzakelijk bij deze behandeling. Gelijktijdig gebruik met risperidon In de placebogecontroleerde studies met risperidon bij oudere patiënten met dementie werd een hogere mortaliteit vastgesteld bij patiënten die werden behandeld met een combinatie van furosemide en risperidon (7,3%; gemiddelde leeftijd 89 jaar, bereik 75-97) dan bij patiënten behandeld met risperidon alleen (3,1%; gemiddelde leeftijd 84 jaar, bereik 70-96) of met furosemide alleen (4,1%; gemiddelde leeftijd 80 jaar, bereik 67-90). Gelijktijdig gebruik van risperidon met andere diuretica (voornamelijk thiazidediuretica, gebruikt in lage dosis) werd niet geassocieerd met vergelijkbare bevindingen. Er werd geen pathofysiologisch mechanisme vastgesteld dat deze bevinding kan verklaren en er is geen consistent patroon van doodsoorzaken vastgesteld. Toch dient men voorzichtig te zijn en de risico s en voordelen van deze combinatie of gelijktijdige behandeling met andere krachtige diuretica af te wegen vóór toediening. Er was geen verhoogde mortaliteit bij patiënten die andere diuretica

gebruikten in combinatie met risperidon. Ongeacht de behandeling was dehydratie een algemene risicofactor voor mortaliteit en dit dient daarom bij oudere patiënten met dementie te worden vermeden. Levothyroxine Hoge doseringen furosemide kunnen de eiwitbinding van schildklierhormonen belemmeren (inhiberen), hetgeen in eerste instantie kan leiden tot een verhoogde spiegel van vrij schildklierhormoon, welke overgaat in een algemene verlaging van de totale schildklierhormoonspiegel. De schildklierhormoonspiegels dienen gecontroleerd te worden. Speciale voorzorgsmaatregel en/of dosisverlaging vereist Symptomatische hypotensie die leidt tot duizeligheid, flauwvallen of verlies van bewustzijn kan optreden bij patiënten die zijn behandeld met furosemide, met name ouderen, bij patiënten die behandeld worden met andere medicatie die hypotensie kan veroorzaken, en bij patiënten met andere medische aandoeningen die risico lopen op hypotensie. Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie Gelijktijdige behandeling met corticosteroïden, carbenoxolon, verhoogd alcoholgebruik en misbruik van laxeermiddelen kunnen hypokaliëmie veroorzaken (zie rubriek Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik ). Bepaalde elektrolytenverstoringen (bijv. hypokaliëmie, hypomagnesiëmie) kunnen de toxiciteit van bepaalde andere middelen verhogen (vooral digoxine en middelen die het QT-interval verlengen). De effecten van antidiabetica en bloeddrukverhogende sympathicomimetica (bijv. epinefrine, norepinefrine) kunnen verminderd worden. De effecten van spierrelaxantia van het curare-type of theofylline kunnen versterkt worden. De nefrotoxische en ototoxische werking van aminoglycoside-antibiotica kan bij gelijktijdig gebruik van Lasix worden versterkt. De optredende gehoorstoornissen kunnen irreversibel zijn. Gelijktijdige toediening dient derhalve beperkt te blijven tot vitale indicaties. De schadelijke effecten van nefrotoxische geneesmiddelen op de nieren kan versterkt worden. Bij gelijktijdig gebruik met cefalosporines van de eerste generatie en polymyxine-antibiotica kan nierbeschadiging optreden, vooral bij patiënten met nierinsufficiëntie. Gelijktijdig gebruik van ciclosporine A en furosemide wordt geassocieerd met een verhoogd risico op jicht gelijkende artritis. Patiënten met een verhoogd risico voor radiocontrast nefropathie die behandeld worden met furosemide, dienen intraveneuze hydratie te ontvangen voordat ze radiocontrast ontvangen. Probenecide, methotrexaat en andere middelen die, net als furosemide, via de niertubuli worden uitgescheiden, kunnen het effect van furosemide verminderen. Lasix kan de uitscheiding van lithiumionen afremmen, zodat bij gelijktijdige behandeling met lithiumzouten de kans bestaat op een lithiumintoxicatie, inclusief verhoogd risico op cardiotoxiciteit en neurotoxische effecten van lithium. Regelmatige controle van de lithiumconcentratie in het plasma is noodzakelijk. Lasix kan de werking van orale bloedsuikerverlagende substanties en van pressoraminen verzwakken, terwijl het de werking van theofylline en antihypertensiva kan versterken. Speciaal bij combinatie van Lasix met een ACE-remmer dient men bedacht te zijn op versterking van het antihypertensieve effect.

De bloeddrukverlagende werking van Lasix wordt tegengegaan door NSAIDs (o.a. acetylsalicylzuur, indometacine). NSAIDs kunnen acuut nierinsufficiëntie veroorzaken in patiënten met dehydratie of hypovolemie. Furosemide kan derhalve de toxiciteit van salicylaten verhogen. Het diuretisch effect van Lasix neemt in aanwezigheid van fenytoïne af, vermoedelijk door een afgenomen absorptie uit de darm en een verminderde gevoeligheid van de niertubulus. Patiënten die diuretica ontvangen, kunnen last hebben van ernstige hypotensie en verslechtering van de nierfunctie, inclusief nierinsufficiëntie. Dit treedt vooral op wanneer ACE-remmers of angiotensine-iireceptor antagonisten voor de eerste keer toegevoegd worden aan de behandeling of wanneer hogere doseringen gegeven worden. Er dient overwogen te worden om tijdelijk de toediening van furosemide te onderbreken of minstens de dosering furosemide te verlagen gedurende 3 dagen voordat gestart wordt met een ACE-remmer of angiotensine-ii-receptor antagonist of een hogere dosis gegeven wordt. Gelijktijdig gebruik met cisplatine kan leiden tot gehoorbeschadigingen en dient derhalve vermeden te worden. Ook de kans op nefrotoxiciteit neemt toe. Om die reden moet furosemide in een zo laag mogelijke dosering gegeven worden en dient voor een positieve vochtbalans te worden zorggedragen. Indien binnen 24 uur na ingestie van chloralhydraat, Lasix i.v. wordt toegediend, wordt incidenteel waargenomen: zweten, rusteloosheid, misselijkheid, verhoogde bloeddruk, tachycardie en warmtegewaarwording. Gelijktijdig gebruik van furosemide en chloralhydraat wordt daarom niet aanbevolen. Bij gelijktijdig gebruik met risperidon dient men voorzichtig te zijn en de risico s en voordelen van deze combinatie of gelijktijdige behandeling met andere krachtige diuretica af te wegen vóór de toediening (zie rubriek Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik betreffende de verhoogde mortaliteit bij oudere patiënten met dementie die gelijktijdig risperidon krijgen). Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding Zwangerschap Lasix dient tijdens de zwangerschap alleen te worden gebruikt indien dit strikt noodzakelijk is en uitsluitend voor die pathologische oorzaken van oedeem welke niet direct of indirect met de zwangerschap samenhangen. Een beperkte hoeveelheid gegevens over het gebruik van furosemide tijdens de zwangerschap bij de mens wijst niet op een verhoogd risico op aangeboren afwijkingen. De behandeling van zwangerschapsoedeem en hypertensie met diuretica is over het algemeen niet wenselijk, omdat daardoor de fysiologische hypovolemie kan worden versterkt en de placentaire perfusie verlaagd. Furosemide passeert de placenta en kan derhalve aanleiding geven tot een verhoogde diurese van de foetus. De hematocriet en elektrolyten van de moeder en de groei van de foetus dienen daarom gecontroleerd te worden tijdens de zwangerschap. Uit dieronderzoek is reproductietoxiciteit gebleken (zie rubriek Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek ). Borstvoeding Furosemide kan potentieel de productie van moedermelk verminderen door een vermindering van het bloedvolume. Furosemide wordt uitgescheiden in de moedermelk. Niet bekend is welk effect furosemide op pasgeborenen/ zuigelingen heeft. Er moet worden besloten of borstvoeding moet worden gestaakt of dat behandeling met Lasix moet worden gestaakt dan wel niet moet worden ingesteld, waarbij het voordeel van borstvoeding voor het kind en het voordeel van behandeling voor de vrouw in overweging moeten worden genomen. Vruchtbaarheid

Er zijn geen gegevens over de mogelijk invloed van furosemide op de fertiliteit in mensen. Furosemide had geen nadelige effecten op de vruchtbaarheid in ratten. Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen Het vermogen om deel te nemen aan het verkeer of machines te bedienen kan in incidentele gevallen nadelig worden beïnvloed door het gebruik van Lasix; vooral bij het begin van de behandeling, bij verandering van medicatie en in combinatie met alcohol. Bijwerkingen De frequenties van genoemde bijwerkingen zijn afkomstig van literatuur data welke verwijzen naar studies waarbij furosemide is gebruikt, in alle doseringen en bij alle indicaties. Indien dezelfde bijwerkingen verschillende frequenties hebben, is gekozen voor de hoogste frequentie categorie. Bijwerkingen kunnen in de volgende frequenties voorkomen: zeer vaak ( 1/10), vaak ( 1/100, < 1/10), soms ( 1/1.000, < 1/100), zelden ( 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Bloed- en lymfestelselaandoeningen Vaak: hemoconcentratie. Soms: thrombocytopenie. Zelden: leukopenie, eosinofilie. Zeer zelden: aplastische en hemolytische anemie, agranulocytose. Immuunsysteemaandoeningen Zelden: anafylactische shock, anafylactische reactie, anafylactoïde reacties. Endocriene aandoeningen Niet bekend: glucosetolerantie verlaagd 1). Voedings- en stofwisselingsstoornissen Zeer vaak: elektrolytenverstoringen (inclusief symptomatisch) (zie rubriek Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik ), dehydratie en hypovolemie vooral in oudere patiënten. Vaak: hyponatriëmie 2), hypochlooremie, hypokaliëmie 3), jichtaanvallen 4). Niet bekend: hypocalciëmie 5), hypomagnesiëmie 5), metabole alkalose 6) (zie rubriek bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik ), Pseudo-Bartter syndroom. Zenuwstelselaandoeningen Vaak: leverencefalopathie bij patiënten met hepatocellulaire insufficiëntie (zie rubriek Contra-indicaties ). Zelden: paresthesieën, hyperosmolair coma. Niet bekend: duizeligheid, flauwvallen en verlies van bewustzijn (veroorzaakt door symptomatische hypotensie), hoofdpijn. Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen Soms: gehooraandoeningen 7) (zie rubriek Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik ). Doofheid (soms irreversibel). Zelden: tinnitus 7) (zie rubriek Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik ). Hartaandoeningen Niet bekend: bloeddruk verlaagd 8). Bloedvataandoeningen

Zeer vaak: Zelden: Niet bekend: hypotensie, inclusief orthostatische hypotensie. vasculitis. thrombose. Maagdarmstelselaandoeningen Soms: misselijkheid. Zelden: maagdarmklachten, zoals braken of diarree. Lever- en galaandoeningen Zeer zelden: cholestase, transaminasen verhoogd, acute pancreatitis. Huid- en onderhuidaandoeningen Soms: pruritus, urticarial, huiduitslag, bulleuze dermatitis, erythema multiforme, pemfigoïd, dermatitis exfoliativa, purpura, fotosensitiviteit. Zelden: Stevens-Johnson-syndroom, toxische epidermale necrolyse. Niet bekend: gegeneraliseerd pustuleus exantheem acuute (AGEP), geneesmiddelrash met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS). Acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP). Nier- en urinewegaandoeningen Zelden: tubulo-interstitiële nefritis. Niet bekend: acute urine retentie in patiënten met een gedeeltelijke urinewegverstopping, nefrocalcinose/ nefrolithiase 9) in premature zuigelingen, nierfalen (zie rubriek Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie ). Congenitale, familiale en genetische aandoeningen Niet bekend: verhoogde kans op het aanhouden van open ductus Botalli 10). Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen Zelden: koorts. Niet bekend: pijn op de toedieningsplaats, reactie op de toedieningsplaats. Kunstmatige ademhaling is geïndiceerd, evenals de toediening van catecholaminen (adrenaline, noradrenaline, isoprenaline), hoge doses corticoïden intraveneus toegediend en een continu intraveneus druppelinfuus. Onderzoeken Zeer vaak: bloedcreatinine verhoogd, bloedtriglyceride verhoogd 11). Vaak: bloed cholesterol verhoogd 11), bloed urinezuur verhoogd 4), toename urinevolume 12). Soms: glucosetolerantie verlaagd 1) (zie rubriek Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik ), bloed ureum verhoogd. 1) Glucosetolerantie kan afnemen tijdens de behandeling met furosemide. Bij patiënten met diabetes mellitus kan dit leiden tot een achteruitgang van de metabolische toestand; latente diabetes mellitus kan manifest worden. 2) Hyponatriëmie kan optreden; dit kan zich uiten in kuitkrampen, gebrek aan eetlust, gevoel van zwakte, duizeligheid, slaperigheid, braken of verwardheid. 3) Hypokaliëmie manifesteert zich als neuromusculaire symptomen (spierzwakte, paralyse), intestinale symptomen (braken, constipatie, meteorisme), renale symptomen (polyurie) of cardiale symptomen. Ernstig kaliumverlies kan resulteren in paralytische ileus of verwardheid, hetgeen kan resulteren in coma. 4) Serum urinezuurspiegels kunnen verhoogd zijn, waardoor aanvallen van jicht kunnen voorkomen. 5) Hypomagnesiëmie en hypocalciëmie resulteren zeer zelden in tetanie en hartritmestoornissen.

6) Metabole alkalose kan optreden. De kans hierop neemt toe bij hogere doseringen en wordt mede beïnvloed door de onderliggende stoornis (bijv. levercirrose, hartfalen), gelijktijdige medicatie (zie rubriek Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie ) en voeding. 7) Deze aandoeningen zijn meestal van tijdelijke aard en treden vooral op bij patiënten met nierinsufficiëntie en hypoproteïnemie (bijv. bij nefrotisch syndroom). 8) Furosemide kan een verlaging van de bloeddruk veroorzaken, hetgeen tekenen en symptomen kan veroorzaken zoals verminderde concentratie en reacties, licht hoofd, gevoel van druk op het hoofd, hoofdpijn, duizeligheid, slaperigheid, gevoel van zwakte, verstoord gezichtsvermogen, droge mond en orthostatische intolerantie. 9) In premature zuigelingen kan furosemide precipiteren als nefrocalcinose/nierstenen. 10) In premature zuigelingen met "respiratory distress" syndroom geeft Lasix, indien toegediend in de eerste weken post-partus, een verhoogde kans op het aanhouden van een open ductus Botalli. 11) Serumspiegels van cholesterol en triglyceriden kunnen hoger worden tijdens een behandeling met furosemide. 12) Furosemide leidt tot een verhoogde excretie van natrium en chloride met als gevolg daarvan verhoogde uitscheiding van water en andere elektrolyten (voornamelijk kalium, magnesium en calcium). Melding van vermoedelijke bijwerkingen Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden aan het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb via de website www.lareb.nl. Overdosering Het toedienen van te hoge doses kan, ten gevolge van de zeer intense diurese, acute hypotensie, dehydratie en elektrolytentekort veroorzaken. Het klinische beeld in acute danwel chronische overdosering is voornamelijk afhankelijk van de mate van elektrolyten- en vochtverlies en de gevolgen daarvan. De behandeling moet erin bestaan vloeistof en elektrolyten te substitueren in overeenstemming met de mate van de diurese (eventueel controleren van de koolhydraatstofwisseling). FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN Farmacodynamische eigenschappen Farmacotherapeutische categorie: lisdiuretica, ATC-code: C03CA01 Furosemide is een antranilzuurderivaat met een diuretische werking, hetgeen wordt veroorzaakt door remming van de absorptie van natrium- en chloorionen in de opstijgende lis van Henle en mogelijk in de proximale en distale tubuli contorti. Furosemide kan werkzaam zijn bij patiënten die niet meer reageren op thiazide- en verwante diuretica en bij patiënten met een sterk verminderde glomerulaire filtratie. Farmacokinetische eigenschappen De biologische beschikbaarheid na orale toediening is gemiddeld 45%, en varieert van 30 tot 80%. De orale biologische beschikbaarheid is lager bij patiënten met decompensatio cordis, ascites of chronische nierinsufficiëntie en bij hogere doseringen. De maximale plasmaspiegels worden ca. 1 uur na toediening bereikt. De uitscheiding van furosemide vindt normaal vrijwel geheel in onveranderde vorm door de nier plaats met een eliminatiehalfwaardetijd van 1/2-1 uur.