ECLI:NL:RBAMS:2014:5353

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBAMS:2014:7923

ECLI:NL:RBAMS:2017:5266

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT8221

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:RBAMS:2017:1537

ECLI:NL:RBAMS:2016:199

ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ8812

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

ECLI:NL:RBGRO:2008:BD2039

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303

ECLI:NL:RBAMS:2017:5985

ECLI:NL:RBAMS:2016:4523

ECLI:NL:RBAMS:2013:8696

ECLI:NL:RBLIM:2014:7733

ECLI:NL:RBROT:2017:4009

ECLI:NL:RBAMS:2017:3179

LJN: BJ4855,Sector kanton Rechtbank Haarlem, zaak/rolnr.: / CV EXPL

ECLI:NL:RBROT:2015:5262

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ7650

ECLI:NL:RBAMS:2017:2065

ECLI:NL:RBHAA:2009:BI7758

ECLI:NL:RBDHA:2017:364

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

ECLI:NL:RBSHE:2009:BJ7462

ECLI:NL:RBDHA:2016:14100

ECLI:NL:RBROT:2017:3565

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:RBSGR:2010:BN3747

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856

ECLI:NL:RBDHA:2015:7800

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

ECLI:NL:RBNHO:2017:6351

ECLI:NL:RBHAA:2008:BC9654

ECLI:NL:RBNHO:2014:8414

ECLI:NL:RBDHA:2016:11833

ECLI:NL:GHARL:2013:8624

ECLI:NL:RBLIM:2014:7598

ECLI:NL:RBLIM:2017:1672

ECLI:NL:RBOVE:2016:5109

ECLI:NL:RBAMS:2017:3578

ECLI:NL:RBARN:2011:BU7634

Rechtbank Amsterdam CV EXPL Civiel recht. Eerste aanleg - enkelvoudig. Rechtspraak.nl

ECLI:NL:RBAMS:2017:3317

ECLI:NL:OGEAA:2017:172

ECLI:NL:GHAMS:2014:4411 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BS8906

ECLI:NL:RBOBR:2016:1526

ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9268

ECLI:NL:RBMNE:2016:5654

ECLI:NL:RBLIM:2017:4741

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBDHA:2015:16283

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351

ECLI:NL:RBAMS:2015:10059

ECLI:NL:RBDHA:2013:18614

ECLI:NL:RBLIM:2016:661

ECLI:NL:RBBRE:2011:BQ1184

ECLI:NL:RBAMS:2016:8488

ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799

ECLI:NL:RBOVE:2014:3241

ECLI:NL:RBGEL:2017:4300

ECLI:NL:GHARL:2015:5534 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBROT:2006:AX9306

ECLI:NL:RBASS:2011:BU9407

ECLI:NL:OGEAA:2016:286

ECLI:NL:RBAMS:2016:8771

ECLI:NL:RBNHO:2013:13255

ECLI:NL:GHDHA:2016:3477

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

ECLI:NL:RBNNE:2016:3629


uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 december 2016 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

ECLI:NL:RBAMS:2014:290

Zoekresultaat inzien document. ECLI:NL:RBROT:2012:BX5563 Permanente link: Uitspraak

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2015:7224, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBMNE:2015:6266

ECLI:NL:RBAMS:2016:4933

ECLI:NL:RBMNE:2014:6635

ECLI:NL:RBOVE:2017:3127

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614

ECLI:NL:OGEAC:2017:93

ECLI:NL:RBHAA:2008:BC3422

ECLI:NL:RBAMS:2016:6651

ECLI:NL:RBDHA:2017:7903

ECLI:NL:RBNHO:2017:6739

ECLI:NL:RBSGR:2007:BA9024

ECLI:NL:RBAMS:2016:38

ECLI:NL:RBZWB:2015:2161

ECLI:NL:GHSGR:2008:BC8832

ECLI:NL:RBMNE:2015:5675

ECLI:NL:GHSGR:2006:AV2657

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBZWB:2016:6366

ECLI:NL:RBROT:2016:6088

ECLI:NL:RBLIM:2015:1277

2.1. X leeft van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Op deze uitkering worden de lopende huurbetalingen volledig ingehouden.

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123

Transcriptie:

ECLI:NL:RBAMS:2014:5353 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 05-02-2014 Datum publicatie 26-08-2014 Zaaknummer 2617042 \ EA VERZ 13-1419 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste aanleg - enkelvoudig Verzoek ex artikel 7:243 BW tot plaatsen HR-ketel. Invloed reeds bestaande exploitatietekort. Huurverhoging op basis van een afschrijvingstermijn van 10 jaar, dit gelet op wettelijke mogelijkheid om na afloop daarvan opnieuw om een nieuwe HR-ketel te verzoeken. Noodzaak toestemming VvE die geen partij is in deze procedure. Vindplaatsen Rechtspraak.nl WR 2015/37 Uitspraak RECHTBANK AMSTERDAM Afdeling privaatrecht zaaknummer: 2617042 \ EA VERZ 13-1419 beschikking van: 5 februari 2014 func.: 438 beschikking van de kantonrechter I n z a k e 1. [naam verzoeker 1], wonende te [plaats], 2. [naam verzoeker 2], wonende te [plaats], nader te noemen [verzoekers],

gemachtigde: mr. E. Swart, verzoekers. t e g e n Deenik Weijnen Vastgoed B.V., gevestigd te Amsterdam, verweerder, nader te noemen DeenikWeijnen, verschenen bij B.J. Deenik. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Verzoekende partij heeft op 6 december 2013 een verzoek op de voet van artikel 7:243 Burgerlijk Wetboek (BW) ingediend. Verwerende partij heeft geen verweerschrift ingediend. Het verzoek is ter zitting van 22 januari 2014 behandeld. Daarvan is aantekening gehouden. Hierna is een datum voor beschikking bepaald. GRONDEN VAN DE BESLISSING Feiten 1. [verzoekers] huren sinds 1994 of 1995 de woning aan [adres], hierna: het gehuurde. DeenikWeijnen heeft het appartementsrecht dat recht geeft op het gehuurde in 2007 gekocht op een veiling. 2. In het souterrain van het gehuurde bevindt zich thans een CV-ketel die, blijkens de door [verzoekers] overgelegde foto van het plaatje met typenummer en andere gegevens dat is bevestigd op de ketel, is geplaatst in december 1989. 3. Het gehuurde bestaat uit een beletage en een souterrain. Daarboven bevinden zich nog (tenminste) drie woonlagen. De rookgasafvoer van de CV-ketel loopt vanuit het souterrain naar het dak van het betreffende pand. 4. Er is in het pand sprake van een VVE met drie leden. Een van deze leden bewoont een appartement in het betreffende pand, de andere twee waaronder DeenikWeijnen zijn verhuurders/beleggers.

Verzoek 5. [verzoekers] verzoeken de kantonrechter op de voet van artikel 7:243 lid 2 onder c BW te bepalen dat DeenikWeijnen verplicht is om op eigen kosten ten behoeve van de door [verzoekers] gehuurde woning een HR verwarmingsketel, te weten een Kobi Kompakt HRE 24/18, veilig en deugdelijk te doen installeren, met de daartoe benodigde aanpassingen in het rookgaskanaal. Tijdens de mondelinge behandeling hebben [verzoekers] dit aangevuld met het verzoek te bepalen dat DeenikWeijnen een en ander binnen twee weken na deze beschikking dient uit te voeren. 6. [verzoekers] verwijzen naar hun vanaf 4 april 2013 gedane voorstellen gericht op vervanging van deze ketel door een moderne ketel met meer rendement. Zij stellen dat de huidige ketel thans 24 jaar oud is en een teruglopend, althans laag rendement heeft. Als gevolg daarvan is hun gasverbruik toegenomen van 1321 m3 in 2007 tot 2077 m3 in 2012, aldus [verzoekers]. Zij verwijzen voorts naar de door hen overgelegde vier offertes waarvan de uitkomsten elkaar niet veel ontlopen. De door hen voorgestelde ketel is volgens [verzoekers] het meest betrouwbaar gebleken en daarin kunnen zo nodig onderdelen het gemakkelijkst vervangen worden. Zij verwijzen naar de bij de offerte behorende gegevens van de ketel waarin een opwekkingsrendement van 95% is vermeld, waardoor is voldaan aan de wettelijke eisen. 7. In de betreffende offerte is begrepen het geschikt maken van het rookgasafvoerkanaal voor een HR-ketel. Dit door daarin een RVS-voering aan te brengen. Onder verwijzing naar een verklaring van de installateur stellen [verzoekers] dat daardoor geen sprake is van enig risico van condensvorming of (andere) vochtproblemen, waardoor de VVE in redelijkheid haar toestemming voor de uitvoering van de werkzaamheden niet kan weigeren. Het verkrijgen van die toestemming ligt op de weg van DeenikWeijnen als lid van de VVE, aldus [verzoekers]. 8. Hetgeen DeenikWeijnen heeft aangevoerd betreffende de kosten en exploitatieverliezen van het gehuurde is volgens [verzoekers] niet relevant, omdat tegenover de noodzakelijke investering van 1.899,00 inclusief BTW een huurverhoging staat van 20,08 per maand, waardoor deze investering en de daaraan verbonden rentekosten zijn gedekt. [verzoekers] verwijzen daarbij naar de door hen overgelegde annuiteitenberekening waaruit dit blijkt, welke is gebaseerd op een afschrijvingstermijn van 15 jaar en een rente van 4,6%. Daarbij is geen rekening gehouden met de thans te verwachten huurverhogingen van tenminste 4% per jaar. Wanneer met deze jaarlijkse verhoging wel rekening wordt gehouden wordt de investering volgens [verzoekers] binnen tien jaar terug verdiend. Verweer 9. DeenikWeijnen voert gemotiveerd verweer tegen dit verzoek. Volgens DeenikWeijnen hebben [verzoekers] niet aangetoond dat de huidige ketel niet functioneert of een te hoog energieverbruik oplevert. [verzoekers] huren een woning uit de jaren 30 die nu eenmaal niet aan de jongste energienormen voldoet, aldus DeenikWeijnen. 10. Voorts kan volgens DeenikWeijnen de betreffende investering niet van haar worden gevergd, gegeven het feit dat de exploitatie van het gehuurde thans reeds ernstig verliesgevend is. De aankoopprijs op de veiling (inclusief veilingkosten en belastingen) bedroeg in 2007 ruim 295.000,-. De economische vooruitzichten en financieringsmogelijkheden waren toen veel gunstiger dan nu. De exploitatiekosten van het gehuurde (inclusief rente) bedragen thans 1.423,- per maand, terwijl de huuropbrengsten (exclusief watergeld) slechts ongeveer 551,- per maand bedragen. Daarnaast heeft DeenikWeijnen onlangs nog hoge kosten aan het gehuurde gehad in verband met de verwijdering van een asbesthoudend zeil, heeft zij onlangs van bank moeten wisselen waarbij zij werd geconfronteerd met nieuwe, minder gunstige voorwaarden en wordt zij thans geconfronteerd met een verhuurdersheffing. Mede gelet op die heffing dient de

reguliere huurverhoging buiten beschouwing te worden gelaten. 11. Daar komt volgens DeenikWeijnen bij dat de huurverhoging tenminste 50,- per maand zou moeten bedragen. Dit omdat het installeren van een nieuwe HR-ketel meer kosten en risico s met zich brengt, daaronder te rekenen de administratie en beheerskosten, dan waar de door [verzoekers] overgelegde offerte rekening mee houdt. Gelet op het bepaalde in artikel 7:243 BW dient in dit geval een afschrijvingstermijn van 10 jaar te worden gehanteerd. De meerkosten betreffen onder meer de (risico s van) vochtproblemen door (onder meer) condensatie die plaatsing van een HR-ketel met zich brengt indien, zoals in dit geval, de rookgasafvoer een groot aantal woonlagen moet doorkruisen voor zij het dak bereikt. 12. Om laatstbedoelde reden heeft de VVE toestemming geweigerd, waarbij een rol heeft gespeeld dat in het verleden reeds vochtproblemen in de rookgasafvoerkanalen zijn opgetreden. Reeds omdat de VVE toestemming weigert is zij niet in staat tot plaatsing van de HR-ketel over te gaan, aldus DeenikWeijnen. Beoordeling 13. Waar nodig zal hierna nader worden ingegaan op de stellingen en verweren van partijen. Geoordeeld wordt als volgt. 14. Uit de door [verzoekers] overgelegde stukken blijkt voldoende dat er sprake is van een bestaande CV-ketel die (veel) meer dan 10 jaar oud is, en dat hun verzoek betrekking heeft op een nieuwe CV-ketel met een opwekkingsrendement van meer dan 80%. Dat betekent dat het verzoek in zoverre voldoet aan de eisen van artikel 7:243 lid 2 onder c BW. In dat artikel worden geen voorwaarden gesteld ten aanzien van het functioneren van de bestaande CV-ketel. 15. Voorts is het verzoek slechts toewijsbaar indien de huurder zich bereid heeft verklaard tot het betalen van een huurverhoging die in een redelijke verhouding staat tot de kosten van de voorziening. Dit zal hierna worden besproken. Indien een dergelijke redelijke huurverhoging wordt toegepast zal het aanbrengen van de voorziening geen wijziging brengen in de huidige verhouding tussen exploitatielasten en opbrengsten van het gehuurde. De huurverhoging dient immers de lasten te compenseren. Gesteld noch gebleken is dat DeenikWeijnen in het geheel geen financiering meer zou kunnen verkrijgen voor de kosten verbonden aan het treffen van de voorziening en dit is, gelet op de relatief geringe investering, evenmin aannemelijk. Daar komt bij dat uit de door DeenikWeijnen genoemde financiële gegevens wat daar ook van zij volgt dat reeds vanaf de aankoop van het gehuurde door DeenikWeijnen op de veiling de exploitatielasten hoger waren dan de opbrengsten, hetgeen DeenikWeijnen niet heeft weerhouden om het gehuurde aan te kopen. 16. De door [verzoekers] overgelegde offerte bevat voldoende informatie om te kunnen oordelen dat de kosten die verband houden met de plaatsing van de in het verzoek bedoelde CV-ketel beperkt blijven tot het in de offerte genoemde bedrag van 1.899,00 inclusief BTW. Dat DeenikWeijnen meer kosten zou moeten maken heeft zij niet onderbouwd. Dat de beheerskosten door toewijzing van het verzoek aanmerkelijk zouden toenemen is niet onderbouwd of gebleken. Voor zover DeenikWeijnen doelt op de kosten van de onderhavige procedure dienen die kosten buiten beschouwing te blijven, nu die kosten geen verband houden met de plaatsing van de betreffende voorziening maar het gevolg zijn van de gedragslijn van DeenikWeijnen zelf. 17. Artikel 7:243 BW biedt aan de huurder de mogelijkheid om tien jaar na de plaatsing van de vorige CV-ketel de plaatsing van een nieuwe CV-ketel te verzoeken, mits de huurder in verband met de aan die nieuwe ketel verbonden kosten wederom een redelijke huurverhoging wil betalen. DeenikWeijnen dient redelijkerwijs rekening te houden met de mogelijkheid dat [verzoekers] (dan

wel hun opvolgers) over tien jaar wederom een dergelijk verzoek kunnen doen. Dat brengt mee dat bij de berekening van de (financierings)kosten in dit geval een afschrijftermijn van tien jaar dient te worden gehanteerd. De door [verzoekers] berekende en aangeboden huurverhoging is gebaseerd op een afschrijftermijn van 15 jaar. [verzoekers] zullen in de gelegenheid worden gesteld om bij akte een nieuwe berekening over te leggen van een huurverhoging gebaseerd op een afschrijvingstermijn van tien jaar en voorts om te verklaren dat zij bereid zijn die huurverhoging te betalen. 18. Ten slotte is het verzoek slechts toewijsbaar indien plaatsing van de gevraagde CV-ketel door DeenikWeijnen mogelijk is. Dit moet ook mogelijk zijn zonder dat daardoor inbreuk wordt gemaakt op de rechten die derden kunnen ontlenen aan een overeenkomst met DeenikWeijnen en zonder dat DeenikWeijnen jegens die derden onrechtmatig handelt. [verzoekers] hebben niet betwist dat voor aanpassing van het rookgasafvoerkanaal toestemming nodig is van de VvE. Zij hebben wel gesteld dat voldoende vast staat dat de door hen gewenste aanpassing geen noemenswaardige risico s voor (vochtschade aan) de boven het gehuurde gelegen etages met zich brengt. Uitgaande van de juistheid van die stelling, en er tevens van uitgaande dat de VvE geen andere redelijke grond voor weigering van de gevraagde toestemming heeft, zou de VvE deze toestemming redelijkerwijs niet mogen weigeren. De VvE is echter geen partij bij de onderhavige procedure, zodat daarin geen beslissing kan worden gegeven die de VvE bindt. Met [verzoekers] wordt geoordeeld dat het aan DeenikWeijnen is om ervoor zorg te dragen dat VvE de benodigde toestemming verleent. Een vordering tot nakoming van enige verplichting van DeenikWeijnen tot het verkrijgen van die toestemming is niet ingesteld (en zal ook bij dagvaarding moeten worden ingesteld). De vraag of DeenikWeijnen tekortschiet in de nakoming van een dergelijke verplichting gaat het bestek van deze procedure te buiten. In het geval zowel DeenikWeijnen als de VvE zonder redelijke gronden nalaten te doen wat zij in dit verband behoren te doen, hebben [verzoekers] de mogelijkheid hen afzonderlijk dan wel gezamenlijk in rechte te betrekken. 19. De conclusie is dat de vraag of de VvE terecht toestemming heeft geweigerd voor het aanbrengen van de voor plaatsing van de HR-ketel benodigde voorzieningen, in deze procedure buiten beschouwing dient te blijven. Dat betekent dat een beslissing tot toewijzing van het verzoek slechts voorwaardelijk zal kunnen worden gegeven, namelijk voor het geval de VvE toestemming heeft gegeven voor voorzieningen die verband houden met de plaatsing van de nieuwe CV-ketel. 20. Dit betekent dat aan [verzoekers] een termijn zal worden geboden om een nieuwe berekening over te leggen en te verklaren zoals hiervoor onder 17. is bedoeld. DeenikWeijnen zal hierop kunnen reageren. 21. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden. BESLISSING De kantonrechter: stelt [verzoekers] in de gelegenheid om binnen drie weken na heden bij akte te verklaren en stukken over te leggen als hiervoor onder 17. omschreven, onder gelijktijdige toezending van een afschrift daarvan aan DeenikWeijnen; bepaalt dat DeenikWeijnen de gelegenheid heeft om binnen drie weken na ontvangst van de onder I. bedoelde berekening en verklaring daarop schriftelijk te reageren door toezending van

die reactie aan de griffie van de rechtbank Amsterdam team kanton onder gelijktijdige toezending van een afschrift daarvan aan (de gemachtigde van) [verzoekers]; houdt iedere verdere beslissing aan. Deze beschikking is gegeven door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2014.