Onderwijs- en Examen Regeling Academische Masteropleidingen Pedagogische wetenschappen en Onderwijskunde

Vergelijkbare documenten
Onderwijs- en Examenregeling Master Onderwijskunde & Pedagogiek

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Spaanse taal en cultuur. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

[60738] Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Islam in de moderne wereld. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Italiaanse taal en cultuur. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Dramaturgie. Paragraaf 1 Algemene bepalingen. art. 1.1 toepasselijkheid van de regeling

Vastgesteld door de decaan van de faculteit Wiskunde&Informatica op 28 augustus 2003

Onderwijs- en examenregeling. Academische Masteropleidingen Onderwijskunde en Pedagogiek

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Journalistiek. Paragraaf 1 Algemene bepalingen. art. 1.1 toepasselijkheid van de regeling

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding American Studies. Paragraaf 1 Algemene bepalingen. art. 1.1 toepasselijkheid van de regeling

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Nederlandse taal en cultuur. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Cultureel Erfgoed. Paragraaf 1 Algemene bepalingen. art. 1.1 toepasselijkheid van de regeling

[60715] Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Kunstbeleid en -management. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Onderwijs- en examenregeling (OER) Inhoud:

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Islam in de moderne wereld. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Dramaturgie. Paragraaf 1 Algemene bepalingen. art. 1.1 toepasselijkheid van de regeling

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Conflict Studies and Human Rights. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Onderwijs- en Examenregeling 2010/2011

Onderwijs- en Examenregeling 2012/2013

[60715] Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Kunstbeleid en -management. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Medische Psychologie. Faculteit Sociale Wetenschappen. Universiteit van Tilburg

BESLUIT: de volgende onderwijs- en examenregeling voor de opleiding Toegepaste Wiskunde vast te stellen:

Onderwijs- en examenregeling Masteropleidingen. Onderwijskunde en Pedagogiek

Onderwijs- en Examenregeling 2009/2010

Onderwijs- en Examenregeling van de Masteropleidingen. Life Science & Technology. NanoScience

Deze regeling wordt aangeduid als OER van de Masteropleiding Energie en Milieuwetenschappen.

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING BACHELOROPLEIDING

Onderwijs- en examenregeling masteropleiding Cultureel erfgoed

gelet op: de artikelen 7.13, 9.15, 9.18 en 9.38 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING BACHELOROPLEIDING TECHNISCHE INFORMATICA

Onderwijs- en examenregeling cohort masteropleiding Cultureel erfgoed

Bijlage Onderwijs- en Examenregeling (OER) Master Programma van Pedagogische Wetenschappen. Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Medische Psychologie. Faculteit Sociale Wetenschappen. Universiteit van Tilburg

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de Masteropleiding. Taal- en spraakpathologie

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Arabische Taal en Cultuur

2. Selectie van studenten geschiedt op basis van een oordeel over de volgende kerncompetenties van belangstellenden:

Onderwijs- en examenregeling masteropleiding Keltische talen en cultuur

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Talenonderwijs en communicatie.

Onderwijs- en examenregeling masteropleiding. Islam in de moderne wereld

In aanvulling op bovenstaande voorwaarden gelden de volgende aanvullende toelatingsvoorwaarden per track:

Onderwijs- en Examenregeling LS&T/SMS&TI (Bacheloropleiding)

Men komt in aanmerking voor toelating tot het programma Kunstgeschiedenis indien men aantoont te beschikken over de volgende competenties:

Onderwijs- en Examenregeling (OER) Masterprogramma van Onderwijskunde. Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

GMW Onderwijs- en ExamenRegeling. Master-opleiding. voor het studiejaar

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Literatuurwetenschap

Onderwijs- en Examenregeling 2012/2013. Masteropleiding Educatie en Communicatie in de Wiskunde en Natuurwetenschappen

Onderwijs- en examenregeling

Faculteit der. Model Onderwijs- en Examenregeling (OER) Masteropleiding

Artikel Tekst 2.1 Toelatingseisen opleiding Voor toelating tot de opleiding Mediastudies komt in aanmerking de bezitter van

Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen. Onderwijs- en examenregeling. Masteropleiding

Onderwijs en Examenregeling LS&T / NanoScience (Masteropleiding)

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de Masteropleiding. Arabische, Nieuwperzische en Turkse Talen en Culturen

Onderwijs- en Examenregeling 2012/2013

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Duitslandstudies. studierichtingen:

Onderwijs- en Examen Regeling (OER) Programma Masteropleiding Sociologie Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Bedrijfscommunicatie. studierichtingen: Bedrijfscommunicatie, Cultuur & Organisaties (BCO)

Faculty of Science, Leiden University. and. Faculty of Applied Sciences, Delft University of Technology

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Taal- en Spraaktechnologie (Language and Speech Technology)

Onderwijs en Examenregeling NanoScience (Masteropleiding)

Neerlandistiek CROHO 60849

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Kunstgeschiedenis

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Geschiedenis

OER Research Master Language and Communication: The Empirical Study of Human Communicative Capacities

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de Masteropleiding. Kunstgeschiedenis

Onderwijs- en examenregeling bacheloropleiding HBO-Rechten

BIJLAGE E ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING MASTER IK

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Algemene Cultuurwetenschappen

Onderwijs- en examenregeling cohort masteropleiding Communicatiestudies

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Taal- en spraakpathologie

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Culturele antropologie i.h.b. de studie van multiculturalisme in vergelijkend perspectief

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Nederlandse Taal en cultuur

Studiejaar Model Onderwijs- en examenregeling (Bachelor)

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de onderzoeksmaster. Letterkunde en Literatuurwetenschap

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Algemene Cultuurwetenschappen

Onderwijs- en Examenregeling LS&T en MST (Bacheloropleiding)

Onderwijs- en examenregeling masteropleiding Communicatiestudies

Onderwijs- en Examenregeling 2010/2011

Onderwijs- en Examenregeling MST en LS&T (Bacheloropleiding)

4. De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding Liberal Arts & Sciences van de

Opleiding / programma: Communicatie- en Informatiewetenschappen/ Communicatie en Organisatie

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Nederlandse Taal en cultuur

Onderwijs- en Examenregeling (OER) Masterprogramma van Pedagogische Wetenschappen. Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Italiaanse taal en cultuur. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de Masteropleiding. Taal- en spraakpathologie

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de Masteropleiding. Bedrijfscommunicatie. studierichtingen: Bedrijfscommunicatie, Cultuur & Organisaties (BCO)

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de onderzoeksmaster. Historische Wetenschappen

Onderwijs- en Examenregeling 2010/2011. Masteropleiding Educatie en Communicatie in de Wiskunde en Natuurwetenschappen

Onderwijs- en Examenregeling (OER) Masterprogramma van Pedagogische Wetenschappen. Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

Midden-Oostenstudies CROHO 60842

1 Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Informatica, 2007/2008

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Geschiedenis

Regeling Praktijkonderzoekstage-scriptietraject (POSST)

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Romaanse Talen en Culturen. studierichtingen: Franse Taal en Cultuur. Spaanse Taal en Cultuur

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de onderzoeksmaster. Letterkunde en Literatuurwetenschap

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de bacheloropleiding. Arabische Taal en Cultuur

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de Masteropleiding. Duitse Taal en Cultuur

Reglement Examencommissie Bachelor Opleiding Biomedische Wetenschappen (Artikel 7.12b lid 3 WHW)

Onderwijs- en Examenregeling van de opleiding Informatica aan de Universiteit Utrecht

Voor de te onderscheiden programma s van de opleiding gelden, in aanvulling op het in art. 2.1 bepaalde, geen aanvullende toelatingsvoorwaarden.

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de onderzoeksmaster. Kunst en visuele cultuur in historisch perspectief

Transcriptie:

Onderwijs- en Examen Regeling Academische Masteropleidingen Pedagogische wetenschappen en Onderwijskunde 2005-2006 Paragraaf 1 Algemene bepalingen art. 1.1 toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de academische masteropleiding Onderwijskunde en de academische masteropleiding Pedagogische wetenschappen, hierna te noemen: de opleiding. De opleiding wordt verzorgd door het onderwijsinstituut Pedagogiek en Onderwijskunde van de faculteit Sociale Wetenschappen, hierna te noemen: het onderwijsinstituut. art. 1.2 begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; b. student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en het afleggen van de tentamens en het examen van de opleiding; c. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet; d. toets: tentamen als bedoeld in art. 7.10 van de wet; e. praktische oefening: het deelnemen aan een practicum of andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden, zoals: - het maken van een scriptie, - het maken van een werkstuk of een proefontwerp, - het deelnemen aan een werkgroep, - het samenwerken in groepsverband, - het uitvoeren van een onderzoekopdracht, - het deelnemen aan veldwerk of een excursie, of - het doorlopen van een stage; f. examen: het masterexamen van de opleiding; g. Universitaire Jaarkalender: de periodiek door het college van bestuur vastgestelde indeling van het academisch jaar; h. semester: gedeelte van het academisch jaar, waarvan de begin- en de einddatum zijn bepaald in de Universitaire Jaarkalender. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. art. 1.3 doel van de opleiding: art. 1.3.1 doel van de opleiding Onderwijskunde Met de opleiding wordt beoogd: gespecialiseerde kennis, vaardigheid en inzicht op het gebied van leermiddelen & media, competenties en professionalisering bij te brengen. De vakspecifieke bekwaamheden betreffen het ontwerpen van educatief materiaal en leerarrangementen, ontwikkeling en assessment van competenties en advisering met betrekking tot professionaliseringstrajecten. voor te bereiden op de wetenschappelijke beroepsuitoefening als onderwijskundig ontwerper, beoordelaar en adviseur in de sectoren bedrijfsopleidingen, beroepsonderwijs & volwasseneneducatie en regulier onderwijs. 1

De doelstellingen van de opleiding worden in de volgende eindtermen vertaald: Eindtermen ontwerpen van educatief materiaal en leerarrangementen a. inzicht in en overzicht van de nieuwste ontwikkelingen in educatief design en implementatie; b. competentie in selectie en toepassing van geschikte ontwikkelmethoden voor verschillende praktijksituaties; c. inzicht in coördinatie en management van ontwerpprojecten. Eindtermen ontwikkeling en assessment van competenties a. kennen van en kunnen werken met het concept competentie en daaraan gerelateerde begrippen zoals competentieontwikkeling, competentiegericht onderwijs en competentiebeoordeling; b. inzicht hebben in actuele problemen en ontwikkelingen rondom competentiegericht ontwikkelen, opleiden en beoordelen; c. inzicht hebben in toepassingsmogelijkheden, voorwaarden en implicaties van competentiegericht ontwikkelen, opleiden en beoordelen; d. kritisch kunnen bijdragen aan inhoudelijke discussies op dit terrein. Eindtermen advisering met betrekking tot professionaliseringstrajecten a. professionaliserings-, kwaliteits- en organisatieproblemen kunnen analyseren en onderzoeken vanuit een wetenschappelijke en waar mogelijk empirisch onderbouwde invalshoek; b. bij leertrajecten op individueel, groeps- en organisatieniveau adviezen kunnen geven en instrumenten kunnen benutten in diverse fasen van een cyclische professionaliseringsaanpak (oriëntatie, diagnose, nadere analyse, keuze aanpak, ontwikkelen interventie, begeleiden implementatie, vaststellen resultaat, reflectie, bijstelling); c. leer- en ontwikkeltrajecten van individuele onderwijsprofessionals en -managers (professionalisering) kunnen vormgeven en uitvoeren; d. verbeteringstrajecten in (onderdelen van) onderwijsorganisaties (kwaliteitsverbetering) en veranderingstrajecten van organisaties (organisatieverandering) kunnen vormgeven en begeleiden. Algemeen a. Het leveren van een wetenschappelijk gefundeerde bijdrage aan het kennisbestand van de gemeenschap van universitaire onderwijskundige professionals op het gebied van educatief design, competentie-assessment of professionalisering; b. op inhoudelijk en methodisch verantwoorde wijze en naar tevredenheid van een opdrachtgever/ werkgever een onderwijskundige opdracht kunnen uitvoeren op academisch niveau in een context die een reële werksituatie benadert; c. eigen kwaliteiten en voorkeuren kunnen benoemen met betrekking tot het werken in een arbeidsorganisatie zoals de stageorganisatie; d. kunnen verdiepen in specifieke onderwerpen op het gebied van educatief design, competentieassessment of professionalisering; e. kunnen reflecteren op in de masteropleiding opgedane competenties en deze kunnen aanvullen. art. 1.3.2 doel van de opleiding Pedagogische wetenschappen a. programma Orthopedagogiek: Met de opleiding wordt beoogd: 1. gespecialiseerde kennis, vaardigheid en inzicht op het gebied van opvoeding, onderwijs of jeugdzorg zowel op het gebied van hulpverlening als op het gebied van praktijkontwikkeling en beleid bij te brengen. De vakspecifieke bekwaamheden betreffen, afhankelijk van het gekozen profiel: - het uitvoeren en evalueren van wetenschappelijk onderzoek; - het hanteren van diagnostische modellen en technieken; - het uitvoeren en/of evalueren van pedagogische interventies; - het analyseren van bestaande praktijkproblemen en - het formuleren en evalueren van praktijkinnovaties. 2. voor te bereiden op de wetenschappelijke beroepsuitoefening als orthopedagoog op het gebied van hulpverlening of beleid in de velden opvoeding, onderwijs, gehandicaptenzorg of jeugdzorg. 2

Vertaling van de doelstelling in eindtermen voor het programma Orthopedagogiek De eindtermen van de opleiding zijn opgesplitst in drie verschillende categorieën: kennis, vaardigheden en attitude. In de praktijk zijn deze categorieën duidelijk met elkaar verweven. Kennis De afgestudeerde heeft kennis van: a. de belangrijkste actuele orthopedagogische vraagstellingen die er binnen het betreffende werkveld zijn waarin de student gedurende het masterjaar praktijkervaring opdoet; b. de belangrijkste empirische theorieën en modellen welke toegepast worden in het betreffende werkveld, waarbij deze kennis voortborduurt op de opgedane kennis in bachelorfase en het eindniveau van de bachelor overtreft/verdiept; c. de wijze waarop methoden en programma s voor zorg- en hulpverlening geëvalueerd worden. Vaardigheden De afgestudeerde is in staat om: a. zich werkveldspecifieke vaardigheden eigen te maken die betrekking kunnen hebben op: diagnostiek, behandeling, behandelingscoördinatie, beleid en preventie, en deze op een wetenschappelijk verantwoorde wijze toe te passen; b. complexe orthopedagogische vraagstellingen vanuit meervoudige theoretische perspectieven te analyseren en te relateren aan concepten die een rol spelen bij de studie van het (ortho)pedagogisch handelen in de werkvelden van de orthopedagogiek; c. kritisch te reflecteren op bestaande (ortho)pedagogische interventiepraktijken, vanuit theoretische, analytische, diagnostische en interventiestrategische overwegingen; d. zelfstandig onderzoek te doen en conclusies te kunnen trekken, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, zowel schriftelijk als mondeling, helder en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten; e. op adequate wijze te functioneren als orthopedagoog binnen de kaders van de beroepscodes van het betreffende werkveld; f. in complexe en/of relatief onbekende situaties van het werkveld te komen tot een wetenschappelijk verantwoord oordeel. Attitude De afgestudeerde toont: a. een eerlijke en kritische houding met betrekking tot onderzoeksplannen en resultaten; b. een respectvolle en verantwoordelijke houding t.o.v. studenten, collega s, respondenten, cliënten, enz.; c. een zakelijke en klantgerichte houding t.o.v. studenten, collega s, respondenten, cliënten, opdrachtgevers, enz.; d. voldoende zelfstandigheid die met zich meebrengt om een gespecialiseerde vervolgopleiding te doen. b. programma Maatschappelijke opvoedingsvraagstukken: Met de opleiding wordt beoogd: 1. gespecialiseerde kennis, vaardigheid en inzicht op het gebied van maatschappelijke opvoedingsvraagstukken te verwerven. De vakspecifieke bekwaamheden betreffen: - het analyseren van maatschappelijke opvoedingsvraagstukken aan de hand van wetenschappelijke inzichten; - het uitvoeren en evalueren van wetenschappelijk onderzoek; - het ontwerpen, uitvoeren en evalueren van beleid en interventies gericht op maatschappelijke opvoedingsvraagstukken. 2. voor te bereiden op de wetenschappelijke beroepsuitoefening als pedagoog op het gebied van maatschappelijke opvoedingsvraagstukken. 3

Vertaling van de doelstelling in eindtermen voor het programma Maatschappelijke opvoedingsvraagstukken Kennis De afgestudeerde master maatschappelijke opvoedingsvraagstukken heeft kennis van: a. de belangrijkste actuele maatschappelijk-pedagogische vraagstellingen binnen het betreffende thema waarin de student gedurende het masterjaar praktijkervaring opdoet. Objecten zijn collectief gedrag (gedrag van jeugdigen, opvoeders, professionals), pedagogische infrastructuur (systemen van opvang, onderwijs, zorg, sport, vrijetijd), beleid en regelgeving (beleid inzake jeugd, onderwijs, integratie, publieke opinie); b. de belangrijkste empirische theorieën en modellen welke toegepast worden in het betreffende thema, waarbij deze kennis voortborduurt op de opgedane kennis in bachelorfase en het eindniveau van de bachelor overtreft/verdiept. Het betreft hier - kennis van theorieën over collectief gedrag en effectieve strategieën van collectieve gedragsverandering; - kennis van theorieën over organisaties en effectieve strategieën van innovatie van organisaties; - kennis van theorieën over beleid, beleidsontwikkeling en effectieve strategieën van beleidsverandering. c. de wijze waarop interventies, programma s en beleid ten aanzien van maatschappelijkpedagogische ontworpen, geëvalueerd en geanalyseerd worden. Vaardigheden De afgestudeerde is in staat om: a. maatschappelijke opvoedingsvragen als samenspel van verschillende sociaal-ecologische systemen theoretisch en empirisch te analyseren; b. (de pedagogische grondslagen van) beleidsnota s, wet- en regelgeving, en publieke debatten rond maatschappelijke opvoedingsvragen te analyseren; c. pedagogische en onderwijskundige interventies volgens de regulatieve cyclus, op project-, systeem- en beleidsniveau te ontwerpen, uit te voeren en te evalueren; d. organisaties en netwerken van organisaties te sturen, en professionals te coördineren; e. te rapporteren over analyse, interventie en evaluatie voor wetenschappelijk, professioneel en bestuurlijk-politiek publiek; f. kritisch-reflectief bij te dragen aan publieke debatten over maatschappelijke opvoedingsvraagstukken in populaire media. Attitude De afgestudeerde toont: a. wetenschappelijke integriteit; b. een respectvolle, zakelijke en verantwoordelijke houding t.o.v. collega s, opdrachtgevers en het algemeen publiek. art. 1.4 vorm van de opleiding art. 1.4.1 De opleiding Pedagogische wetenschappen wordt voltijds verzorgd. art. 1.4.2 De opleiding Onderwijskunde wordt zowel voltijds als in deeltijd verzorgd. art. 1.5 taal De opleidingen worden in de Nederlandse taal verzorgd. 4

Paragraaf 2 Inrichting van de opleiding art. 2.1 studielast De opleiding heeft een studielast van 60 ECTS, waarbij een ECTS gelijk staat aan 28 uur studeren. art. 2.2 programma s art. 2.2.1 De opleiding Onderwijskunde kent het volgende programma: - het programma Onderwijskundig ontwerp en advisering dat voorbereidt op de wetenschappelijke beroepsuitoefening als Onderwijskundige op het gebied van ontwerp van leermiddelen, onderwijskundig advisering en professionalisering en ontwikkelen en bepalen van competenties. art. 2.2.2 De opleiding Pedagogische wetenschappen kent de volgende programma s: - het programma Orthopedagogiek dat voorbereidt op de wetenschappelijke beroepsuitoefening als orthopedagoog in de praktijkvelden jeugdzorg, onderwijs, gehandicaptenzorg of preventie en opvoedingsondersteuning, zowel op het gebied van hulpverlening als praktijkontwikkeling en beleid. - het programma Maatschappelijke opvoedingsvraagstukken dat voorbereidt op de wetenschappelijke beroepsuitoefening als opleider, onderzoeker of beleidsmedewerker op het gebied van pedagogisch kwaliteitsbeleid van maatschappelijke voorzieningen en de aanpak van maatschappelijke opvoedingsvraagstukken in de samenleving. art. 2.3 samenstelling programma s art. 2.3.1 samenstelling programma Onderwijskundig ontwerp en advisering 1. Het programma omvat theoretische onderdelen met een studielast van 15 ECTS. 2. Daarnaast omvat het programma de volgende verplichte onderdelen met de daarbij vermelde studielast: - verdiepingsthema s met een studielast 9 ECTS; - een integratiemodule met een studielast van 3 ECTS; - een praktijkstage met een studielast van 18 ECTS. - een masterthesis met een studielast van 15 ECTS; 3. In de studiegids worden de inhoud en de onderwijsvorm van de verplichte onderdelen van de onderscheidene programma s nader omschreven, onder vermelding van de voorkennis, die gewenst is om aan het desbetreffende onderdeel met goed gevolg te kunnen deelnemen. art. 2.3.2 a samenstelling programma Orthopedagogiek 1. Het programma omvat theoretische onderdelen met een studielast van 15 of 22,5 ECTS, afhankelijk van de omvang van de onderzoeksopdracht in de masteropleiding (resp. 22,5 of 15 ECTS). 2. Daarnaast omvat het programma de volgende verplichte onderdelen met de daarbij vermelde studielast: - een masterthesis met een studielast van 15 of 22,5 ECTS afhankelijk van de omvang van het onderzoek in de bacheloropleiding (resp. 22,5 of 15 ECTS); - een praktijkstage met een studielast van 22,5 ECTS. 3. In de studiegids worden de inhoud en de onderwijsvorm van de verplichte onderdelen van de onderscheidene programma s nader omschreven, onder vermelding van de voorkennis, die gewenst is om aan het desbetreffende onderdeel met goed gevolg te kunnen deelnemen. 5

art. 2.3.2 b samenstelling programma Maatschappelijke opvoedingsvraagstukken 1. Het programma omvat theoretische onderdelen met een studielast van minimaal 15 ECTS. 2. Daarnaast omvat het programma de volgende verplichte onderdelen met de daarbij vermelde studielast: - een masterthesis met een studielast van minimaal 22,5 ECTS; - een praktijkstage met een studielast van minimaal 15 ECTS. 3. De resterende 7,5 ECTS mag naar keuze worden ingevuld met uitbreiding stage, uitbreiding masterthesis of een cursus uit het aanbod van Methodenleer en Statistiek op masterniveau. 4. In de studiegids worden de inhoud en de onderwijsvorm van de verplichte onderdelen van de onderscheidene programma s nader omschreven, onder vermelding van de voorkennis, die gewenst is om aan het desbetreffende onderdeel met goed gevolg te kunnen deelnemen. 6

Paragraaf 3 Toetsing art. 3.1 algemeen 1. De toetsing geeft de student zowel tussentijds als bij afsluiting van het onderdeel de nodige informatie of hij de gestelde leerdoelen zal bereiken resp. heeft bereikt. Hij wordt daarbij geadviseerd over zijn verdere deelneming aan het desbetreffende programma. 2. Het oordeel over een toets is voldoende dan wel onvoldoende, in cijfers uitgedrukt: 6 of hoger, respectievelijk 5 of lager. Onvoldoenden worden uitsluitend in hele getallen uitgedrukt, voldoenden in hele of halve getallen. Indien een eindcijfer uit decimalen bestaat, dan geldt het volgende Onvoldoende: 0,00-0,49 = 0 0,50-1,49 = 1 1,50-2,49 = 2 2,50-3,49 = 3 3,50-4,49 = 4 4,50-5,49 = 5 Voldoende: 5,50-6,24 = 6 6,25-6,74 = 6½ 6,75-7,24 = 7 7,25-7,74 = 7½ 7,75-8,24 = 8 8,25-8,74 = 8½ 8,75-9,24 = 9 9,25-9,74 = 9½ 9,75-10 = 10 als een volgende decimaal op 5 of hoger uitkomt, dan wordt naar boven afgerond; als een volgend decimaal op 4 of lager uitkomt, dan wordt naar beneden afgerond. 3. Indien de student aan alle inspanningsverplichtingen tijdens de cursus heeft voldaan, maar hem niettemin geen voldoende is toegekend, wordt hij in de gelegenheid gesteld een aanvullende toets af te leggen. 4. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid wordt een student die niet heeft voldaan aan de in dat lid vermelde voorwaarden op diens verzoek een aanvullende toets aangeboden, indien naar de mening van de directeur van het onderwijsinstituut sprake is van één van de volgende situaties: A. overmacht door ziekte, bijzondere familieomstandigheden, zwangerschap, handicap of chronische ziekte B. andere vormen van overmacht. 5. Toetsing vindt niet plaats in de maand augustus. art. 3.2 toetsing stage of onderzoekopdracht De toetsing van een stage of van een onderzoekopdracht wordt verricht door de desbetreffende begeleider vanuit de opleiding na advies van een andere deskundige. art. 3.3 toetsvorm 1. In de studiegids is vastgelegd of de eindbeoordeling van een onderdeel schriftelijk, mondeling dan wel op andere wijze plaats vindt. 2. Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden het onderwijs te volgen en de toetsen af te leggen op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. 3. Op verzoek van de student kan de examencommissie toestaan dat een toets op een andere wijze dan krachtens het eerste lid is bepaald, wordt afgelegd. 7

art. 3.4 mondelinge toetsen 1. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getoetst, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. 2. Het mondeling afnemen van een toets is openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt. art. 3.5 termijn beoordeling 1. De examinator stelt terstond na het afnemen van een mondelinge toets het oordeel vast en reikt de student een desbetreffende schriftelijke verklaring uit. 2. De examinator stelt het oordeel over een schriftelijk of op andere wijze afgenomen toets vast binnen 10 werkdagen na de dag waarop deze is afgenomen, en verschaft de administratie van de faculteit de nodige gegevens ten behoeve van de uitreiking van het schriftelijk of elektronisch bewijsstuk van het oordeel aan de student. 3. Op de schriftelijke verklaring van het oordeel over een toets wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in art. 3.8. en op de beroepsmogelijkheid bij het College van Beroep voor de examens. art. 3.6 - geldigheidsduur De geldigheidsduur van deeltoetsen is beperkt tot het studiejaar waarin de deeltoets is behaald. De geldigheidsduur van volledig behaalde cursussen is onbeperkt. In afwijking hiervan kan de examencommissie voor een cursus waarvan de toets(en) langer dan 10 jaar geleden is (zijn) behaald, een aanvullende dan wel een vervangende toets opleggen. art. 3.7 inzagerecht 1. Gedurende tenminste dertig dagen na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijke toets krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. Tevens wordt hem op zijn verzoek tegen kostprijs een kopie verschaft van dat werk. 2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke student kennis nemen van vragen en opdrachten van de desbetreffende toets, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. art. 3.8 vrijstelling De examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een onderdeel van het programma, indien de student: a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid; b. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel. art. 3.9 examen 1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de student voldoende bewijzen overlegt van door hem afgelegde toetsen. 2. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de examencommissie zelf een onderzoek instellen naar de kennis van de student m.b.t. een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voorzover de uitslagen van de desbetreffende toetsen haar daartoe aanleiding geven. 8

art. 3.10 graad 1. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad Master of Science verleend. 2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. 9

Paragraaf 4 Toelating art. 4.1 toelatingseisen opleiding art. 4.1.1 toelatingseisen opleiding Onderwijskunde 1. Toelaatbaar tot de opleiding is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma van universitair bachelor- of masteronderwijs, die aantoont te beschikken over de volgende competenties (kennis, inzicht, attitude en vaardigheden); a) Onderzoeksmatige competenties: opzetten, uitvoeren, statistisch analyseren van en rapporteren over onderzoek op universitair bachelorniveau; b) Onderwijskundige competenties op universitair bachelorniveau op het gebied van: - ontwikkeling van onderwijs - initiëren en begeleiden van onderwijsverandering - training en bedrijfsopleidingen - toetsing en evaluatie van leerresultaten en competenties - onderwijskundige theorievorming en toepassing daarvan in of ten behoeve van onderwijs (praktijk of beleid); c) Academische competenties op het gebied van zoeken, selecteren en verwerken van literatuur, kritische reflectie op kennisbestanden, en mondelinge en schriftelijke weergave van deze reflectie. d) Sociaal-communicatieve competenties die nodig zijn om de opleiding met succes te kunnen voltooien. 2. De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding Onderwijskunde van de Universiteit Utrecht wordt geacht te beschikken over de kennis, het inzicht, de attitude en de vaardigheden, genoemd in het eerste lid, en wordt uit dien hoofde toegelaten tot de opleiding. art. 4.1.2 toelatingseisen opleiding Pedagogische wetenschappen 1. Toelaatbaar tot de opleiding is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma van universitair bachelor- of masteronderwijs, die aantoont te beschikken over de volgende competenties (kennis, inzicht, attitude en vaardigheden) op universitair bachelorniveau: a) Onderzoeksmatige competenties: opzetten, uitvoeren, statistisch analyseren van en rapporteren over onderzoek. b) Kennis van en inzicht op het gebied van opvoedings- en ontwikkelingstheorieën, de handelingsvelden van de pedagogiek, ontwikkelings-, leer-, en gedragsproblemen van kinderen en jeugdigen, en modellen en methoden van diagnostiek en behandeling van deze problemen op universitair bachelorniveau. c) Competenties op het gebied van het zoeken, selecteren en verwerken van literatuur, kritische reflectie op kennisbestanden, en mondelinge en schriftelijke weergave van deze reflectie. d) Sociaal-communicatieve competenties die nodig zijn om de opleiding met succes te kunnen voltooien. Dit betreft vooral de communicatieve competenties die vereist zijn om goed te kunnen functioneren op een stageplaats in een bepaald werkveld. 2. De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding Pedagogische wetenschappen met het studiepad Orthopedagogiek van de Universiteit Utrecht wordt geacht te beschikken over de kennis, het inzicht, de attitude en de vaardigheden, genoemd in het eerste lid, en wordt uit dien hoofde toegelaten tot het masterprogramma orthopedagogiek. 3. De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding Pedagogische wetenschappen met het studiepad Maatschappelijke opvoedingsvraagstukken van de Universiteit Utrecht wordt geacht te beschikken over de kennis, het inzicht, de attitude en de vaardigheden, genoemd in het eerste lid, en wordt uit dien hoofde toegelaten tot het masterprogramma maatschappelijke opvoedingsvraagstukken. 10

art. 4.2.1 toelating programma s Voor de onderscheidene programma s van de opleiding gelden, in aanvulling op het in art. 4.1.2 lid 2 bepaalde, de volgende toelatingsvoorwaarden: Programma Orthopedagogiek: van de vooropleiding moeten deel hebben uitgemaakt de volgende vakken: - Determinanten van gedrag, met een studielast van 7,5 ECTS - Orthopedagogiek 2, met een studielast van 7,5 ECTS - Methoden, technieken en statistiek 3, met een studielast van 7,5 ECTS - Onderzoeksvaardigheden 1, met een studielast van 7,5 ECTS - Onderzoeksvaardigheden 2, met een studielast van 7,5 ECTS - Onderzoeksseminar, met een studielast van 15 ECTS Programma Maatschappelijke opvoedingsvraagstukken: van de vooropleiding moeten deel hebben uitgemaakt de volgende vakken: - Culturele diversiteit in opvoeding en onderwijs, met een studielast van 7,5 ECTS - Methoden, technieken en statistiek 3, met een studielast van 7,5 ECTS - Pedagogische praktijkontwikkeling en beleid, met een studielast van 7,5 ECTS - Onderzoeksseminar, met een studielast van 15 ECTS art 4.2.2 pre-master toelating De in de bijlage aangewezen HBO-opleidingen geven toelating tot de pre-masterprogramma s van Onderwijskunde en Pedagogiek. Een afgerond pre-master programma geeft in combinatie met het in de bijlage vermelde bijbehorende HBO-einddiploma toelating tot het betreffende masterprogramma. art. 4.3 toelatingscommissie 1. De toelating tot de opleiding alsmede de toelating tot de onderscheidene programma s is opgedragen aan de toelatingscommissie van de opleiding. Deze wordt gevormd door: - een lid, tevens voorzitter, aangewezen uit de hoogleraren die met onderwijs in de opleiding zijn belast; - twee of drie leden aangewezen uit het overige wetenschappelijk personeel dat met onderwijs in de opleiding is belast. 2. Als adviserend lid, tevens secretaris, wordt een facultair medewerker aangewezen. 3. De aanwijzing geschiedt door de decaan op voordracht van het managementteam van het onderwijsinstituut. art. 4.4 toelatingsonderzoek: criteria 1. Met het oog op de toelating tot de opleiding, als bedoeld in art. 4.1 stelt de toelatingscommissie een onderzoek in naar de competenties (kennis, inzicht attitude en vaardigheden) van de kandidaat. In aanvulling op schriftelijke bewijzen van de gevolgde opleiding(en) kan de commissie bepaalde kennis, inzicht, attitude en vaardigheden laten toetsen door deskundigen in of buiten de universiteit. 2. Met het oog op de toelating tot een programma van de opleiding onderzoekt de toelatingscommissie of de kandidaat voldoet dan wel tijdig zal voldoen aan de daarvoor in art. 4.2 gestelde voorwaarden. De commissie betrekt bij haar onderzoek de motivatie en ambitie van de kandidaat m.b.t. het desbetreffende programma, alsmede de kennis van de kandidaat van de taal waarin het onderwijs van het programma wordt verzorgd. 11

art. 4.5 toelatingsonderzoek: tijdstippen, toelatingsbewijs 1. a. Het toelatingsonderzoek t.b.v. toelating tot de opleiding Onderwijskunde bedoeld in art. 4.4 vindt tweemaal per jaar plaats m.b.t. het begin van de opleiding respectievelijk in het eerste en het tweede semester zoals bepaald in de Universitaire Jaarkalender. b. Het toelatingsonderzoek t.b.v. toelating tot de opleiding Pedagogische wetenschappen bedoeld in art. 4.4 vindt eenmaal per jaar plaats m.b.t. het begin van de opleiding in het tweede semester zoals bepaald in de Universitaire Jaarkalender. 2. Een verzoek te worden toegelaten tot de opleiding en een bepaald programma wordt voor 15 april (Pedagogische wetenschappen) resp. voor 15 april of 15 september (Onderwijskunde) ingediend bij de toelatingscommissie. 3. In bijzondere gevallen kan de toelatingscommissie een na de in het tweede lid genoemde sluitingsdatum ingediend verzoek in behandeling nemen. 4. De toelatingscommissie beslist voor 15 juni of 15 november (Onderwijskunde) op het verzoek. De toelating wordt verleend onder de voorwaarde dat de kandidaat uiterlijk op de betreffende begindatum van de opleiding zal voldoen aan de in art. 4.4 bedoelde eisen t.a.v. de competenties, zoals die blijken uit getuigschriften van door hem gevolgde opleidingen. 5. De kandidaat ontvangt een schriftelijk bewijsstuk van de beslissing waarbij hij wordt toegelaten tot de opleiding en een bepaald programma. art. 4.6 - Nederlandse taal voor studenten met een buitenlandse vooropleiding Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van: - het staatsexamen Nederlands als tweede taal dan wel - de afsluitende toets van de cursus Nederlands als tweede taal van het James Boswell Instituut. 12

Paragraaf 5 Studievoortgang en -begeleiding art. 5.1 studievoortgangsadministratie 1. De faculteit registreert de individuele studieresultaten van de studenten. 2. Via OSIRIS-Online kunnen studenten informatie over hun studievoortgang opvragen, waarbij geldt dat daarin uitsluitend de tot dan toe door de administratie verwerkte studieresultaten zijn opgenomen. art. 5.2 studiebegeleiding 1. In het kader van de toelatingsprocedure maakt het managementteam van het onderwijsinstituut een afspraak met de student over de individuele inrichting van het door hem te volgen programma. 2. Het managementteam van het onderwijsinstituut draagt zorg voor een inwerkprogramma van de student bij de aanvang van zijn opleiding. 3. Het managementteam van het onderwijsinstituut draagt zorg voor voldoende begeleiding van de student tijdens zijn opleiding, en schenkt daarbij in het bijzonder aandacht aan mogelijke aanpassingen in het belang van de aansluiting van het gekozen programma op een eventuele onderzoekersopleiding of de beroepsuitoefening buiten de universiteit. 13

Paragraaf 6 Overgangs- en slotbepalingen art. 6.1 wijziging 1) Wijzigingen van deze regeling worden door de decaan, gehoord het managementteam van het onderwijsinstituut en na verkregen instemming van de faculteitsraad, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2) Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 3) Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op: - een goedkeuring die krachtens art. 2.3 is verleend; - enige andere beslissing, die krachtens deze regeling is genomen ten aanzien van een student. art. 6.2 bekendmaking 1. De decaan draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de regelen en richtlijnen die door de examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze stukken, onder meer door opneming in het Opleidingsstatuut. 2. Elke belangstellende kan op het faculteitsbureau een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken verkrijgen. art. 6.3 inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2005. o o o 14

Bijlage Pre-masterprogramma s 1. Onderwijskunde Toelating op grond van een diploma van een 4-jarige voltijd HBO-opleiding uit de sector: - Hoger Pedagogisch Onderwijs - Hoger Sociaal-agogisch Onderwijs - Hoger Gezondheidszorg Onderwijs Inhoud pre-masterprogramma Onderwijskunde: - Onderwijspsychologie (7,5 ECTS) - Methoden, technieken & statistiek 1 en 2 (15 ECTS) - Onderwijskundige veranderingsinterventies (7,5 ECTS) - Ontwerpen van leersituaties (7,5 ECTS) - Assessment en evaluatie in onderwijs en opleiding (7,5 ECTS) - Bachelorthesis (15 ECTS) 2. Pedagogiek Toelating op grond van een diploma van een 4-jarige voltijd HBO-opleiding uit de sector: - Hoger Pedagogisch Onderwijs - Hoger Sociaal-agogisch Onderwijs - Hoger Gezondheidszorg Onderwijs Inhoud pre-masterprogramma Orthopedagogiek: - Orthopedagogiek I en II (15 ECTS) - Methoden, technieken en statistiek 1, 2 en 3 (22,5 ECTS) - Diagnostiek (7,5 ECTS) - Behandeling (7,5 ECTS) - Onderzoeksvaardigheden 1 (7,5 ECTS) - Onderzoeksvaardigheden 2 (7,5 ECTS) - Onderzoeksseminar (15 ECTS) - Keuzecursus uit aanbod Pedagogiek op niveau 2 of 3 (7,5 ECTS) - Inhoud pre-masterprogramma Maatschappelijke opvoedingsvraagstukken: - Ontwikkelings- en opvoedingstheorie (7,5 ECTS) - Methoden, technieken en statistiek 1, 2 en 3 (22,5 ECTS) - Praktijkontwikkeling en beleid (7,5 ECTS) - Onderzoeksseminar (15 ECTS) - Keuzecursus op het gebied van een van de thema s uit de master Maatschappelijke opvoedingsvraagstukken (7,5 ECTS), zoals Culturele diversiteit, Jeugd, criminaliteit en beleid, Sport, bewegen en beleid of een cursus op het gebied van onderwijs. 15