Brussel, 21 juni 2006 Advies energieprestatiecertificaat publieke gebouwen. Advies. Energieprestatiecertificaat publieke gebouwen

Vergelijkbare documenten
Advies. Besluit energieprestatiecertificaat bij verkoop en verhuur van niet-residentiële gebouwen

Advies. Besluit energieprestatiecertificaat verkoop en verhuur residentiële gebouwen

Energieprestatiecertificaten (EPC) in het Vlaamse Gewest. Stand van zaken

Advies. Besluit haalbaarheidsstudie alternatieve energiesystemen

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN

Brussel, 24 juni _Advies uniek loket bouw- en milieuvergunning. Advies. Uniek loket bouw- en milieuvergunning


Advies. Ontwerpbesluit energieprestatiecertificaat voor bouw Stappenplan invoering energieprestatiecertificaat

Energieprestatiecertificatie in het Vlaamse Gewest. Vlaams Energieagentschap

A ESR. Aanvrager. Minister Fremault Aanvraag ontvangen op 12 mei 2016 Aanvraag behandeld door

Het energieprestatiecertificaat (EPC) voor schoolgebouwen

33140 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

VLAAMSE OVERHEID. HOOFDSTUK I. Algemene bepalingen

Brussel, 10 juli 2007 Advies decreet energieprestaties in scholen. Advies. Energieprestaties in scholen

Briefadvies van 3 juni 2004

SERV_ADV_ _erfgoedtoets. Advies. Onroerenderfgoedtoets. 20 januari 2010

Vlaamse Regering. Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de invoering van het energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen

BIJLAGE 1: REGELGEVINGSAGENDA 2008

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Renovatiepact. Werkgroep verplichtingen. Het EPC als basis van de woningpas? 2 e vergadering 23 maart 2015, Brussel. Ann Collys

I N S P E C T I E P R O T O C O L. DEEL I: Inleiding, toepassingsgebied en aanbevelingen. 1. Inleiding 2

Advies. Voorontwerp van Brusseldecreet. Brussel, 17 september 2018

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.0966/1BIS

Brussel, 6 februari _Advies_afwijkingen EPB. Advies. Besluit afwijkingen en vrijstellingen energieprestatieregelgeving

Vlaams gewest. Aard van het document. Administratieve geldboete van 500 tot Enkel volle eigendom 5.000

ADVIES OVER HET ONTWERP VAN DECREET BETREFFENDE DE OPENBAARHEID VAN BESTUUR

Brussel, 8 juli _SERV-advies projecten VSDO. Advies. Projecten Vlaamse strategie duurzame ontwikkeling

Verplichte permanente vorming van verslaggevers

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

ADVIES OVER HET VOORONTWERP VAN DECREET TOT WIJZIGING VAN DE BELASTING OP DE INVERKEERSTELLING (BIV)

1. De Vlaamse Toezichtcommissie voor het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer (hierna: "VTC");

Briefadvies. Complex Project Tussennota Complex Project Havengebied Antwerpen. Brussel, 24 juli 2018

Advies. Over het voorontwerp van decreet tot invoering van een verhoogd abattement bij hypotheekvestiging op de enige woning

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

uitvoeringsbesluiten onroerend erfgoed

Voorontwerp van decreet betreffende de organisatie en rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges

Advies. Voorontwerp van decreet houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid

DE VLAAMSE MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED

Advies. Voorontwerp van decreet tot wijziging van het decreet van 20 april 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg

oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit, Advies nr. 157/2018 van 19 december 2018

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

ADVIES VAN 24 MEI 2017 OVER DE GEWESTELIJKE STEDENBOUWKUNDIGE VERORDENING INZAKE PUBLICITEITSINRICHTINGEN

ADVIES 2 A Integratie van de genderdimensie

Advies. REG stimuleren in woningen. Brussel, 19 oktober 2015

VLAAMSE OVERHEID. Leefmilieu, Natuur en Energie

Amendementen. op het ontwerp van decreet

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Brussel, 10 september _AdviesBBB_Toerisme_Vlaanderen. Advies. Oprichtingsdecreet Toerisme Vlaanderen

VR DOC.0365/1BIS

Advies van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 22 april 2003

Advies. Voorontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende de uitvoering van het decreet houdende de Vlaamse sociale bescherming

Brussel, 15 december _Aanbeveling Brussels Airport. Aanbeveling. ontwerp actieplan omgevingslawaai voor de luchthaven Brussels Airport

Harmonisering van voorkooprechten

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Belgisch Staatsblad dd VLAAMSE OVERHEID

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 12 juli 2016;

Advies. BVR kwaliteits- en registratiemodel. Brussel, 1 april 2019

VR DOC.0511/1BIS

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

Brussel, 11 januari _advies_besluit_WKK. Advies. Besluit warmtekrachtkoppeling

Energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen. Nieuwe eisen vanaf 2015

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING VLAAMS MINISTER VAN BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA EN TOERISME

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

VR 2016 DOC.0943/1BIS

De minister president van de Vlaamse Regering Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

DE ENERGIEPRESTATIES EN HET BINNENKLIMAAT VAN GEBOUWEN (EPB)

VR DOC.0673/1

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN

Infoblad Energieplanning

Advies van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 7 oktober 2003

N HAND PRAK - Biociden A2 Brussel, 26 juli 2013 MH/AB/AS ADVIES. over

2 de uitwerking en uitvoering van de in artikel 8 bedoelde openbare dienstverplichtingen

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING. - Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B - Definitieve goedkeuring

Brussel, 10 oktober _Advies_ontwerpbesluit_gratis_elektriciteit. Advies. ontwerpbesluit gratis elektriciteit

Advies van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt

VR DOC.0083/1BIS

Het EnergiePrestatieCertificaat, een energierapport voor koop- en huurwoningen

Het EnergiePrestatieCertificaat, een energierapport voor koop- en huurwoningen

Adviesvraag: voorontwerp van decreet tot wijziging van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning en van de Vlaamse Codex

Vlaamse Regering principieel akkoord met E70 vanaf 2012

Voorontwerp van decreet houdende wijziging van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Reguleringsimpactanalyse voor Pendelfonds: ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering

VR DOC.0078/1

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Voorontwerp van decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord betreffende de financiering van de strategische spoorweginfrastructuren

Het EnergiePrestatieCertificaat, een energierapport voor koop- en huurwoningen

Energieprestatieregelgeving in Vlaanderen

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO

Transcriptie:

Brussel, 21 juni 2006 Advies energieprestatiecertificaat publieke gebouwen Advies Energieprestatiecertificaat publieke gebouwen

Inhoud Krachtlijnen van het advies... 3 1. Inleiding... 5 2. Algemene bemerkingen bij het beleid inzake energiebesparing in publieke gebouwen... 6 2.1. Geef aan energiebesparing in publieke gebouwen een hoge prioriteit... 6 2.2. Werk aan een echt energiebesparingsbeleid voor publieke gebouwen... 7 2.3. Vermijd gefragmenteerde regelgeving... 8 3. Specifieke aanbevelingen... 9 3.1. Overweeg een versnelde invoering van het certificaat voor publieke gebouwen... 10 3.2. Pas het toepassingsgebied aan... 9 3.3. Vermijd onnodige en onwenselijke verschillen met de regeling voor andere gebouwen... 10 3.4. Integreer met relevante bestaande regelgeving voor gebouwenfout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 3.5. Specificeer de geldigheid van het certificaat voor publieke gebouwen... 14 3.6. Beperk de administratieve lasten... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 3.7. Verfijn de regelgeving... 14 3.8. Zorg voor een betere RIA... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Referentielijst... 16 2

Krachtlijnen van het advies De invoering van het energieprestatiecertificaat voor gebouwen gebeurt in Vlaanderen stapsgewijs. In december 2005 lanceerde de Vlaamse regering de eerste stap met de goedkeuring van het besluit voor de invoering van het energieprestatiecertificaat bij (nieuw)bouw vanaf 1 januari 2006. Het ontwerpbesluit waarover de SERV nu om advies werd gevraagd regelt de tweede fase, namelijk de invoering van een energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen vanaf oktober 2008. Er zullen nog besluiten worden uitgewerkt die de invoering van het energieprestatiecertificaat voor de overige gevallen regelen. Totaalaanpak voor energiebesparing in publieke gebouwen is nodig In dit advies vraagt de SERV een hoge prioriteit voor energiebesparing in publieke gebouwen. In dat licht is de invoering van een energieprestatiecertificaat slechts een eerste stap. Er moet ook dringend werk moet worden gemaakt van de daadwerkelijke verbetering van de energieprestaties van publieke gebouwen. Naast financiële middelen is daarvoor ook voldoende (technische) kennis nodig bij de publieke instellingen. Energieprestaties van gebouwen zouden bovendien mee een rol moeten spelen bij de huisvestingskeuzes van overheden en publieke organisaties. De SERV meent daarom dat er in aanvulling op het ontwerpbesluit en het lopende beleid een totaalaanpak voor de verbetering van de energie-efficiëntie in publieke gebouwen moet worden uitgewerkt. Ruimer toepassingsgebied moet worden voorzien De SERV vraagt dat de Vlaamse regering een uitbreiding van het toepassingsgebied van de voorgestelde regeling voorziet. De voorgestelde regeling is namelijk niet van toepassing op publieke gebouwen die niet publiek toegankelijk zijn of die niet veelvuldig door het publiek worden bezocht. De regeling geldt evenmin voor publieke gebouwen met een bruikbare vloeroppervlakte kleiner dan 1000 m 2. Nochtans bestaat er ook in die uitgesloten gebouwen wellicht nog een aanzienlijk energiebesparingspotentieel. Bovendien geldt de voorbeeldfunctie van de publieke gebouwen niet alleen ten aanzien van de bezoekers, maar ook ten aanzien van de vele werknemers die er werkzaam zijn. Concreet vraagt de raad dan ook een verruiming van de definitie van publiek gebouw tot alle publieke gebouwen, inclusief de beschermde gebouwen, inclusief de gebouwen kleiner dan 1000 m² en inclusief de gebouwen die niet zo vaak door het publiek worden bezocht. Minstens zou er voor alle gebouwen waarin publieke organisaties gevestigd zijn, verplicht een energieboekhouding moeten worden bijgehouden 3

Invoering certificaat voor publieke gebouwen kan en moet vroeger De SERV meent dat de datum voor de invoering van het energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen kan en moet worden vervroegd naar ten laatste eind 2007. Dit is wenselijk gezien de prioriteit die aan energiebesparing in publieke gebouwen moet worden gegeven. Een versnelde invoering is ook haalbaar en komt beter tegemoet aan eerdere afspraken binnen de Vlaamse regering. Meer eenvormigheid met de EPB-regeling voor andere gebouwen dringt zich op Volgens de SERV zijn er in principe geen redenen waarom de regeling van het energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen, behalve de verplichte affichering, zou moeten verschillen van de regeling voor niet publieke gebouwen. Afzonderlijke regimes naargelang het soort gebouw hebben het nadeel dat ze de complexiteit van de wetgeving vergroten en de administratieve formaliteiten bij overdrachten verzwaren (immers, wat vandaag als publiek gebouw in gebruik is, kan morgen in gebruik worden genomen als privaat gebouw en omgekeerd). De raad is dan ook van oordeel dat de verschillen die er door het ontwerpbesluit zijn op het vlak van de berekeningsmethode, de energiedeskundigen, de referentiewaarden en de geldigheidsduur van de certificaten op meerdere punten moeten worden weggewerkt. Zorg in de toekomst voor een degelijke RIA De SERV herhaalt zijn algemene vraag om RIA s ernstig te nemen. Ze dienen niet om louter te voldoen aan een formele vormvereiste, maar zijn bedoeld om in een vroege fase reële beleidsopties te detecteren en op een onderbouwde en transparante wijze tegenover mekaar af te wegen zodat betere beleidskeuzes kunnen worden gemaakt en die beleidskeuzes beter kunnen worden gemotiveerd. Bovendien verwacht de SERV ook dat de RIA s bijdragen tot de onderbouwing van de adviesvragen. 4

1. Inleiding De SERV ontving op 17 mei 2006 een adviesvraag over het ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering betreffende de invoering van het energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen. De invoering van energieprestatiecertificaten gebeurt in uitvoering van de Europese richtlijn 2002/91/EG. De richtlijn verplicht lidstaten ervoor te zorgen dat bij bouw, verkoop of verhuur van een gebouw de toekomstige koper of huurder van de eigenaar een energieprestatiecertificaat krijgt. Dat certificaat vermeldt de energieprestatie van het gebouw. Specifiek voor grote gebouwen waarin overheidsdiensten en instellingen gevestigd zijn die aan een groot aantal personen overheidsdiensten verstrekken, en die daarom vaak door die personen bezocht worden, bevat de richtlijn de verplichting om een energiecertificaat aan te brengen op een opvallende plaats. De Vlaamse regering heeft er voor gekozen het energieprestatiecertificaat stapsgewijs in te voeren. De Vlaamse regering maakt daarmee gebruik van de uitstelmogelijkheid tot 4 januari 2009 voorzien in de Europese richtlijn. Het stappenplan dat de Vlaamse regering goedgekeurde in juli 2005 omvat: op 1 januari 2006, de invoering van het energieprestatiecertificaat bij bouw vanaf 1 januari 2006 vanaf 2007, het bijhouden door de gebruikers van gebouwen voor publieke dienstverlening van hun werkelijk gemeten energieverbruik vanaf 2008 in twee fasen, namelijk januari en oktober de invoering van het energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen vanaf 2008, invoering van het energieprestatiecertificaat bij de verkoop van residentiële gebouwen vanaf 2009, invoering van het energieprestatiecertificaat bij verkoop van niet-residentiële gebouwen en bij verhuur van gebouwen. In december 2005 lanceerde de Vlaamse regering de eerste stap met de goedkeuring van het besluit voor de invoering van het energieprestatiecertificaat bij bouw vanaf 1 januari 2006. Het voorliggend ontwerpbesluit regelt de tweede fase van dit stappenplan, namelijk de invoering van een energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen. Er zullen nog besluiten worden uitgewerkt die de invoering van het energieprestatiecertificaat voor de overige gevallen regelen. Het voorliggende besluit legt vast welke publieke gebouwen een energieprestatiecertificaat moeten hebben en wie dit certificaat kan opmaken. Het regelt daarnaast welke gegevens dit 5

certificaat moet bevatten en hoe de gegevens berekend moeten worden. Concreet worden de gebruikers van publieke gebouwen daarvoor verplicht een energieboekhouding bij te houden. Op basis van het gemeten energieverbruik wordt na normalisatie het kengetal van de energieprestaties berekend. Bovendien worden de publieke organisaties verplicht om het energieprestatiecertificaat op een opvallende plaats op te hangen. Het ontwerpbesluit is bedoeld als een uitvoeringsbesluit bij het nog door het Vlaams Parlement goed te keuren nieuwe energieprestatiedecreet, dat het vorige decreet van 7 mei 2004 volledig zou vervangen. Op 13 april 2006 gaf de SERV advies over het voorontwerp van dat decreet. Over het stappenplan en het energieprestatiecertificaat adviseerde de raad op 14 september 2005. In dit advies formuleert de SERV eerst enkele algemene bemerkingen bij het beleid inzake energiebesparing in publieke gebouwen. Vervolgens wordt meer specifiek ingegaan op het ontwerpbesluit. 2. Algemene bemerkingen bij het beleid inzake energiebesparing in publieke gebouwen 2.1. Geef aan energiebesparing in publieke gebouwen een hoge prioriteit De sociale partners hebben in eerdere SERV-adviezen en in de aanbevelingen van de Vlaamse klimaatconferentie prioritaire aandacht gevraagd voor energiebesparing in publieke gebouwen. De redenen daarvoor kunnen als volgt worden samengevat: Het energiebesparingspotentieel in publieke gebouwen wordt aangeboord. Volgens de raad is er een groot energiebesparingpotentieel en dus ook CO 2 -emissiereductiepotentieel aanwezig in publieke gebouwen. De energiekosten van publieke organisaties worden gedrukt. Investeringen in energiebesparende maatregelen verminderen de energiefactuur van de gebruikers van de gebouwen. Dit betekent dus een daling van de reguliere werkingsmiddelen die publieke organisaties moeten besteden aan energiekosten. Dat is gelet op de stijgende brandstofprijzen niet onbelangrijk. De voorbeeldfunctie zorgt voor indirecte voordelen. Publieke gebouwen kunnen fungeren als goede voorbeelden voor de bezoekers en de werknemers werkzaam in het gebouw. In dit licht is het volgens de SERV alvast niet wenselijk dat de voorgestelde regeling inzake de energieprestatiecertificaten voor publieke gebouwen op sommige punten soepeler is dan deze voor niet-publieke gebouwen (cf. deel 3.3 van dit advies). 6

2.2. Werk aan een echt energiebesparingsbeleid voor publieke gebouwen Gelet op de bovenstaande overwegingen, is er volgens de SERV nood aan een totaalvisie en een ambitieus geïntegreerd beleid voor de verbetering van de energie-efficiëntie van publieke gebouwen. De invoering van een energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen is daarin een noodzakelijke, maar slechts een eerste stap. Naast een versnelde invoering van het energieprestatiecertificaat (zie deel 3.2 van dit advies), moet er dringend werk moet worden gemaakt van de daadwerkelijke verbetering van de energieprestaties van publieke gebouwen. De voorbeeldfunctie die beoogd wordt met de bekendmaking van de energieprestaties van de gebouwen voor publieke dienstverlening, werkt enkel als publieke gebouwen ook goede voorbeelden zijn. De SERV herhaalt daarom zijn vraag naar een flankerend beleid, waarbij in overleg met de diverse beleidsdomeinen (onderwijs, sport, cultuur, mobiliteit, welzijn, ) concreet plannen worden opgemaakt voor energieefficiëntieverhogende investeringen. Het voorontwerp van Vlaams Klimaatbeleidsplan 2006-2012 voorziet alvast dat in 2006 een private investeringsvennootschap zal worden geselecteerd die 1 miljard euro zal investeren in de versnelde modernisering van schoolgebouwen. De reguliere begroting zal daar bovenop 100 miljoen euro voorzien voor een REG-investeringsprogramma (voor schoolgebouwen). Maar voor andere publieke gebouwen lijken vooralsnog geen middelen te zijn voorzien om de energieprestaties te verbeteren. Naast financiële middelen is ook voldoende (technische) kennis nodig om het energiebesparingspotentieel in publieke gebouwen te benutten. De raad vraagt zich af of deze kennis en deskundigheid wel voldoende mate bij de publieke instellingen aanwezig is. Het voorontwerp Vlaams klimaatbeleidsplan 2006-2012 stelt een actieplan 2006-2010 Energiezorg in de Vlaamse overheidsgebouwen in het vooruitzicht. Maar het is onduidelijk of dit plan zal bijdragen tot de vereiste kennisopbouw in de publieke instellingen. Bovendien lijken voor dit actieplan geen budgetten te zijn voorzien. Tot slot vindt de raad dat de inhoud van de energieprestatiecertificaten ook effectief een rol zouden moeten spelen bij de huisvestingskeuzes van overheden en publieke organisaties. De SERV vraagt dan ook dat de noodzakelijke totaalaanpak voor de verbetering van de energie-efficiëntie in publieke gebouwen wordt uitgewerkt. 7

2.3. Zorg voor een samenhangende regelgeving Sedert 2004 werd een zestal regelgevende initiatieven genomen om de regelgeving inzake energieprestaties en binnenklimaat van gebouwen stapsgewijs in te vullen. Op korte termijn zullen daar nog een aantal nieuwe uitvoeringsbesluiten bijkomen. De SERV heeft begrip voor deze pragmatische aanpak. Toch wijst de SERV ook op de nadelen van deze gefragmenteerde totstandkoming van de EPB-regelgeving: Ten eerste dreigt de gefragmenteerde aanpak te leiden tot een gebrekkige afstemming tussen de diverse regelingen onderling. In vroegere adviezen heeft de raad hiervan voorbeelden gegeven en ook in het voorgelegde ontwerpbesluit zijn voorbeelden van onnodige of ongewenste verschillen met de reeds uitgewerkte regelgeving (zie deel 3.3 van dit advies). Dit draagt enkel bij aan de complexiteit van de energieregelgeving. Daarnaast is er mee door de stapsgewijze aanpak sprake van gemiste kansen op afstemming en integratie met regelgeving in andere beleidsdomeinen zoals ruimtelijke ordening en huisvesting (zie deel 3.3 van dit advies). De gefaseerde aanpak beperkt verder de voorspelbaarheid en rechtszekerheid. Er is immers nog geen totaalbeeld van de (toekomstige) energieprestatieregelgeving. Die onzekerheid belemmert de ontwikkeling van de markt van energiedeskundigen. De regelgeving komt ook vrij laat tot stand, waardoor er nauwelijks tijd is om zich op de inwerkingtreding voor te bereiden. Bovendien werden onderweg eerdere beslissingen opnieuw aangepast en vonden er zelfs belangrijke koerswijzigingen plaats. Het volledige decretaal kader zou worden vervangen. Daarom vraagt de raad om enerzijds het resterende benodigde regelgevend kader tegelijk en zo spoedig uit te werken. Anderzijds dringt de SERV aan op een spoedige codificatie van de alle bepalingen die kaderen in de uitvoering van de EPB-richtlijn (EPB-besluiten, besluit stookinstallaties, ) 1. 1 Zie tevens de meer algemene vraag van de SERV naar een codificatie van de ganse energieregelgeving. 8

3. Specifieke aanbevelingen bij het ontwerpbesluit Hierna formuleert de SERV zijn specifieke opmerkingen bij het ontwerpbesluit. Vooraf wenst de raad op te merken dat de motivering van het ontwerpbesluit te wensen over laat. De kwaliteit van de bijgevoegde reguleringsimpactanalyse is ronduit bedroevend. De raad herhaalt daarom zijn algemene vraag om RIA s ernstig te nemen 2. Ze dienen niet om louter te voldoen aan een formele vormvereiste, maar zijn bedoeld om in een vroege fase reële beleidsopties te detecteren en op een onderbouwde en transparante wijze tegenover mekaar af te wegen zodat betere beleidskeuzes kunnen worden gemaakt en die beleidskeuzes beter kunnen worden gemotiveerd. Bovendien verwacht de SERV ook dat de RIA s bijdragen tot de onderbouwing van de adviesvragen 3.1. Pas het toepassingsgebied aan Volgens de raad is het toepassingsgebied van de voorliggende regeling onvoldoende duidelijk afgebakend. De onduidelijkheid is o.a. het gevolg van de vage definitie van publieke gebouw in art. 1 9 : gebouw met een bruikbare vloeroppervlakte van minstens 1000 m² dat vaak door het publiek wordt bezocht omdat er een publieke organisatie in gevestigd is. Wat wordt bedoeld met vaak door het publiek bezocht? Wat is het publiek? Vallen kinderopvangcentra, gevangenissen, rechtbanken, politiekantoren, e.d. onder het toepassingsgebied? De raad vraagt terzake waarom de Vlaamse regering afstapte van de eerdere keuze om het toepassingsgebied af te bakenen door middel van een limitatieve lijst 3. Ook de definitie van bruikbare vloeroppervlakte in art. 1 1 kan voor verwarring zorgen, aangezien voor de berekening hiervan zowel naar de Belgische normen wordt verwezen als naar eventuele door het Vlaams Energieagentschap vastgelegde specificaties. De verhouding tussen beiden is niet uitgeklaard. Verder vraagt de raad zich af of de afbakening van het toepassingsgebied in het voorliggend besluit conform de Europese richtlijn is. Het voorontwerp lijkt in art. 2 1 toe te laten dat voor alle gebouwen die functioneel samen horen met een publiek gebouw één gezamenlijk certificaat kan worden opgemaakt, dat in alle gebouwen wordt opgehangen. De richtlijn daarentegen verbindt energieprestatiecertificaten aan een gebouw of eventueel aan een deel van een gebouw, maar niet aan een gebouwengroep. Ten derde stelt de SERV vast dat de voorgestelde regeling niet alle publieke gebouwen dekt. Publieke gebouwen die niet publiek toegankelijk zijn of die niet veelvuldig door het publiek 2 Zie de adviezen van 21.04.2004, 19.01.2005 en 12.04.2006. 3 Stappenplan. Juni 2005. 9

bezocht worden vallen niet onder het toepassingsgebied. Bovendien stelt de raad vast dat het toepassingsgebied vernauwd werd met het nieuwe ontwerp EPB-decreet. Dat decreet beperkt het toepassingsgebied tot publieke gebouwen met een bruikbare vloeroppervlakte groter dan 1000 m 2. Het bestaande decreet van 7/5/2004 daarentegen vat in art. 28. 2 alle publieke gebouwen, ongeacht de grootte. Nochtans bestaat er ook in de uitgesloten gebouwen nog een energiebesparingspotentieel. Bovendien geldt de voorbeeldfunctie van de publieke gebouwen niet alleen ten aanzien van de bezoekers, maar ook ten aanzien van de vele werknemers die in er werkzaam zijn. Daarom vraagt de SERV dat de Vlaamse regering een uitbreiding van het toepassingsgebied van de voorgestelde regeling overweegt. Concreet denkt de raad hierbij aan een verruiming van de definitie van publiek gebouw tot alle publieke gebouwen, inclusief de beschermde gebouwen, inclusief de gebouwen kleiner dan 1000 m² en inclusief de gebouwen die niet zo vaak door het publiek worden bezocht. Minstens zou er voor alle gebouwen waarin publieke organisaties gevestigd zijn, verplicht een energieboekhouding moeten worden bijgehouden. Wat specifiek beschermde gebouwen betreft, stelt de nota aan de Vlaamse regering dat die weldegelijk ook moeten beschikken over een energieprestatiecertificaat, maar dat het certificaat hier enkel een informerende rol heeft en niet verplicht tot de uitvoering van maatregelen die eventueel in strijd kunnen zijn met de beschermingsvoorschriften. Dat is uiteraard correct. De SERV wijst er evenwel op dat ook in beschermde gebouwen dikwijls heel wat energiebesparingsmaatregelen mogelijk zijn, zonder dat die in strijd hoeven te zijn met de beschermingsvoorschriften. 3.2. Versnel de invoering van het certificaat voor publieke gebouwen De raad betreurt dat wordt voorgesteld om de timing voor de invoering van het energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen opnieuw met enkele maanden uit te stellen. Reeds in zijn advies van september 2005 stelde de raad dat de geplande introductie van het energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen in januari 2008 (voor de gebouwen in gebruik door de federale, Vlaamse, provinciale en gemeentelijke overheid) en oktober 2008 (voor scholen, ziekenhuizen, rusthuizen en gehandicapteninstellingen) erg laat leek. De timing werd toen namelijk uitgesteld ten opzichte van de timing voorzien in het voortgangsrapport van het klimaatbeleidsplan (VORA 2004). Het voorliggend besluit maakt echter geen onderscheid meer tussen de diverse types publieke gebouwen en kiest voor beide 1 oktober 2008 ingangsdatum. De invoering van het energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen zou volgens de SERV vervroegd moeten worden van oktober 2008 naar ten laatste eind 2007. Dit is volgens de SERV wenselijk gezien de prioriteit die aan energiebesparing in publieke gebouwen moet 10

worden gegeven (zie deel 2.1 van dit advies). Bovendien zal bij een snellere invoering de voorbeeldfunctie vergroten. Het zou immers betekenen dat de voorsprong van de publieke gebouwen ten opzichte van de andere gebouwen, niet slechts twee maanden zou bedragen, maar een jaar. De ervaring die wordt opgedaan met de opmaak van de energieprestatiecertificaten voor publieke gebouwen zou ook beter bruikbaar zijn voor niet-publieke gebouwen. De versnelde invoering is niet alleen wenselijk maar ook haalbaar. Er zijn al veel initiatieven genomen inzake energieboekhoudingen in publieke gebouwen, o.a. in het kader van het project interne milieuzorg binnen de Vlaamse gemeenschap, van de openbare dienstverplichtingen van de netbeheerders en van de samenwerkingsovereenkomst met de lokale besturen. Daarbovenop voorziet het (ontwerp) Vlaams Klimaatbeleidsplan een actieplan energiezorg dat vanaf 2006 loopt. Als de publieke instellingen nu starten met hun energieboekhouding, zullen midden 2007 de nodige gegevens over het jaarverbruik beschikbaar zijn. Uitstel van de regeling is ook niet nodig wegens een eventueel tekort aan energiedeskundigen. Die argumentatie werd in 2005 gebruikt om het uitstel te motiveren, maar ze gaat voor publieke gebouwen niet op. De nota aan de Vlaamse regering bij het ontwerpbesluit stelt immers dat voor 90% van de publieke gebouwen gewerkt zal worden met interne deskundigen. Deze interne energiedeskundigen zijn immers niet actief op de krappe markt van energiedeskundigen. Ook de kosten van de aanstelling van de energiedeskundigen zijn naar verwachting zeer beperkt. Het is immers de bedoeling dat ze binnen een publieke organisatie kunnen fungeren als interne energiedeskundigen voor meerdere publieke gebouwen (bv. binnen een scholengroep, de scholengemeenschap of de inrichtende macht van de onderwijsinstelling). Los daarvan heeft de raad vragen bij de extra 15 maanden die het voorontwerp van besluit voorziet voor publieke gebouwen die na 1 oktober 2008 door een publieke organisatie in gebruik worden genomen. Deze 15 maanden lijken logisch indien men ervan uitgaat dat de publieke organisatie eerst een jaar zijn energieverbruik moeten meten, alvorens een certificaat kan worden opgemaakt. Anderzijds lijkt deze extra termijn niet conform de Europese richtlijn, temeer daar voor alle gebouwen die vanaf januari 2009 in gebruik genomen een normaal energieprestatiecertificaat beschikbaar zal zijn. Immers alle gebouwde, gekochte en gehuurde gebouwen moeten dan over zo n certificaat beschikken. 3.3. Zorg voor meer eenvormigheid met de EPB-regeling voor andere gebouwen Volgens de SERV zijn er in principe geen redenen die motiveren waarom de regeling van het energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen, behalve de verplichte affichering, zou moeten verschillen van de regeling voor niet publieke gebouwen. Toch zijn er in de voorgestelde regeling belangrijke verschilpunten met de regeling bij bouw. Behalve het feit dat die 11

verschilpunten niet of onvoldoende gemotiveerd zijn, hebben afzonderlijke regimes naargelang het soort gebouw het nadeel dat ze de complexiteit van de wetgeving vergroten en de administratieve formaliteiten bij overdrachten verzwaren: wat vandaag als publiek gebouw in gebruik is, kan morgen in gebruik genomen worden als privaat gebouw en omgekeerd. Concreet zijn er naast verschillen op vlak van de geldigheidsduur van de certificaten, verschillen op het vlak van de berekeningsmethode, de energiedeskundigen en de referentiewaarden: De berekeningsmethode voor de bepaling van de energieprestaties in publieke gebouwen verschilt van deze die momenteel is vastgelegd bij bouw. Voor publieke gebouwen wordt de energieprestatie uitgedrukt gebaseerd op het gemeten en/of gefactureerde energieverbruik en niet op het berekende verbruik op basis van de fysische karakteristieken van het gebouwen, zoals bij bouw en zoals naar verluidt ook bij verkoop en verhuur 4. Dit verschil is volgens de raad niet verantwoord en heeft meerdere nadelen (zie kader). De opmaak van een energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen kan volgens het ontwerpbesluit gebeuren door erkende energiedeskundigen voor niet-residentiële gebouwen of door interne energiedeskundigen. Volgens de raad wegen de voorwaarden opgelegd aan interne energiedeskundigen duidelijk minder zwaar dan de voorwaarden opgelegd aan andere energiedeskundigen, en in het bijzonder in vergelijking met energiedeskundigen voor niet-residentiële gebouwen 5. Volgens de SERV is dat niet wenselijk en moeten voor publieke gebouwen dezelfde kwalificatievereisten gelden voor energiedeskundigen als voor andere niet-residentiële gebouwen. Er zijn bovendien ook andere onnodige verschillen die moeten worden vermeden 6. Verder herhaalt de SERV dat de erkenningsregeling voor energiedeskundigen geïntegreerd zou moeten worden in een algemene regeling inzake de erkenning van milieu- en energiedeskundigen 7. De energieprestaties van publieke gebouwen worden volgens het ontwerpbesluit vergeleken met referentiewaarden die volgen uit de gegevens van de prestaties van andere publieke gebouwen, niet met deze voor niet-publieke gebouwen. Er wordt dus een aparte databank met de energieprestaties van publieke gebouwen voorzien. Dit is geen goede zaak voor de vergelijkbaarheid van de gegevens op het energieprestatiecertificaat voor publie- 4 Memorie van toelichting bij het ontwerp-epb-decreet, zoals in maart 2006 voorgelegd aan de SERV. 5 Een gebruiker/opdrachtgever moet van zijn interne energiedeskundige enkel aantonen dat hij/zij twee jaar relevante beroepservaring heeft in een functie met betrekking tot het aspect energiezorg (wat overigens niet gedefinieerd is). Erkende energiedeskundigen voor niet-residentiële gebouwen daarentegen moeten een getuigschrift gehaald hebben van een opleiding tot energiedeskundigen of moeten voor 31/12/2007 beroepservaring in het geven van energieadvies aangetoond hebben. 6 Zo kan de voordracht tot aanstelling van een interne energiedeskundige elektronisch, terwijl dat voor andere kandidaat energiedeskundigen tegen afgifte van gedateerd ontvangstbewijs of per aangetekende brief moet gebeuren. Voor interne deskundigen lijkt de aanstelling in tijd onbeperkt, terwijl de erkenning als energiedeskundige voor niet-residentiële gebouwen slechts geldt voor vijf jaar. 7 zie het SERV-advies van 14/09/2005. 12

ke gebouwen met de informatie op de energieprestatiecertificaten voor andere nietresidentiële gebouwen. Tot slot verwijst de raad naar de vraag in zijn advies van 14 september 2005 naar een koppeling van de energieprestatiedatabank met andere gegevens over vastgoed, zoals deze voor het bodemattest, de toegekende vergunningen, de stedenbouwkundige lokatie, e.d. Ook voor publieke gebouwen is dit relevant. Op korte termijn lijkt op zijn minst een koppeling met de gegevens inzake leegstand noodzakelijk, temeer daar art. 2 2 9 hier aandacht aan besteedt. Nadelen van een verschillende berekeningsmethode De berekeningsmethode voor de bepaling van de energieprestaties in publieke gebouwen op op basis van het gemeten en/of gefactureerde energieverbruik, verschilt van deze die momenteel is vastgelegd bij bouw, waar de energieprestaties gebaseerd zijn op het berekende verbruik en dus afhangen van de fysische karakteristieken van het gebouwen. Dit verschil heeft volgende nadelen: De vaststelling op basis van het gemeten en eventueel genormaliseerde verbruik lijkt niet evenwaardig met het berekende verbruik op basis van de technische karakteristieken van het gebouw. De methode op basis van het gemeten verbruik heeft overigens geen verband met de berekeningen inzake conformiteit met de normen inzake energieprestaties en binnenklimaat van gebouwen (EPB-normen). De voorbeeldfunctie van de energieprestatiecertificaten voor publieke gebouwen is beperkt als de informatie op deze certificaten niet vergelijkbaar is met de inhoud van andere certificaten waarmee de bezoekers van deze gebouwen vertrouwd zijn, zijnde de certificaten bij bouw en eventueel de certificaten bij verkoop en verhuur. Door de verschillen in berekeningsmethoden moet er voor publieke gebouwen een afzonderlijke berekeningssoftware ontwikkeld moet worden. De software ontwikkeld voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat bij bouw is immers niet bruikbaar. De berekeningsmethode op basis van het gemeten energieverbruik lijkt niet conform de EUrichtlijn. Die stelt dat de berekening van de energieprestaties van gebouwen ten minste de thermische kenmerken van het gebouw (isolatie, ), de technische en installatiekenmerken (verwarmingsinstallaties, ventilatie,...), etc. in aanmerking moet nemen. Volgens nota aan de Vlaamse regering bij stappenplan (juni 2005) zou deze methode wel in overeenstemming zijn met ontwerpnormen van het CEN (en met de aanpak in andere lidstaten). De gebruikte berekeningsmethode op basis van het gemeten energieverbruik heeft als nadeel dat er meetgegevens van minstens een jaar beschikbaar moeten zijn, alvorens een certificaat kan worden opgemaakt. Gebouwen die na 4/01/2008 in gebruik worden genomen zullen op 4/01/2009 dus niet over een certificaat kunnen beschikken, zoals de Europese richtlijn vereist. 13

3.4. Specificeer de geldigheid van het certificaat voor publieke gebouwen De raad vraagt duidelijkheid omtrent de geldigheidsduur van het energieprestatiecertificaat. Volgens de nota aan de Vlaamse regering is dit certificaat 10 jaar geldig, volgens het ontwerpbesluit 5 jaar. Energieprestatiecertificaten bij bouw daarentegen zijn 10 jaar geldig. Verder lijken certificaten van publieke gebouwen niet overdraagbaar bij verkoop en verhuur, terwijl dit wel het geval is voor certificaten bij bouw. Volgens art. 2 6 van het ontwerpbesluit vervalt immers het certificaat als het gebouw een andere gebruiker krijgt. Er zal dus een nieuw certificaat opgemaakt moeten worden, volgens andere vereisten (zie deel 3.3 van dit advies), ten behoeve van de potentiële koper of (nieuwe) huurder. Dit zou betekenen dat voor een gebouw, dat een publieke organisatie huurt, vanaf 2009 altijd twee types certificaten naast elkaar zullen bestaan. Dit lijkt geen efficiënte aanpak. Omgekeerd is het onduidelijk of het energieprestatiecertificaat dat vanaf 2009 beschikbaar zal zijn voor een gebouw dat een publieke organisatie huurt, kan fungeren als energieprestatiecertificaat bedoeld in art. 2 1. Volgens de SERV zou het energieprestatiecertificaat opgemaakt bij bouw (EPB-aangifte) of bij verkoop, moeten kunnen fungeren als te afficheren energieprestatiecertificaat indien een publieke organisatie dit gebouw betrekt. Het lijkt weinig zinvol dat er dan een nieuw en ander certificaat opgemaakt moet worden. Ten derde is het onduidelijk wanneer het energieprestatiecertificaat van het publieke gebouw precies vervalt. Art. 2 6 stelt dat het certificaat vervalt als het gebouw een andere gebruiker krijgt. Het begrip gebruiker is niet gedefinieerd. Moet bij een naamsverandering van een publieke organisatie een nieuw certificaat opgemaakt worden? Bij een verandering van de samenstelling? Bij een verhuis van een afdeling? 3.5. Andere opmerkingen en vragen De SERV vraagt in het voorliggend besluit een aantal bepalingen te verduidelijken, aan te passen of aan te vullen teneinde de rechtszekerheid te verhogen: Volgens de raad moet het duidelijk zijn wat er gebeurt indien de gebruiker nalaat om conform art. 5 de nodige gegevens aan de energiedeskundige ter beschikking te stellen, of indien deze gegevens niet juist zijn, of indien de gebruiker deze gegevens niet krijgt van de gebouwenbeheerder. Wat gebeurt er als een interne energiedeskundige uit dienst treedt? Moet hij dan nog gegevens bijhouden? Etc. Vormen de energiedeskundigen voor een publiek gebouw een aparte categorie energiedeskundigen? Vormen de interne deskundigen een aparte categorie? Wanneer en hoe wordt het registratienummer aan interne deskundigen meegedeeld? Hoe moet worden 14

aangetoond dat de kandidaat-energiedeskundige minstens twee jaar een functie bekleedde met betrekking tot energiezorg? Etc. Ook moet er dringend een regeling uitgewerkt worden voor deskundigen die niet beschikken over een elektronische identiteitskaart of een federaal token. De termijnen binnen de welke de databank de certificaten zal bezorgen zal bezorgen, zijn niet bepaald. Ook art. 2 2 bepaalt niet binnen welke termijn de certificaten ondertekend en aan de gebruiker bezorgd moeten zijn. Publieke gebouwen die na 1 oktober 2007 in gebruik worden genomen, zullen op 1 oktober 2008 niet over een energieprestatiecertificaat kunnen beschikken omdat er geen gegevens over het jaarverbruik beschikbaar zullen zijn. De uitstelbepaling voorzien in art. 2 1 is bovendien voor deze gevallen niet toepasbaar omdat er pas uitstel van 15 maanden wordt voorzien voor publieke gebouwen die na 1 oktober 2008 in gebruik worden genomen. Het ontwerpbesluit bepaalt dat het Vlaams Energieagentschap deze richtlijnen op website ter beschikking stelt (art. 4). Volgens de raad is het een goede zaak dat dergelijke gegevens ook op de website verschijnen, maar is het eveneens belangrijk dat deze reglementering vastgelegd wordt (bv. in een ministerieel besluit), zodat men er zich achteraf op kan beroepen. Art. 9 van het ontwerpbesluit bepaalt dat de energiedeskundige voor niet-residentiële gebouwen minstens 60 dagen voor de erkenning verloopt, een verlengingsaanvraag moet indienen bij het Vlaams Energieagentschap (VEA), tegen afgifte van gedateerd ontvangstbewijs of per aangetekende brief. Het VEA keurt de verlenging goed als de energiedeskundige gedurende zijn erkenning minstens tien energieprestatiecertificaten voor publieke gebouwen heeft uitgereikt. De SERV vraagt of het VEA op basis van de energieprestatiecertificatendatabank en via de bijgehouden gegevens over de erkenningen niet eenvoudigweg kan toetsen of de energiedeskundige 10 certificaten heeft uitgereikt8, zodat geen verlengingsaanvraag nodig is. Volgens art. 6 1 moet de gebruiker de formele garantie geven dat de energiedeskundige op een onafhankelijke wijze zijn opdracht kan uitvoeren. Dit lijkt louter een papieren verplichting. 8 De bepaling tijdens zijn erkenning in art. 9 lijkt overigens te impliceren dat een energiedeskundige die eenmaal 10 certificaten heeft uitgereikt, oneindig veel keren een verlenging kan vragen én verkrijgen. Wellicht wordt hier tijdens de laatste erkenningsperiode van vijf jaar bedoeld. 15

Referentielijst SERV, 12.04.2006, Advies over het voorontwerp van decreet en het ontwerp wijzigingsbesluit inzake energieprestaties en binnenklimaat van gebouwen, Brussel: SERV. SERV, 12.04.2006. Advies over de wijzigingen van het decreet tot regeling van de strategische adviesraden. Brussel, SERV. SERV, 19.01.2005. Voorstellen voor het Vlaamse Actieplan Reguleringsmanagement. Brussel, SERV. SERV, 17.01.2006, SERV-briefadvies over het voorontwerp van besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 29 maart 2002 inzake de openbaredienstverplichting ter bevordering van het rationeel energiegebruik, Brussel: SERV. SERV, 14.09.2005, Advies over het ontwerpbesluit energieprestatiecertificaat voor bouw. Stappenplan invoering energieprestatiecertificaat, Brussel: SERV. SERV, 06.10.2004, Advies over het ontwerpbesluit onderhoud stookinstallaties, Brussel: SERV. SERV, 05.05.2004, Advies over het voorontwerp van besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen, Brussel: SERV. SERV, 21.04.2004. Aanbeveling over de Consultatienota Reguleringsimpactanalyse. Brussel, SERV. SERV, 15.01.2003, Advies over het ontwerpbesluit van de Vlaamse regering inzake de erkenning van energie-auditors voor woningen en houdende bepaling van de uitvoeringsvoorwaarden van de energie-audit, Brussel : SERV Het klimaat aan de orde van de dag: 365 voorstellen voor het Vlaamse klimaatbeleid. Aanbevelingen uit de Vlaamse klimaatconferentie. 18 oktober 2005. 16