Rapport. Datum: 15 november 2007 Rapportnummer: 2007/257

Vergelijkbare documenten
Rapport. Rapport betreffende een klacht over de directeur Belastingdienst/Zuidwest uit Roosendaal. Datum: 1 juni Rapportnummer: 2011/163

Het is mij bekend dat u meent dat in zo'n geval geen kwijtschelding mogelijk is.

Verzoeker verzocht de Belastingdienst een betalingsregeling van 250 tot 500 per maand toe te staan.

Rapport. Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/208

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/304

Rapport. Afwijzing kwijtscheldingsverzoek. Datum: 23 december 2014 Rapportnummer: 2014/223

RAPPORT 2008/205, NATIONALE OMBUDSMAN, 26 SEPTEMBER 2008

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Holland-Midden. Datum: 08 maart Rapportnummer: 2011/080

Rapport. Datum: 30 januari 2007 Rapportnummer: 2007/017

Rapport. Datum: 22 november 2010 Rapportnummer: 2010/332

Rapport. Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/252

Rapport. Datum: 14 september 2000 Rapportnummer: 2000/313

Rapport. Datum: 9 februari 2007 Rapportnummer: 2007/027

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/087

Rapport. Datum: 15 maart 2000 Rapportnummer: 2000/095

Rapport. Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148

Rapport. Datum: 18 december 2003 Rapportnummer: 2003/486

Naar aanleiding van de beslissing van de gemeente van 16 maart 2007 wendde verzoekster zich opnieuw tot de Nationale ombudsman.

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 15 april 2005 Rapportnummer: 2005/121

Rapport. Datum: 1 september 2003 Rapportnummer: 2003/290

Rapport. Datum: 19 augustus 1999 Rapportnummer: 1999/357

Rapport. Datum: 19 januari 2006 Rapportnummer: 2006/019

Rapport. Datum: 10 december 2007 Rapportnummer: 2007/301

Rapport. Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/115

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/279

Rapport. Datum: 2 maart 2000 Rapportnummer: 2000/077

Rapport. Datum: 31 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/255

Rapport. Datum: 16 maart 1998 Rapportnummer: 1998/061

Rapport. Rapport van een klacht over de Belastingdienst/Rivierenland. Datum: 26 september Rapportnummer: 2011/280

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 4 maart 2004 Rapportnummer: 2004/073

Rapport. Datum: 17 september 1999 Rapportnummer: 1999/404

Rapport. Datum: 5 april 2006 Rapportnummer: 2006/124

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 23 juni 2004 Rapportnummer: 2004/248

Rapport. Datum: 18 september 2003 Rapportnummer: 2003/319

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Datum: 15 augustus 2006 Rapportnummer: 2006/282

Rapport. Datum: 3 mei 2007 Rapportnummer: 2007/084

Rapport. Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/093

Rapport. Datum: 28 januari 2011 Rapportnummer: 2011/026

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/334

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/200

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 13 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/316

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/241

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Toeslagen uit Utrecht. Datum: 22 november Rapportnummer: 2011/346

Rapport. Datum: 30 januari 2007 Rapportnummer: 2007/016

Een onderzoek naar de beslissing op een verzoek om ambtshalve vermindering van opgelegde belastingaanslagen.

Rapport. Datum: 26 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/249

Verzoeker klaagt er over dat de Kamer van Koophandel Noord-Nederland (hierna KvK):

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/199

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/242

Rapport. Datum: 7 april 2004 Rapportnummer: 2004/118

Rapport. Datum: 27 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/353

Rapport. Datum: 8 augustus 2003 Rapportnummer: 2003/261

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Rijnmond. Datum: 5 juni Rapportnummer: 2012/0095

Rapport. Datum: 13 april 1999 Rapportnummer: 1999/157

Rapport. Klacht over UWVWerkbedrijf uit Groningen. Datum: Rapportnummer:

Rapport. Datum: 13 januari 2006 Rapportnummer: 2006/005

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland te Leiden. Datum: Rapportnummer: 2014/025

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/178

Rapport. Datum: 8 juni 1998 Rapportnummer: 1998/216

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 12 september 2000 Rapportnummer: 2000/306

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over de directeur Belastingen van de Belastingdienst niet gegrond.

Rapport. Datum: 23 december 2005 Rapportnummer: 2005/397

Rapport. Rapport over een klacht betreffende de Belastingdienst/Noord. Datum: Rapportnummer: 2013/176

Rapport. Datum: 21 juni 2000 Rapportnummer: 2000/224

Rapport. Datum: 23 november 2007 Rapportnummer: 2007/271

Volgens onze gegevens kunt u geld terugkrijgen. Het kan al gauw gaan om een paar honderd euro. Ook als u weinig kosten hebt gemaakt.

Rapport. Datum: 6 november 2007 Rapportnummer: 2007/240

3. De aanslagen inkomstenbelasting 2006 van verzoekers werden opgelegd met dagtekening van 8 en 22 februari 2008.

Rapport. Datum: 27 december 2005 Rapportnummer: 2005/401

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Centrale Administratie te Apeldoorn. Datum: 28 december Rapportnummer: 2011/366

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/331

Rapport. 2014/111 de Nationale ombudsman 1/7

Rapport. Datum: 8 augustus 2001 Rapportnummer: 2001/237

Zij klaagt er voorts over dat de SVB de schade en kosten die het gevolg waren van de werkwijze van de SVB niet aan haar wil vergoeden.

Rapport. Datum: 17 mei 2006 Rapportnummer: 2006/182

Rapport. Datum: 26 maart 2002 Rapportnummer: 2002/088

Rapport. Datum: 5 april 2006 Rapportnummer: 2006/128

Rapport. Datum: 19 oktober 2007 Rapportnummer: 2007/229

2. kennelijk ook van mening is dat verzoeker geen recht had op schadevergoeding.

Rapport. Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/083

Rapport. Datum: 31 december 2002 Rapportnummer: 2002/399

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Datum: 19 maart 1998 Rapportnummer: 1998/070

Tevens klaagt verzoekster erover dat zij op haar diverse brieven aan de Belastingdienst geen antwoord heeft gekregen.

Alsnog aftrek voor eerder niet afgetrokken lijfrentepremies? Een. onderzoek naar het niet-toepassen van de hardheidsclausule (artikel 63

Rapport. Datum: 18 augustus 2004 Rapportnummer: 2004/324

Transcriptie:

Rapport Datum: 15 november 2007 Rapportnummer: 2007/257

2 Klacht Verzoeker klaagt er over dat de Belastingdienst/Rivierenland/kantoor Gorinchem bij zijn beschikking van 7 juli 2005 geen ambtshalve vermindering heeft verleend voor de negatieve opbrengst van de eigen woning, hoewel de daarvoor benodigde gegevens reeds voor het verstrijken van de termijn van vijf jaar aan de Belastingdienst waren verstrekt. Beoordeling I. Bevindingen 1. Op 20 maart 2002 ontving verzoeker een aanslag inkomstenbelasting 1999. Verzoeker had geen aangifte gedaan en de aanslag was opgelegd naar een geschat bedrag. 2. Na ontvangst van de aanslag diende verzoeker alsnog de aangifte inkomstenbelasting 1999 in. In de aangifte waren onder meer aftrekposten opgenomen wegens premie voor een lijfrente en wegens betaalde rente en kosten voor een hypotheek op de eigen woning. 3. De door verzoeker ingediende aangifte werd door de Belastingdienst/Rivierenland (hierna: de Belastingdienst) aangemerkt als een (niet tijdig ingediend) bezwaarschrift. Naar aanleiding van het bezwaarschrift verzocht de Belastingdienst verzoekers gemachtigde in een brief van 20 mei 2003 om aanvullende informatie en overlegging van bewijsstukken. De gevraagde informatie had onder meer betrekking op de door verzoeker geclaimde aftrek wegens premie voor een lijfrente en op de rente en kosten voor de hypotheek op de eigen woning. Ten aanzien van de eigen woning vroeg de Belastingdienst om overlegging van de WOZ-beschikking en de betalingsbewijzen van de hypotheekrente en -kosten. 4. Op 13 augustus 2003 kwam de Belastingdienst ambtshalve gedeeltelijk aan het bezwaar tegemoet. De Belastingdienst hield daarbij echter geen rekening met de gevraagde aftrek voor de lijfrentepremie en de rente en kosten voor de hypotheek op de eigen woning omdat de gevraagde aanvullende informatie en stukken niet waren verstrekt. 5. In een brief van 16 februari 2004, gericht aan de Belastingdienst/Rivierenland verzocht verzoeker de Belastingdienst opnieuw om de aanslag inkomstenbelasting 1999 ambtshalve te verminderen. Verzoeker gaf aan dat hem was gebleken dat de eerdere vragen van de Belastingdienst niet waren beantwoord. Volgens vermelding in de brief van 16 februari 2004 waren als bijlage onder meer bijgevoegd de WOZ-beschikking en de betalingsbewijzen inzake de rente en kosten van de hypotheek op de eigen woning, alsmede een kopie van de lijfrentepolis. 6. In een brief van 12 oktober 2004 reageerde de Belastingdienst op een brief van verzoeker van 12 maart 2004. De Belastingdienst liet verzoeker weten niet voldoende informatie van hem te hebben ontvangen om de gevraagde aftrek van lijfrentepremie te

3 kunnen verlenen. De Belastingdienst stelde verzoeker in de gelegenheid de benodigde informatie inzake de lijfrente alsnog voor 5 november 2004 toe te zenden. De Belastingdienst ging in zijn brief niet in op de gevraagde aftrek van rente en kosten voor de hypotheek op de eigen woning. 7. In een brief van 7 juli 2005 wees de Belastingdienst het verzoek om verdere ambtshalve vermindering van de aanslag inkomstenbelasting 1999 van verzoeker af. De Belastingdienst schreef het volgende: " Op 12 maart 2004 heb ik uw brief ontvangen inzake betaalde lijfrente. Deze brief was gericht aan mijn collega de heer S. U had bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting 1999, echter was het bezwaar wegens het niet beantwoorden van vragenbrieven reeds afgehandeld. Ik heb desondanks toch uw verzoek in behandeling genomen. Na diverse verzoeken van mij om stukken ter onderbouwing aan mij toe te zenden, heb ik deze niet mogen ontvangen. Ik verwijs hierbij naar mijn brief van 18 maart 2005. Nu ik de stukken niet heb mogen ontvangen is het mij niet mogelijk om uw verzoek te beoordelen. Ik wijs uw verzoek dan ook af " 8. Verzoeker reageerde in een brief van 12 juli 2005. Hij gaf aan dat hij zich er niet mee kon verenigen dat zijn verzoek om vermindering geheel, dat wil zeggen ook voor de andere in de aangifte opgevoerde aftrekposten dan de lijfrentepremie was afgewezen. Hij wees er op dat hij (met de brief van 16 februari 2004) kopieën van diverse bewijsstukken, zoals die inzake de hypotheek, persoonlijk bij de Belastingdienst in Gorinchem had afgegeven. Hij verzocht de Belastingdienst zijn verzoek om vermindering ten minste in behandeling te nemen voor de andere zaken dan de lijfrentepremie. 9. In een brief van 13 juli 2005 liet de Belastingdienst het volgende weten: " Gezien het feit dat de door mij gevraagde gegevens niet zijn bijgesloten kan ik wederom geen oordeel vormen. Ik neem uw brief daarom niet in behandeling " 10. Op 6 juli 2005 schreef de Belastingdienst aan verzoekers gemachtigde dat ambtshalve vermindering niet meer mogelijk was omdat de daarvoor geldende termijn van vijf jaar inmiddels was verstreken. De Belastingdienst memoreerde in zijn brief dat op 27 juni 2006 overleg met de gemachtigde over de aangelegenheden van verzoeker had plaatsgevonden. De Belastingdienst schreef daarover het volgende: " Tijdens dit gesprek hebben wij vastgesteld dat een deel van de opgevraagde informatie over inkomstenbelasting 1999 bij een later verzoek tot ambtshalve vermindering is overlegd. Deze gegevens zijn echter niet in behandeling genomen "

4 11. Verzoekers gemachtigde reageerde in een brief van 24 oktober 2006. Hij schreef het volgende: " Op 16 februari 2004 is de vragenbrief door ons beantwoord en heeft (verzoeker; N.o.) de gegevens persoonlijk afgegeven bij de balie van uw kantoor. In dit schrijven zijn alle aftrekposten met uitzondering van de lijfrentepolis van de gevraagde en benodigde documentatie voorzien zodat er naar onze mening geen enkele reden aanwezig was om deze aftrekposten waaronder met name de hypotheekrente niet te accepteren. ( ) Tijdens mijn bezoek aan uw kantoor van 27 juni jl, ( ) is door mevrouw K. uw dossier inkomstenbelasting ingezien en daarbij is geconstateerd dat de benodigde informatie wel degelijk voorhanden was zodat een besluit genomen had kunnen worden " 12. De Belastingdienst reageerde in een brief van 27 oktober 2006 met het volgende: " Aangezien het bezwaarschrift niet tijdig is ontvangen en de aangifte niet tijdig is gedaan geldt omkering en verzwaring van de bewijslast (art. 27e AWR). ( ) Ik heb in mijn brief van 6 juli 2006 uiteengezet dat thans géén ambtshalve vermindering mogelijk is. Het besluit DB 89/735 verhindert in casu een ambtshalve vermindering. Verder wil ik opmerken dat tijdens het gesprek van 27 juni 2006 nog steeds niet alle stukken, die destijds waren opgevraagd door de heer S. en de heer B., in mijn bezit waren. U heeft niet voldaan aan de verplichting tot inlichtingenverstrekking " 13. Verzoeker wendde zich in brieven van 14 februari en 22 mei 2007 tot de Nationale ombudsman. Verzoeker klaagde er over dat de Belastingdienst de aan hem opgelegde aanslag inkomstenbelasting 1999 niet ambtshalve heeft willen verminderen voor zover zijn verzoek daartoe betrekking had op de door hem betaalde hypotheekrente en -kosten voor de eigen woning. Verzoeker stelde dat het eerste verzoek om nadere informatie van de Belastingdienst, naar aanleiding van de alsnog ingediende aangifte, door zijn accountant niet was beantwoord. Verzoeker stelde verder dat hij daarom op 16 februari 2004 de ter zake gevraagde bewijsstukken bij zijn accountant heeft opgehaald en deze als bijlagen bij een brief van die datum persoonlijk heeft afgegeven bij het kantoor Gorinchem van de Belastingdienst/Rivierenland. Verzoeker stelde zich op het standpunt dat de Belastingdienst het in die brief opgenomen verzoek als een (tweede) verzoek om ambtshalve vermindering in behandeling had moeten nemen. Verzoeker wees er op dat de Belastingdienst na 16 februari 2004 niet meer heeft gevraagd om overlegging van stukken

5 inzake de hypotheekrente en -kosten. Hij leidde daaruit af dat de Belastingdienst de brief van die datum met bijlagen had ontvangen. Verzoeker wees er verder op dat de vijfjaarstermijn zoals die geldt voor het verlenen van ambtshalve vermindering, op dat moment nog niet was verstreken. 14. De Belastingdienst reageerde op verzoekers klacht in brieven van 23 april en 20 juli 2007. De Belastingdienst merkte op dat niet alle gevraagde gegevens die nodig waren voor het beoordelen van de aftrekposten in de aangifte door verzoeker zijn verstrekt. De Belastingdienst wees er op dat hij in zijn brief van 12 oktober 2004 alleen had gereageerd op een brief van verzoeker van 12 maart 2004. Verzoeker had daaruit, aldus de Belastingdienst, moeten begrijpen dat de Belastingdienst niet beschikte over de brief van 16 februari 2004. De Belastingdienst stelde zich naar aanleiding van verzoekers klacht bij de Nationale ombudsman voorts op het standpunt dat het aan opzet of grove schuld van verzoeker is te wijten dat de vereiste aangifte niet is gedaan en dat de gevraagde gegevens niet tijdig zijn verstrekt. De Belastingdienst stelde verder dat er alvorens een ambtshalve vermindering te verlenen, inmiddels redenen zouden zijn om verzoeker nader te bevragen over zijn inkomsten in de jaren 1998 tot en met 2001. Bij de brief van 20 juli 2007 was een memo van dezelfde datum gevoegd van mevrouw K. van de Belastingdienst. In dit memo schreef zij het volgende: " Op verzoek hierbij mijn verklaring inzake het gesprek dat op 27 juni 2006 plaatsvond tussen ondergetekende, mevrouw H., de heer L., (verzoeker en diens gemachtigde; N.o.). Tijdens het gesprek bleek in het dossier een brief te zitten met enkele bijlagen waarvan niet direct bleek of deze door de heer B. (behandelaar van het verzoek tot ambtshalve vermindering) bekeken waren. Welke bijlagen dit precies waren kan ik mij niet meer voor de geest halen. Wel ben ik er van overtuigd dat dit niet alle bijlagen zijn zoals genoemd in de brief van 16 februari 2004. Het betrof slecht één of twee kopietjes. Ik heb tijdens bovengenoemd gesprek opgemerkt dat dit nieuwe informatie voor mevrouw H. en mij was. Wij hebben toegezegd uit te zoeken of deze stukken wellicht een reden zouden zijn om de aanslag te verminderen. Zoals aangegeven in de brief van 6 juli 2006 van mevrouw H. heeft zij dit nader onderzocht en bleek een vermindering niet meer mogelijk. Ik heb nimmer opgemerkt dat de heer B. door deze stukken uitspraak op het verzoek tot ambtshalve vermindering had kunnen doen. De stukken bleken onvoldoende om de aanslag ambtshalve te kunnen verminderen " II. Beoordeling

6 15. De Nationale ombudsman acht aannemelijk dat verzoeker de brief van 16 februari 2004 met de daarin genoemde bijlagen op die datum heeft afgegeven bij de Belastingdienst in Gorinchem. Dit oordeel is gebaseerd op het volgende. Verzoekers gemachtigde heeft in zijn brief van 22 mei 2007 aan de Nationale ombudsman verklaard dat een medewerker van zijn kantoor kan bevestigen dat de door de Belastingdienst gevraagde informatie inzake de hypotheekrente en -kosten voorhanden was en dat verzoeker deze op 16 februari 2004 heeft opgehaald teneinde deze naar de Belastingdienst te brengen. Het oordeel van de Nationale ombudsman steunt voorts op de verklaring van de Belastingdienst in zijn brief van 6 juli 2006 dat een deel van de gevraagde informatie door verzoeker was overgelegd, maar dat deze niet in behandeling was genomen. Deze verklaring is in zoverre ook te rijmen met de door mw. K. van de Belastingdienst ten behoeve van het onderzoek van de Nationale ombudsman afgelegde verklaring dat zich in het dossier een brief bevond met enkele bijlagen waarvan niet direct bleek of deze door de behandelaar waren bekeken. Ook heeft de Belastingdienst in zijn brief van 27 oktober 2006 aan verzoeker geschreven: "Na afwijzing van het bezwaar, op 13 augustus 2003, door de heer S., is er van uw zijde alsnog op 16 februari 2004 antwoord op de vragen van de heer S. aan de Belastingdienst gezonden. De heer B. heeft uw brieven die vanaf februari 2004 zijn ontvangen, behandeld. Ook toen waren nog niet alle vragen behandeld." Mede op grond van bovenstaande kan verzoeker naar het oordeel van de Nationale ombudsman worden gevolgd in zijn gedachte dat de Belastingdienst na 16 februari 2004 ook zou hebben gevraagd om overlegging van nog ontbrekende stukken inzake de hypotheek op de eigen woning indien deze nog niet in zijn bezit zouden zijn geweest. De Belastingdienst heeft na 16 februari 2004 echter alleen nog gevraagd om stukken inzake de gevraagde aftrek voor een lijfrente. 16. Het motiveringsvereiste houdt in dat het handelen van bestuursorganen feitelijk en logisch wordt gedragen door een kenbare motivering. 17. Verzoeker stelt terecht dat de brief van 16 februari 2004 moest worden aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag inkomstenbelasting 1999. Op grond van het overwogene onder 15. moet worden aangenomen dat de Belastingdienst die brief nog op 16 februari 2004 heeft ontvangen. Het verzoek had onder meer betrekking op zowel de lijfrente als op de hypotheek op de eigen woning. 18. De Belastingdienst heeft daadwerkelijk in zijn brief van 7 juli 2005 een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag inkomstenbelasting 1999 afgewezen.

7 De Belastingdienst refereerde bij die beslissing echter uitsluitend aan de brief van 12 maart 2004 van verzoeker. De brief van 12 maart 2004 had blijkens de beslissing van 7 juli 2005 van de Belastingdienst alleen betrekking op de gevraagde aftrek in verband met de betaalde lijfrentepremies. De motivering van de afwijzing had dientengevolge kennelijk geen betrekking op de gevraagde aftrek inzake de rente en kosten van de hypotheek op de eigen woning. Gelet op de inhoud van de brief van 16 februari 2004 had echter van de Belastingdienst verwacht mogen worden dat hij ook gemotiveerd had aangegeven waarom de gevraagde aftrek inzake de hypotheek op de eigen woning niet kon worden verleend. 19. Nu de Belastingdienst in zijn beslissing van 7 juli 2005 niet heeft aangegeven waarom geen vermindering kon worden verleend voor de rente en kosten van de hypotheek op de eigen woning, heeft de Belastingdienst zijn beslissing onvoldoende gemotiveerd. De onderzochte gedraging is dientengevolge niet behoorlijk. Deze vaststelling vormt aanleiding tot het doen van een aanbeveling. 20. De stelling van de Belastingdienst in zijn brief van 23 april 2007 aan de Nationale ombudsman dat verzoeker niet voor ambtshalve vermindering in aanmerking komt omdat het aan zijn grove schuld of opzet is te wijten dat de gevraagde gegevens niet tijdig zijn verstrekt, moet worden aangemerkt als tardief en doet aan bovenstaande niet af. De Belastingdienst heeft dit argument niet gehanteerd in zijn beslissing van 7 juli 2005, noch in enige andere brief aan verzoeker. Het oordeel van de Nationale ombudsman over de motivering van de beslissing van de Belastingdienst kan niet worden beïnvloed door dit argument nu het pas na voltooiing van de gedraging wordt aangevoerd. Dit geldt - los van wat daarvan uiteindelijk de gevolgen zullen zijn - ook voor de stelling van de Belastingdienst dat inmiddels is gebleken van redenen om verzoeker nader te bevragen over zijn inkomsten in de jaren 1998 tot en met 2001. 21. Ook de stelling van de Belastingdienst in zijn brieven van 6 juli en 27 oktober 2006 dat ambtshalve vermindering op dat moment niet meer mogelijk is wegens het verstrijken van de termijn van vijf jaar, doet aan bovenstaande niet af. Deze brieven gaan er immers aan voorbij dat door verzoeker binnen de termijn van vijf jaar, op 16 februari 2004, een verzoek tot ambtshalve vermindering is ingediend. Dit betekent dat ook het verwijt van de Belastingdienst aan verzoeker dat hij zich na de brief van 13 juli 2005 pas op 27 juni 2006, toen de vijfjaarstermijn inmiddels was verstreken, weer tot de Belastingdienst heeft gewend, om die reden geen doel treft. Weliswaar kan verzoeker worden verweten dat hij na de brief van 13 juli 2005 lang heeft gewacht met reageren, maar de vijfjaarstermijn is daarbij niet van belang. Er lag immers een verzoek om ambtshalve vermindering van 16 februari 2004 waarop ten aanzien van de hypotheekrente en -kosten nog niet was gereageerd door de Belastingdienst. Conclusie

8 De klacht over de onderzochte gedraging van de Belastingdienst/Rivierenland/kantoor Gorinchem, is gegrond wegens schending van het motiveringsvereiste. Aanbeveling De minister van Financiën wordt in overweging gegeven te bevorderen dat: de Belastingdienst/Rivierenland een gemotiveerde beslissing neemt op het mede in de brief van 16 februari 2004 opgenomen verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag inkomstenbelasting 1999 in verband met de kosten en rente voor de hypotheek op de eigen woning als een binnen de vijfjaarstermijn ingediend verzoek; verzoeker in de gelegenheid stelt de in de brief van 16 februari 2004 genoemde bijlagen opnieuw te verstrekken voor zover deze in het dossier van de Belastingdienst niet meer aanwezig zijn. Bij brief van 17 maart 2008 deelde de staatssecretaris van Financiën de Nationale ombudsman mee de aanbeveling integraal op te volgen. Onderzoek Op 15 februari 2007 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer K. te Zaltbommel, ingediend door mr. F.J. Alberti te Rotterdam, met een klacht over een gedraging van de Belastingdienst/Rivierenland/kantoor Gorinchem. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Financiën, werd een onderzoek ingesteld. In het kader van het onderzoek werd de Belastingdienst/Rivierenland verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Verzoeker maakte van de geboden gelegenheid gebruik. Tevens werd de Belastingdienst een aantal vragen gesteld. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De reactie van verzoeker en de Belastingdienst gaven geen aanleiding de feiten en omstandigheden waarop de beoordeling is gebaseerd, te wijzigen of aan te vullen. Informatieoverzicht De bevindingen van het onderzoek zijn gebaseerd op de volgende informatie:

9 - Het verzoekschrift van 14 februari 2007 met bijlagen - De reactie van 23 april 2007 van de Belastingdienst - De brief van 22 mei 2007 van verzoekers gemachtigde - De brief van 20 juli 2007 van de Belastingdienst met bijlagen. - De brief van 239 oktober 2007 van de Belastingdienst - De brief van 2 november 2007 van verzoekers gemachtigde Bevindingen Zie onder Beoordeling. Achtergrond