CORRECTIONELE RECHTBANK TE MECHELEN, 19 maart 2008, 11 de kamer De Rechtbank van eerste aanleg te Mechelen, 11 de kamer, rechtsprekend in correctionele zaken, wijst het volgende vonnis: Inzake van het Openbaar Ministerie en de burgerlijke partij: B.R. geboren te ( ) (Ghana) op ( ) met woonstkeuze bij vzw Payoke ( ) Antwerpen. vertegenwoordigd door Mr. V.Y. advocaat te ( ). tegen : 1. K.A.S.J., geboren te ( ) (Ghana) op ( ), chauffeur, wonende te ( ) (Groot- Brittannië), ( ), van GHANESE NATIONALITEIT. 2. I.N., geboren te ( ) (Ghana) op ( ), zonder beroep, wonende te ( ) ( Groot- Brittannië), ( ), van GHANESE NATIONALITEIT naar deze Rechtbank verwezen door bevel van de Raadkamer. Beiden bijgestaan door hun raadsman Mr. S. loco Mr. G.E. ( ). VERDACHT VAN : om de misdaad of het wanbedrijf uitgevoerd te hebben of om aan de uitvoering ervan rechtstreeks medegewerkt te hebben om, door enige daad, tot de uitvoering zodanige hulp verleend te hebben dat zonder zijn bijstand het misdrijf niet kon gepleegd worden om, door giften, beloften, bedreigingen, misbruik van gezag of van macht, misdadige kuiperijen of arglistigheden, dit misdrijf rechtstreeks uitgelokt te hebben om, hetzij door woorden in openbare bijeenkomsten of plaatsen gesproken, hetzij door enigerlei geschrift, drukwerk, prent of -zinnebeeld, aangeplakt, rondgedeeld of verkocht, te koop geboden of openlijk tentoongesteld, het feit rechtstreeks uitgelokt te hebben als dader of mededader zoals voorzien door art. 66 van het Strafwetboek A. De Eerste en de Tweede Te Mechelen op 09 september 2004 a. Geen openbaar officier of ambtenaar zijnde, met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden, valsheid in authentieke of openbare geschriften te hebben gepleegd, hetzij door valse handtekeningen, hetzij door namaking of vervalsing van geschriften of handtekeningen hetzij door overeenkomsten, beschikkingen, verbintenissen of schuldbevrijdingen valselijk te hebben opgemaakt of door ze achteraf in de akten in te voegen, hetzij door toevoeging of vervalsing van bedingen, verklaringen of feiten die deze akten ten doel hadden op te nemen en vast te stellen namelijk door bij de Lokale Politie Mechelen in het PV met referte ( ) valselijk
aangifte te hebben gedaan van het verlies van het paspoort ( ) op naam en met de gegevens van zijn dochter K.A.P. teneinde een aanvraag tot het bekomen van een reispas te kunnen indienen op naam van zijn eerder vermelde dochter, met daarop de foto van B.R., het stuk niet als van valsheid beticht neergelegd zijnde ter griffie. b. En met hetzelfde bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden gebruik gemaakt te hebben van de valse akte of van het valse stuk wetende dat het vervalst was, te weten dat aldus door de ter zake gemachtigde ambtenaar een vals paspoort werd opgesteld, namelijk het paspoort met nummer ( ). B. De Eerste en de Tweede Te Mechelen op 12 november 2003 a. Geen openbaar officier of ambtenaar zijnde, met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden, valsheid in authentieke of openbare geschriften te hebben gepleegd, hetzij door valse handtekeningen, hetzij door namaking of vervalsing van geschriften of handtekeningen, hetzij door overeenkomsten, beschikkingen, verbintenissen of schuldbevrijdingen valselijk te hebben opgemaakt of door ze achteraf in de akten in te voegen, hetzij door toevoeging of vervalsing van bedingen, verklaringen of feiten die deze akten ten doel hadden op te nemen en vast te stellen namelijk door valselijk een aanvraag tot het bekomen van een reispas te hebben ingediend en ondertekend, op naam van zijn dochter K.A.P., door haar ondertekend, maar met daarop de foto van B.R., het stuk niet als van valsheid beticht neergelegd zijnde ter griffie. b. En met hetzelfde bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden gebruik gemaakt te hebben van de valse akte of van het valse stuk wetende dat het vervalst was, te weten dat aldus door de ter zake gemachtigde ambtenaar, een vals paspoort werd opgesteld, namelijk het paspoort met nummer ( ). C. De Eerste en de Tweede Op welke manier ook, er toe te hebben bijgedragen, rechtstreeks of via een tussenpersoon, dat een vreemdeling, met name B.R. ( ( )) het Koninkrijk binnenkomt of er verblijft en daarbij misbruik heeft gemaakt van de bijzondere kwetsbare positie waarin de vreemdeling verkeert ten gevolge van een onwettige of precaire administratieve toestand of ten gevolge van zwangerschap, ziekte dan wel een lichamelijk of een geestelijk gebrek of onvolwaardigheid of wanneer hij daarbij ten opzichte van de vreemdeling direct of indirect gebruik gemaakt heeft van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige andere vormen van dwang. D. De Eerste en de Tweede Wetens en willens een vreemdeling, namelijk B.R. ( ( )) te hebben geholpen of gepoogd te hebben deze te helpen, het grondgebied van een staat die partij is bij een internationale overeenkomst betreffende de overschrijding van buitengrenzen, die
België bindt, binnen te komen of aldaar te verblijven, zulks in strijd met de wetgeving van deze Staat betreffende de binnenkomst of het verblijf van vreemdelingen. E. De Eerste en de Tweede Deel uitgemaakt te hebben van een vereniging met het oogmerk om een aanslag te plegen op personen of op eigendommen, bestaande door het enkele feit van het inrichten der bende, de vereniging ten doel hebbende. Gelet op de processtukken. Gelet op de beschikking van de raadkamer dd. 19 december 2006 waarbij verzachtende omstandigheden werden aangenomen voor de feiten waarop criminele straffen zijn gesteld en de beklaagden naar deze rechtbank werden verzonden voor de tenlasteleggingen sub A-B-C-en D., terwijl voor de tenlastelegging E. beklaagden buiten vervolging werden gesteld. De tenlastelegging E. maakt geen voorwerp uit van de huidige dagstelling. Gehoord de burgerlijke partij in haar middelen en besluiten. Gehoord het Openbaar Ministerie in zijn vordering. Gehoord de beklaagden in hun middelen van verdediging. De strafbare feiten : Uit het strafdossier blijkt dat het meisje B.R. door haar oom, zijnde eerste beklaagde, vanuit Ghana met een vals paspoort naar België werd gebracht. Er werd haar beloofd dat ze in België school kon lopen en dat ze deel zou mogen uitmaken van een zangkoor (listige kunstgrepen). Van de mooie beloftes kwam niets in huis. Eens aangekomen in België diende zij te zorgen voor het huishouden en de kinderen van haar oom en tante, zijnde eerste en tweede beklaagde. Het meisje werd niet naar school gestuurd en zij beschikte over zeer weinig bewegingsruimte. Zij werd als goedkope inwonende huishoudster gebruikt in het huishouden van eerste en tweede beklaagden (tenlastelegging C). In januari 2005 werd R. binnengesmokkeld in het Verenigd Koninkrijk. Ook bij deze grensoverschrijding werden valse papieren gebruikt (tenlastelegging D). Gelet op de gegevens van het strafonderzoek en het onderzoek ter terechtzitting acht deze Rechtbank de strafbare feiten onder de tenlasteleggingen A., B., C. en D. naar recht bewezen en staat het vast dat de beide beklaagden deze strafbare feiten op de vermelde plaats, datum gedurende de weerhouden incriminatieperiode hebben gepleegd.
De strafmaat De feiten zijn bijzonder ernstig. Beklaagden hebben misbruik gemaakt van de onschuldige onwetendheid van een jong Afrikaans meisje. Ze hebben het meisje naar België gelokt met listige kunstgrepen. Eens aangekomen in België gebruikten zij haar als goedkope dienstmeid. Beklaagden zien de strafbare feiten met andere ogen. Dit is niet onbegrijpelijk. Het leven in Afrika is voor de meeste meisjes hard en niet rooskleurig. Zij wilden het meisje een beter leven in het rijke Westen geven. Beklaagden zijn reeds geruime tijd in ons land. Zij dienden te beseffen dat de door hen gehanteerde praktijken ontoelaatbaar zijn. De rechtbank tilt zwaar aan de door beklaagden gepleegde feiten. De beklaagden verkeren in de voorwaarden vermeld in art. 8/1 van de wet van 29 juni 1964; men mag vermoeden dat een veroordeling met uitstel zoals hierna bepaald een voldoende waarschuwing zal betekenen voor de toekomst. Rekening houdend met de ernst van de feiten en het strafrechtelijk verleden van beklaagden is de volgende straf wettig en passend : OM DEZE REDENEN: DE RECHTBANK: Gelet op de artikelen ( ) Rechtsprekend op tegenspraak : Stelt vast dat beklaagden voor de tenlastelegging E. reeds bij beschikking in de raadkamer buiten vervolging werden gesteld. Veroordeelt de eerste beklaagde voor de overige tenlasteleggingen vermengd tot een gevangenisstraf van VIJFTIEN MAANDEN en een geldboete van 500 EUR, verhoogd met 45 deciemen en aldus gebracht op 2.750,00 EUR. of een vervangende gevangenisstraf van twee maanden overeenkomstig art.40 SW. Veroordeelt de tweede beklaagde voor de overige tenlasteleggingen vermeng tot een gevangenisstraf van EEN JAAR en een geldboete van 500 EUR, verhoogd met 45 deciemen en aldus gebracht op 2.750,00 EUR. of een vervangende gevangenisstraf van twee maanden overeenkomstig art.40 SW. Veroordeelt de beklaagden hoofdelijk tot de kosten van de strafvordering belopend tot heden : 1.552, 86 EUR. Legt aan elke beklaagde tevens een vergoeding op van 29, 30 EUR overeenkomstig het algemeen reglement op de gerechtskosten KB van 27/04/2007.
Beveelt dat de tenuitvoerlegging van dit vonnis gedurende drie jaar zal worden uitgesteld wat betreft de helft van de hoofdgevangenisstraf lastens eerste en tweede beklaagde. Verplicht elke beklaagde bovendien tot betaling van een bedrag van 25 EUR bij wijze van bijdrage tot de financiering van het bijzonder fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders. Zegt dat dit bedrag vermeerderd wordt met 45 deciemen en aldus 137,50 EUR bedraagt. Verbeurdverklaring : Verklaart verbeurd bij toepassing van art. 42.1 SWB, de goederen eigendom zijnde van eerste beklaagde : ( ). Doorhaling : Beveelt de doorhaling van de valse stukken op grond van art. 463 SV. het vals paspoort met nummer ( ). Rechtsprekend op burgerlijk gebied : Overwegende dat de burgerlijke partij als schadevergoeding van de beklaagde opvordert de som van 1 EUR, te vermeerderen met de intresten en de kosten evenals de rechtsplegingsvergoeding ten bedrage van 150 EUR. Overwegende dat deze vordering ontvankelijk en gegrond voorkomt en kan worden toegekend zoals gevraagd. Om deze redenen: De Rechtbank: Veroordeelt de beklaagden solidairlijk tot betaling aan de burgerlijke partij van de som van één euro te vermeerderen met de vergoedende intresten à rato van de wettelijke intrestvoet vanaf 15 januari 2005 tot heden, de gerechtelijke intresten vanaf heden en de kosten waarin begrepen de rechtsplegingsvergoeding begroot op 150 EUR. Aldus uitgesproken in openbare terechtzitting op 19 maart 2008. Aanwezig: ( )