Op het attest van oplevering alsook van periodieke controle van een verwarmingsketel dient het type brander (atmosferisch, premix of ventilator) aangeduid te worden (zie Fig. 1). Fig. 1 Uittreksel uit het attest van periodieke controle. Om op een correcte manier het verschil tussen een atmosferische brander en een premix brander vast te kunnen stellen, dient de branderkamer te worden opengemaakt. ATMOSFERISCHE BRANDER Een atmosferische brander is te herkennen aan het feit dat hij niet hermetisch is afgesloten. Je kunt met andere woorden de brander zien. Dit komt omdat de vuurhaard open moet blijven voor de aanvoer van secundaire lucht. (zie Fig. 2 & 3). 1 / 8
2/ 8 Fig. 2 - Samenstelling en principe van een atmosferische brander.
Fig. 3 - Samenstelling en principe van een atmosferische brander. Aan de basis van deze brander staat een sproeier of spuitstuk waaruit het gas onder druk uitvloeit. Door deze beweging wordt primaire lucht mee aangezogen. Het gas en de aangezogen lucht worden gemengd in de mengbuis en het mengsel wordt tot aan de brander bovenaan gebracht waar het wordt ontstoken. De aanvullende lucht die nodig is voor het voleindigen van de verbranding wordt secundaire lucht genoemd. Primaire en secundaire lucht worden veelal uit de opstellingsruimte maar soms ook rechtstreeks van buiten het gebouw gehaald. De meeste ketels met een atmosferische brander zijn uitgerust met een trekonderbreker-valwindafleider. Dit onderdeel van de ketel moet de constante thermische trek in de verbrandingskamer onafhankelijk maken van de variabele natuurlijke trek in de schoorsteen en zo een egale verbranding waarborgen. Ook zal de wind die van buitenaf de schoorsteen in wordt geblazen, worden afgeleid en niet in het toestel terechtkomen. Het uitwaaien van de vlam wordt hiermee voorkomen. De trekonderbreker kan zowel intern als extern het toestel aangebracht zijn (zie Fig. 4 t.e.m. 6). Ketels uitgerust met een trekonderbreker-valwindafleider zijn steeds van het type B 11BS. 3 / 8
Er bestaan ook ketels zonder trekonderbreker-valwindafleider. Deze zijn uitgerust met een na de verbrandingskamer/warmtewisselaar ingebouwde rookgasventilator en zijn meestal van het type B 22. Een C 12 of C 32 uitvoering is soms ook mogelijk (zie Fig. 7). Fig. 4 Wandketel met ingebouwde trekonderbrekervalwindafleider. Fig. 5 - Vloerketel met trekonderbreker-valwindafleider bovenaan het toestel in de vorm van een Chinese hoed. Fig. 6 Vloerketel met trekonderbrekervalwindafleider achteraan het toestel onder de schoorsteenaansluiting. 4/ 8
Fig. 7 Voorbeelden van een wandketel met ingebouwde rookgasventilator Ketels uitgerust met een atmosferische brander zijn steeds van de categorie I 2E+ indien P n 70 kw en zijn meestal niet condenserend (dus niet voorzien van een sifon in of buiten het toestel). PREMIX of VOORGEMENGDE BRANDER Bij een premix brander wordt de lucht bijna steeds toegevoerd met behulp van een ventilator. Het gas wordt aan de zuig- of perszijde van de ventilator toegevoerd en gemengd met de totale hoeveelheid lucht die nodig is voor de verbranding. M.a.w. het gas-luchtmengsel wordt altijd gemengd vóór de verbrandingszone. Er is geen aanvoer van secundaire lucht meer nodig waardoor de vuurhaard volledig gesloten blijft. De ventilator zorgt tevens voor de (gedwongen) afvoer van de rookgassen en wordt vóór de verbrandingskamer/warmtewisselaar geplaatst (zie Fig. 8 t.e.m. 10). Ketels uitgerust met een premix brander zijn bijna steeds van de categorie I 2E(S) indien P n 70 kw en van het type B 23, C 13, C 33, C 43, C 53, C 83, of C 93. Ketels met een premix brander hebben geen trekonderbreker en worden uitgevoerd met een concentrische of parallelle aansluiting voor de rookgasafvoer en luchttoevoer (zie Fig 11 & 12). Bovendien zijn het zeer vaak condenserende toestellen. Dit is te herkennen aan de ingebouwde of externe sifon (zie Fig. 13 & 14). 5 / 8
Fig. 8 - Samenstelling en principe van een premix brander. Fig. 9 Gas wordt aan de zuigzijde van de ventilator toegevoerd. Fig. 10 Gas wordt aan de perszijde van de ventilator toegevoerd. 6/ 8
Fig. 11 Ketel met een concentrische aansluiting voor de rookgasafvoer en luchttoevoer. Fig. 12 Ketel met een parallelle aansluiting voor de rookgasafvoer en luchttoevoer. Fig. 13 Ketel met een sifon die deel uitmaakt van het toestel. Fig. 14 Ketel met een externe sifon. 7 / 8
DE VENTILATOR- OF GEBLAZEN BRANDER Een ventilatorbrander herken je aan het feit dat deze steeds aan de buitenkant van het toestel zit. De nodige verbrandingslucht wordt ook hier met een ventilator aangevoerd. Er gebeurt nu in tegenstelling tot de premix brander echter geen voorafgaande menging van het gas en de verbrandingslucht. Het gas en de verbrandingslucht worden afzonderlijk aangevoerd tot in de verbrandingszone waar een aansteek- en beveiligingsmechanisme zorgt voor een correcte verhouding gas/lucht en een ontsteking van dit mengsel m.a.w. het gas-luchtmengsel wordt gemengd in de verbrandingszone. De verbranding gebeurt in een gesloten verbrandingsruimte zonder toevoer van secundaire lucht. Ventilatorbranders worden meestal voor grote vermogens aangewend bv. industriële toepassingen. Fig. 15 - Samenstelling en principe van een ventilatorbrander. Ketels uitgerust met een ventilatorbrander worden soms als één CE-gekeurd geheel (= als unit) op de markt gebracht. Er is dan slechts één kenplaat op het toestel aangebracht. Deze units zijn steeds van de categorie I 2E(R) of I 2E(S) indien P n 70 kw. Een ventilatorbrander kan echter ook apart als brander (met eigen CE-keurmerk (EN 676) en kenplaat met categorie I 2E(R) ) op de markt worden gebracht en op die manier met verschillende merken van CE-vuurhaarden of verbrandingskamers samengebouwd worden tot een ketel. De ketel wordt dan als niet-unit (= non-unit) beschouwd en is drager van twee kenplaten. Op de ketel zal meestal ook vermeld worden op welk vermogen hij is afgeregeld. De meeste ketels uitgerust met een ventilatorbrander zijn van het type B 23. Een C 13, C 33, C 43, C 53, C 83 of C 93 uitvoering is soms ook mogelijk. Ketels voorzien van een atmosferische brander of premix brander worden steeds als één CE-gekeurd geheel (= als unit) op de markt gebracht. 8/ 8