Vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal t.a.v. mevr.drs. E. de Kler, griffier Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG doorkiesnummer (070) 373 8636 onderwerp Nota museale strategie, tweede VNG-brief uw kenmerk - ons kenmerk SEZ/200600542 bijlage(n) 1 datum 30 maart 2006 Geachte commissieleden, Op 6 april a.s. behandelt uw commissie de Nota museale strategie Bewaren om teweeg te brengen van staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw mr. M.C. van der Laan. Eerder was deze behandeling gepland op 9 maart en nadien 22 maart. Met het oog daarop hebben wij u een eerste brief gezonden op 27 februari jl. (ons kenmerk: SEZ/200600293). Inmiddels hebben wij op 22 maart jl. een bestuurlijk overleg gehad met de staatssecretaris over de Nota en onze brief daarover. Vervolgens is afgesproken dat wij een tweede brief aan u zouden zenden om mogelijke onduidelijkheden weg te nemen. Hierbij gaan we in op de procedure en de positionering van de musea, terwijl wij de verschillen in de opvattingen van de staatssecretaris en de VNG systematisch in beeld brengen. Ook onze definities van het begrip strategie verschillen, maar wij willen waken voor een louter semantische discussie. Procedure De staatssecretaris heeft ons tijdens het bestuurlijk overleg van 22 maart gevraagd om inzicht in de procedure. Hierover valt het volgende te melden. De Code interbestuurlijke verhoudingen bepaalt dat een concept-beleidsnota bestuurlijk wordt voorgelegd aan het IPO en de VNG, terwijl de adviezen van deze beide organisaties in de uiteindelijke nota worden opgenomen. Vanwege de tijdsdruk is dat bij de Postbus 30435 2500 GK Den Haag Nassaulaan 12 2514 JS Den Haag Tel 070 373 83 93 Fax 070 363 56 82 www.vng.nl
Nota museale strategie, overigens met goedvinden van het IPO en de VNG, niet gebeurd. Na een eerste oriënterend bestuurlijk overleg op 30 juni is er op 5 oktober jl. een bestuurlijk overleg gevoerd tussen de staatssecretaris, het IPO en de VNG over de te verwachten hoofdlijnen in de Nota: analyse van het bestel, inhoudelijke visie op het museum in de 21e eeuw, bestuurlijke verantwoordelijkheidsverdeling en instrumentarium c.s. Hierbij werden vooral vragen gesteld aan het IPO en de VNG. Pas na het verschijnen van de Nota in december 2005 konden wij na eerdere globale consultaties onze achterban concreet raadplegen plus visies met andere organisaties en wetenschappers uitwisselen. Op basis daarvan hebben wij in onze brief van 27 februari jl. een uiteindelijke reactie op de Nota geformuleerd, die logischerwijze scherper en gerichter is dan het bestuurlijk overleg over de beoogde hoofdlijnen van oktober 2005. Positionering van de musea De staatssecretaris vroeg zich na het lezen van de VNG-brief tijdens het bestuurlijk overleg op 22 maart af of wij haar visie op de positionering van de musea en dan met name op hun maatschappelijke opdracht wel onderschrijven. In de Nota museale strategie wordt gekozen voor cultuur- en kennisoverdracht als belangrijkste functies van het museum. Het museum fungeert volgens de staatssecretaris als collectief geheugen over kunst, cultuur en geschiedenis over en voor autochtone Nederlanders en nieuwkomers. Met de objecten en opstellingen moeten actuele en kritische betekenissen worden gegenereerd. Musea dienen hun banden met de samenleving te bestendigen en permanent te vernieuwen. Daarbij moeten ze gerichte keuzes maken richting publiek. De VNG is het met de staatssecretaris eens dat de musea zich dienen te positioneren gelet op hun maatschappelijke opdracht en keuzes moeten maken. Maar we hebben in onze brief van 27 februari jl. wel aangegeven dat musea zich in de driehoek onderzoeken, bewaren en presenteren bevinden. Binnen deze gehele driehoek moeten zij accenten kunnen leggen. Wij hebben ervan melding gemaakt dat wij ook op lokaal niveau in dat opzicht vaak een spanningsveld constateren tussen het museum dat zich wil verdiepen door meer onderzoek en het gemeentebestuur dat via cultureel ondernemerschap veelal de presentatie aan de verschillende groepen burgers wil bevorderen. Ook hebben wij meerdere functies voor de musea richting publiek onderkend: overdracht van kunst en cultuur; kennis en informatie; ontwikkeling en educatie; vermaak; ontmoeting en debat. Onze bovenstaande genuanceerde opvatting over de positionering van de musea neemt niet weg dat rijk, provincies/ipo en gemeenten/vng sinds 2001 eendrachtig en enthousiast samenwerken bij het Actieplan Cultuurbereik. De onderzoekers van het IVA concluderen in het eindrapport Landelijke evaluatie van het Actieplan Cultuurbereik 2001-2004 enerzijds dat het Actieplan heeft gewerkt als een mobilisatiecampagne voor culturele verandering. Maar anderzijds stellen ook zij het volgende: 'Instellingen met een - naar eigen zeggen - vernieuwend aanbod zijn optimistischer over de effecten van het Actieplan op de diversiteit van de programmering dan instellingen die hun eigen aanbod eerder traditioneel noemen. Hier doet zich een belangrijk onderscheid met betrekking tot de mogelijke bandbreedte of aard van veranderingen in de programmering voor.' Voorts geven zij aan dat de meer traditionele cultuuruitingen zich over het algemeen nog niet kunnen verheugen op een toenemende publieke belangstelling. Deze constateringen zijn gedaan op basis van Actieplanervaringen maar gelden naar ons oordeel in meer algemene zin voor veel musea.
Verschillen tussen staatssecretaris en VNG Wij hebben in onze brief van 27 februari jl. aangegeven met de staatssecretaris overeen te stemmen ten aanzien van het continueren van haar generale verantwoordelijkheid voor het museumbestel. En inmiddels lijken onze opvattingen over de gratis entree - het leidt vooral tot meer bezoek van mensen die toch al met en bij het museum bekend waren - ook te sporen met die van de staatssecretaris gelet op haar beantwoording van de Kamervragen over dit onderwerp op 16 maart 2006. Maar wij blijven ook na het laatste bestuurlijk overleg van 22 maart met haar van mening verschillen ten aanzien van de in de volgende in de Nota museale strategie behandelde aspecten: visie, verantwoordelijkheid voor rijksbezit, standaardisering van de museumfuncties, uitgangspunten herijken rijkscollectie en nietrijkscollecties, waarderen musea als geheel, langlopende t.o.v. kortlopende subsidie voor rijksgesubsidieerde musea, collectiemobiliteit en de eerder in deze brief uitgebreider behandelde positionering van de musea. Voor de volledigheid hebben wij de verschillen tussen de staatssecretaris en de VNG in bijlage 1 schematisch in kaart gebracht. Wij vertrouwen erop u hiermede voldoende te hebben ingelicht. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met mevrouw drs. L. Jongmans, tel 070-3738636, e-mail Lydia.Jongmans@vng.nl. Hoogachtend, Vereniging van Nederlandse Gemeenten dr. W. Kuiper, lid directieraad
Bijlage 1 bij tweede VNG-brief over Nota museale strategie d.d. 30 maart 2006 (SEZ/200600542) Verschillen in opvattingen staatssecretaris en VNG Staatssecretaris Eén visie. Private verantwoordelijkheid van rijk voor rijksbezit/rijkscollectie betekent automatisch continueren van het predikaat rijksgesubsidieerd museum. Museumfuncties worden niet systematisch maar door de gehele Nota heen genoemd. Herijken collecties: 1. Rijkscollectie door Instituut Collectie Nederland met nieuw waardestellend kader 2. De niet-rijkscollecties kunnen gelet op hun publieksbelang op verzoek en tegen geringe kosten gewaardeerd worden door een onafhankelijke commissie. Dit is geen rijkstaak. Geen waardestellend kader voor de betekenis van een museum als geheel. Rijksgesubsidieerde musea krijgen een langlopend arrangement voor hun beheerstaak en een van hun publieksactiviteiten afhankelijke korter lopende subsidie. Collectiemobiliteit stimuleren door verzekeringsafspraken o.a. met andere overheden, door afstemming rond aankopen. Musea moeten keuzes maken hoe zij inhoud en uitwerking kunnen geven aan hun actieve maatschappelijke rol richting publiek: educator, debat, reflectie, werkplaats voor experimenten etc. VNG Verschil maken tussen een principiële visie voor de lange termijn en een gelet op de krappe financiën voor de korte termijn. Verschil maken tussen publiek- en privaatrecht. Alleen rijksbezit/rijkscollectie hetgeen voldoet aan de criteria Wet op het specifiek cultuurbeleid blijft in een volledig rijksgesubsidieerd museum. Gelet op de heersende verwarring aan het begin van de Nota de verschillende museumfuncties expliciet noemen en definiëren, daarbij onderscheid makend tussen al dan niet publieksgericht zijn. Herijken collecties: 1. Het moet niet alleen gaan om de rijkscollectie. 2. De niet-rijkscollecties moeten niet alleen gelet op het publieksbelang maar ook gelet op het belang binnen de Collectie Nederland geïnventariseerd en gewogen kunnen worden alsook met eenzelfde waardestellend kader als de rijkscollectie. Bovendien hadden de aanknopingspunten die er al zijn voor het herijken mede met behulp van subsidie van de medeoverheden in de Nota meer belicht moeten worden. Wel waardestellend kader voor de betekenis van een museum als geheel. Bezien had moeten worden of het door de NMV, LCM en VNG ontwikkeld instrumentarium gemeentelijk museumbeleid ook op rijksniveau toegepast kan worden met de elementen: voorgeschiedenis, huisvesting, collectie, financiën, behoud erfgoed c.q. plaats in het cultuuraanbod, functie, samenwerking, organisatie, publiek, kracht plus toekomstbestendigheid, knelpunten en ambities. Die musea die na de door de VNG voorgestelde weging het predikaat 'rijksgesubsidieerd' oftewel 'van nationaal belang' behouden of krijgen moeten te allen tijde in staat worden gesteld om desgewenst hun collectie aan het publiek te tonen. Collectiemobiliteit sleept al jaren. Nu concrete afspraken met medeoverheden. Musea bevinden zich in de driehoek: onderzoeken, bewaren en presenteren. Musea moeten accenten kunnen leggen in de gehele driehoek. Staatssecretaris gaat voorbij aan het spanningsveld terzake. Ten aanzien van het presenteren, het publiek onderkennen wij de functies: overdracht van kunst en cultuur, kennis en informatie, ontwikkeling en educatie,
vermaak, ontmoeting en debat.