Datum: 9 oktober 2016 9.30 Kompas Votum / zegengroet Openingslied(eren) Sela "Onze hulp" Opwekking 276 "Laat heel de wereld het zien" Opwekking 510 "Dit is mijn verlangen Heer" GKB Gezang 8 "Zomaar te gaan met een stok in je hand" kinderlied Gebed om opening Gods Woord 1e schriftlezing Lied na de schriftlezing 1 2e schriftlezing Lied na de schriftlezing 2 Tekst Preek Amenlied na de Preek Leefregel Zingen: Collecten Gebed over Preek en Voorbeden Slotzang Zegen: Genesis 26 : 1-6 & 12-17 NLB 912 : 1 en 2 "Neem mijn leven" Genesis 26 : 18-32 NLB 912 : 4 en 6 "Neem mijn zilver" Genesis 26 : 28a GKB 38 "Zoek eerst het koninkrijk van God" Sela: "Ik zal er zijn" Psalm 68 : 8 "Geloofd zij God met diep ontzag" Een vreemde jongen op school Tim is net verhuisd. En hij zit hij in zijn nieuwe klas alleen aan een tafel. Want iedereen zat al naast iemand. Maar ze wilden ook eigenlijk niet naast hem zitten. Dat kwam een beetje door zijn vader, en misschien ook wel een beetje door hemzelf. "He, vremde, wat doei je vader voor z'n werk", hadden de kinderen op het plein gevraagd? "Mijn vader is patholoog anatoom." Nou, dat vonden de jongens van dit dorp maar een heel moeilijk woord. En toen Tim had uitgelegd wat het precies betekende vonden ze het nog veel enger. "En ruikt die daar nou 's avond nog naar, als ie thuiskomt" had Sjon gevraagd en alle jongens moesten vreselijk lachen. "Nou ik wil in elk geval niet naast je zitten hoor..." zei een ander. En weer hadden ze toch een lol gehad. Zo was het gekomen. En het was nog erger geworden toen Tim zijn eerste rapport had gekregen. Alleen maar hoge cijfers. Zelfs voor scheikunde. Toen vonden ze hem nog een uitslover ook... 1/6
Eigenlijk vind Tim het helemaal niet zo leuk meer op school. En dat terwijl hij erg houdt van leren. En nu zit hij thuis op zijn kamer, terwijl hij dit allemaal bedenkt. Dan hoort hij voor het huis een scooter, die afremt. En nog even later.. gaat de bel. Tim doet de deur open, en daar staat Sjon. Isaak "de zoon van" Vanmorgen gaan we door met het thema vreemdelingschap, aan de hand van de geschiedenissen van onze aartsvaders. En daarbij heb ik gekozen voor het enige verhaal waarin Isaak zelf de hoofdpersoon is. Isaak is een uitgesproken voorbeeld van iemand die altijd "de zoon van" zal blijven. Abraham, is uiteraard vader Abraham. De vader van alle gelovigen, en tot diep in het Nieuwe Testament een bekende voorbeeldfiguur. En ook Jakob veel bekender dan zijn vader. God heet bijna nergens "de God van Isaak", maar wel heel vaak "de God van Jakob". En toch hebben de samenstellers van Genesis hun uiterste best gedaan om althans één lang hoofdstuk helemaal te wijden aan Isaak. En dat is Hoofdstuk 26 geworden. Ik zeg dat bewust zo, want het is inderdaad een effect van de Bijbelse ordening en vertelkunst dat Isaak hier alle aandacht krijgt. Om dat te illustreren wil ik jullie heel even meenemen naar hoofdstuk 25A, dat gaat over Abrahams levenseinde. Als hedendaagse lezer ben je dan geneigd om te denken dat hoofdstuk 25B en zeker hoofdstuk 26 zich afspelen na Abrahams dood. Die suggestie wordt gewekt. Maar dat klopt niet op de genoemde leeftijden van de diverse hoofdrolspelers. Abraham is 175 jaar geworden, en Isaak was ongeveer 75 jaar toen hij stierf. Isaak is getrouwd toen hij 40 was. En Ezau en Jakob zijn geboren toen Isaak 60 was. Wanneer we die getallen serieus nemen, dan kan dit hele hoofdstuk zich niet pas na Abrahams dood afspelen. Dat is in elk geval heel onwaarschijnlijk. Dit verhaal gaat -in zijn manier van vertellen- niet over een ouder echtpaar met twee zoons van ongeveer 15 jaar, maar over een jong stel dat de wijde wereld intrekt. En hoofdstuk 26 geeft daarbij een indruk van de manier waarop Isaak een eigen plaats innam in het land Kanaän, nadat Abraham zich uit het openbare leven had teruggetrokken. Ik denk dat je het moet plaatsen in de periode dat Isaak en Rebekka net getrouwd zijn en nog kinderloos. Want Rebecca was onvruchtbaar en het heeft twintig jaar geduurd voordat ze zwanger werd. Voor heel even valt alle aandacht dan op Isaak en zijn vrouw. Hoe gaan zij om met hun rol als vreemdeling? Hoe gaan ze om met hun roeping? Abraham was hoogstpersoonlijk geroepen, en had van God een rijke zegen meegekregen. Hij zou een groot volk worden, en samen met Sara een zoon krijgen, ook al waren ze allebei oud. Die zoon is er gekomen. Dat was Isaak. De zoon van Abraham en de zoon van de belofte. Maar hoe gaat deze zoon met de belofte om, die zijn vader heeft gekregen? Dat is een actuele vraag tot op de dag van vandaag. God verbindt zich aan een mensheid die alleen kan overleven door de komst van steeds nieuwe generaties. Hoe gaan nieuwe generaties om met de beloften die ze van God hebben meegekregen? Nemen ze die serieus? Of gaan ze als zonen en dochters hun eigen weg? begint als verder-trekker 2 / 6
Daar lijkt het veel op, dat ze als kinderen hun eigen weg gaan. Want in het begin van hoofdstuk 26 is Isaak op doortocht. Hij trekt bij zijn vader Abraham vandaan. En daar heeft hij een goede reden voor. Er heerst een hongersnood en hij zoekt een goed heenkomen voor zichzelf, zijn vrouw en zijn bedrijf. Hij is een rondtrekkende herder, net als zijn vader en grootvader. En dan zoek je gebieden waar genoeg water is. Daarbij heb je in Egypte de beste kansen. Maar halverwege kom je langs het plaatsje Gerar, dat juist berucht is om zijn droge grond. En dan overkomt hem iets, dat we onszelf en al onze kinderen zouden gunnen. "De HEER verscheen hem." Wat heb ik dat vaak gehoord op catechisatie. Ik zou God wel wat meer willen ervaren. Ik zou meer willen voelen dat hij echt bestaat en echt om me geeft. Een heel begrijpelijk en heel mooi verlangen! Als je daar sterk naar verlangt, dan zou je onze aartsvaders nog gaan benijden om hun rechtstreekse contact met God. Dat zou je zelf ook wel willen. Maar bedenk je dan wel dat die verschijningen toen ook heel erg zeldzaam waren. Voor Isaak is dit echt de allereerste keer, dat God hem zo aanspreekt. Dan is hij al over de veertig. En bedenk ook dat de boodschappen die ze krijgen vaal heel erg tegendraads zijn. Er wordt ze van alles beloofd, wat heel erg onwaarschijnlijk klinkt. Een groot nageslacht, terwijl hun vrouw onvruchtbaar is. Of, een rijk bestaan, terwijl je bij een dor woestijnstadje bent aangekomen. Blijf voorlopig hier, in de hongersnood! En je zult volop te eten hebben. Hoe leuk is het dan nog, om een rechtstreeks bevel van God te krijgen? Hoe betrouwbaar en geloofwaardig is dat? Maar, Isaak, vertrouwt God. En hij gehoorzaamt God. Hij trek niet verder, maar hij blijft. En daarbij krijgt hij ook, net als zijn Vader Abraham, de volle zegen mee. Hij was het beloofde kind, de zoon van de belofte. Maar hij mag nu ook zelf de drager van de belofte zijn. En daarop valt het volle licht, nu hij voor het eerst solo gaat. Gods verbond gaat over van vader op kind, en de belofte is er ook voor mij. Van mij wordt gehoorzaamheid gevraagd, en diepgaand vertrouwen. Maar van een God, die wel voor grotere wonderen heeft gezorgd. Aan die God, kan ik me gerust overgeven. Hij kan ook in dit land en in deze dorre omstandigheden voor mij zorgen. probeert het daarna als inwoner Isaak blijft en hij probeert het nu als inwoner. Hij gaat in Gerar wonen. En daarbij komt een tipje klein-geloof aan het licht. Mooier kunnen we het niet maken. Net als zijn achterneef Lot, die in Sodom ging wonen, gaat nu Isaak in Gerar wonen. Niet in de landstreek of in de omgeving, maar in de stad zelf. Waarom? Een stad bied meer zekerheid. Er zijn mensen waarop je kunt terugvallen. Mensen die al bezittingen hebben, of voedsel, of andere dingen die je nodig hebt. Dat is net even iets zekerder dan helemaal op jezelf en God aangewezen zijn, toch. En, God had toch gezegd... blijf hier. Dus echt ongehoorzaam was het nu ook weer niet om in Gerar te gaan wonen. Een beetje van God en een beetje van mezelf. Zo rommelt de kleingelovige mens door het leven. 3 / 6
In het stuk dat we niet hebben gelezen vanmorgen, blijkt dat het wonen in Gerar voor de jonge Isaak en de prachtige Rebekka ook wel riskant is. Isaak vertelt aan de mensen dat ze zijn zuster is, want, misschien willen ze Rebekka wel heel erg graag als vrouw nemen, en zijn ze bereid om haar man daarvoor uit de weg te ruimen. Maar een broer, die zullen ze wel in leven laten. Merk op wat voor een gigantisch risico Isaak hier neemt. Met Rebekka, maar ook met zijn roeping. Hij zet het hele plan van God, waarin hij en Rebekka inmiddels aan de beurt waren, op het spel. Uitgerekend de belofte dat hij een groot volk zou worden, en dat hij voor alle volken een zegen zou zijn, dreigt hij hier om zeep te helpen. Wij, die horen bij die volken, wij die van Rebekka afhankelijk zijn, we houden onze adem in. En dan laat God het toch nog goed aflopen. Isaak is namelijk heel erg gek op Rebecca, en hij vrijt met haar, en op een keer wordt hij daarbij betrapt. En daarmee verraadt hij dat hij gewoon haar man is. Zijn bedrog komt uit nog voordat er ongelukken zijn gebeurd. Maar ook op een andere manier helpt God Isaak liefderijk in het goede spoor. Isaak zaait dat jaar in het land. Dat is heel opmerkelijk voor een herdersvorst. Zaaien en oogsten is niet iets voor rondtrekkende herders, maar iets voor inwoners. En dat gaat toch verbluffend goed! Een honderdvoudige oogst. Je zou zeggen: als God die oogst zo enorm zegent, dan kan Isaak alleen maar concluderen dat hij kennelijk helemaal goed zit, daar in Gerar. Maar ook nu weer is Gods ironie op de achtergrond van het verhaal merkbaar. Uitgerekend deze rijke oogst schiet de mensen van Gerar in het verkeerde keelgat. Hij wordt veel te rijk en veel te machtig, en ze zetten hem de stad uit. Deze man, met z'n mooie zuster, die eigenlijk zijn vrouw is. Weg met hem, hij hoort hier niet, God zegent Isaak zo enorm, dat hij opnieuw zijn spullen moet oppakken en op reis gaan. Hij gaat verderop in de vallei wonen. en eindigt als gezegende vreemdeling En zo eindigt Isaak waar hij begonnen is, als een vreemdeling in een vreemd land. Hij draagt de belofte en moet op God alleen vertrouwen. En dat wordt hem niet gemakkelijk gemaakt. Opvallend in deze fase van het verhaal zijn de vele waterputten. Ze worden gegraven of weer dichtgegooid. Of ze waren al eens dichtgegooid en worden opnieuw in gebruik genomen. Water, daar kan niemand zonder. Nog steeds is het bijzonder schaars in het Midden-Oosten. Nog steeds gaan de eigenlijke, diepgaande conflicten daarover. Over het water als eerste levensvoorwaarde. Om te drinken, om je vee te laten drinken, om je akkers mee te bevloeien. We zien ook een tweede beweging in dit stuk van het verhaal: Isaak wordt steeds verder weggepest. Hij mag heus wel een bestaan opbouwen in deze landstreek, als de oorspronkelijke bewoners er maar geen last van hebben. Eigen volk eerst, dan pas de vreemdelingen. Zo doen we dat... nog steeds. En dan ziet God opnieuw naar Isaak om. Naar Isaak die helemaal op hem is aangewezen en zich nu ook helemaal aan God overgeeft. Na al de putten die hij gegraven heeft, bouwt Isaak nu een altaar. Hij gaar de naam van de HEER aanroepen, en slaat zijn tenten op. Op de plaats waar de Heer zich heeft laten zien. 4 / 6
En dan heeft ook hij zijn lange tocht door het beloofde land volbracht. Hij heeft zijn woonplaats gevonden, bij God. De God die het leven geeft. De God die hem, en ons, een toekomst belooft. In Isaak, ook in Isaak, zullen alle volken gezegend zijn. En iets daarvan mag Isaak al bij zijn leven ontdekken. Daarmee zijn we aan het eind van dit verhaal. God zegent hem, zelf als hij verjaagd is naar de woestijn. Dat bericht dringt door tot zijn vroegere stadgenoten. De mannen die hem hadden weggejaagd. Zelf noemen ze het anders, trouwens. Zij zeggen "we hebben u in vrede laten gaan". Oftewel, je hebt nog geluk gehad Isaak, we hadden je ook gewoon kunnen vermoorden om van je af te zijn. Isaak ontvang de heren koeltjes. We waren toch vijanden, weet u nog? Ja, dat waren we, zegt Abimelech, maar nu even niet meer. Want die God van jou, die is echt een kanjer, die heeft je wel heel erg gezegend zeg. Isaak is een vreemdeling, maar wel een gezegende vreemdeling. En in die zegen willen wij graag delen. Heel ontdekkend is het trouwens, hoe deze mensen Isaak benaderen. Ze verzinnen er heel vrome woorden om heen, en geven de God van Isaak alle krediet voor deze zegeningen, maar ze buigen niet voor hem. Ze willen graag meeprofiteren van alles wat God te bieden heeft, en ze willen hem ook heel graag te vriend houden, maar God zelf krijgt geen plaats in hun leven, laat staan als Heer van hun leven. Dat risico lopen we nog steeds, allemaal. In onze Nieuwtestamentische tijd kunnen we ontdekken dat we zo omgaan met Christus, en met alle goede dingen die Hij heeft bereikt. Vergeving van zonden, eeuwig leven, laat maar doorkomen. Dat willen we graag hebben. Maar God echt toebehoren, Hem echt als Heer van je leven erkennen, gehoorzaam leven zoals Hij het bedoeld heeft, Hem liefhebben, Hem eren om wie hij is? Is dat je levensdoel? Isaak heeft die levensles geleerd. Het gaat niet om wat God geeft, en zeker niet om de aardse goederen die Hij geeft. Daar wordt ik uiteindelijk niet gelukkig van, daar ligt niet mijn toekomst. Mijn toekomst, en de toekomst van de hele wereld ligt in een herstelde relatie met God. De God van Abraham, die ook mijn eigen God wil zijn. En al het overige, dat wordt me er bij geschonken. Laten we zo op zoek gaan, naar Gods koninkrijk. Een moeilijke keus.. Tim doet de deur open, en daar staat Sjon. Die niet naast hem wil zitten. Die hem een grote uitslover vind. Sjon, heeft zijn helm in z'n ene hand. En een scheikundeboek in z'n andere. "Zeg, Tim," zegt Sjon, "volgens mij, ben jij hartstikke goed in scheikunde. Wil jij me wel effe helpe met dat proefwerk dat we morgen hebbe?" Nou denkt Tim, dat weet ik nog niet zo zeker...of ik dat wil. En jij? Wat zou jij doen? Amen 5 / 6
Verwerkingsvragen Algemeen Bespreek eerst eens met elkaar wat je in z'n algemeenheid aan deze preek hebt gehad en besteedt daarbij aandacht aan hoofd, hart en handen. - Wat heb je van de preek geleerd, wat waren nieuwe feiten of inzichten? - Welke gevoelens heeft de preek opgeroepen? Wat deed hij met je? - Welke goede voornemens heb je aan de preek ontleend? Heeft de preek je in beweging gezet? En in welke richting dan? Kleingelovig In de preek noem ik Isaak kleingelovig wanneer hij in Gerar gaat wonen. Dat is natuurlijk een gemakkelijk oordeel, voor een buitenstaander. Maar het is wel goed om eens na te denken over de essentie van kleingeloof. - Een gedeeltelijk vertrouwen. - God wel willen vertrouwen, maar het heel moeilijk kunnen. Probeer eens allemaal een concreet voorbeeld te verzinnen van een kleingelovige daad van jezelf, en ga ook na wat je nodig hebt om meer vertrouwen te krijgen in God. (Dit is sowieso een thema waar je elkaar als Christen heel hard bij nodig hebt.) God liefhebben om wat hij geeft Spreek eens door over deze vraag die in de preek gesteld wordt: "In onze Nieuwtestamentische tijd kunnen we ontdekken dat we zo omgaan met Christus, en met alle goede dingen die Hij heeft bereikt. Vergeving van zonden, eeuwig leven, laat maar doorkomen. Dat willen we graag hebben. Maar God echt toebehoren, Hem echt als Heer van je leven erkennen, gehoorzaam leven zoals Hij het bedoeld heeft, Hem liefhebben, Hem eren om wie hij is? Is dat je levensdoel?" En waaruit blijkt dat dan? Zou je het doen? Het kindervoorbeeld eindigt met een open vraag. Probeer je eigen antwoorden eens te geven. Dat leidt trouwens gemakkelijk tot veel te vrome antwoorden. Bedenk ook situaties dat je voor deze keus hebt gestaan en geweigerd hebt, of weliswaar toegestemd, maar pas na lang aarzelen. 6 / 6